VEELZIJDIGE ACTIVITEIT VAN JONGEREN IN BRAZILIË n 4 Amerika mag oorlog Vietnam niet vergeten I i i I Ifs Verschuiving van onderwijs naar landbouw en welzijnszorg door Gees de Graaff VERDRAGEN ALS VODJES PAPIER Stenen maken Traditie doorbreken Uitgroeien Bezwaren Aflopende zaak ZATERDAG 1 3 SEPTEMBER 1975 19 ;a- LJfcill few” Bk' ■F f ajar* - I ■m3 Nederlandse vrijwilligers willen zich inzetten voor de armsten 3r- J 01 ing. EM. em WIJ 341 Nederlandse vrijwilligers De *0 him Prof. dr. Delfgaauw 53,- 57,- 77,- )!,- 5r- en en 784 351 nog een opvolgster in haar plaats benoe men, die samen met Jan dit sterk soci aal gerichte werk verder moet opbou wen. Voor de vrijwilligers in Areia is het echt pionieren. Zelf moeten zij iets opbouwen, daarbij tussen de padre en de burgemeester, die op gespannen voet le ven, door laverend. Geen SNV-project, maar wel een poging om te helpen: zelf stenen maken om je eigen huis te bouwen in de werkplaats van het klooster van de paters Redemp toristen. Wim ten Hove neemt als coördinator van de landbouwschool van de FURNe met zijn naaste Braziliaanse medewerker de dagelijkse gang van zaken door. 60 ■nd ge net rk- or- len In hoeverre het werk van de vrijwilli gers in het Noord-Oosten van Brazilië zinvol is en vruchten afwerpt, zal de toekomst moeten uitmaken. Het is en blijft een druppel op een gloeiende plaat en met name de Braziliaanse regering zou zelf veel meer kunnen doen. Maar wat de Nederlanders op gang brengen, kan door Brazilianen worden overgeno men en kan uitgroeien tot een stuk werk, dat er anders nooit of pas veel later zou zijn gekomen. Bonen verbouwen op de uitgeputte grond bij Sao José de Mata. Wat regen had de jonge plantjes snel doen opschieten, maar aanhoudende droogte daarna had even later deze jonge aanplant verloren doen gaan. PRESIDENT FORD heeft de Ame rikanen aangespoord de oorlog in Vietnam zo spoedig mogelijk te ver geten. We kennen deze behoefte te vergeten bij de Duitsers. Slechts een minderheid durft de confrontatie met het verleden aan. De meerderheid vlucht in het: „Wir haben es nicht gewusst”. Zo gemakkelijk zal het voor de Amerikanen niet zijn. Reeds sinds jareir is er „het andere Ameri ka", dat beseft wat deze oorlog bete kent. Met het afgedwongen einde van een oorlog vervalt de verantwoorde lijk voor een oorlog niet.” In november 1973 vertrok Wim ten Hove uit Nederland naar Campina Grande, een plaats van 200.000 inwoners in de staat Paraïba in het Noord- Oosten van Brazilië. Hij zou leraar worden aan de middelbare landbouw school als opvolger van Alwin Verhoek, wiens contract bij de SNV afliep. Nu, anderhalf jaar later, heeft hij de leiding van de school, niet uit vrije keus, maar noodgedwongen. Het tekent de situatie van het vrijwilligers werk. Veelal kan men niet werken in vastomlijnde taakstellingen, maar moet men aanpakken, wat zich voordoet. Gemakkelijk is dat niet. Het eist een groot aanpassingsvermogen en een instelling, die meer op de realiteit dan op idealisme is gebaseerd. Bij het werk van de vrijwilligers in Campina Grande en omgeving heeft de nadruk tot nu toe gelegen op het onder wijs, maar langzamerhand is er een verschuiving te zien naar de landbouw en de welzijnszorg. Van de twaalf vrij willigers, waaronder twee vrouwelijke- zijn er acht direct betrokken bij het onderwijs. Gerard Dassen had als taak een natuurkundelaboratorium op te bou wen aan de Polytechnica, de universiteit van Paraïba; Ger Paulussen zou hetzelf de doen met een scheikundelaboratorium aan de universiteit van de FURNe, een particuliere instelling. Aan de universi teit van de FURNe is ook Michel Sche- pens verbonden als leraar wiskunde, ter wijl Piet den Heijer tot voor kort geo- grafiecolleges gaf- Wim ten Hove en Carolien Verhoek geven les op de land bouwschool van de FURNe, terwijl Bill Bos en Hans Lamme op de technische school van de paters Redemptoristen les geven. •ft’’■a» Aan de landbouwschool van de FUR Ne werken Wim ten Hove en Carolien Verhoek. De school ligt even buiten Campina Grande in Lagoa Seca en be staat uit een lagere school, gymnasium en middelbare landbouwschool. Carolien geeft er les, terwijl Wim naast zijn taak als leraar landbouwkunde via de school voorlichting moet geven aan boeren uit de omgeving. De werkwijze van de SNV’ers botste echter regelmatig met die van de schoolleiding. De directeur was een man, die zich aan de inhoud van de landbouwopleiding niet veel gelegen liet. Voor hem kwam het erop aan zoveel mogelijk geld te verdienen, voor de school, maar ook voor zichzelf. De ter reinen rond de school werden rendabel gemaakt door de leerlingen erin te laten werken onder het mom van praktijkles. Van doelgerichte landbouwvoorlichting twee hoofdpuntengrondverbetering en erosiebestri j ding. Grondverbetering is hard nodig om de boeren de kans te geven op hun vaak vrij kleine bedrijfjes voldoende te ver bouwen om in hun levensonderhoud te voorzien. Door middel van het toevoegen van stalmest en het onderploegen van onkruid in plaats van afbranden, probe ren de vrijwilligers de grond weer vruchtbaar te maken. Op deze wijze bemeste grond houdt bovendien water veel langer vast, zodat ook het gebruik van kunstmest in deze verbeterde grond zin krijgt. Voor grondverbetering op grote schaal is echter veel geld nodig. En geld investeren in de landbouw is in Brazilië praktisch, onvoorstelbaar. Ook erosiebestrijding is hard nodig. Doordat de boeren over het algemeen hun voren van boven naar beneden maken op de berghellingen, spoelt jaar lijks ontzaglijk veel grond weg. Joop probeert de boeren zover te krijgen, dat ze hun voren op gelijke hoogte trekken, dus enigszins terrasvormig tegen de berg op. Het grote voordeel is, dat het regen water dat er valt, niet direkt naar beneden kan stromen, maar tegen de voren aan blijft staan en daardoor ge dwongen wordt in de grond weg te zakken. Erosiebestrijding en grondverbe tering samen moeten het mogelijk ma ken van de uitgeputte grond weer vruchtbaar landbouwgebied te maken Joop probeert dit te bereiken door regel matige persoonlijke bezoeken aan de landbouwers en door hen te laten zien, waar het in de traditionele grondbewer king aan mankeert. Gemakkelijk zijn de boeren niet te overtuigen, want zoals overal in de landbouw is ook de traditie in het van vader op zoon overgeërfde boerenbedrijf in Brazilië erg groot. De staat Paraïba, een van de staten van het Noord-Oosten van Brazilië is ontstellend arm. Hij telt ongeveer drie miljoen inwoners, is bijna viermaal zo groot als Nederland en heeft slechts twee echte steden, de hoofdstad Joao Pessoa aan de kust en Campina Grande, ruim 16» kilometer het binnenland in. De industriële ontwikkeling is er bijzon der gering. Arbeidsplaatsen zijn er maar weinig en een groot deel van de bevol king leeft van wat het land opbrengt- In een brede strook langs de kust is sprake van een bescheiden vorm van landbouw, maar verder het binnenland in begint de „Certao”, een woestijnachtig gebied, droog, dor en kaal. In het klooster van de Redemptoristen werken, naast de twee Nederlandse vrij willigers, Bill Bos en Hans Lamme, die les geven op de technische school, ook enkele Nederlandse paters en een broe der. Broeder Urbaan mag in dit kader niet onvermeld blijven. Hij heeft een machine ontwikkeld, waarmee betonnen stenen gemaakt kunnen worden. De ma chine is zo eenvoudig, dat iedereen er mee om kan gaan- De broeder heeft de machine met zand en cement ter be schikking gesteld van de allerarmste be volking. Mensen zonder geld en werk maken in de werkplaats bij het klooster hun eigen stenen om een huisje te bouwen. Van de duizend stenen die ze maken, zijn er 600 voor henzelf en 400 voor het klooster. Van de opbrengst van deze laatste 400 stenen wordt weer nieuw zand en nieuw cement gekocht. Dit initiatief is zo goed aangeslagen, dat bijna in het hele Noord-Oosten al steen machines van broeder Urbaan staan op gesteld om de arme bevolking in ieder geval een menswaardige woning te ge ven. Het is een stukje ontwikkelings werk. waar de Nederlandse vrijwilligers de grootste bewondering voor hebben. Het werk aan de universiteiten is een aflopende zaak. Enkele jaren hebben de vrijwilligers les gegeven, maar nu wordt er langzamerhand een punt achter gezet. Brazilianen moeten de zaak nu geheel overnemen. Voor enkele vrijwilligers is het een opluchting het lesgeven te kun nen afsluiten. Dagelijks gingen ze naai de universiteit om er hun „lesje te draaien”. In hun achterhoofd hadden ze dan het idee: Wat doen we eigenlijk voor de bevolking? Toegegeven, zonder de vrijwilligers zou de opbouw van de universiteiten heel wat moeizamer ge weest zijn. Gebrek aan geld om leraren te betalen of om een voor het onderwijs noodzakelijk laboratorium op te bouwen zouden een goede ontplooiing van het universitair onderwijs in Campina Gran de in de weg gestaan hebben. Maar bij de vrijwilligers leeft steeds sterker de wens om zich in te zetten voor de allerarmste bevolking. En dat bood het werk aan de universiteit niet. De studenten behoren grotendeels tot de gegoede middenklasse Bovendien trek ken de meeste afgestudeerden weg naar de grote steden om daar werk te zoeken. In het achtergebleven Noord-Oosten is dat voor hen vaak niet te' vinden. Daar bij komt, dat voor de meeste studierich tingen wel Braziliaanse leerkrachten te vinden zijn, hoewel de bereidheid om in het Noord-Oosten te gaan werken niet erg groot is. De Nederlanse vrijwilligers hebben de SNV in Den Haag geadviseerd het werk aan de universiteiten geleidelijk over te dragen aan Brazilianen. Gerard Dassen heeft zich beijverd om bij wijze van spreken een „monument” van het vrij willigerswerk aan de universiteiten ach ter te laten. Hij heeft daarvoor een beurzenstelsel ontwikkeld, dat het veel belovende studenten uit arme gezinnen mogelijk maakt ook aan de universiteit te studeren. Het plan is in principe in Nederland aanvaard en zal vrijwel zeker gerealiseerd worden. Twee vrijwilligers, Carien Muller en Jan Derks, werken in Areia, een oud stadje op zestig kilometer van Campina Grande in het binnenland. Het totaal verarmde en ingeslapen stadje is vroeger hoofdstad van Paraïba geweest en teert nog op die glorie. Het is echter vergane glorie- Werkgelegenheid heeft het plaats je praktisch niet. In enkele oude land huizen wonen voormalige patriciërs, maar het merendeel van de bevolking is werkeloos en lijdt armoe. Padre Ruy, een Braziliaanse priester, heeft een aan tal sociale centra opgezet om aan de bevolking cursussen handwerk, typen, technisch tekenen enzovoort te geven. Carien helpt hem daarbij als cultureel opbouwwerkster, maar haar contract loopt binnenkort af. Omdat er hoop is, dat de Braziliaanse regering het werk in de toekomst wil overnemen, wil de SNV tiek zullen de Verenigde Staten bij dragen tot heling van de oorlogswon den en tot naoorlogse wederopbouw van de Democratische Republiek Vietnam en overal in Indo-China.” Wie het smakeloze gemarchandeer in het Amerikaanse Congres over deze kwestie heeft gevolgd kan niet anders concluderen dan dat Bethmann Holl- wegs opmerking toen hij het had over het verdrag dat in 1914 België’s neutraliteit garandeerde („Een vodje papier") op gigantische schaal opgang heeft gemaakt. Het achtergebleven Noord-Oosten van Brazilië is niet altijd een arm en onont wikkeld gebied geweest. Het moet vroe ger zelfs rijk en vruchtbaar geweest zijn. Recife, de hoofdstad van Pernam buco en Salvador, de hoofdstad van Bahia waren de eerste Portugese steun punten in Brazilië in de zestiende eeuw. Een veelheid van kerken, gebouwen en forten in deze steden zijn blijvende be wijzen van deze bloeiperiode van het Noord-Oosten. De naam Olinda, een his torisch plaatsje tegen de stad Recife aan, herinnert nog aan de dertig jaar, dat Maurits van Nassau dit gebied veroverd had voor de West-Indische Compagnie. Het is een vaak vergeten stukje vader landse geschiedenis, waarvan de inwo ners van het Noord-Oosten meer kunnen vertellen dan in onze eigen geschiedenis boekjes te vinden is. Twaalf Nederlandse vrijwilligers zetten zich in om iets te doen aan de ontwikkeling van het Noord-Oosten van Brazilië. Met een contract van twee jaar, soms verlengd met een derde of vierde jaar, worden ze door de Stichting Nederlandse Vrijwilli gers uitgezonden naar Brazilië. Daar werken ze nu, de één al bjjna twee jaar, de ander pas enkele maanden; als leraar, voorlichter of in het so ciale werk. Onze verslaggever Cees de Graaff trok een maand met de vrijwilligers op om iets van hun werk en van de problemen te proeven. was geen sprake- omdat dat teveel geld zou kosten. Niet alleen de vrijwilligers hadden bezwaar tegen het optreden van de di recteur, maar ook de federale regering van Brazilië. Na veel strubbelingen be sloot de leiding van de FURNe de direc teur op nonactief te stellen- Wim ten Hove werd als vrijwilliger tot coördina tor op de school aangesteld. Hij nam deze taak op zich op voorwaarde, dat het tijdelijk zou zijn. Hij is van mening, dat de leiding van de school in Brazili aanse handen thuishoort. Bij deze taak om de dagelijkse gang van zaken op school te behartigen is hij ook druk aan het werk gegaan om zomercursussen voor de landbouwers uit de omgeving op poten te zetten. Hierbij kan hij op steun van het Braziliaanse regeringsbureau PPO rekenen. Het landbouwgebied rond Campina Grande verkeert in een diepdroevige toestand. Het hele gebied is al eeuwen lang in cultuur gebracht via een soort roofbouwsysteem. Nu wreekt de gevolg de methode van afbranden, braak laten liggen en weer verbouwen zich. De grond is totaal uitgeput en bevat prak tisch geen voedingsstoffen meer. Daarbij is het Noord-Oosten een uiterst droge streek, waar het maanden achtereen niet regent. De gevolgen zijn verschrikkelijk- De stelling, dat een landbouwer altijd wel wat te eten heeft, wordt hier gelo genstraft. In de Certao is de situatie vaak nog nijpender en vooral in de droge tijd vertrekken tientallen bussen met van hun land weggehongerde men sen naar de grote steden Rio de Janeiro en Sao Paulo, bijna 2500 kilometer naar het zuiden. Niet alleen de droogte kan tot een ramp worden, maar ook de tropische regenval, die tot grote over stromingen kan leiden. Dan worden gro te lagen grond van de heuvels afge spoeld en op vele plaatsen is de kale rots al zichtbaar geworden. wil len de nadruk van het ontwikkelings werk rond Campina Grande ver leggen naar de landbouw. Daarin kan men zich volledig inzetten voor de arme bevolking. Joop Colijn werkt in Sao José de Mata. een plaatsje, ongeveer twaalf kilometer van Campina Grande. Daar heeft men in het verleden geprobeerd een coöperatie te stichten. Die is niet zo goed van de grond gekomen, als men had gehoopt. Toch is het werk niet vergeefs geweest, want juist de coöpera tie bleek een goede start te zijn voor een groot voorlichtingsprogramma onder de boeren- De voorlichting valt uiteen in Delfgaauw zal (eventuele) opbreng sten van zijn boekje laten overmaken naar Vietnam en alleen om die reden al kan men het vele herdrukken toewensen. A. WILLINCK Aldus prof. B. Delfgaauw in zijn zojuist verschenen „Vietnam, zijn verdragen vodjes papier”, uitgegeven door Het Wereldvenster in Baarn. Een boekje dat zeker ook terecht zal komen in de instituten waar het vak internationale betrekkingen wordt bestudeerd. Delfgaauw legt namelijk de ak koorden van Genève van 20 juli 1954 naast de akkoorden van Parijs van 27 januari 1973: hij geeft in het kort de punten van die verdragen met zijn commentaar op alle schendingen. Hij somt verder een aantal andere con venties, pacten en charters op die tijdens de oorlog in Vietnam met de voeten werden getreden. ..Alle „hulp" die Kissinger en Ford vroegen voor Indo-China was een nieuwe schending van deze en andere verdragen./ aldus Delfgaauw. „Deze hulp leidde alleen tot het nodeloos rekken van de oorlog in Vietnam en Cambodja.” Inderdaad: 30 april 1975 was een merkwaardige dag in de geschiedenis, omdat toen voor het eerst een klein volk de grootste wereldmacht heeft verslagen. Maai' met de overwinning van de Vietnamezen hebben de Akkoorden van Parijs voor Amerika niet afge daan, zo stelt Delfgaauw en hij ci teert artikel 21 van de overeenkomst: „In de lijn van haar traditionele poli- ^4’ -; 'MS*: %3-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 19