Een mens kan pas leven als hij durft te sterven 3 v LEVEN EN STERVEN MET KANKER een IL 11 N „Deze aarde verlaten” indrukwekkende getuigenis I Visies van laatste keizer Poe'i en prof. Wertheim „VRAAG NIET WAAROM", LEVEN NA BORSTAMPUTATIE De CHINA IN EEN OVERGANGSTIJD Emotioneel Discussies door Hans Rombouts Euthanasie lifa door Th. J. Koeckhoven Dood is dood d Spiritisme Öezi van In den ■i we| biel 191 op van VA! Rijt mar dog [far! en I V paai tuig zads zwe prim' omdc dorp het 1 Noor werd boek’ munc De 3t van aantr gezet Angst voor niets dat het boek hier als lessen voor levenden op de markt wordt gebracht. Levende mensen moeten tenslotte allemaal sterven en dat is heel wat anders dan dood gaan. Dood gaan hoeft niemand te leren. Sterven wel en dat blijkt heel moeilijk te zijn. Het is de laatste bewuste daad van een levende mens die zichzelf wellicht voor het eerst van zijn leven volledig aanvaardt in deze beangrijkste uren van alle uren sinds zijn geboorte. In de Verenigde Staten woont een vrouw die ook psychiater is. Haar naam is dr. Elisabeth Kübler-Ross. Zij is bij sommigen bekend als de schrijfster van een boek dat in Nederland is uitgegeven onder de titel Lessen voor levenden. De Amerikaanse titel ken ik niet, maar dat moet zo iets zijn als Interviews met stervenden. De Nederlandse uitgever zal wel gedacht hebben dat je op zo’n enge titel geen boek kunt verkopen. Vandaar Er zijn de laatste tijd enkele opzienbarende boeken verschenen die het zelfde thema hebben: het verwerken van het feit, dat men in de verstik kende greep zit van die afschuwelijke ziekte van nu, kanker. Lang is er een taboe rond de ziekte geweest. Men sprak - en doet dat vaak nog trou wens - van K, alsof men alleen al van het uitspreken van het woord óók kankerpatiënt zou worden. Dat er nu boeken met persoonlijke ervaringen rond de ziekte uitkomen is niet zo verbazingwekkend: de ban van het taboe is verbroken en bovendien: kanker is een zo ingrijpend iets; het hele ziektebeeld doet niet alleen een brute aanval op de fysieke mens, maar meer nog op diens geest, op diens waardigheid, die ruw gesloopt wordt. Die sloping ondergaan of er vlak bij staan - en niets kunnen doen om het te stoppen - moest wel leiden tot het met de pen uitschreeuwen van die in tense spanningen. Hildegard Knef deed dat in „Het vonnis’ (we bespraken dat boek onlangs), Conny Sluysmans in „Vraag niet waarom” en Cri Stell weg in „Deze aarde verlaten”. groeiende droegen we die zorg voor die ene mede mens.” Detail van de dodendans op het kerkhof „Des Innocents’’ in Parijs. Het is een hout snede uit 1485. is een journaliste, oog te staan met geluk gehad. Het was Vanzelfsprekend is het heel goed mo gelijk dat eenmaal gestorven mensen hetzelfde hebben ervaren als de „klini sche doden”. Maar hun ervaringen zijn Een p ruim standl super' Gems< vormj; jaar 1: bedrij partic foto’s, ansic Dat hi gewor was, i, p- i iP Zate waai marl houd Velsi oude „Een zen” een risch innei geste tiek deld. Deg Oud- „Twee weken zou het gaan duren eer in ons huis de logé arriveerde, deze heel speciale logé, die kwam om pas weer te vertrekken als uit hem het leven vertrokken was. Wie ver wachtte ooit zo’n logé? We zaten in ons huis en alles om ons heen leek nog heel gewoon. Alleen waren wij Hiermee is natuurlijk een ideaal ge schetst. Volmaakte mensen bestaan niet en iedere mens die over zijn dood durft na te denfken, zal veel of weinig angst ervaren voor de dood. De dood doemt voor hem op als duisternis, als leegte, als zinloosheid, als het volstrekte niets. En precies het niets is het enige voor na de dood is in deze opvatting een herschepping van een mens die door de poorten van de dood is gegaan. Er is geen ziel die het döde lichaam verlaat om zich voorgoed naar hemel of hel te begeven. Intussen kan ook Elisabeth Ross heel wetenschappelijk doende zijn met erva ringen van mensen op de grens van leven en dood. Ervaringen zijn tenslotte ook feiten en kunnen als zodanig weten schappelijk worden geregistreerd. Wat zien we dan? Of liever wat horen we dan? Het bekende verhaal van een ge voel van geluk zonder angst of smart. De „klinisch doden” staan als het ware buiten zichzelf of boven zichzelf. Elisa beth beschrijft de ervaringen van men sen die door een verkeersongeval waren getroffen. Buiten zichzelf getreden zagen ze hun dode ik op de weg liggen. Ze konden vertellen wie als eerste op de plaats van het ongeval aankwam en hoe geschrokken die er wel uitzag. Deze verhalen kunnen met vele worden uitge breid. Maar het bewijst allemaal niets. luidruchtig dat leven na de dood bewijs baar is, rationeel nog wel. Waar haalt Elisabeth Ross haar bewijs vandaan? Van gesprekken met mensen die klinisch dood waren, maar die door de medische wetenschap tot het leven waren terugge roepen. In Verges, een stadje in de Noordspaanse provincie Gerona, wordt een zeer oude traditie in stand gehouden: de Dans des Doods. De mannen gaan, dansend op de maat van tromgeroffel, door de straten van de stad. Zo wordt men er jaarlijks op de ver gankelijkheid van het bestaan gewezen. eigenlijk al gerekend op de doodstraf. Het is hem beter vergaan dan de Romanovs in Rusland en daarover laat Poe’i duidelijk zijn dankbaarheid merken tijdens het moeizame proces van heropvoeding om af te leren wat des keizers is. Richard Schirach, die het boek uit het Chinees in het Duits vertaalde, wordt in zijn nawoord kennelijk heen en weer geslingerd tussen de begrip pen „hersenspoeling” en „gewetenson derzoek”. Hij spreekt van een „absur de en tegelijk tragische opvoedingsro man” - tenminste volgens westerse begrippen”. Cri Stellweg beschrijft de lotsverbon denheid: verdraagzaamheid, tederheid, zorg voor elkaar, iets van conspiratie ook. Een band „die fijn was als spinrag en even sterk, taai en elastisch. Samen „Hoe, vraag ik op de rand van het bed zittend. Door niet meer te roken bijvoorbeeld, zegt hij nog, het hoofd dieper in de kussens leggend. Ik blijf bij hem zitten terwijl hij verdwijnt in de slaap. Ik maak heel voorzichtig mijn hand los, kom uiterst behoed zaam van het bed af, ik heb een enorme behoefte aan een sigaret.’’ WS” Een o „Het vormde geen probleem. Nie mand was te beroerd iets te doen, ’s Ochtends moest Carls raam, zijn zicht op het aspekt van het leven dat voor hem zoveel betekend had, de bomen, de wei, de aarde, luchten er boven, helder worden gemaakt, ’s Ochtends had het huis iets heel ongewoons. Een slaapzak hier. Een persoon in och tendjas daar. De wijkzuster die rom melde met de wasattributen, bak, handdoeken, washanden, speciaal en alleen voor en van de zieke. Attribu ten die de hele dag apart gehouden in een hoekje van de badkamer zouden staan.” dat de mens onsterfelijk is, kan ertoe leiden dat het leven hier op aarde wordt beschouwd als iets van voorbijgaande aard dat allemaal zo belangrijk niet is. Honger en onrecht behoeft men dan niet zo ernstig te nemen, omdat al het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid. Het geloof in een leven na de dood ontslaat niemand van de plicht het leven hier op aarde volstrekt ernstig te nemen. Of men gelovig is of niet, het feit ligt er dat talloze mensen geloven in een leven na de dood. De wens kan hier de vader van de gedachte zijn. Men kan zich ook beroepen op de Bijbel. Het is allemaal om het even. Te bewijzen valt er niets. Ook Elisabeth Ross kan dat niet, al beweert zij in haar boek nog zo CHINA. Twee recente uitgaven over het nieuwe China trekken de aandacht. De laatste keizer Poe’i schreef zijn autobiografie, waarvan bij Uitgeverij In den Toren in Baarn een vertaling is verschenen door Hel ga en Jan Vos. Deze levensbeschrij ving bestrijkt de periode 1906 tot 1977. Het andere boekje is een „weer zien na 25 jaar". „Als Chinees terug naar China” zo heet dit „verslag van alledag” uit het China van nu, Chang Sin Ren, scheikundige in Zwitserland keerde op zijn 42-ste terug naar zijn moederland dat hij op 18-jarige leef tijd had verlaten Hij vond er zijn familieleden en vrienden terug en leerde het dagelijkse leven kennen in de Volksrepubliek. Een ooggetuige die duidelijk anders registreert dan de „China-in-five-days”-bezoeker, vooral ook omdat hij zijn landstaal niet vergeten is. dat niet, wetend dat wij en het huis voorgoed veranderd zouden zijn na deze aanstaande en in het onherroepe lijke eindigende logeerpartij. Hoe zou den wij er uitzien straks, deze kamer en ik?” k werp van mensenlijke angst. Misschien kan veel van deze begrijpelijke angst worden weggenomen, als we juist dlat niets leren ervaren als het enige werke lijk vruchtbare. Al het leven op aarde, heel de wereld is uit dat niets voortge komen en het zal terugkeren naar het niets als vruchtbare bodem voor een nieuwe wereld, voor nieuw leven. Deze opvatting is niet wetenschappe lijk. Zij is gebaseerd op de overtuiging dat het leven en de dood niet zinloos zijn. En persoonlijk durf ik met miljoe nen anderen volhouden dat het leven niet eindigt bij de dood. Maar zelfs als dat zo was, zou het leven niet zinloos zijn. Een leven wordt niet eerst zinvol, als er een eeuwigheid op volgt. Integen deel zou ik zeggen. Juist de overtuiging Hij zelf bepaalt de dag. Dan leeft iedereen naar de laatste uren toe. De wosteling tenslotte toch nog. En dan het einde. Sterven is bewust afstand doen van het leven dat van nature vergankelijk heid is. Sterven is zo het eindelijk berei ken van de volwassenheid. Het leven is volgroeid, uitgebloeid. Het proces is vol tooid of het menselijk leven nu enige uren heeft geduurd of honderd lange j-aren. De levenslijn, lang of kort, breekt af. Zowel begin als einde ligt verbor gen in het duister van het niets. Begin en einde worden beide gekenmerkt door overgave: de overgave van twee mensen aan elkaar als een nieuw leven wordt verwekt en de overgave aan het leven op het moment van sterven. Tussen beide momenten ligt de levensweg, waarlangs de mens onderweg is naar zichzelf om zichzelf eerst volledig te vinden aan de poorten van de dood. Maar de mens kan zichzelf pas vin den, als hij zichzelf durft te verliezen. Een mens kan niet leven, als hij zijn leven niet wil overgeven. Een mens kan niet leven, als hij niet durft te sterven aan zichzelf. En sterven aan zichzelf betekent leven voor anderen, vruchtbaar leven. Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, zal hij geen vrucht dragen. Het leven is geworteld in de dood. Er is geen leven mogelijk zonder dood. Echt en volwaardig menselijk le ven is eerst mogelijk als de mens het leven aanvaardt als een proces van voortdurend sterven aan zichzelf voor het leven van anderen. Hiermee is de liefde volmaakt aangeduid en alleen de liefde is sterker dan de dood. Sterven wordt pas onmenselijk, als de stervende mens niet heeft liefgehad. „De morfinespuit van de afgelopen nacht heeft praktisch geen uitwerking gehad. Om half twee heeft hij Fred (de man van de schrijfster, red.) ge roepen. Laten we een beetje praten heeft hij gezegd. En daar hebben ze gepraat, in de nachtelijke kamer, slechts verlicht door de paar schemer lichtjes. Over leven: je verhoudingen De drie weken hebben een onuitwis bare indruk achtergelaten. De broer en zus groeien naar elkaar toe. De mensen in het huis werken samen aan één doel: Carl, de broer, een zo vredig mogelijk levensslot te geven. Dat valt fysiek en psychisch natuurlijk niet mee. De vaste hulp blijf; na één ochtend weg. Ze meldt zich ziek. („Ze rook de dood”). „We leerden accepteren het ene ogenblik in de ene kamer te horen spreken over: wat eten we vandaag, de moestuin in te gaan om kool te snijden en het volgende ogenblik in die andere kamer te zijn en daar de gevonniste onder ons te horen zeggen: Gek, hè, dat ik hier nou Hg om te sterven. Ik wil best, hoor, daar niet van, maar dat lichaam weet niet hoe 't het moet doen. Dat arme lichaam van me’t Is toch niks meer, hè? Toch zal het ’t moeten kunnen, ster ven. Zijn praktisch ontvleesde arm komt omhoog om de ogen droog te wrijven. Dat gegrien aldoor, zegt hij. We nemen het wrijven graag van hem over. En met vingers nat van zijn tranen gaan we de kool snijden in de moestuin. Snijdend bedenken we dat we ze misschien eerst hadden moeten wassen, met de ontsmettingszeep „Er was niets deerniswekkends meer aan hem. Hij was op dat mo ment al enige duizenden lichtjaren van ons verwijderd.” Een ontoerend, indrukwekkend boek, dit „Deze aarde verlaten”, troost gevend ook. Het is uitgegeven door Ambo. met anderen, je vrouw, kinderen, me demensen, vriendschappen, werk. Over de verhouding tot je zelf vervolgens. Hoe raadselachtig, duister vaak. Hoe onoprecht, hoe oprecht. Over dood tenslotte hebben ze gepaat. I have made up my mind, heeft hij tegen de ander gezegd. Ik wil er wel uit, nu. Kun jij mij daarbij helpen? Wil je dat? Ik ben klaar ik ben rond. Ik wil mijn geest inleven bij wie die thuis hoort. Ik wil weg." schrijfster. Ze zijn vervreemd, uit elkaar gegroeid door afstand en instelling. Die broer en diens vouw hebben in Neder land geen eigen home. De man wordt bijna gek van het idee, dat hij de laatste maanden van zijn leven hij heeft er drie van de dokters „gekregen” in het ziekenhuis zou moeten doorbrengen. Cri Stellweg besluit dan, samen met haar echtgenoot uiteraard, om de broer in hun Brabantse huis op te nemen, zodat hij een menselijk einde van zijn bestaan kan beleven. De broer had al laten weten, dat hij niet als een soort weerloos dier, zonder zijn menselijke waardigheid, wilde ster ven. Euthanasie dus. Naarmate het einde meer in zicht komt wordt dat probleem meer aan de orde gesteld, eerst zonder veel woorden, maar de wil en wens daartoe hangen rond de zieke. De ge dachte eraan wordt bevrijdend. Er wordt over gesproken. Er wordt een afspraak gemaakt. Wanneer Carl uit het leven wil stappen. Het zijn ontroerende passages in dit diep-menselijke boek. Conny Sluysmans Zij kwam oog in kanker. Zij heeft kwaad is bij haar weggehaald. Ze er op tijd bij. Conny Sluysmans vertelt van haar emotionele strijd tegen zich zelf, toen ze hoorde van een chirurg: „Ja, dat zit fout, bereid u maar voor op borstamputatie”. In korte, geladen zinnen heeft ze nu opgetekend, wat ze in die afschuwelijke dagen voor en vlak na die operatie voelde. Het echte, gruwelijke volwassen worden op een dag tussen drie en half vier. Er wordt gezegd: persoonlijkheid dat heeft te maken met ogen, je gezicht, niet met borsten, maar het accepteren van die waarheid is vers twee. Conny Sluysmans merkt op, dat een man hoe zeer hij ook meeleeft nooit ten diepte zal kunnen begrijpen hoe fel een vrouw, die een borst verloren heeft, zich verminkt voelt. Uiteindelijk is ze ook weer dankbaar: „De deur van het leven is open gebleven. Je mag er opnieuw door naar binnengaan. Niet alleen als mens. Maar waarachtig ook nog als vrouw”. Het boek „Vraag niet tvaarom” (uitg. Teleboek) zal voor velen, die in dezelfde omstandigheden komen te verkeren, een steun kunnen zijn. In het boek volg je alof je er zelf bij betrokken bent het hele proces: de opstandigheid van de broer, dan weer zijn momenten van vrede en geluk, zoals op sinterklaasavond; zijn vermaning: „zie dat je ’t niet krijgt”. Tenslotte het begrip euthanasie is hiervoor enkele malen gevallen vesti gen we de aandacht op een publikatie van het Nederlands Gesprek Centrum, dat in boekvorm is verschenen onder de titel „Euthanasie”. Deskundigen van al lerlei aard (medici, juristen, zielzorgers, ethici) komen er in aan het woord. Een pasklaar antwoord op de vraag „eutha nasie,ja of nee, geoorloofd of niet” geeft het niet, wel kan men zelf aan de hand van de discussies en opmerkingen wel licht gemakkelijker zijn conclusies trek ken. Maar ja, theorie is natuurlijk altijd heel anders dan de praktijk. Maar op een beslissend moment is het toch goed te weten wat de mogelijkheden zijn rond de euthanasie. onmeetbaar. Zij kunnen duizend keer in de hemel, in het nirwana of het walhal la zijn, maar hun belevenissen als reeds gestorven mensen zijn onuitwisselbaar, wetenschappelijk onaantoonbaar. Als men toch op een of andere manier keniniis wil nemen van dergelijke erva ringen, zal men het pad van de weten schap moeten verlaten. Men kan dan spiritisme gaan bedrijven om als Saul contact te zoeken met de geest van Samuel. Men komt dan wel in conflict met de officiële godsdienstleer. Men kan er ook een andere gelovige opstelling op na houden. Dan ontmoeten we Berna dette Soubirous die Maria meermalen in Lourdes heeft zien verschijnen, de kin deren van Fatima en nog andere gelovi ge mensen. Zijn de verschijningen aan deze kinderen bewijzen van leven na de dood? Voor een gelovige wel. Voor ie mand die zoekt naar wat rationeel be wijsbaar is, is met deze verschijning niet aangetoond dat het leven van Maria zich heeft voortgezet na haar dood. Ik mag voor mezelf tot de conclusie komen dat er geen bewijzen zijn voor leven na de dood. Maar evenmin kan worden bewezen dat er géén leven is na de döod. We weten er gewoon niets van. Het bewijs kan pas worden geleverd als we zelf het leven achter ons hebben gelaten. Even geduld dus. Als Chang vergelijkingen maakt tussen het China van vóór de oorlog en nu dan slaat de wijzer van de weegschaal voortdurend uit in het voordeel van de Volksrepubliek. Dat is niet zo merkwaardig als men be denkt dat hij èn het westerse koloni alisme én de Japanse bezetting heeft meegemaakt. „Als Chinees terug naar China” werd door Karin Schaling-Dirks uit het Duits vertaald en uitgegeven door Schuyt Co in Haarlem. Het kleuri ge dagboekje met fraaie foto’s ver scheen al in Zwitserland, West-Duits- land, Frankrijk en Engeland. Ex-keizer Poe’i werd pas 34 maan den oud als de troonopvolger in Chi na aangewezen. Werkelijk genieten kon hij niet van die hoge positie want toen hij vijf was (1911) brak in China de revolutie uit en een jaar later moest hij afstand doen van zijn troon. „Ik was keizer van China” luidt de titel van Poe’i’s autobiografie waarin men vooral de anekdote zal aantref fen en niet, zoals in bijvoorbeeld Russells eigen levensbeschrijving een gefundeerd historisch en sociologisch kader. Volgens het „welwillend verdrag” mocht het ex-keizertje eerst nog in zijn paleis in de „verboden stad” blijven. In 1924 vluchtte hij naar Tienstin waar hij onder Japanse in vloed kwam. De Japanse fascisten maakten van hem een marionnetten- vorst in Mantsjoekwo, waar Poe’i in 1945 gevangen werd genomen door de Russen. Na vijf jaar „sanatorium” leverde Moskou hem uit aan de Chi nese Volksrepubliek, waar hij een heropvoeding kreeg. De ex-kedzer had De ^verschijning van het boek viel ongeveer samen met een verwoede discussie tussen Michel Korzec, een Utrechtse socioloog en Wertheim, over het eerder gepubliceerde boek van de Amsterdamse professor „Evo lutie en revolutie” (Eveneens versche nen bij van Gennep). NRC-redacteur J. Godschalk mengde zich niet ten faveure van Wertheim in het debat, waarbij deze stelde „Vervolgens pro beerde de emeritus-hoogleraar de uit gave van hei Amsterdamse sociologi sche tijdschrift (waarin Korzec had geschreven, a.w.) via fondsen van de subfaculteit onmogelijk te maken. „Een beschuldiging waarvoor God schalk” geen harde bewijzen op tafel kon leggen, waarop hij openlijk ver klaarde: „Ik ben daarom bereid de gewraakte passage bij deze terug te nemen”. De stofwolken rondom Wert heim zijn nog steeds niet wegge dwarreld, temeer omdat ook Renate Rubenstein, de Vrij Nederland-co- lumniste, zich in de strijd heeft ge worpen. Wertheims visie dat de mensheid, met vallen en opstaan, emancipeert is duidelijk bedoeld voor een breed pu bliek. Verwacht kan worden dat het na de verhitte discussies ook méér aandacht zal krijgen dan wanneer het boek zomaar in de stille weten schappelijke vijver was geplonsd. ARNOLD WILLINCK Elisabeth gaat kennelijk uit van de opvatting dat dood hetzelfde is als kli nisch döod. Dood is dood. Een toestand van leven die men pleegt aan te duiden met klinisch dood zijn, is een vorm van leven, al staat de mens nog zo dicht bij de dood. Maar als iemand eenmaal dood is, is zelfs de knapste medicijnman niet in staat een döde weer levend te maken. Vanzelfsprekend mag de psychiater in kwestie wel vermoeden, dat de ervarin gen van mensen op de grens van leven en dood bijzondere ervaringen zijn en dat deze ons wel degelijk iets te zeggen hebben. Maar het blijven ervaringen in het grensgebied en geen bevindingen van mensen die de grens definitief hebben overschreden. Gemakshalve gaan we er van uit dat Elisabeth Ross het probleem niet benadert als een gelovige, die als zodanig overtuigd is van een leven na de dood. Daarom wil ik haar zien als een vrouw van de wetenschap die haar uit spraken baseert op feiten. Belangrijkste feit is, dat dood dood is. Een tussenvorm is niet mogelijk. Er zijn natuurlijk wel allerlei gradaties van leven. Zo is er ook een vorm van menselijk leven die men beschrijft als klinisch dood. Maar er is maar één manier van dood zijn. En dat is dood zijn. Daarin zijn geen gradaties mogelijk. De dood is volstrekt en abso luut, ook al gelooft men in het leven na de dood. Ook een gelovige sterft. Dat een gelovig mens als zeker aanneemt dat hij zal voortleven, bewijst helemaal niets. Voor een mens is de dood onherroepe lijk. Alleen, hij mag geloven dat zijn naam staat geschreven in de palm van Gods hand en dat God hem opnieuw en nu voorgoed tot het leven zal roepen. Het geloof in een leven na de dood is in de eerste plaats geloven dat God de mens uit de dood zal opwekken. Leven Cri Stellweg, die ook onder de naam Saartje Burgerhart (Volkskrant) publi ceert, heeft op indrukwekkende wijze vastgelegd hoe zij de laatste drie weken van het leven van haar broer heeft ervaren. Die broer hoort van de ene op de andere dag, op het punt staand van uit Zuid-Ameika naar Nederland te ko men voor verlof, dat hij ongeneeslijk aan longkanke lijdt. Die broer is nooit een intieme relatie geweest van de Zijdelings heeft ook het nieuwe boek van prof. dr. W. F. Wertheim „Elite en massa” uitgegeven door van Gennep in Amsterdam, met China te maken. De gepensioneerde hoogleraar in de niet-westerse sociologie betrekt althans voortdurend het nieuwe Chi na van Mao Tse Toeng in zijn thema: dat de menselijke geschiedenis een proces van groeiende emancipatie- doormaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 18