Hé, daar heb
je die dikke
Liefhebbende scheppee van miniatuurfietsjes
s
I
lil
■51
4
W'
BB
3
Ex-coureur Klaas Reinbergen
vijfenvijftig jaar motorgek
ook weer...
J. G. VAN DIJK STAAT ER MEE OP EN GAAT ER MEE NAAR BED
4
Li
r
Valtechniek
Accordeon
fA.
door Klaas
Pieter Rieksen
Benen
M
Fanatiek
I
e 4
li
*'■01
lil
7 4
Lx
p
iliN
i 4.
I
MM*
il
ZATERDjAG
1 6
AUGUSTUS
19 7 5
15
-
J
r
W
•S;
~Jr
H
4
-
Te vroeg
door
Herman Moscoviter
L
7
„Ik ben de enige die deze hobby in Nederland beoefent”, zegt J. G.
van Dijk. „Nee”, vult zijn vrouw later aan, „hij is de enige in West-
Europa die die hobby heeft en misschien wel de enige ter wereld”.
Waarmee een duidelijke indruk is gegeven van de zeldzaamheid van de
vrijetijdsbesteding van de heer J. G. van Dijk, zich noemende créateur
de bicyclettes miniatures. Voor de mensen met een minder gedegen
opleiding: schepper van miniatuurfietsjes.
Van Dijk maakt ouderwetse fietsjes, schaal 1 op 5. Denk daar echter
niet te lichtvaardig over. Het zijn scheppingen geheel naar de waar
heid uit het verre verleden. En elk boutje, elk moertje, elke spaak,
elk ander technisch detail klopt. „Het is niet zoals veel mensen denken
effe een stukkie triplex verzagen, neen, het is authentiek en historisch
volkomen verantwoord”, zegt de créateur zelf. En wie zijn prestatie in
het knutselkamertje van het nieuwbouwhuis mag bewonderen, komt
allengs onder de indruk.
r'
ft
4 W
JMI
Ir-
p
l -1 Aft
S
mé
Aanbiedingen
W.
XX
711' i.
W
U C’ 4,
'.^2
i ïp
’"I
7
7
|S»i
n’-
jT'sHga**
Hu"
;'3<
e-
SliÉüiii
„Ik kan eigenlijk niet zonder publiek”
j.
maar rij tenslotte voor het plezier
en als ik merk dat het niet meer
gaat dan stop ik er mee”.
Romantiek van weleer. Klaas Rein
bergen (tweede van links) bekijkt
de motor van een collega-coureur.
ik mijn BMW ergens in elkaar
rijd, dian kunen ze zo mijn bank
opbellen en me een nieuwe meege
ven”.
i
Le
ig
Bn
m
h-
..ik-icrlfe
1
an
I
„Bij de rally’s is het nog steeds
erg gezellig, maar de races zijn te
genwoordig wel anders. Je moet
sportman zijn en elkaar willen
helpen. Dat was, toen ik de races
reed, heel gewoon. Maar nu zijn
ze veel te fanatiek. Ik heb er ook
niets meer mee te maken. Naar
Assen ben ik ook al een paar jaar
niet meer geweest. Ik hou me op
de hoogte”.
Er is wel een hoop veranderd
sinds Klaas Reinbergen zijn eerste
TT in Assen reed. „Ik moest vijf
tig gulden meebrengen om daar te
mogen starten”, vertelt hij, en nu
willen ze niet meer rijden als ze
geen paar honderd gulden vangen.
En dan moeten ze nog gesponsord
worden ook. Ik begrijp dat niet.
Laat ze dan aan een goedkopere
sport doen als ze het niet kunnen
betalen. Als ik het geld voor het
motorrijden niet meer kan op
brengen dan ga ik fietsen of iets
anders doen dat minder geld kost.
Snelwandelen, dat is toch ook een
mooie sport en daar heb je niet
zoveel geld voor nodig”. Als ik
opmerk dat het de sponsors zijn die
de rijders willen betalen omdat zij
dan reclame kunnen maken zegt
Klaas Reinbergen na even na te
denken met een glimlach geheim-
Als motorrijder doet de Fries
het nog steeds goed. Met de rally’s
sleept hij nog de ene na de andere
prijs weg en verleden jaar werd
hij zelfs in Duitsland kampioen in
alle vier de klassen tijdens inter
nationale races voor oude moto
ren. „Toen de burgemeester van
de plaats op me af kwam en een
glas champagne met me wilde
drinken wist ik eigenlijk al dat ik
gewonnen had. Die man kon toch
moeilijk met alle deelnemers een
glas gaan drinken. Nadat ik de
prijs had gekregen en hoorde dat ik
alle vier de klassen had gewonnen,
ben ik even stil in een hoekje
gaan zitten. Dan gaat er toch wel
wat door je heen”.
Met de Norton ben ik tijdens
een rally eens zes keer gevallen,
maar ik was toch nog goed ge
plaatst, want ik zat na zo’n val
meteen weer op de motor”.
Plotseling tovert Klaas Reinber
gen een accordeon tevoorschijn en
speelt een vlotte deun. „Ze hebben
me 01 eens gevraagd voor feestjes,
dat lijkt me wel leuk”. Maar daar
blijft het niet bij, want al gauw
blijkt dat Reinbergen nog veel
meer interesses heeft. Ik heb een
raar stel hersens”, zegt hij. „De
politiek volg ik vrij goed, ik weet
wel wat van landbouw, kunstge
schiedenis en houtsoorten. Verder
heb ik vroeger veel gejaagd”.
Nu Klaas Reinbergen wat ouder
is geworden („Maar ik heb mijn
motor nog steeds goed in bedwang,
is het niet”) doet hij veel voor de
jongere motorliefhebbers. Soms zit
hij nachten te sleutelen aan an
dermans motor voor een rally, zo
dat die ook mee kan doen. „Ze
komen vanuit het hele land om
hier hun spullen te laten maken
Ik heb achter een complete werk
plaats en daar kan ik dan ook
onderdelen voor de motoren ma
ken. Ik ben op motorgebied een
wandelende encyclopedie en ze
bellen me dan ook vaak op als ze
een motor willen kopen. Ze zeggen
dan: Het is er een uit 1937 en dan-
vraag ik of een schroefje zus of zo
Zijn vrouw bracht uitkomst
door hem aan te raden een BMW
te kopen. „Daar zijn veel meer
dealers van”, zegt hij, „en ik kan
bijna overal onderdelen krijgen.
Maar dat ding was zo ontzettend
duur en toen hebben mijn vrouw
en nog een paar familieleden geld
bij gelegd zodat ik voor mijn ver
jaardag die motor kon kopen”.
Maar het geld speelde waarschijn
lijk niet zo’n grote rol want Klaas
Reinbergen zegt even later: „als
hoofd laten om er luchtig over te
redekavelen.
Van Dijk schat dat er per fietsje
100 manuren zijn verzet. Alleen al
het maken van een kloppende bouw
tekening naar voorbeeld van be
staande afbeeldingen kost hem 20
uur. En dan begint het bouwen pas.
Geen wonder dat hij ze heeft verze
kerd als ze de deur uitgaan. Voor
1000 het stuk. En niet ten onrechte.
Jarenlang trekken ze de blikken van
mensen. Vertedering alom wanneer
de mini-fietsjes in een etalage ont
dekt worden. Behalve overigens bij
het inbrekersgilde, want die lieten de
fietsjes staan en namen de sieraden
die er omheen gedrapeerd lagen mee
toen men eens zijn slag sloeg bij een
juwelier die de winkel ermee had
opgesierd.
Een half jaar geleden gebeurde er
sr’
.aea
Jl
,s „W
-fiaT
Van Dijk in een week tijd kwijt. „Ik
heb toen niet de moed gehad uit mijn
werkkring te stappen. Daarbij had ik
geen geld. Ik heb wel octrooi willen
aanvragen, maar dat was zo’n soesa,
zo’n patent. Ik dacht toen: waar be
gin je aan? Kort daarop verhuisden
we naar Enschede, naar een flat en
daar kon het helemaal niet”. Via Oss,
kwam hij in Nieuwerkerk terecht.
Wat hij in het Brabantse begon, zette
hij voort in het Zuid-Hollandse.
Steeds geperfectioneerder bouwde hij
zijn schaalmodellen van oude fietsen.
Klaas Reinberben is beslist geen
man om stil te zitten. Ook na het
fietsongeluk, waarbij hij een rug
blessure opliep, stapt hij nog vro
lijk op de motor om een stukje te
gaan toeren of om aan een rally
mee te doen. Zodra hij de kans
weer krijgt haalt hij zijn 750 cc
van stal om er mee op stap te
gaan. Zonder passagiers: „Als ik
plat door de bocht ga met dat
ding en de man achter me hangt
aan de verkeerde kant, dan kan je
wel een doodsmak maken”.
De zaken lagen ondertussen ook
niet stil, want toen Klaas Reinber
gen 27 was werd hij eigen baas.
Hij had in Amsterdam een kunst
smederij en repareerde daarnaast
ook motorframes. In de hoofdstad
hield hij het nog zeven jaar uit en
vertrok toen naar Den Haag, waar
hij een zaak in verlichting, haar
den en hekwerken had gekocht.
Een zaak, die binnen een jaar de
bakfiets voor vier bestelauto’s had
gewisseld. In de loop der jaren
kocht hij nog meer zaken en nam
deel in verschillende ondernemin
gen.
In de vele races die hij reed,niet
alleen in Assen maar ook Tubber-
gen en Francorchamps, maakte hij
diverse schuiver, maar door ’n zich
zelf aangeleerde valtechniek over
leefde hij alle ongelukken. „Op
het Zandvoortse strand liet ik me
een paar keer van de motor val
len, zodat ik wist wat het was om
een val te maken”. Met een
beweging maakt hij duidelijk dat
je de handen voor het gezicht
moet slaan en je hoofd tegen de
borst moet drukken om je lichaam
zo klein mogelijk te maken. „En
als ik een bocht zag waarvan ik
dacht dat ik er nooit door zou
komen dan begon ik altijd te zin
gen:
Dikkie, Dikkie opgepast
Hou je stuurtje stevig vast.
Wat leven we gelukkig.
En wat leven we lang”.
Volgens Klaas Reinbergen is de
motorsport ongevaarlijk. Met een
klein sigaartje in de mond („Ik
steek hem niet op, het is alleen
maar voor de smaak, want ik rook
al zestien jaar niet meer”) vertelt
hij: „De motor is het minst ge
vaarlijke voertuig dat er bestaat.
Weet u wat het gevaarlijkste is.
De benen. Je slaat een tree op de
trap over en je breekt er een of je
loopt over straat en komt onder
een auto. Motorrijden is lang niet
zo gevaarlijk”.
In 1947 reed de Vries zijn laat
ste TT in Assen. Het werd hem
allemaal wat teveel, zijn hobby
ging ten koste van het werk.
„Een week voor de race was je al
helemaal gek. Ik was dan met
allerlei andere dingen bezig dan
mijn werk. Behalve de race inte
resseerde niets me meer. En als je
dan ook nog goed gereden had,
dan was je er minstens nog een
week mee bezig. Ik vond het wel
erg jammer, want ik kon me tij
dens de races helemaal uitleven.
En al dat publiek, dat vond ik
ook geweldig. Als ik nu een een
voudige rally rijd en er staat een
boerenfamilie langs de weg die bij
de tweede ronde zegt: „Hé, daar
heb je die dikke ook weer, dan
vind ik dat heerlijk. Ik kan eigen
lijk niet zonder publiek”.
zinnig: „Nee. het is anders, het is
wel heel anders”.
Sinds 1964 rijdt Reinbergen mee
aan de rally’s van de Veteranen
Motoren Club. Hij vindt de races
wel veel leuker, maar in Neder
land mag je na je vijftigste niet
meer aan de races deelnemen en
moest hij een stapje terugdoen.
„In andere landen mag je gewoon
doorrijden”, zegt hij spijtig”, maar
het is nu eenmaal zo, ik heb mijn
tijd gehad”. De omschakeling van
races naar rally’s kostte hem wel
enige moeite. „In het begin kwam
ik steeds veel te vroeg binnen Ik
had de races nog in mijn kop.
Maar mijn vrouw heeft me gene
zen. Die zei op een gegeven mo
ment dat ik nog steeds iets teveel
branie had en daarna is het steeds
beter gegaan. Maar ik hoef niet te
winnen. Ik doe wel mijn best,
M”” Th
via»
Het was in de jaren ’60 tot ’65 dat
dit gebeurde. Maar Van Dijk bleek
zijn tijd net te ver vooruit. Terwijl
hij dacht dat hij „het had gemaakt”
zei de fabrikant hem: wij zien daar
geen markt in, wij kunnen geen
aparte maten verwerken. Waarop
Van Dijk verzucht: „Nu hebben ze
allemaal een mini-fiets in hun collec
tie”. Hij kon goedkoop aan 600 meter
pijp van een lichtmastenfabriek ko
men en bouwde nog 12 minifietsen.
Allemaal in zijn vrije tijd. Allemaal
in het schuurtje in zijn tuin. Zijn
vrouw rijdt er nog steeds op. Ze zegt:
„Toen ik er de eerste keer op had
gezeten, kwam ik thuis en zei: dat
doe ik nooit meer. Je reed voor gek.
Ik kwam een stel opgeschoten jon
gens tegen die me vroegen: hé, heb je
bij die mini-fiets ook een etuitje?”.
De elf andere exemplaren raakte
■;i7
meling. Geen haar op zijn hoofd die
aan verkopen denkt. Tentoon stellen
is wel wel het uiterste waartoe hij
wil gaan. „Ik ben er een beetje
bezeten van”. Zijn vrouw: „Het is
niet te betalen. Hij heeft voor 4000
gulden gereedschap. Hij heeft er met
engelengeduld aan gewerkt”.
Maar hij is nog niet klaar. Zijn
opdracht in dit leven is nog niet
vervuld. Van Dijk wil foto’s hebben
van een Bedjah, een driewielige fiets
uit Indonesië, waar de fietsende koe
lie achterop zit en de passagier(s) op
een bank voor hem. „Al zal de on
derste steen boven komen”, zegt Van
Dijk, „ik zal er één natuurgetrouw op
schaal nabouwen. Voor mij is dat
belangrijk. De vreugde van het werk
en de schoonheid van zo’n fiets na
voltooiing”.
te. Of om de verwarring met de
miniatuurfiets te vermijden: een
vouwfiets. Waarom? „Ik woonde
toentertijd in Zutphen. Achter het
huis stond een vrij kleine schuur. Het
irriteerde me dat ik de fietsen niet
goed kon opbergen. Ik heb een dood
gewone damesfiets ingekort. Later
kleinere wielen ingezet. Daarna een
Solexframe verzaagd en er fietswie
len op gezet van een fiets van een
jongen van 10 jaar. Ik dacht toen ik
het resultaat zag: verrek dat is het:
Een soort compactfietsje. Ik er dus
mee naar een rijwielfabriek. Je kon
het stuur eraf halen en het zadel en
dan kon het zo in de kofferruimte”.
zit en dan zeg ik: Nee hoor, dat
model is twee jaar later ge
bouwd”.
geboortedorp, die dan ook menig
maal vonden dat „hun peerd older
werd dan Klaas Reinbergen”. Een
jaar later steeg hem de motoritis
helemaal! naar het hoofd en
schreef hij in voor de TT in
Assen. „Zomaar”, zegt hij nu, „ik
had er gewoon zin in en het leek
me well eens leuk om op een
afgesloten baan te rijden. Dan
hoefde je tenminste niet met te
genliggers en zijstraten rekening
te houden.En ik reed niet geheel
zonder succes, want met mijn zelf
opgelapte motortje werd ik negen
de in mijn klasse”. Het jaar daar
na reed hij weer mee en werd bij
de 350ers achtste. Alsof het niet
genoeg was schreef hij in 1934 in
bij de 500 cc. motoren en werd
tussen de verschillende fabrieks-
rijders elfde.
Klaas Reinbergen in actie tijdens de TT van Assen in
1947.
Klaas Reinbergen kocht kort geleden voor zijn 71ste verjaar
dag een motor. En niet zo maar een, de allernieuwste BMW met
een power van 750 kubieke centimeter. Hij wil er mee door
Europa gaan toeren, met zijn snelle gevaarte langs de wegen
scheuren. „Dan pak ik een paar sokken en onderbroeken in,
stop wat geld bij me en stap op”, zegt hij in zijn Tilburgse huis,
waar in de achterkamer de 88 prijzen staan opgesteld die hij
in de loop der jaren met diverse motorraces won. Klaas Rein
bergen is motorgek, in de twintiger jaren reed hij al mee met
races in Francorchamps. De „motoritis”, zoals hij dat noemt,
is hem al in zijn jeugd in het bloed gekropen en heeft hem, nu
hij zich bijna zijn vijftigste motor heeft aangeschaft, niet meer
verlaten.
In de tuin achter zijn huis laat Klaas Reinbergen zijn twee
pronkjuweeltjes zien, want buiten zijn BMW heeft hij ook nog
een Rudge uit 1939 en een nog antiekere Norton uit 1935. Hij
is lid van de Motoren Veteranen Club („De motorrijders zijn niet
oud, ik per ongeluk wel, maar de motoren zijn er de veteranen”)
en rijdt nog ieder jaar met de diverse rally’s van de MVC.
De afgelopen winter kocht
Reinbergen een Harley Davidson
om daarmee door Europa te gaan
toeren. Daar had hij zin in, om
zomaar eens de motor te pakken
en dan vier dagen in Luxemburg
door te brengen of in Duitsland.
„Ik wilde weer naar de hotelletjes
waar ik vroeger veel ben geweest.
Daar kennen ze me allemaal. Ach,
Herr Reinbergen, zeggen ze dan,
komm doch mal. Wie geht es. Ik
ben er altijd welkom. Maar die
Harley was zo’n speciaal model,
dat al gauw bleek dat ik bijna
nergens onderdelen kon krijgen en
zeker in het buitenland niet. Daar
sta je dan zonder dat ene schroef
je, waardoor je niet verder kunt
rijden”.
I;: fe»
l"T
Fietsen zoals ze in elk gedegen
fietsenboek staan, heeft Van Dijk
puntgaaf in mini-versie nagebouwd.
Inclusief ketting, inclusief draaiende
wielen, stuurmechanisme en (voorzo
ver ook werkelijk toegepast) rubber
banden. Wie ze af ziet, kan denken:
dat is toch wel te doen. Wie weet
hoeveel werk er verzet moet worden
voordat Van Dijk bijvoorbeeld een
voorvork van een oldtimer heeft ge
bogen en af gevijld zodat er ook geen
verkeerde millimeter meer aan te
ontdekken valt, zal het wel uit zijn
De créateur de bicyclettes miniatu
res was geboren. Óp dit ogenblik
heeft hij een serie van 33 verschillen
de modellen gebouwd. Loopfietsen,
fietsen door middel van kettingen
aangedreven, of door middel van
tandwieloverbrenging, driewielers,
noem maar op. Zelf is hij het meest
verliefd op een model van een drie
wieler uit Engeland. Nu is hij bezig
met de Kangaroo uit hetzelfde land;
een hoge bi (d.w.z. een fiets met een
hoog voorwiel waarboven men zat en
een klein achterwieltje) maar niet
met direct de trappers aan de as van
het voorwiel bevestigd, maar via
tandwiel en ketting aangedreven.
„Daar moeten ze in 1883 snelheden
van 70 km per uur mee gehaald
hebben”, zegt Van Dijk, „maar vraag
niet hoe zwaar het was om dat ding
vooruit te krijgen”.
Inmiddels heeft hij aanbiedingen
ter waarde van tussen de 35.000 en
50.000 gulden binnen voor zijn verza-
uMT
een ongeluk met de auto waarin de
fietsjes van de ene juweliersvestiging
naar een andere werden getranspor
teerd. Pas dagen later hoorde Van
Dijk ervan. Vijftien van zijn troetel
kinderen waren min of meer ernstig
beschadigd. Hij kreeg een inzinking,
kon niet werken en herstelde heel
langzaam. In die tijd zorgde hij ook
dat zijn fietsjes er weer bovenop
kwamen. „Ik leen ze nu niet meer zo
gemakkelijk uit”, zegt hij. „Je moet
niet vergeten: ik sta ermee op en ga
ermee naar bed”. Wat mevrouw Van
Dijk beaamt.
Een bezetenheid die ook duidelijk
wordt aan de hand van het feit dat
de créateur de bicyclettes miniatures
onze komst extra luister heeft bijge
zet door een overhemd met louter
afbeeldingen van ouderwetse fietsen
aan te trekken. J. Gerard van Dijk
(„Ze noemen me altijd meneer Van
Dijk. Ik tutoyeer bijna niemand, je
wordt dan ook niet zo gauw onder
steboven gelopen”) is 53 jaar en foto-
lithograaf van beroep. Pas sinds zes
jaar houdt hij zich bezig met het
bouwen van kleine fietsen.
De liefde voor de fiets is hem met
de paplepel ingegeven. Hij komt uit
een gezin van fietsenmakers. Liefst
was hij zelf echt fietsenmaker gewor
den, maar door allerlei omstandighe
den kon dat niet doorgaan. Hij stapte
het grafisch bedrijf binnen en fietsen
maken werd zijn hobby. Hij verza
melde talloze prenten in plakboeken.
Oude fietsen, moderne fietsen, gewo
ne fietsen, gekke fietsen.
Hij weet nog hoe hij een der
eersten was die een mini-fiets maak-
De in Tilburg wonende Fries
werd geboren in 1904 ais jongste
van een gezin met twaalf kinde
ren. Al vroeg toonde hij belang
stelling voor de techniek en vol
deed dan ook goed als knecht van
de plaatselijke smid. Het was er
wel hard werken, maar daar stond
tegenover dat hij op de motor van
zijn baas mocht rijden en daar
was hij meteen helemaal aan ver
knocht. Zijn eerste motor kocht
hij toen hij achttien was.
Klaas Reinbergen wilde echter
hogerop en toen hij twintig was
haalde hij het diploma technisch
tekenen. Reinbergen belandde in
een Amsterdamse fabriek, waar
hij na drie jaar al bedrijfsleider
was. Met een studie aan de och-
tendakademie behaalde hij het
diploma interieur-architekt.
In 1931 kocht hij een Norton
350 cc. Waarmee hij langs Neer-
lands wegen scheurde, tot grote
schrik van de bewoners van zijn