Een mens kan pas leven
als hij durft te sterven
3
v
LEVEN EN STERVEN MET KANKER
een
IL
11
N
„Deze aarde verlaten”
indrukwekkende getuigenis
I
Visies van laatste keizer
Poe'i en prof. Wertheim
„VRAAG NIET WAAROM", LEVEN
NA BORSTAMPUTATIE
De
CHINA IN EEN OVERGANGSTIJD
Emotioneel
Discussies
door Hans Rombouts
Euthanasie
lifa
door Th. J. Koeckhoven
Dood is dood
d
Spiritisme
Öezi
van
In
den
■i
we|
biel
191
op
van
VA!
Rijt
mar
dog
[far!
en I
V
paai
tuig
zads
zwe
prim'
omdc
dorp
het 1
Noor
werd
boek’
munc
De 3t
van
aantr
gezet
Angst voor niets
dat het boek hier als lessen voor levenden op de markt wordt gebracht.
Levende mensen moeten tenslotte allemaal sterven en dat is heel wat
anders dan dood gaan. Dood gaan hoeft niemand te leren. Sterven wel en
dat blijkt heel moeilijk te zijn. Het is de laatste bewuste daad van een
levende mens die zichzelf wellicht voor het eerst van zijn leven volledig
aanvaardt in deze beangrijkste uren van alle uren sinds zijn geboorte.
In de Verenigde Staten woont een vrouw die ook psychiater is. Haar
naam is dr. Elisabeth Kübler-Ross. Zij is bij sommigen bekend als de
schrijfster van een boek dat in Nederland is uitgegeven onder de titel
Lessen voor levenden. De Amerikaanse titel ken ik niet, maar dat moet
zo iets zijn als Interviews met stervenden. De Nederlandse uitgever zal wel
gedacht hebben dat je op zo’n enge titel geen boek kunt verkopen. Vandaar
Er zijn de laatste tijd enkele opzienbarende boeken verschenen die het
zelfde thema hebben: het verwerken van het feit, dat men in de verstik
kende greep zit van die afschuwelijke ziekte van nu, kanker. Lang is er
een taboe rond de ziekte geweest. Men sprak - en doet dat vaak nog trou
wens - van K, alsof men alleen al van het uitspreken van het woord óók
kankerpatiënt zou worden. Dat er nu boeken met persoonlijke ervaringen
rond de ziekte uitkomen is niet zo verbazingwekkend: de ban van het
taboe is verbroken en bovendien: kanker is een zo ingrijpend iets; het hele
ziektebeeld doet niet alleen een brute aanval op de fysieke mens, maar
meer nog op diens geest, op diens waardigheid, die ruw gesloopt wordt. Die
sloping ondergaan of er vlak bij staan - en niets kunnen doen om het te
stoppen - moest wel leiden tot het met de pen uitschreeuwen van die in
tense spanningen. Hildegard Knef deed dat in „Het vonnis’ (we bespraken
dat boek onlangs), Conny Sluysmans in „Vraag niet waarom” en Cri Stell
weg in „Deze aarde verlaten”.
groeiende
droegen we die zorg voor die ene mede
mens.”
Detail van de dodendans op het kerkhof „Des Innocents’’ in Parijs. Het is een hout
snede uit 1485.
is een journaliste,
oog te staan met
geluk gehad. Het
was
Vanzelfsprekend is het heel goed mo
gelijk dat eenmaal gestorven mensen
hetzelfde hebben ervaren als de „klini
sche doden”. Maar hun ervaringen zijn
Een p
ruim
standl
super'
Gems<
vormj;
jaar 1:
bedrij
partic
foto’s,
ansic
Dat hi
gewor
was, i,
p- i
iP
Zate
waai
marl
houd
Velsi
oude
„Een
zen”
een
risch
innei
geste
tiek
deld.
Deg
Oud-
„Twee weken zou het gaan duren
eer in ons huis de logé arriveerde,
deze heel speciale logé, die kwam om
pas weer te vertrekken als uit hem
het leven vertrokken was. Wie ver
wachtte ooit zo’n logé? We zaten in
ons huis en alles om ons heen leek
nog heel gewoon. Alleen waren wij
Hiermee is natuurlijk een ideaal ge
schetst. Volmaakte mensen bestaan niet
en iedere mens die over zijn dood durft
na te denfken, zal veel of weinig angst
ervaren voor de dood. De dood doemt
voor hem op als duisternis, als leegte,
als zinloosheid, als het volstrekte niets.
En precies het niets is het enige voor
na de dood is in deze opvatting een
herschepping van een mens die door de
poorten van de dood is gegaan. Er is
geen ziel die het döde lichaam verlaat
om zich voorgoed naar hemel of hel te
begeven.
Intussen kan ook Elisabeth Ross heel
wetenschappelijk doende zijn met erva
ringen van mensen op de grens van
leven en dood. Ervaringen zijn tenslotte
ook feiten en kunnen als zodanig weten
schappelijk worden geregistreerd. Wat
zien we dan? Of liever wat horen we
dan? Het bekende verhaal van een ge
voel van geluk zonder angst of smart.
De „klinisch doden” staan als het ware
buiten zichzelf of boven zichzelf. Elisa
beth beschrijft de ervaringen van men
sen die door een verkeersongeval waren
getroffen. Buiten zichzelf getreden zagen
ze hun dode ik op de weg liggen. Ze
konden vertellen wie als eerste op de
plaats van het ongeval aankwam en hoe
geschrokken die er wel uitzag. Deze
verhalen kunnen met vele worden uitge
breid. Maar het bewijst allemaal niets.
luidruchtig dat leven na de dood bewijs
baar is, rationeel nog wel. Waar haalt
Elisabeth Ross haar bewijs vandaan?
Van gesprekken met mensen die klinisch
dood waren, maar die door de medische
wetenschap tot het leven waren terugge
roepen.
In Verges, een stadje in de Noordspaanse provincie Gerona, wordt een zeer oude
traditie in stand gehouden: de Dans des Doods. De mannen gaan, dansend op de maat
van tromgeroffel, door de straten van de stad. Zo wordt men er jaarlijks op de ver
gankelijkheid van het bestaan gewezen.
eigenlijk al gerekend op de doodstraf.
Het is hem beter vergaan dan de
Romanovs in Rusland en daarover
laat Poe’i duidelijk zijn dankbaarheid
merken tijdens het moeizame proces
van heropvoeding om af te leren
wat des keizers is.
Richard Schirach, die het boek uit
het Chinees in het Duits vertaalde,
wordt in zijn nawoord kennelijk heen
en weer geslingerd tussen de begrip
pen „hersenspoeling” en „gewetenson
derzoek”. Hij spreekt van een „absur
de en tegelijk tragische opvoedingsro
man” - tenminste volgens westerse
begrippen”.
Cri Stellweg beschrijft de lotsverbon
denheid: verdraagzaamheid, tederheid,
zorg voor elkaar, iets van conspiratie
ook. Een band „die fijn was als spinrag
en even sterk, taai en elastisch. Samen
„Hoe, vraag ik op de rand van het
bed zittend. Door niet meer te roken
bijvoorbeeld, zegt hij nog, het hoofd
dieper in de kussens leggend. Ik blijf
bij hem zitten terwijl hij verdwijnt in
de slaap. Ik maak heel voorzichtig
mijn hand los, kom uiterst behoed
zaam van het bed af, ik heb een
enorme behoefte aan een sigaret.’’
WS”
Een o
„Het vormde geen probleem. Nie
mand was te beroerd iets te doen,
’s Ochtends moest Carls raam, zijn zicht
op het aspekt van het leven dat voor
hem zoveel betekend had, de bomen,
de wei, de aarde, luchten er boven,
helder worden gemaakt, ’s Ochtends
had het huis iets heel ongewoons. Een
slaapzak hier. Een persoon in och
tendjas daar. De wijkzuster die rom
melde met de wasattributen, bak,
handdoeken, washanden, speciaal en
alleen voor en van de zieke. Attribu
ten die de hele dag apart gehouden in
een hoekje van de badkamer zouden
staan.”
dat de mens onsterfelijk is, kan ertoe
leiden dat het leven hier op aarde wordt
beschouwd als iets van voorbijgaande
aard dat allemaal zo belangrijk niet is.
Honger en onrecht behoeft men dan niet
zo ernstig te nemen, omdat al het lijden
van deze tijd niet opweegt tegen de
toekomstige heerlijkheid. Het geloof in
een leven na de dood ontslaat niemand
van de plicht het leven hier op aarde
volstrekt ernstig te nemen.
Of men gelovig is of niet, het feit ligt
er dat talloze mensen geloven in een
leven na de dood. De wens kan hier de
vader van de gedachte zijn. Men kan
zich ook beroepen op de Bijbel. Het is
allemaal om het even. Te bewijzen valt
er niets. Ook Elisabeth Ross kan dat
niet, al beweert zij in haar boek nog zo
CHINA. Twee recente uitgaven
over het nieuwe China trekken de
aandacht. De laatste keizer Poe’i
schreef zijn autobiografie, waarvan
bij Uitgeverij In den Toren in Baarn
een vertaling is verschenen door Hel
ga en Jan Vos. Deze levensbeschrij
ving bestrijkt de periode 1906 tot
1977. Het andere boekje is een „weer
zien na 25 jaar". „Als Chinees terug
naar China” zo heet dit „verslag van
alledag” uit het China van nu, Chang
Sin Ren, scheikundige in Zwitserland
keerde op zijn 42-ste terug naar zijn
moederland dat hij op 18-jarige leef
tijd had verlaten Hij vond er zijn
familieleden en vrienden terug en
leerde het dagelijkse leven kennen in
de Volksrepubliek. Een ooggetuige die
duidelijk anders registreert dan de
„China-in-five-days”-bezoeker, vooral
ook omdat hij zijn landstaal niet
vergeten is.
dat niet, wetend dat wij en het huis
voorgoed veranderd zouden zijn na
deze aanstaande en in het onherroepe
lijke eindigende logeerpartij. Hoe zou
den wij er uitzien straks, deze kamer
en ik?”
k
werp van mensenlijke angst. Misschien
kan veel van deze begrijpelijke angst
worden weggenomen, als we juist dlat
niets leren ervaren als het enige werke
lijk vruchtbare. Al het leven op aarde,
heel de wereld is uit dat niets voortge
komen en het zal terugkeren naar het
niets als vruchtbare bodem voor een
nieuwe wereld, voor nieuw leven.
Deze opvatting is niet wetenschappe
lijk. Zij is gebaseerd op de overtuiging
dat het leven en de dood niet zinloos
zijn. En persoonlijk durf ik met miljoe
nen anderen volhouden dat het leven
niet eindigt bij de dood. Maar zelfs als
dat zo was, zou het leven niet zinloos
zijn. Een leven wordt niet eerst zinvol,
als er een eeuwigheid op volgt. Integen
deel zou ik zeggen. Juist de overtuiging
Hij zelf bepaalt de dag. Dan leeft
iedereen naar de laatste uren toe. De
wosteling tenslotte toch nog. En dan
het einde.
Sterven is bewust afstand doen van
het leven dat van nature vergankelijk
heid is. Sterven is zo het eindelijk berei
ken van de volwassenheid. Het leven is
volgroeid, uitgebloeid. Het proces is vol
tooid of het menselijk leven nu enige
uren heeft geduurd of honderd lange
j-aren. De levenslijn, lang of kort, breekt
af. Zowel begin als einde ligt verbor
gen in het duister van het niets. Begin
en einde worden beide gekenmerkt door
overgave: de overgave van twee mensen
aan elkaar als een nieuw leven wordt
verwekt en de overgave aan het leven
op het moment van sterven. Tussen
beide momenten ligt de levensweg,
waarlangs de mens onderweg is naar
zichzelf om zichzelf eerst volledig te
vinden aan de poorten van de dood.
Maar de mens kan zichzelf pas vin
den, als hij zichzelf durft te verliezen.
Een mens kan niet leven, als hij zijn
leven niet wil overgeven. Een mens kan
niet leven, als hij niet durft te sterven
aan zichzelf. En sterven aan zichzelf
betekent leven voor anderen, vruchtbaar
leven. Als de graankorrel niet in de
aarde valt en sterft, zal hij geen vrucht
dragen. Het leven is geworteld in de
dood. Er is geen leven mogelijk zonder
dood. Echt en volwaardig menselijk le
ven is eerst mogelijk als de mens het
leven aanvaardt als een proces van
voortdurend sterven aan zichzelf voor
het leven van anderen. Hiermee is de
liefde volmaakt aangeduid en alleen de
liefde is sterker dan de dood. Sterven
wordt pas onmenselijk, als de stervende
mens niet heeft liefgehad.
„De morfinespuit van de afgelopen
nacht heeft praktisch geen uitwerking
gehad. Om half twee heeft hij Fred
(de man van de schrijfster, red.) ge
roepen. Laten we een beetje praten
heeft hij gezegd. En daar hebben ze
gepraat, in de nachtelijke kamer,
slechts verlicht door de paar schemer
lichtjes. Over leven: je verhoudingen
De drie weken hebben een onuitwis
bare indruk achtergelaten. De broer en
zus groeien naar elkaar toe. De mensen
in het huis werken samen aan één doel:
Carl, de broer, een zo vredig mogelijk
levensslot te geven. Dat valt fysiek
en psychisch natuurlijk niet mee. De
vaste hulp blijf; na één ochtend weg. Ze
meldt zich ziek. („Ze rook de dood”).
„We leerden accepteren het ene
ogenblik in de ene kamer te horen
spreken over: wat eten we vandaag,
de moestuin in te gaan om kool te
snijden en het volgende ogenblik in
die andere kamer te zijn en daar de
gevonniste onder ons te horen zeggen:
Gek, hè, dat ik hier nou Hg om te
sterven. Ik wil best, hoor, daar niet
van, maar dat lichaam weet niet hoe
't het moet doen. Dat arme lichaam
van me’t Is toch niks meer, hè?
Toch zal het ’t moeten kunnen, ster
ven. Zijn praktisch ontvleesde arm
komt omhoog om de ogen droog te
wrijven. Dat gegrien aldoor, zegt hij.
We nemen het wrijven graag van hem
over. En met vingers nat van zijn
tranen gaan we de kool snijden in de
moestuin. Snijdend bedenken we dat
we ze misschien eerst hadden moeten
wassen, met de ontsmettingszeep
„Er was niets deerniswekkends
meer aan hem. Hij was op dat mo
ment al enige duizenden lichtjaren
van ons verwijderd.”
Een ontoerend, indrukwekkend boek,
dit „Deze aarde verlaten”, troost gevend
ook. Het is uitgegeven door Ambo.
met anderen, je vrouw, kinderen, me
demensen, vriendschappen, werk. Over
de verhouding tot je zelf vervolgens.
Hoe raadselachtig, duister vaak. Hoe
onoprecht, hoe oprecht. Over dood
tenslotte hebben ze gepaat. I have
made up my mind, heeft hij tegen de
ander gezegd. Ik wil er wel uit, nu.
Kun jij mij daarbij helpen? Wil je
dat? Ik ben klaar ik ben rond. Ik wil
mijn geest inleven bij wie die thuis
hoort. Ik wil weg."
schrijfster. Ze zijn vervreemd, uit elkaar
gegroeid door afstand en instelling. Die
broer en diens vouw hebben in Neder
land geen eigen home. De man wordt
bijna gek van het idee, dat hij de laatste
maanden van zijn leven hij heeft er
drie van de dokters „gekregen” in het
ziekenhuis zou moeten doorbrengen. Cri
Stellweg besluit dan, samen met haar
echtgenoot uiteraard, om de broer in
hun Brabantse huis op te nemen, zodat
hij een menselijk einde van zijn bestaan
kan beleven.
De broer had al laten weten, dat hij
niet als een soort weerloos dier, zonder
zijn menselijke waardigheid, wilde ster
ven. Euthanasie dus. Naarmate het einde
meer in zicht komt wordt dat probleem
meer aan de orde gesteld, eerst zonder
veel woorden, maar de wil en wens
daartoe hangen rond de zieke. De ge
dachte eraan wordt bevrijdend. Er
wordt over gesproken. Er wordt een
afspraak gemaakt. Wanneer Carl uit het
leven wil stappen. Het zijn ontroerende
passages in dit diep-menselijke boek.
Conny Sluysmans
Zij kwam oog in
kanker. Zij heeft
kwaad is bij haar weggehaald. Ze
er op tijd bij. Conny Sluysmans vertelt
van haar emotionele strijd tegen zich
zelf, toen ze hoorde van een chirurg:
„Ja, dat zit fout, bereid u maar voor op
borstamputatie”.
In korte, geladen zinnen heeft ze nu
opgetekend, wat ze in die afschuwelijke
dagen voor en vlak na die operatie
voelde. Het echte, gruwelijke volwassen
worden op een dag tussen drie en half
vier. Er wordt gezegd: persoonlijkheid
dat heeft te maken met ogen, je gezicht,
niet met borsten, maar het accepteren
van die waarheid is vers twee. Conny
Sluysmans merkt op, dat een man
hoe zeer hij ook meeleeft nooit ten
diepte zal kunnen begrijpen hoe fel een
vrouw, die een borst verloren heeft, zich
verminkt voelt. Uiteindelijk is ze ook
weer dankbaar: „De deur van het leven
is open gebleven. Je mag er opnieuw
door naar binnengaan. Niet alleen als
mens. Maar waarachtig ook nog als
vrouw”.
Het boek „Vraag niet tvaarom” (uitg.
Teleboek) zal voor velen, die in dezelfde
omstandigheden komen te verkeren, een
steun kunnen zijn.
In het boek volg je alof je er zelf
bij betrokken bent het hele proces:
de opstandigheid van de broer, dan weer
zijn momenten van vrede en geluk, zoals
op sinterklaasavond; zijn vermaning:
„zie dat je ’t niet krijgt”.
Tenslotte het begrip euthanasie is
hiervoor enkele malen gevallen vesti
gen we de aandacht op een publikatie
van het Nederlands Gesprek Centrum,
dat in boekvorm is verschenen onder de
titel „Euthanasie”. Deskundigen van al
lerlei aard (medici, juristen, zielzorgers,
ethici) komen er in aan het woord. Een
pasklaar antwoord op de vraag „eutha
nasie,ja of nee, geoorloofd of niet” geeft
het niet, wel kan men zelf aan de hand
van de discussies en opmerkingen wel
licht gemakkelijker zijn conclusies trek
ken. Maar ja, theorie is natuurlijk altijd
heel anders dan de praktijk. Maar op
een beslissend moment is het toch goed
te weten wat de mogelijkheden zijn
rond de euthanasie.
onmeetbaar. Zij kunnen duizend keer in
de hemel, in het nirwana of het walhal
la zijn, maar hun belevenissen als reeds
gestorven mensen zijn onuitwisselbaar,
wetenschappelijk onaantoonbaar. Als
men toch op een of andere manier
keniniis wil nemen van dergelijke erva
ringen, zal men het pad van de weten
schap moeten verlaten. Men kan dan
spiritisme gaan bedrijven om als Saul
contact te zoeken met de geest van
Samuel. Men komt dan wel in conflict
met de officiële godsdienstleer. Men kan
er ook een andere gelovige opstelling op
na houden. Dan ontmoeten we Berna
dette Soubirous die Maria meermalen in
Lourdes heeft zien verschijnen, de kin
deren van Fatima en nog andere gelovi
ge mensen. Zijn de verschijningen aan
deze kinderen bewijzen van leven na de
dood? Voor een gelovige wel. Voor ie
mand die zoekt naar wat rationeel be
wijsbaar is, is met deze verschijning niet
aangetoond dat het leven van Maria zich
heeft voortgezet na haar dood.
Ik mag voor mezelf tot de conclusie
komen dat er geen bewijzen zijn voor
leven na de dood. Maar evenmin kan
worden bewezen dat er géén leven is na
de döod. We weten er gewoon niets van.
Het bewijs kan pas worden geleverd als
we zelf het leven achter ons hebben
gelaten. Even geduld dus.
Als Chang vergelijkingen maakt
tussen het China van vóór de oorlog
en nu dan slaat de wijzer van de
weegschaal voortdurend uit in het
voordeel van de Volksrepubliek. Dat
is niet zo merkwaardig als men be
denkt dat hij èn het westerse koloni
alisme én de Japanse bezetting heeft
meegemaakt.
„Als Chinees terug naar China”
werd door Karin Schaling-Dirks uit
het Duits vertaald en uitgegeven door
Schuyt Co in Haarlem. Het kleuri
ge dagboekje met fraaie foto’s ver
scheen al in Zwitserland, West-Duits-
land, Frankrijk en Engeland.
Ex-keizer Poe’i werd pas 34 maan
den oud als de troonopvolger in Chi
na aangewezen. Werkelijk genieten
kon hij niet van die hoge positie
want toen hij vijf was (1911) brak in
China de revolutie uit en een jaar
later moest hij afstand doen van zijn
troon.
„Ik was keizer van China” luidt de
titel van Poe’i’s autobiografie waarin
men vooral de anekdote zal aantref
fen en niet, zoals in bijvoorbeeld
Russells eigen levensbeschrijving een
gefundeerd historisch en sociologisch
kader.
Volgens het „welwillend verdrag”
mocht het ex-keizertje eerst nog in
zijn paleis in de „verboden stad”
blijven. In 1924 vluchtte hij naar
Tienstin waar hij onder Japanse in
vloed kwam. De Japanse fascisten
maakten van hem een marionnetten-
vorst in Mantsjoekwo, waar Poe’i in
1945 gevangen werd genomen door de
Russen. Na vijf jaar „sanatorium”
leverde Moskou hem uit aan de Chi
nese Volksrepubliek, waar hij een
heropvoeding kreeg. De ex-kedzer had
De ^verschijning van het boek viel
ongeveer samen met een verwoede
discussie tussen Michel Korzec, een
Utrechtse socioloog en Wertheim,
over het eerder gepubliceerde boek
van de Amsterdamse professor „Evo
lutie en revolutie” (Eveneens versche
nen bij van Gennep). NRC-redacteur
J. Godschalk mengde zich niet ten
faveure van Wertheim in het debat,
waarbij deze stelde „Vervolgens pro
beerde de emeritus-hoogleraar de uit
gave van hei Amsterdamse sociologi
sche tijdschrift (waarin Korzec had
geschreven, a.w.) via fondsen van de
subfaculteit onmogelijk te maken.
„Een beschuldiging waarvoor God
schalk” geen harde bewijzen op tafel
kon leggen, waarop hij openlijk ver
klaarde: „Ik ben daarom bereid de
gewraakte passage bij deze terug te
nemen”. De stofwolken rondom Wert
heim zijn nog steeds niet wegge
dwarreld, temeer omdat ook Renate
Rubenstein, de Vrij Nederland-co-
lumniste, zich in de strijd heeft ge
worpen.
Wertheims visie dat de mensheid,
met vallen en opstaan, emancipeert is
duidelijk bedoeld voor een breed pu
bliek. Verwacht kan worden dat het
na de verhitte discussies ook méér
aandacht zal krijgen dan wanneer
het boek zomaar in de stille weten
schappelijke vijver was geplonsd.
ARNOLD WILLINCK
Elisabeth gaat kennelijk uit van de
opvatting dat dood hetzelfde is als kli
nisch döod. Dood is dood. Een toestand
van leven die men pleegt aan te duiden
met klinisch dood zijn, is een vorm van
leven, al staat de mens nog zo dicht bij
de dood. Maar als iemand eenmaal dood
is, is zelfs de knapste medicijnman niet
in staat een döde weer levend te maken.
Vanzelfsprekend mag de psychiater in
kwestie wel vermoeden, dat de ervarin
gen van mensen op de grens van leven
en dood bijzondere ervaringen zijn en
dat deze ons wel degelijk iets te zeggen
hebben. Maar het blijven ervaringen in
het grensgebied en geen bevindingen van
mensen die de grens definitief hebben
overschreden. Gemakshalve gaan we er
van uit dat Elisabeth Ross het probleem
niet benadert als een gelovige, die als
zodanig overtuigd is van een leven na de
dood. Daarom wil ik haar zien als een
vrouw van de wetenschap die haar uit
spraken baseert op feiten. Belangrijkste
feit is, dat dood dood is. Een tussenvorm
is niet mogelijk. Er zijn natuurlijk wel
allerlei gradaties van leven. Zo is er ook
een vorm van menselijk leven die men
beschrijft als klinisch dood. Maar er is
maar één manier van dood zijn. En dat
is dood zijn. Daarin zijn geen gradaties
mogelijk. De dood is volstrekt en abso
luut, ook al gelooft men in het leven na
de dood. Ook een gelovige sterft. Dat
een gelovig mens als zeker aanneemt dat
hij zal voortleven, bewijst helemaal
niets.
Voor een mens is de dood onherroepe
lijk. Alleen, hij mag geloven dat zijn
naam staat geschreven in de palm van
Gods hand en dat God hem opnieuw en
nu voorgoed tot het leven zal roepen.
Het geloof in een leven na de dood is in
de eerste plaats geloven dat God de
mens uit de dood zal opwekken. Leven
Cri Stellweg, die ook onder de naam
Saartje Burgerhart (Volkskrant) publi
ceert, heeft op indrukwekkende wijze
vastgelegd hoe zij de laatste drie weken
van het leven van haar broer heeft
ervaren. Die broer hoort van de ene op
de andere dag, op het punt staand van
uit Zuid-Ameika naar Nederland te ko
men voor verlof, dat hij ongeneeslijk
aan longkanke lijdt. Die broer is nooit
een intieme relatie geweest van de
Zijdelings heeft ook het nieuwe
boek van prof. dr. W. F. Wertheim
„Elite en massa” uitgegeven door van
Gennep in Amsterdam, met China te
maken. De gepensioneerde hoogleraar
in de niet-westerse sociologie betrekt
althans voortdurend het nieuwe Chi
na van Mao Tse Toeng in zijn thema:
dat de menselijke geschiedenis een
proces van groeiende emancipatie-
doormaakt.