Limehouse Jazz Band
bestaat tien
jaar
Improvisatie is
Voltaire als denker uit
levensvoorwaarde
voor de jazz
O
fes
'©Wi
«Bi
de burgerlijke cultuur
BS©
jwl’.v-
K"
ia
5L-
r/i
VOORKEUR VOOR OUDE STIJL
K
O
ZATERDAG 20
SEPTEMBER
1975
22
N
Melodische lijn
DOOR CEES STRAUS
Zwarte afkomst
Street Paraders
Keerpunt
A rrangementen
Vraag aan de vaste bezoekers van de Haarlemse Jazz Club
welke jazz ze het liefst beluisteren en drie van de vier zullen met
aan het zekere grenzende waarschijnlijkheid oude stijl noemen.
Die voorkeur komt ook tot uitdrukking in de bezoekersaantallen
van de concerten die op de sociëteit worden gegeven. Er zijn
momenteel drie vaste huisorkesten: de Limehouse Jazz Band (tot
1972 de Limehouse Seven), de Roaring Seven en Herman Dijksra
and Friends, de enige moderne groep. Van dit trio bestaat de
Limehouse Jazz Band deze maand precies tien jaar en het is tevens
veruit de meest populaire formatie op de jazzclub.
Ton van Brussel, die er vanaf het begin bij is geweest: „Ten
opzichte van de Roaring Seven ligt onze muziek kwalitatief op
een wat hoger niveau. En de Friends zijn voor velen nog te modern.
Ook de successen die we op het dixielandfestival in Breda en
het optreden in Boskoop behaalden, hebben ons een behoorlijke
naam gegeven. Het gevolg is dat we nu eigenlijk te veel moeten
gaan spelen. Muziek is een hobby voor ons, we zullen altijd ama
teurs blijven. Voor een beroepscarrière is voor velen de toekomst te
onzeker. Ze zouden hun goede banen er niet voor willen opgeven”.
James Joyce
Smal
■k’
''WK'
Drie vertalingen van klassieke werken
Franse revolutie
23
ih
o
JBK
wij te
Cas-
1.000.
Voltaire op rijpe leeftijd.
i.000.
t.ooo.
abele
een
is) en
irding
)2.
146 -
>om
■net
ir, 500
ierobe
haard,
mo-
djkèu-
slaap-
zolder
eling:
er ca.
luxe
met
lering
met
eling:
open
drie
erdie-
inen-
iden.
van
irvan
as op
r met
open
pk. en
„Het keerpunt kwam toen we in 1969
werden uitgenodigd voor het Hammerfeld
Jazzfestival in Roermond. Er waren
enkele van onze mensen op vakantie,
maar we moesten per se aan de
uitnodiging gevolg geven, te meer ook
omdat er een televisieuitzending in zat.
Toen hebben Remco, Jacques van Ham
(trombone) en Peter Rijkhoff (piano) van
de South City Jazz Band uit
Amsterdam-Zuid gevraagd met ons mee
te spelen. Met hen hebben we een keer
of wat gerepeteerd en het liep direct als
een trein”.
Remco: „Waarmee de SCJB meteen was
gelikwideerd”.
Ton: „Hun toetreding gaf veel
veranderingen, in positieve zin. Er
ontstond bij iedereen bereidheid om
gezamenlijk een keer per week te
repeteren.
Remco: „Door serieus te repeteren
bleken de mogelijkheden bijzonder groot.
De Limehouse kopieerde tot onze komst
vrij getrouw de stijl van de Dutch Swing
College. Met de nieuwe eigen inbreng
werd er meer mogelijk. We bleven
allemaal bij elkaar en binnen twee jaar
zijn we toen een zeer redelijk orkest
geworden”.
De overgang van Seven naar Jazzband
kwam in 1972. In dat jaar werd het
oude stijl-festival in Breda gewonnen,
nadat het jaar tevoren al de tweede prijs
was behaald en de Seven in „Loosdrecht”
als enige oude stijl-orkest tot de finale
had weten door te dringen. „We wilden”,
aldus Ton, „wat meer van de Seven
maken, we zaten toen net in een periode
dat het zelf schrijven van de
arrangementen binnen de formatie
opkwam. Er kwam een saxofoon en
slagwerk in de bezetting bij en dat heeft
muzikaal een zeer grote invloed gehad,
die met name in de arrangementen tot
uitdrukking kwam. De klankkleur werd
completer door de ritme-sectie, de
blaassectie klonk voller doordat je hele
stukken meerstemmiger kon spelen”.
Arrangementen hebben in de Limehouse
Jazz Band steeds een belangrijke plaats
ingenomen. Ton: „We maken nu een
evolutie door in onze stijl. We spelen
vaker dan vroeger de nummers van de
grotere orkesten van de jaren ’30 en ’40.
Dat was de swingperiode met Ellington
en Basie. Hun invloed werkt door in
onze arrangementen”.
Remco„Toch gaat het niet helemaal op.
We spelen in de ritmesectie met een
banjo en een tuba, dat is bijzonder
bepalend voor de klankkleur. Diezelfde
ritmesectie vind je ook terug in de
oudere orkesten, tot aan het begin van
de jaren ’30.
Het was de zwarte periode met King
Oliver, Clarence Williams en Jelly Roll
Morton die tot aan ’25 duurde en die ons
altijd ten voorbeeld heeft gestaan.
Daaruit is ook de samenstelling van ons
orkest gegroeid.
Stel nu dat je zou doorgaan met een
moderner repertoire, dan moet je ook een
stringbas en een gitaar nemen. Dat
geeft een heel andere sound die nu
eenmaal bepalend is voor de tijd waaruit
je je repertoire kiest. Het resultaat is
een soort muziek die veel lichter en
luchtiger wordt”.
De Limehouse heeft zich steeds tot jazz
van zwarte origine bepald. „We hebben
nauwelijks voorliefde voor de blanke
stijl, omdat er minder gevoel inzit. Het
is een soort swingende dansmuziek.
Misschien met uitzondering van Bix
Beiderbecke bij wie de soli ook minder
zijn uitgeschreven. Dat is ons
voornaamste bezwaar: bij de blanke
orkesten ligt vrijwel elke noot vast”,
zes. Ton van Brussel.
Remco van der Gugten voegt er aan toe
„Ook nu nog neemt de improvisatie de
belangrijkste plaats in. Er zijn stukken
die nog collectief gearrangeerd worden,
maar andere stukken worden ook
collectief geïmproviseerd. De factor van
het improviseren mag nooit verdwijnen,
ik zie het als het belangrijkste onderdeel,
zelfs een levensvoorwaarde voor de
jazz”.
De Limehouse Jazz Band (met in de
huidige bezetting voorts Ruud Ditmarsch,
klarinet en saxen; Piet Peeperkorn op
sousafoon, Fred Horn op kornet, saxen
en klarinet en Ger Booiman, slagwerk)
lyil nauwelijks van extra festiviteiten in
verband met het jubileum horen.
Zaterdag 27 september wordt er voor
iedereen die tot de „relaties” van de
jazzband hoort, een besloten feest op de
HJC gehouden. De TROS heeft het
Haarlemse orkest gevraagd om 2
oktober naar de Boerenhofstede in Laren
te komen voor een optreden in Sesjun
en verder treedt men zo regelmatig op
in het openbaar dat van een extra
concert is afgezien. Uitnodigingen voor
optredens in Noord-Holland (waar elke
week wel een nieuwe jazzgelegenheid
wordt geopend) en Brabant („daar zit je
goed met oude stijl”) komen steeds vaker
binnen. Zo niet van de Haagse Jazz Club,
met de Haarlemse de oudste van ons
land en met regelmatige optredens van
de Dutch Swing College en Erik Krans
een mekka voor de oude stijl-liefhebbers.
„Daar houden ze meer van het gladde
werk. We zijn voor hen te authentiek”.
Vier blazers van de Limehouse Jazz Band
in actie: van links naar rechts Fred
Horn, Ruud Ditmarsch, Remco van der
Gugten en op de voorgrond Ton van
Brussel.
nooie
uren,
uken,
mers,
naar
akka-
irder-
51546
IES
(en,
:ing
ig en
i: en-
ng: 3
vaste
Bin-
ten tonele wiens bestaan nauw ver
weven is met de revolutie. Het boek
geeft een duidelijk beeld van de
machtstrijd tussen de verschillende
maatschappelijke groeperingen en
van de angst van de burgers tot de
verkeerde partij gerekend te worden.
Ondanks een zekere oppervlakkig
heid, laat het boek zich vooral lezen
om de schildering die het geeft van
de Franse Revolutie. France weet
vaak met gelukkige hand het histo
risch treffende detail te kiezen.
„Bekentenissen van Zeno” van de
Italiaan Italo Svevo is in ons land
een tamelijk onbekend boek gebleven.
Toch geldt deze roman internationaal
als een van de klassieken van de
moderne romanliteratuur. Svevo
wordt vaak in één adem genoemd
met James Joyce en dit niet alleen
omdat deze tijdens zijn verblijf in
Triest, de woonplaats van Svevo, de
stoot gaf tot de roem van deze schrij
ver. Silvio Benco merkt in het na
woord dat is toegevoegd aan de nu
verschenen vertaling op dat het werk
van Svevo in niets te vergelijken is
met dat van Joyce. Benco eist voor
zijn landgenoot een heel eigen plaats
op onder de vernieuwers van de ro
man.
Het beste kan men het moderne
karakter van „Bekentenissen van Ze
no” mijns inziens verklaren uit de
grote openheid ervan. De roman, die
zoals de titel al aangeeft, als autobio
grafie is opgezet, is opgebouwd uit
een aantal hoofdstukken die zich af
zonderlijk laten lezen. Men leert er
Svevo achtereenvolgens uit kennen
als aankomend zakenman, als ver
liefd jongeling, als echtgenoot en
tenslotte als oplichter.
De roman is bedoeld als psychoa
nalyse en de lezer wordt zelf aan het
werk gezet om achter het ziektebeeld
van Zeno te komen. Een opgave die
verre van eenvoudig is omdat de
schrijver zijn held in de verschillende
fragmenten van het boek heel ver
schillende dingen laat beweren. Het
laatste hoofdstuk van de roman is in
dit opzicht wellicht het meest onthul
lende. Zeno verzet zich hier niet
meer tegen zichzelf en tegen zijn
omgeving en men zou van een gene
zing kunnen spreken als dit voor
iemand die zich verrijkt met oorlogs
winsten niet wat sarcastisch zou klin
ken.
„Bekentenissen van Zeno” is geen
eenvoudig boek maar is men er een
maal door gepakt dan kan men het
vele malen herlezen. Men zal dan
ontdekken, als het de lezer tenminste
zoals mij vergaat, dat tussen de ver
schillende delen van de roman steeds
andere verbanden ontstaan.
GERRIT BAKKER
Brussel bestond de Seven uit Dick Klijn,
banjo; Piet Glas op trombone; Hugo van
Buysen, klarinet; zijn broer Erik op bas
en Jan Gaanderse op slagwerk. Ton van
Brussel zou de enige zijn die de
Limehouse al die jaren trouw bleef.
„Als je vergelijkt met wat we nu doen,
was het in die eerste jaren op technisch
gebied heel wat minder goed. We
repeteerden weinig en we speelden ook
niet zoveel. Als je minder bekend bent,
is het aantal schnabbels ook kleiner. We
stonden hoogstens een of twee keer per
maand op de planken en dat is niet
bevorderlijk voor een goed samenspel”,
vertelt Ton van Brussel.
Op de vraag wat voor hem het
aantrekkelijke is in het spelen in de
Limehouse, antwoordt Ton: „Er zit meer
in dan je in de gewone recht-op-en-neer
bands vindt. Het uitwerken van de
arrangementen zoals wij dat doen, dat
vind je bij andere orkest niet of
nauwelijks terug. We schrijven trouwens
ook zelf stukken en dat zie je elders
vrijwel nergens gedaan. Ik verkies oude
stjjl boven moderne jazz omdat ik in
modem de melodische lijn mis die je wel
in oude stijl aantreft. Dat is
waarschijnlijk wel mijn beperking, dat
ik moderne jazz niet kan appreciëren.
Maar het zal ongetwijfeld ook voor de
anderen in het orkest gelden”.
Remco van der Gugten, klarinettist en
saxofonist, is een van die anderen. „Toen
ik in 1957 begon te spelen in de Tail
Gate Seven, een orkestje uit Haarlem en
omgeving had dixieland dezelfde
functie als de pop nu heeft: het was
enorm in. Orkesten als de Dutch Swing
College Band, Chris Barber en de
Downtown Jazz Band waren in die tijd
erg populair. En we gingen veel naar
nachtconcerten, de westcoast-jazz met
De Limehouse werd in 1965 opgericht.
Ton van Brussel: „In de eerste helft
van de jaren ’60 werd in Haarlem het
ene na het andere orkestje uit de grond
gestampt. Daar zaten veel oude
stijl-formaties bij, ik denk omdat het
spelen van oude stijl makkelijker is dan
modern”.
Ton speelde in dat jaar pas enkele
maanden in de Harlem Street Paraders
(toen nog alleen trompet, zes jaar
geleden zou hij op kornet överstappen),
toen er onderlinge onenigheid ontstond
en het grootste deel van de musici het
niet eens was met de leiding van Hugo
van Buysen. Pianist Henk de Roos en
Ton van Brussel stapten uit de groep en
richtten vervolgens de Limehouse Seven
op. „Het grappige was dat de Street
Paraders vrijwel allemaal bij ons
terugkeerden. Zelfs Hugo, die nu geen
orkest meer had en toch graag weer
wilde spelen. Zodat de nieuwe band in
die jaren eigenlijk de Harlem Street
Paraders vormden, maar onder andere
naam en andere leiding”.
De bezetting was als volgt: behalve
eerder genoemde De Roos en Van
Gerry Mulligan, Zoot Sims raakte in. Ik
vind bop overigens fantastisch, maar ik
kan het helaas niet spelen. Dit terzijde
overigens.
Ik kende in die tijd veel jongens die
zaterdagmiddag de radio aandraaiden
om naar de Dutch Swing College te
luisteren. Die zijn daardoor gaan spelen
zoals nu de jeugd een gitaar pakt om een
stijltje van een van de popgroepen na
te volgen”.
De Limehouse Jazz Band ontleent zijn
naam aan een type café uit de jaren van
de drooglegging in de Verenigde Staten.
Onder het mom van lime
(citroenlimonade) werd er zelfgebrouwen
whisky geschonken. Het waren obscure
gelegenheden waar de musici temidden
van drinkebroers en hoertjes moesten
spelen. Onder die omstandigheden werd
de zwarte jazz geboren, een situatie die
ertoe leidde dat de jazz aanvankelijk een
slechte naam droeg.
De uit het begin van onze eeuw
daterende roman „De góden zijn dor
stig” van Anatole France is klassiek
op een heel andere manier dan het
woordenboekje van Voltaire. Het is
niet van wezenlijk belang voor het
intellectuele klimaat van de tijd
waarin het is geschreven. Het is inte
gendeel een boek dat heeft aangesla
gen bij het grote lezerspubliek. „Les
dieux ont soif”, zoals de roman in de
oorspronkelijke titel heet, geeft een
beschrijving van de Franse Revolutie.
France voert een jonge kunstschilder
Betrekkelijk kort na elkaar ver
scheen een aantal vertalingen van
boeken die elk op een andere manier
klassiek genoemd kunnen worden. In
de Kattegat-boeken van de Arbeiders
pers, verscheen onder de titel „Filo
sofisch woordenboekje” een selectie
uit de „Dictionnaire philosophique
portatif” van Voltaire, bij Atheneum
Polak en Van Gennep verscheen
„De góden zijn dorstig” van Anatole
France en eveneens bij Atheneum
verscheen van de Italiaan Italo Svevo
de roman „La conscienza die Zeno”
in vertaling.
Van deze boeken is alleen het „Filo
sofisch woordenboekje” klassiek in de
gangbare zin van het woord. Het is
een werk dat de achttiende eeuw
waarin het geschreven is, heeft mede-
bepaald en dat voor de lezer van nu
een zeer direct beeld geeft van die
tijd.
Alfabetisch gerangschikt bevat het
boekje een aantal beschouwingen
over onderwerpen die men de hete
hangijzers van die tijd kan noemen.
Eenerzijds vindt men in het boekje
stukken waarin Voltaire de misbrui
ken van zijn tijd aanvalt, anderzijds
hoofdstukken die de voor die tijd zo
typerende redelijkheid predikten.
Men moet echter niet denken dat het
„Filosofisch woordenboekje” het werk
van een zedenpreker is. Daartoe is de
toon te luchtig en in zekere zin ook
te vrijblijvend. Een illustratie hiervan
kan de beschouwing zijn die te vin
den is onder het trefwoord „Eigen
liefde” dat op een tamelijk onver
wachte manier eindigt.
Na de ankekdote verteld te hebben
van de bedelaar die in Madrid op de
opmerking „Schaamt u zich niet dit
schandelijke beroep uit te oefenen
terwijl u kunt werken” het antwoord
gaf „Mijnheer, ik vraag u om geld en
niet om raad”, vervolgt Voltaire: „Die
sinjeur was een trotse bedelaar, zijn
ijdelheid was al door een kleinigheid
gekwetst. Hij vroeg een aalmoes uit
liefde voor zichzelf en duldde geen
terechtwijzing door een ander soort
eigenwaarde”.
Naar aanleiding van deze beschou
wing kan men opmerken dat Voltaire
bij uitstek een denker is uit de bur
gerlijke cultuur. Iedere groep heeft
zoals de, Madrilense bedelaar zijn
eigen waarden en normen en slechts
de redelijkheid kan verhoeden dat de
verschillende groepen die de samenle
ving telt het leven elkaar onmogelijk
maken. In dit licht moet men, dacht
ik, ook de strijd van Voltaire tegen
het fanatisme zien. Zijn kritiek op de
godsdienst is geen kritiek op het we
zen ervan maar geldt veeleer de reli
gieuze uitwassen en het bijgeloof. Dit
blijkt wel uit het hoofdstuk dat hij
wijdt aan het atheïsme.
Voltaire keert zich hier tegen het
standpunt van de filosoof Bayle die
samenleving zonder godsdienst
voor heel goed mogelijk hield. Om
zijn weerlegging te staven stelt Vol
taire de vraag: „Ik zou wel eens
willen weten of, wanneer u uw geld
aan iemand geleend hebt, u zou wil
len dat noch uw schuldenaar, noch
uw procureur, noch uw notaris, noch
uw rechter in God geloofden”.
a