Wereldberoemd misbaksel van Willem nog kan noga maken Weggooidoosje met snuif voor beginners Ir altijd gesnoept „Iedere koekenbakker Mi w Fabrikant echte Willem Stuvé van noga: ff Tante Manon mi i Cor Zwart bleef letterlijk en figuurlijk aan de noga plakken door Klaas Pieter Rieksen Willem jr. 6 ZATERDAG SEPTEMBER 197 5 17 ft FRITS DE GRAAFF TABAKSKENNER EN SNUIFIMPORTEUR tabakken. Snuif is teruggekeerd in dit jachtige Twintig geuren door Leens Macaré Columbus „Om het uur een snuifje: dat verkwikt en verfrist. Het lucht bovendien ontzettend op”. Dit zegt Frits de Graaff, een man die onvoorstelbaar veel weet van tabak, sigaretten en pijpen. En van snuif, want dit oude en tot voor enkele jaren bijna vergeten genot middel is géén niespoedertje, zoals menigeen denkt. Snuif is een 'onvervalst tabaksprodukt, resulterend uit een zorgvuldige en vakkundige behandeling van nobele tabakken. Snuif is teruggekeerd in dit jachtige mo- ■tl Met de dood verleden jaar van mevrouw Klaasje Stuvé, de schoondochter van Willem Stuvé senior, kwam een definitief einde aan dit tot ver over de Nederlandse grenzen bekende noga-geslacht. Willem Stuvé heet tegenwoordig Cor Zwart, eigenaar van het lekkernijenfabriekje in de Haarlemse Paul Krugerstraat. Cor Zwart kocht de (handels)naam Stuvé al aan het eind van de jaren vijftig, om zich te verzekeren van een naam die in Nederland onafscheidelijk was verbonden met de kermissen. En niet alleen Cor Zwart werkt met de naam van de man die de noga in Nederland introduceerde, zeker zo’n dertig snoepkramen op de diverse kermissen in ons land verkopen noga van Willem Stuvé. De echte noga van Willem Stuvé, want er is veel beunhazerij en op de vooroorlogse snoepkraam werd men daarvoor al gewaarschuwd: „Wat men hoort of zegt, alleen Willem Stuvés nougat is echt. Leest men Stuvé op een andere kraam, dan is dat een gekochte naam”. Er bestaat nogal wat verwarring rond het ontstaan van de noga, waarbij het chauvinisme, bij het claimen van de uitvindingen altijd aanwezig, waarschijnlijk een grote rol speelt. In Nederland zal men dan ook volhouden dat de avontuurlijk ingestelde Willem Stuvé senior in 1870 de lekkernij voor het eerst maakt, terwijl de Fransen met een bijzonder fraai verhaal komen over een zekere tante Manon, die op het einde van de zeventiende eeuw de noga al zou hebben uitgevonden .Over de plaats waar de zoetigheid ter wereld kwam is men het in ieder geval eens: de Zuidfranse plaats Montélimar. „Snuifkuiltje” derne leven, compleet met de oude accessoires: snuif doos en snuifzakdoek. Geen betere gids op dit terrein dan Frits de Graaff, die al bijna een halve eeuw in het tabaksvak zit en met twee zoons het zeer oude, zeer bekende Haagse familie bedrijf ,,G. de Graaff Zn.” beheert. Voor een vogel vlucht door de historie van de snuif moet men wel een ochtendje uittrekken, want „tobacconist” De Graaff is een man die bezeten is van zijn beroep en er urenlang levendig over weet te vertellen. Bs» „Om het uur” 1 KC. De juiste houding voor het ideale snuifkuiltje. In Nederland is het snuiven op zeker i&i Lesbe- ïdeel- sk wil graag lenta- bro- »r het n een inter- lings- ihiers is de jnden vre- We- kein- einde week films insti- Niet geheel van enige handelsgeest gespeend nam Stuvé ontslag en bouwde een soort kermiswagen, waarmee hij langs de wegen zijn „noixgat” aan de man bracht. Het liep storm, tot grote ergernis van de plaatselijke bevolking, die binnen afzienbare tijd ook met noijgat langs de weg stond om met deze nieuwe lekkernij een aardige cent te verdienen. Tot zover het relaas over Willem Stuvé, waar we op terug komen na de Franse Er is snuif met de geur van sandelhout en heliotroop, citroen en menthol, anjers en kruiden. In totaal zijn er wel twintig verschillende geuren. Na de dood van Willem jr. dreef mevrouw Stuvé enige tijd de zaak maar Cor Zwart zag al gauw in dat hij met de nogafabricage alleen niet staande zou blijven en ging bij-artikelen maken. In zijn opslagruimte liggen dan ook de „Om het uur een snuifje, dat is de ideale dosis”, vindt Frits de Graaff. „Dat je van snuif altijd gaat niezen is beslist niet waar. De goede gebruiker niest hoog- Wijlen Willem Stuvé jr. en zijn vrouw Klaasje, jarenlang hoofd van de nogafabriek. ■V- Vre- dheid ieiten de is jester nder- e Ne- jaar ewijd sep- jn 25 Deel 11.30 uur. 11.30 uur. ogenblik volop volksgebruik geworden, een gewoonte die tot in de jaren twintig van deze eeuw populair is gebleven. Frits de Graaff herinnert zich nog glas helder hoe in zijn jeugd de Scheveningse vissersvrouwtjes, beladen met hun man den koopwaar, in de winkel van zijn vader dagelijks voor een stuiver snuif kwamen kopen. Die klandizie werd uit eindelijk aanleiding tot het verdwijnen van de snuif uit het assortiment, omdat de winkel na zo’n bezoek onbedaarlijk naar vis geurde. Maar een kleine tien jaar geleden heeft De Graaff het pro- dukt weer een plaatsje gegeven in de winkel, en met groeiend succes. y nder- (0,75 r bij a te 070- geeft ver- jkerk i van eder- chou- Bro- holie- a. In ekens cono- tel is heet rooral «n en bro- Deze jiking kelij- d bij i wil- Willem Stuvé senior werd in 1852 geboren en trok op twaalfjarige leeftijd al het zeegat uit als koksmaat op een schip van de koopvaardij. Vier jaar later heeft hij genoeg zee om zich heen gehad en stapt aan wal om daar zijn reizen voort te zetten. In de twee jaar die volgen doorkruist hij Frankrijk en Spanje om tenslotte in 1870 als kok te gaan werken in het, enige hotel van het arme Franse stadje Montélimar. Evenals het reizen, zat waarschijnlijk ook de experimenteerlust in Willems bloed. In het Zuidfranse hotelletje probeerde hij allerlei nieuwe toetjes tot hij op een dag een misbaksel creëerde. Willem vond het eigenlijk best lekker smaken en noemde zijn vondst noix gateau (nootkoekjes). Het „misbaksel” werd al snel beroemd in de wijde omtrek. Willem Stuvé junior. De jonge Willem zag het rondrijden met de kermiswagen niet Zo zitten en besloot om alleen nog maar de noga te gaan fabriceren en uit te voeren. Inmiddels had Stuvé kennisgemaakt met Cor Zwart, die tijdens de oorlog zat ondergedoken in de wagen van de Stuvés. Cor Zwart „had het wel gauw in de smiezen” en zag wel wat in de nogahandel. Willem Stuvé en zijn vrouw Klaasje hadden geen kinderen en Cor Zwart werd helemaal met het bedrijf en het nogarecept bekendgemaakt. in 1959 had zij er geen zin meer in en Cor Zwart zag zijn kans schoon om het bedrijf en de naam Stuvé, de echte noga, uit te kopen. Cor Zwart zat niet stil, schakelde een kennis in die veel contacten in het buitenland had, en breidde de export uit. ..Willem Stuvé. heeft de. noga uitgevonden”, zegt hij, „zo heb ik het gehoord en daar hou ik het dan maar op”. En over het geheime recept zegt hij..Iedere koekenbakker kan noga maken." toeters en eendjes die met snoep moeten worden opgevuld, terwijl in de fabriek de zuigflessen worden afgewerkt. De vrachtprijzen werden steeds hoger en hoe meer ruimte ik huur, hoe lager de prijzen en daarom zijn we ook die andere dingen gaan maken". 'Met de tijd mee dus en zo ook de noga, want onze gebitten zijn niet meer wat ze geweest zijn en de taaie noga is voor de •liefhebbers, die een kunstgebit dragen niet te verwerken. De zachte noga was de oplossing. ..Maar dat is ook plaatselijk gebonden”, zegt Cor Zwart, „in Tilburg wil men het liefste zachte noga, terwijl men in het noorden de harde noga prefereert". Het noga maken is voor Cor Zwart nog steeds een traditie, een traditie die met hard werken in stand wordt, gehouden. „Ik ben het wel eens zat”, verzucht hij dan ook”, maar ik ben letterlijk en figuurlijk aan de noga blijven plakken. We werken op het moment op volle toeren want er draaien veel kermissen en we moeten zo’n dertig snoepkramen bevoorraden. Daarnaast moeten we ook nog de export, de grossiers en de warenhuizen in de gaten houden”. De toekomst gaat Cor Zwart vol vertrouwen tegemoet. Het gaat goed met de kermissen volgens hem en de noga gaat nog grif van de hand. „Het wordt wel meer gezegd dat het slecht gaat met de kermissen, maar de pachtsommen gaan steeds omhoog en de exploitanten blijven steeds weer komen. En dat doen ze echt niet als er niets meer wordt verdiend. Ik kom veel op de kermissen in verband met mijn beroep, maar als ik de mensen dan kapitalen in die gokmachines zie gooien dan geloof ik dat er niet veel armoe meer is.” Veel van zijn snuifafnemers zijn men sen, die niet meer mogen roken, dan wel van het roken af willen, en via het snuifje toch nog de tabak als genotmid del kunnen blijvep gebruiken. En in de strijd tegen de drempelvrees voor de eeuwenoude snuiftraditie heeft hij sinds kort een nieuw wapentje: kleine plastic „weggooidoosjes” met snuif, voor de be ginners. Om de oorsprong van het snuiven op te sporen, moet men een kleine vijf eeuwen terug naar de periode van de grote ontdekkingsreizen, de tijd van Co lumbus toen het oude continent voor het eerst kennis maakte met tabak en ande re produkten uit de Nieuwe Wereld. Het schijnt, dat aanvankelijk gesproken werd over„het idioot gebruik van tabak”, omdat het gebruik van het ruwe onge- yNa reizen door Zwitserland. België en Duitsland kwam hij in 1874 weer terug in zijn geboorteland waar hij van zijn verdiende geld een nogafabriekje in Duivendrecht kon stichten. Daarbij liet hij ook een nieuwe kermiswagen bouwen, waarmee hij op de kermissen zijn noga van de hand kon doen. Later gaf hij andere kermissen toestemming om de door hem gemaakte noga te gaan verkopen. In 1939 stierf Willem Stuvé, en werd opgevolgd door zijn zoon: week van n het prijs s de n 'n staan lolie- f 7,45. stbus en het jongste nichtje, Line, mocht het pas op haar achttiende verjaardag openen. Ze vond toen een paar blaadjes papier in het boek en ze las: „Mijn lieve kind, ik geef je hierbij het recept van tu nous gales. Bewaar het zuinig en draag het voor je dood over aan degene, die je het meest liefhebt. Noem de taart van Tante Manon, ter herinnering aan die heerlijke middagen: nous gates”. Bij het huwelijk van Line, de volgende lente, werden geen bruidsuikers maar blokjes nougat gestrooid en ze leefde waarschijnlijk nog lang en gelukkig. Heel amusant, dat .valt niet te ontkennen, maar of dit de waarheid is zal niemand kunnen bevestigen. De waarheid zal wel in het midden liggen, in ieder geval in de buurt van Montélimar. Terug echter naar het harde avonturiersbestaan van Willem Stuvé, die door de Franse concurrentie besloot uit Montélimar weg te trekken. Snuif wordt gemaakt uit stijfgeperste tabaksbladeren die een reeks langdurige rijpingsprocessen moeten doormaken en met allerlei welriekende oliën gemengd worden. In snuifmolens wordt de gerijp te tabak ten slotte tot snuif gemalen: grof, middelfijn of fijn. In Nederland staan nog een paar oude snuifmolens aan de Kralingse Plas, in Engeland is nog altijd een aantal molens in gebruik. Zijn beroemde sigaren, die hun weg vinden naar ambassades over de hele wereld, worden volgens eigen melanges nog met de handgemaakt. De Graaff is ook Nederlands enige importeur van snuif. Het geurige produkt komt uit Engeland, een land dat hij in het hart gesloten heeft, omdat hij daar in dit beroep nog „gevoel voor stijl en am bacht” kan ontmoeten. versie over het ontstaan van de noga. Lijkt het verhaal over het misbaksel van Willem Stuvé een passage uit een spannende jongensroman, de Fransen houden er zelfs een legende op n.a. Op het einde van de zeventiende eeuw leefde er in Montélimar een brave, goede vrouw die elke donderdag de kinderen van haar broers onthaalde op sprookjes en lekkernijen. Vooral de amandeltaart van hun tante viel bij de nichtjes erg in de smaak en ze zeiden dan ook elke donderdag weer: „Oh, tante Manon, tu nous gates” (U verwent ons). Maar zelfs de goede en brave tante Manon was niet het eeuwige leven beschoren, hoewel ze haar goedheid tot, het laatste moment waar maakte. Op haar sterfbed gaf ze haar nichtjes een aandenken, de oudste kreeg goudstukken en de jongste een antiek kerkboek, dat eens aan een prinses zou hebben toebehoord. Het kerkboek was verzegeld Zelf is De Graaff in de eerste plaats een groot liefhebber en (uit de aard der zaak zeer kieskeurig) roker van goede sigaren. Wie zich „sigarenkenner” durft te noemen en vervolgens een sigaar met een benzine-aansteker doet ontbranden, heeft het bij hem voorgoed bedorven. Regelmatig gebruikt hij ook een van zijn vele soorten exclusieve snuif, maar met mate. Wie zijn de moderne snuifgebruikers? Dames zijn in de meerderheid, maar de heren zijn grotere gebruikers en kopen de snuif soms met sloffen tegelijk. Het sierlijk gebaar van het snuiven moet even worden aangeleerd. „Kijk, dit is het ideale snuifkuiltje”, zegt Frits de Graaff, wijzend op de holte die tussen duim en handrug ontstaat, als hij de vingers van de linkerhand strekt. In die holte deponeert de snuiver een zorgvul dig afgepaste hoeveelheid snuif om die vervolgens aandachtig en met welbeha gen door de neusgaten tot zich te ne men. Een snuifdoosje (van tin, ingelegd Frans Rozenhout, hoorn, schildpad of berkenhout) en een snuifzakdoek (van Iers linnen) zijn onmisbare attributen. stens de eerste keer, daarna niet meer. Snuif is geen niespoeder. Het lucht wel ontzettend op, ook tijdens vergaderingen in rokerige ruimten, of tijdens lange monotone autoritten". fermenteerde tabaksblad merkwaardige verschijnselen veroorzaakte in het ge drag van de gebruiker. Die schadelijke stoffen bleken te verdwijnen als de tabak tijdens de lange reizen in de scheepsruimen ging broeien: de basis van het fermenteren was ontdekt. Toen wat later de snuif, het gemalen tabaksblad, als genotmiddel door een priester was ontdekt, werd vooral Frankrijk een groot gebruiker. Cathari na de Medici introduceerde, op advies van de Franse gezant in Portugal, het snuiven in het Franse hofleven. Snuif moet daar in die tijd een soortgelijke functie hebben gehad als de overdadig gebruikte reukwaters en toiletpoeders: al snuivend rook men de minder frisse lichaamsluchtjes niet meer. r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 17