Iksverla kkeri j Schaefer doet niet mee aan vo We begrijpen nu pas dat we ons eigen graf graven Een krot blijft natuurlijk een krot, al praat je tot je een ons weegt. door Dick Franssen en drs. Max. L Snijders Niet goedkoop Rechtvaardige eis Keuzevrijheid Centraal punt Jan Schaefer, staatssecretaris van Volkshuisves ting en Ruimtelijke Ordening, tikt als hij praat voortdurend met zijn vingers op tafel. Dat valt je pas goed op bij het afluisteren van de band. Harde, gedecideerde tikken. Van een man die weet wat hij wil. En inderdaad, met hem valt niet te spotten. Hij kent niet alleen zijn zaakjes waarover hij in helder Nederlands kan vertellen, maar hij voert bovendien een pittig beleid. Hij opereert vooral op het gebied van de stads vernieuwing, een miljarden kostend, „eeuwig durend” proces. Voor dat enorme werk maakt hij het gereedschap, dat hoofdzakelijk uit sub sidies bestaat. De staatssecretaris is een van de best gelezen auteurs van Nederland. Zijn boekje „Vernieuw de stad” (een overzicht van alle manieren om geld van „Den Haag” te krijgen) is de bijbel van duizenden ambtenaren, opbouw werkers, huiseigenaren en insprekers. i tji Aff ff IF tj 1 I gaf Wie wilt u laten wonen in de binnenstad? „Elke regeling is voor verbetering vatbaar. Maar in de praktijk blijkt dat er nu projecten worden uitgevoerd die een poosje geleden met geen mogelijkheid van de grond te krijgen waren”. Goed bouwen in een binnenstad is niet goedkoop. „Als je de stad als een collectief eigendom beschouwt en dat doe ik; wanneer je gezamenlijk het gevoel hebt: deze stad is van ons, dan moeten we met zijn allen de middelen opbrengen om die stad te laten functioneren zoals wij willen. Daar hebben we subsidiemaatregelen voor ontwikkeld”. „De Antrivs-methode is een zuiver bouwkundige beoordelingsmethode, die zich alleen op de negatieve punten richt. Er worden alleen strafpunten uitgedeeld?” vanuit het besef dat het nieuwe zich moet aanpassen aan het bestaande. Het mag het oude niet aantasten. Helaas zie je in de binnensteden veel nieuwe gebouwen die het bestaande naar beneden drukken, omdat ze uit de schaal vallen. Bouwers moeten gewoon weer leren hoe ze zich in een binnenstad moeten gedragen”. mensen die liever in een nieuwbouwwijk zitten, maar nooit een kans kregen. Ook de lagere inkomensgroepen moeten de gelegenheid krijgen om te kiezen”, De hogere inkomensgroepen zijn voor een groot deel al lang weg uit de stad. Vindt u het zinvol om te proberen die categorieën terug te halen? Wat doet u met zo’n Antrivs-rapport? „Dat is voor mij één gegeven,en daar heb ik niet genoeg aan. Het is voor mij niet voldoende. Ik wil meer weten. Bijvoorbeeld wat de mensen er zelf van vinden. Maar een krot blijft natuurlijk een krot, al spreek je in tot je een ons weegt. Er zijn huizen, er zijn gebiedjes waarvan het nogal duidelijk is wat ermee moet gebeuren. En als je dat vindt, dan moet je dat zeggen ook. Ik heb bezwaar tegen een gedachtengang als: Dat is een slecht gebied en dat willen we afbreken, maar dat klinkt zo rot. Weet je wat we doen? We noemen het een rehabilitatiegebied. Dan ontstaat er een betere sfeer”. Sorry, maar aan dat soort volksverlakkerij doe ik niet mee. Vroeger had je burgemeesters die zeiden: We moeten woningen gaan amoveren en we moeten woningen gaan verbeteren. En dan dachten d<: mensen: Amoveren klinkt zo mooi, het zal vast nog wel meer zijn dan verbeteren. En als ze dan hoorden dat het afgebroken „Ik vind en dat is misschien strijdig met de filosofie van een aantal gemeenten dat de mensen die nu in de binnenstad wonen, de gelegenheid moeten hebben om er te blijven. Als die mensen zeggen: We hebben lang in de rotzooi gezeten, nu wordt het beter en nu willen we blijven, dan vind ik dat een rechtvaardige eis. Wanneer er dan ook ruimte is, dan kun je ook nieuwe groepen toelaten, of mensen die er vroeger hebben gewoond en nu spijt hebben van hun soms overhaaste besluit om weg te gaan”. „Want hoe ging dat vaak? Je zag in de krant dat je bijvoorbeeld in Castricum, op tien „autominuten” van Amsterdam een huis kon kopen. Dat deed je dan, zonder te beseffen dat die tien autominuten geen tien minuten zouden blijven, omdat ze daarna nog ijverig bleven doorbouwen. Eerst werd het een kwartier, toen een half uur. En als je pech hebt sta je nu drie kwartier voor de Coentunnel”. „Tien, vijftien jaar geleden werd de stad nog afgeschreven als leefvorm Nu kun je elke maand naar een congres over het redden van de steden, waar ook ter wereld, omdat men merkt dat je die stad nodig hebt. Tot voor kort werden de steden uitgebreid vanuit de filosofie: we maken nu nieuwbouwwijken, en als we daar straks mee klaar zijn dan breken we de binnenstad af. Eindelijk begint het besef door te dringen, dat je zo je eigen graf graaft. Ik geloof dat het kwaliteitsbegrip ontzettend aan het verschuiven is. Dat de mensen zich gaan afvragen: Ja, kijk eens, waarom vind ik die oude binnenstad zo leuk? Je kunt er wandelen en het waait er niet. Je voelt je er beschut. Er is een menselijke schaal. Je voelt je er happy er, je komt er een concentratie van winkels tegen die je in een nieuwbouwwijk nooit van zijn leven vindt”. „Als je dat wilt laten doorfunctioneren, dan zul je het concept waaruit die binnenstad is ontstaan en is gegroeid, moeten respecteren. Als er om de een of andere reden nieuwe dingen in moeten worden neergezet, dan moet dat aangepast gebeuren. Je moet bouwen „Ik vind niet dat nieuwkomers de oude bewoners mogen verdrijven uit een oogpunt van: We moeten een goede verdeling van de bevolking hebben. Trouwens, ik heb er bezwaar tegen om mensen in inkomenscategorieën in te delen en aan die categorieën bepaalde eigenschappen toe te kennen. Ik ken mensen met een laag inkomen die een grote bibliotheek hebben. En die bovendien al die boeken ook gelezen hebben”. „In de eerste plaats de mensen die er nu al wonen en die er willen blijven. Dat zijn ze niet allemaal. Er zijn ook Het gaat bij stadsvernieuwing niet alleen om de historische kernen, maar ook om de oudere wijken. In het begin van uw verhaal heeft u gezegd dat vroeger veel te veel nadruk werd gelegd op de technische kwaliteit van de huizen. Toch worden er nog steeds afbraakplannen gemaakt, uitsluitend gebaseerd op het zuiver technische Antrivs-onderzoek. Vind u dat op het ogenblik dank zij de huidige subsidieregelingen elk gemeentebestuur in staat is zijn binnenstad aan te pakken. wilt slopen. Overigens is het geen wonder dat de mensen vroeger meestal tegen afbraak waren, want het betekende bijna altijd wegwezen. Er zijn nu actiecomités die vroeger voor woningverbetering waren en nu helemaal op de nieuwbouwtoer zijn”. Tegen veel gemeentelijke plannen bestaat nog altijd een behoorlijk wantrouwen. „En terecht. Maar aan de andere kant verwijten ze de gemeente dat ze geen barst doet. Je ziet ook het verschil in benadering: als er huurverhoging moet komen dan zeggen ze: het zijn rothuizen. Als er afgebroken gaat worden dan sommen ze de positieve punten op”. Die oude wijken hebben vaak inderdaad dingen die je in de nieuwbouw tevergeefs zoekt. Is het niet mogelijk nieuwbouwwijken op te zetten op een manier dat je je er echt in thuisvoelt? „Dat begint steeds meer. En er komt een betere afstemming op de ontwikkelingen in de binnenstad. Dat moet ook, want anders vermoorden die wijken de oude stad. Ik zal een voorbeeld geven: Stel, u zegt dat er in de binnenstad een groot aanbod moet zijn van winkels. Tegelijkertijd plant u in het buitengebied een enorme warenhuis- supermarkttoestand met uitgestrekte parkeerterreinen er pal omheen. In de binnenstad bent u intussen het openbaar vervoer aan ’t bevorderen. U heeft er wandelroutes gemaakt enzovoort. Zou u het dan gek vinden als ik de vraag stel of die twee dingen wel met elkaar in overeenstemming zijn? En dat ik er ernstige twijfels over heb of de overheid aan zoiets zal meebetalen? Dan zeg ik: maak eerst maar eens een keuze in welke richting je het gaat zoeken? Ach, en dan kom je gauw in een heel moeilijke discussie over ruimtelijke ordening. Dan krijg je mensen die zeggen dat ruimtelijke ordening de keuzevrijheid beperkt. En dan antwoord ik dat het dan steeds om een heel selecte groep gaat. Als ik tegen iemand zeg: U mag hier geen bungalow van vier ton bouwen, want we prefereren hier natuurschoon, dan beperk ik die man inderdaad in zijn keuze. Maar ik wordt geconfronteerd met grote groepen van de bevolking die nooit enige keuzevrijheid hebben gehad. En die zijn er wél bij gebaat dat er regelend wordt opgetreden. Want u kent het gevaar: Als je in de wei supermarkten gaat maken dan verniel je het binnenstedelijk milieu, dan gaat de kruidenier op de hoek op de fles”. U zei dat er hier en daar een andere benadering is in de nieuwbouw? „Ja, en dat is erg belangrijk. Op sommige plaatsen wordt anders gebouwd dan in de jaren ’50-’60. Bijvoorbeeld in Den Helder, in Haarlemmerliede en in Alphen aan den Rijn. Op menselijke schaal, anders dan dat gewone rijtjeshuis, en toch in grote dichtheden. In Alphen zelfs 85 woningen per hectare. Zulke dingen laten zien dat er mogelijkheden zijn voor de binnensteden. Er nadert een moment dat er een einde komt aan de leegloop, aan de achteruitgang van het aantal inwoners. Dat moment kun je vervroegen als je op plekken in de stad, waarop nu geen huizen staan, woningen bouwt in een hoge concentratie. Wonen in de stad, dat betekent bijvoorbeeld moeilijk je auto kwijt kunnen. Aan de andere kant: ik heb op loopafstand van mijn huis keuze uit 30 restaurants. Het betekent op zomeravonden wel eens een jukebox horen. Maar ja, als ik op de hei zou zitten, zou ik misschien denken: dat kelere-lawaai van die vogels. „In de buurt waar ik vandaan kom (de Albert Cuyp in Amsterdam) is de markt het centrale punt van de wijk. Daar komen de mensen elkaar altijd tegen, daar doen ze hun inkopen. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik durf te wedden dat zeg maar 75 percent van de winkels in de buurt op de fles gaat als je die markt weghaalt. En wie weet wat er verder gebeurt. Ik wil maar zeggen: één ingreep kan enorme gevolgen hebben. Zoveel zelfs, dat de bewoners op een gegeven moment gaan denken: Het hoeft van mij niet meer. De sfeer is er toch uit. En dan willen ze weg”. „Nou, dat is dan een beroerde zaak. Want die man die erover denkt om dan in hemelsnaam maar een huis in een suburb (randgemeente) te kopen, is ook nog een keer voorzitter of secretaris van de voetbalclub en gaat iedere vrijdagavond klaverjassen in het café op de hoek. Als hij vertrekt dan zit hij straks in het gesubsidieerde dorpshuis te kaarten onder de zeer bekwame leiding van sociaal werkers. En die kastelein van het café op de hoek zit dan in de bijstandswet Zo dreigt het te gaan. Zo ging het vaak.” Over kroegen gesproken. Een van de eerste dingen waarvoor ik me heb ingezet, is de maatregel terugdraaien dat al die bruine cafés gesloten zouden worden. Daar had ik Economische Zaken en Volksgezondheid voor nodig. Ik heb dat gedaan uit een oogpunt van stadsvernieuwing. Ik heb gezegd: Jullie zijn gek.als je die eruit haalt.Ze zijn ontzettend belangrijk voor een stad. Nieuwe horecabedrijven stoppen er kapitalen in om alles oud te laten lijken. Ze verzamelen vals koperwerk, ze maken plastic balken, kortom, ze proberen iets van de sfeer te creëren die m zo’n bruine kroeg gewoon al aanwezig is”. Wat zit er nu eigenlijk voor filosofie achter al die regelingen? Schaefer: „In het verleden werden buurten uitsluitend beoordeeld op de woontechnische kwaliteiten van de huizen.Wat de bewoners zelf vonden, aan welke dingen ze bijvoorbeeld gehecht waren, dat telde allemaal niet meer. Ik zie dat anders. Mag ik het zó zeggen: Vroeger hoorde bij je huis een stuk straat, ’s Zomers kon je voor je deur op een stoel in de zon zitten. Vaak kan dat nu niet meer, bijvoorbeeld omdat er een auto staat”. „De bewoner mist dus een aantal vierkante meters ruimte die hij vroeger wel tot zijn beschikking had. Nu kun je vinden dat zijn woning dus te klein is, maar je kunt ook zeggen dat hij eerst in ieder geval dat stuk straat moet terughebben. Vroeger woonde je voor, achter, naast of in de buurt van een kerk of een ander markant gebouw. Zo duidden mensen vaak aan waar ze woonden. Als je die dingen er nu uithaalt, dan raken de mensen hun oriënteringspunten kwijt”. „Wat ik wil zeggen is niet dat er helemaal niks mag veranderen, maar wel dat je erg goed moet afwegen wat je doet. Ja, dat is eigenlijk de filosofie vanwaaruit ik werk. Zo kom je tot kleinschalige aanpak en tot behoud van een aantal dingen die je als je het alleen financieel-technisch bekijkt anders zou slopen. Als je praat over de vraag waarmee de achteruitgang van een buurt eigenlijk is begonnen, dan zegt bijvoorbeeld iemand: Vroeger was het zo gezellig, want toen hadden we een markt”. -■ werd, dan brak de pleuris uit. Waarom zegt zo’n man niet gewoon „afbreken”, dan begrijpen we elkaar toch? Taal is een kwestie van afspraken maken wat we met elkaar bedoelen. Niet die onzin van iets een rehabilitatiegebied noemen, -ff-?r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 17