ZAALVOETBAL-PIONIER KASPER STU1VE:
NOOIT KUNNEN VOORZIEN
gaat het
ZAALVOETBAL EN VELDVOETBAL HELEMAAL SCHEIDEN
Voetbalbijlage
amateurseizoen
„Misschien
„DEZE ENORME GROEI HAD IK
te hard”
o
1111
I
19
SPORT
DINSDAG
2 6
1975
AUGUSTUS
Te hard
Bezwaar
(Van onze sportredactie)
Niet leuk
FOTO’S:
TEKST:
TEKENING:
£4
BEVERWIJK Een van de meest gerenommeerde ploegen in de zaal-
voetbalhoofdklasse van het rayon Haarlem is Carrousel, dat tot nu twee
maal beslag legde op het kampioenschap en één keer als tweede eindigde.
Carrousel kan worden beschouwd als een van de sterkste teams van Neder
land, maar heeft dit nog nooit kunnen bewijzen, omdat het in het district
West I ook nog een ploeg als Scagha’66 rondloopt. Scagha is zonder twijfel
de beste zaalvoetbalformatie in Nederland, en omdat aan het toernooi om
het Nederlands kampioenschap, dat ook dit jaar door Scagha werd gewon
nen, slechts één team per district mag deelnemen, moest Carrousel in de
vier jaar die de ploeg bestaat zich hoofdzakelijk beperken tot zaalvoetbal
in het Noordhollandse.
V
MSI
(Van onze sportredactie,'
van
Kasper Stuive: „Deze groei had ik nooit kunnen voorzien”.
zou
nm.niiirmwtrfr-ti.H
Coach Jos Wagenaar bekijkt eenzaalvoetbalwedstrijd van zyn ploeg Carroussel
Carrousel-coach Jos W agenaar
waardeert Haarlemse arbiters
FOTOPERSBUREAU DE BOER
zins veranderd. Al zal ik het zelf nooit
gaan spelen. Bovendien hebben we bij
Carrousel al een goeie keeper.”
vangen. Zulke verenigingen zullen er in
het rayon Haarlem echter ook wel zijn.
Wat dat betreft bestaat er weinig ver
schil tussen de rayons in het district
West I. Waar wel vrij veel verschil in
zit, is de wijze van arbitreren in de
diverse rayons.
Ook vind ik het aantal overschrijvingen
binnen het zaalvoetbal een groot pro
bleem. Maar dat krijg je natuurlijk met
al die sponsoring”.
BERT BREVOORD
ROB HOOGLAND
MARC SERNÉ
HANS BOTMAN
JAN ROOSEBOOM DE VRIES
THEO PUNTMAN
DEN HELDER Hoewel door het gebrek aan speelruimte in sommige rayons
pas op de plaats moet worden gemaakt, marcheert het zaalvoetbal met een zich
voortdurend uitbreide troepenmacht door de Nederlandse sporthallen. Zaal
voetbal is in de elf jaar die de sport nu bestaat uitgegroeid tot een niet meer
weg te denken legereenheid binnen de KNVB. In negentien van de twintig af
delingen van de voetbalbond wordt nu al zaalvoetbal bedreven. Alleen in het
rayon Gouda kan de sport nog niet worden beoefend, omdat daar geen zaal-
ruimte beschikbaar is.
Overigens voelt Jos Wagenaar er zelf
niet veel voor om in de zaal te spelen.
Wagenaar: „Daar heb ik niet zo’n zin in.
*t Is dat ze me op een gegeven moment
vroegen of ik coach wilde worden, an
ders had ik nu waarschijnlijk nog niet
bij een zaalvoetbalclub gezeten. Toen
Carrousel werd opgericht vond ik het
eigenlijk helemaal niet zo’n leuke sport.
Maar daarin is mijn mening wel enigs-
Voor Carrousel-coach Jos Wagenaar is
de naam van Scagha ’66 derhalve zo
langzamerhand een obsessie geworden.
„Ieder jaar waren ze steeds ietsje beter”,
aldus Wagenaar. „Ook dit seizoen. We
hadden in de strijd om het kampioen
schap van West I in Schagen aan een
gelijkspel tegen Scagha genoeg. We ver
loren met 2-1, nadat we met 1-0 hadden
voorgestaan.”
meeste wedstrijden op woensdag en zeer
incidenteel op donderdag, dus dat is
geen probleem.”
Ook Jos Wagenaar is de mening toe
gedaan dat zaalvoetbal en veldvoetbal
eigenlijk twee totaal verschillende spor
ten zijn. Wagenaar: „Je moet het hele
maal scheiden, ook al zijn goeie zaal-
voetballers meestal ook goeie veldvoet-
ballers. Maar we zijn toch ook niet zo
fanatiek dat we gaan trainer in de zaal.”
Wagenaar: „Daar moet inderdaad wel
aan worden gesleuteld, vind ik. In de
kop van Noord-Holland mag bijvoor
beeld veel meer dan hier. Er wordt daar
keihard gespeeld. Als je hier een vinger
uitsteekt ga je al voor twee minuten
naar de bank. De scheidsrechters zijn
hier in het rayon Haarlem erg streng.
Maar dat vind ik alleen maar goed.
Hardheid in de zaal kan erg gevaarlijk
zijn. Daarom vind ik de scheidsrechters
in Haarlem de beste die er zijn.
Als het aan Kasper Stuive ligt, wordt
er dus nog heel wat veranderd aan de
zaalvoetbalsport. „Als we eerst maar
eens wat meer ruimte zouden krijgen.
Dat is het belangrijkste. Het moet alleen
niet ten koste gaan van de specifieke
binnensporten. Ik vind dat die altijd
voorrang moeten krijgen. Want voetbal
lers kunnen altijd nog op het veld
terecht. Badmintonners, basketballers en
volleyballers niet”. En lachend besluit
Stuive: „Maar als het aan de kantinebe-
heerders ligt, dan werd er de hele week
gezaalvoetbald. Het is nu eenmaal een
bekend gegeven, dat er na een competi-
tie-avond zaalvoetbal meer wordt omge
zet dan na een avond met andere spor
ten”.
droombeeld van Kasper Stuive. In zijn
functie als lid van de commissie zaal
voetbal houdt Stuive zich vooral bezig
met het leggen van contacten met het
buitenland. Tot nu toe ging dat nogal
stroef. „Het gekke is”, aldus Stuive, „dat
we met vertegenwoordigende damesploe-
gen meer internationale wedstrijden spe
len dan met de herenteams. Hoe dat nou
komt weet ik niet, maar een feit is dat
de buitenlandse bonden nog niet zo hap
pig zijn op uitwisselingen met h^ren-
ploegen. Maar ik ben er van overtuigd
dat zoiets in de toekomst op grote schaal
gaat gebeuren. Het zal wel lukken, als
die spelregels eenmaal uniform zijn”.
Wat volgens Kasper Stuive nooit zal
lukken is het creërèn van een landelijke
competitie voor zaalvoetbalploegen. „Het
zou natuurlijk verschrikkelijk mooi
zijn”, zegt hij. „Maar ik zie dat gewoon
niet gebeuren. Dan krijg je de grootste
moeilijkheden met het veldvoetbal.
Want het betekent in ieder geval dat je
in het weekend moet gaan spelen. Dat
pikken de veldvoetbalverenigingen na
tuurlijk nooit. En terecht ook. Want het
zijn toch in de eerste plaats de leden
van een veldvoetbalvereniging die bij
een zaalvoetbalvereniging spelen. Ergens
moet je het zaalvoetbal zien als een
leuke bezigheid op de doordeweekse
avond. De competitie-indeling zoals die
nu bijvoorbeeld in Noord-Holland is,
vind ik ideaal. Je hebt een afdelings-
hoofdklasse met daarin de beste teams
uit de kop van Noord-Holland en uit de
Zaan. De kampioen daarvan speelt tegen
de kampioenen van de andere rayons
om de titel van het district West I. En
de winnaar daarvan speelt in een toer
nooi met de winnaars van de andere
districten om het Nederlands kampioen
schap. Alleen dat laatste vind ik wat
bezwaarlijk. Beter is het volgens mij om
te komen tot een soort competitie tussen
de verschillende kampioenen. Met uit
en thuiswedstrijden. Dan krijg je een
wat eerlijker beeld”.
Hoewel, zoals gezegd, Stuive voorheen
alleen maar de bedoeling had de zomer-
avondvoetballers de gelegenheid te ge
ven ook in de zaal en dus ’s winters te
kunnen spelen, beoordeelt hij de tegen
woordige gang van zaken als een gunsti
ge ontwikkeling. „Nu de sport zo massaal
beoefend wordt”, aldus Stuive, „zie ik
niet in waarom je het niet landelijk op
zou gaan zetten. Dat is ook de reden
waarom we ons destijds bij de KNVB
hebben aangesloten. Het bondsbureau
heeft immers alles om iets landelijks op
te kunnen zetten. We hebben er een
tijdje over gedacht om een eigen bond
op te richten, maar ik ben blij dat we
met de KNVB in zee zijn gegaan. Alles
wat we met de KNVB hebben afgespro
ken is tot nu toe door de bond nageko
men. En ik geloof ook dat we min of
meer hebben bereikt dat het veldvoetbal
het zaalvoetbal niet meer als een vijand
ziet, zoals dat vroeger gebeurde. Natuur
lijk zullen er altijd meningsverschillen
blijven. Natuurlijk zullen er altijd veld
voetbalverenigingen zijn, die hun selec-
tiespelers verbieden om aan zaalvoetbal
mee te doen”.
Kasper Stuive (60) weet eveneens per
tinent zeker dat de zaalafdeling van de
KNVB nooit groter zal worden dan de
veldafdeling, zoals dat in de handbal
sport wel is gebeurd. Stuive: „Nee hoor,
dat geloof ik nooit. Bijna iedere topzaal-
voetballer vindt, als je het hem vraagt,
veldvoetbal toch altijd wat mooier. En
dat kan ik me best voorstellen. Op het
veld zijn een heleboel dingen mogelijk,
die in de zaal niet haalbaar zijn. Al is
dat andersom misschien ook wel zo”.
Overigens vindt Stuive dat er aan zijn
sport nog het een en ander kan worden
gesleuteld. Met sommige spelregels is hij
niet zo gelukkig. „Het grote bezwaar van
de sport vind ik”, aldus Stuive, „maar
dat is natuurlijk zuiver persoonlijk, dat
de bal zo vaak uit is. Buiten de lijn. Het
spel is dus te vaak dood. Dat is ook een
van de Redenen waarom de televisie tot
nu toe zo weinig aandacht aan de sport
heeft geschonken. Het is niet zo televi-
siegeniek, zou je kunnen zeggen. Ik ben
een voorstander van houten wanden in
plaats van zijlijnen en achterlijnen. Zo
als bij ijshockey dus. Dan blijft de bal
altijd in het spel. In het buitenland
spelen ze veel met een wand. Ik vond
dat altijd een prachtig gezicht. Bijna
constant wordt er gespeeld”
We hebben het er wel eens over
gehad, maar wanneer zou je het moeten
doen? Je voetbalt al zondags, daarnaast
train je twee keer per week en boven
dien speel je wekelijks een partijtje
zaalvoetbal. Dan houd je nog maar wei
nig avonden over voor je gezin. Want ik
kan me voorstellen dat moeders dan ook
gaan protesteren.”
En zoiets kan wrijvingen veroorzaken.
Zoals er ook vaak wrijving ontstaat
tijdens een zaalvoetbalduel. Niet in de
zaal zelf, maar langs de lijn, waar de
coach de wissels (net als bij ijshockey
kan er tijdens het spel worden gewis
seld) moet regelen. „De meesten”, aldus
Wagenaar, „willen als ze twee minuten
op die bank zitten, het veld alweer in.
En dat kan in de meeste gevallen na
tuurlijk niet. Dan wordt er inderdaad
wel eens wat gemopperd, langs de lijn,
maar gelukkig is dat na de wedstrijd
meestal gauw vergeten. Ik bekijk zo’n
wisseltactiek gewoon per wedstrijd. Er
zijn nu eenmaal spelers die het meer
van hun defensieve kwaliteiten moeten
hebben en er zijn spelers die beter zijn
in het aanvallende spel. In de ene wed
strijd heb je wat meer verdedigers nodig
en in de andere wedstrijd wat meer
aanvallers. Je hebt ook coaches die, om
ruzies te voorkomen, met een soort tijd
systeem werken, zodat bijna iedereen
even lang in het veld staat. Maar daar
begin ik niet aan. Ten eerste vind ik het
niet juist en ten tweede zou je dan een
soort computertje naast die bank moeten
hebben staan. Nee hoor, ze moeten het
maar doen, zoals het nu gebeurt. Boven
dien lukt het tot nu toe allemaal best
aardig.”
schreven hun perso-
in en ook mensen die
met elkaar tegen een
wilden trappen, werden
in de gelegenheid gesteld een ploeg je op
te richten. De gebrekkig opgestelde re
glementen gaven de vrijheid voor allerlei
Carrousel wordt, zoals vele zaalvoet-
balverenigingen, gesponsord. Waaruit be
staat zo’n sponsoring? Wagenaar: „Nou,
de eigenaar van dat café betaalt gewoon
de gehele aankleding. Broekjes, shirtjes
en schoenen en zo. Hij beschouwt het
geloof ik als een zuivere hobby. Wel een
dure hobby, trouwens. Wij betalen over
igens wél normaal contributie en spelen
niet voor niets, zoals veel mensen den
ken.”
Inderdaad gebeurt het vooral in de
kop van Noord-Holland veel dat spelers
van een bepaalde vereniging geen con
tributie hoeven te betalen en bovendien
nog een forse reiskostenvergoeding ont-
buitenissigheden. Zo hoefde en hoeft een
zaalvoetbalvereniging niet meer dan
vijftien leden te hebben. Een team is
dus gauw bij elkaar gegrabbeld. De
commercie had en heeft een (te) grote
invloed in de zaalvoetbalsport. Reclame,
vooral via krantenverslagen, is immers
nooit weg. En wat in geen enkele andere
sportbond denkbaar is: binnen de KNVB
werd het mogelijk van drie verenigingen
tegelijk lid te zijn. Van een veldvoetbal
vereniging, van een zomeravondvoetbal-
club en van een zaalvoetbalploeg.
Elf jaar geleden werd voor het eerst
zaalvoetbal in competitieverband ge
speeld. Het was in Den Helder. Grote
man achter die competitie was Kasper
IJ. Stuive, een rasechte Heldernaar, die
toen het zaalvoetbal alleen maar zag als
een ideaal verlengstuk van het bedrijfs-
en zomeravondvoetbal, dat immers ge
durende slechts enkele maanden van het
jaar kon worden beoefend. Nimmer was
het Stuive’s bedoeling om van het zaal
voetbal een nationale sport te maken.
Hij zegt dan ook: „Ik heb nooit kunnen
voorzien dat het zo’n enorme groei zou
krijgen”. Dat kreeg het echter wel.
Steeds meer afdelingen van de KNVB
volgden het voorbeeld van Den Helder.
Het aantal teams bleef niet beperkt tot
die van de bedrijfs- en zomeravondvoet-
ballers. Veldvoetbalclubs stichtten een
zaalvoetbaiafdeling, cafés en bars lieten
hun sportieve stamgasten onder de naam
van het betreffende horeca-etablisse-
ment een vereniging oprichten, handels-
ondememingen
neelsvereniging
gewoon graag
zaalvoetballetje
„Een beetje ongelukkig ja, maar eens
zullen we die ploeg toch wel pakken.”
Dat zou wel eens kunnen gebeuren,
want de pelers van Carrousel hebben zo
langzamerhand een solide zaalvoetbalge-
heel gevormd. Wagenaar’s ploeg is sa
mengesteld uit voetballers van een en
dezelfde veldvoetbalvereniging, De Ken-
nemers. Wagenaar: „Alleen voor dit se-
zoen is daar verandering in gekomen,
omdat twee jongens van De Kennemers
naar KIC zijn gegaan. We vonden dat
geen reden om ze dan ook maar van de
ledenlijst van Carrousel te schrappen.”
Overigens heeft De Kennemers geen
bezwaar tegen de zaalvoetbalactiviteiten
van haar leden. Wagenaar, die zelf keep
er is van het eerste team van de Bever-
wijkse tweedeklasser, zegt: „We hebben
onlangs nog een babbeltje gehad met de
nieuwe trainer (Kramer, red.) van De
Kennemers. Hij zag geen problemen,
vertelde hij. En die zijn er ook niet.
Vooral ook omdat wij nooit op vrijdaga
vond hoeven te spelen, zoals bijvoor
beeld in de kop van Noord-Holland. Ik
kan me nog enigszins voorstellen, dat de
veldvoetbalverenigingen daar enig be
zwaar hebben, omdat een wedstrijd op
vrijdagavond van invloed kan zijn op
die van zondag. Maar wij spelen de
Het zaalvoetbal groeide in die elf jaar
dus min of meer uit zijn krachten. En
groeit nog steeds. Kasper Stuive, inmid
dels lid van de algemene commissie
zaalvoetbal van de KNVB en voorzitter
van de Technische Commissie Zaalvoet
bal, zegt hierover: „Misschien groeit de
sport inderdaad wel te hard, ’t Is in
ieder geval niet op te vangen. Bijna
overal is een enorm ruimtegebrek. En
als je mijn persoonlijke mening wilt
horen, vind ik ook inderdaad dat het een
beetje jammer is dat verenigingen
kunnen inschrijven met slechts vijftien
leden. Ik noem zoiets geen vereniging.
Dan kunnen ook de internationale
contacten worden gelegd. Het is het
„Verder vind ik het een enorm be
zwaar”, vervolgt Stuive, „dat er in ieder
land verschillende spelregels zijn.
Wil je de sport nog meer volwassen
maken, dan moet je de spelregels uni
form maken. En dan hoeven ze natuur
lijk helemaal niet zo te zijn als in
Nederland. Vraag me niet wat ideaal
zou zijn. Misschien wel een combinatie
van de verschillende regels. In ieder
geval ben ik blij dat de UEFA nu naar
alle landen die lid zijn een brief heeft
laten uitgaan om te komen tot uniforme
spelregels. Iedereen heeft tot nu toe
positief gereageerd. Dus ik hoop dat dit
probleem binnen een paar jaar is opge-
lost”.
i