Ir plP' O w I -’O T otiR fl- Tekenaar Piet Klaasse maakte r 7® r Ï.H uniek hippisch tijd ■Jg „sfamlioeir fel Ï,F Vierhonderd jaar geleden stierf Nederlands eerste dichteres Kampioene van het oude geloof nieuwe in een Haar leven door dr. P. H. Schroder dt 4 Rederijkerij Liefdeslyriek OKTOBER 1975 SCHITTEREND CONCOURS HIPPOGRAFIQUE -f ft T ft 3 Ik#' UcS^- Een portret bezitten wij niet van Anna Bijns. Dat is niet verwonderlijk, want zij stierf 400 jaar geleden en was maar een heel gewone school juffrouw; Van zulke eenvoudige mensen maakte men toen geen tekening of schilderij. Maar wij hebben toch een afbeelding van deze Antwerpse dichteres: in één exemplaar van het tweede deel harer Refereinen heeft iemand in de hoofdletter O waarmee een der gedichten aanvangt, een vrouwengezicht getekend met een ver uitgestoken tong. Ernaast staat een wijzend handje en er is bij geschreven: Anna Bijntz Nota. Dat moet wel betekenen: let op, dat is Anna Bijns met haar scherpe tong. Of deze karikatuur lijkt weten wij natuurlijk niet, maar dat de tekenaar hatelijk wilde zijn is wel zeker. 1 t J ..-<4 n .f-A bepe ftbiofte fcbaptn Cbifflue tope W brpHpberhewhen mccrttcb stieffetm fMet tenen Topt jpnlê ouetgaten Oer hercben G beptoe oerföen jFRenfouotfenKlsfyelbcken met eenöcrcaitw öe lutbcrancnöe berboopecs benpm felut fo Pip onn hetternm tfcercbbof oip is nanbooben Urn Went alle Ouecbben feiten fi beften eeno anöera goep merchêen muenê fp nferfim inliet lammer batmen beenfoaccb* GetgbtGb^n 33at be Qebeoerraben tnerben uan binnen lufter Is befahe/ltfebftfe bp blen Menbemlraculenleertbelantten binnen. Bcfitrepn. A3/<iobmatboounwp noalrumoen //liii V'” Anna Bijns, met scherpe tong Verhör Luthers dutch Kardmal Cajetan, den papstlichen Legaten beim Reichstag von 151» in Augsburg. Verhoor van Luther door kardinaal Cajetan in Augsburg. - -■ y Mi B ‘•’üi i 1 ,2^ A r, I ter en zoon een huisje in de Keizerstraat dat De Patiëntie heette. Maarten stak een uithangbord met die naam en de letters ABC uit ten teken dat hij in dat pand een schooltje opende. Het lijkt waarschijnlijk dat Anna daar als zijn assistente optrad, maar ook Maarten trad in het huwelijk en nu werd het huis te klein. Het Antwerps Archief deelt ons mede dat Anna Bijns in 1536 twee schellingen zes grooten betaalde om in het schoolmeestersgilde te worden opgenomen (een schelling was 30 cent, Si v ♦MA met Henriëtte Roland Holst, die in haar verzen met evenveel gloed het socialis me verdedigd heeft als de dichteres uit de 16e eeuw het Katholicisme. Zij is er soms in geslaagd aan haar vurig geloof uitdrukking te geven in waarlijk dich terlijke verzen. Groot is hun aantal niet, veel in haar werk spreekt ons niet meer aan, lijkt maakwerk. Maar haar oeuvre staat midden in de wereld en in wat voor een wereld! Wat zij om zich heen zag heeft haar met ontzetting vervuld. Duivelse machten zijn ontketend door Luther, de Paus van Wittenberg, de grijpende wolf in lamshabijt, die onder de ketters de kroon spant en niet te overwinnen is dan door het vuur. Door hem wankelt het geloof, de kloosters lopen leeg, monniken en nonnen hokken samen, wereldlijke geestelijken vatten de gelofte van armoede en kuisheid luchtigjes op zij ziet het allemaal en weet dat het enige wat zij daar tegeno ver kan stellen is: de kracht van haar geloof. Wie het ook zijn, wederdopers, Sacramentisten, later Calvinisten, voor Anna Bijns zijn het allemaal Luthera nen die, zo schreef zij, niets anders verdienen dan de brandstapel. Geen ge nade voor hen, want zij richten het volk te gronde. En wat doet de Kerk om het kwaad te bezweren? Weinig helaas, ver zucht zij. Want de geestelijkheid faalt. De clerus is lauw, de priesters zijn vaak „stomme honden”. Over het leven van Anna Bijns is niet veel bekend. Zij was de dochter van de cousenmaker Jan Bijns die het huis De cleyne Wolvinne aan de Grote Markt bewoonde (nu nr. 46). Een kousenmaker was een kleermaker die zich vooral toelegde op het maken van cousebroeken en Jan Bijns was een kundig vakman. Hij werd tenminste meermalen gekozen tot deken van het kleermakersgilde. An na was de oudste van drie kinderen die uit het huwelijk van Jan Bijns met Liesbeth Voochs geboren werden. Twee jaar na Anna kwam haar zusje Margrie- te en broer Maarten sloot de rij. Aan de aanvankelijke welstand van het gezin kwam door ons onbekende oorzaken weldra een einde. Het huis werd met hypotheek belast en toen vader Jan jong overleed moest De cleyne Wolvinne worden verkocht. Margriete kreeg haar erfdeel en trouwde korte tijd later. Moeder Liesbeth betrok met haar doch- Ook als dichteres was Anna Bijns typisch een kind van haar tijd. En dat was de Rederijkerstijd, de periode waar in grote waarde werd gehecht aan de uiterlijke vorm der gedichten. Dikwijls werd daarin op kunstige wijze de naam of de lijfspreuk van de dichter verwe ven. Het devies van Anna Bijns luidde: Meer suers dan soets en inderdaad is in haar oeuvre meer bitters dan zoets te vinden. Zij schreef vrijwel alleen refe reinen, gedichten verdeeld in strofen die alle eindigden op een gelijkluidige vers regel, de zogenaamde stok die de hoofd gedachte van het referein bevat. Het was toen gebruikelijk ernstige, erotische en komische verzen te schrijven en ook bij Anna Bijns vinden wij refereinen int vroede, int amoureuze en int sotte. De laatste zijn het vermelden niet waard, maar over haar ernstige verzen en haar liefdeslyriek is veel te doen geweest. En nog heerst er verschil van mening over. Haar roem dankt de dichteres eigenlijk alleen aan haar tegen Luther en zijn aanhang gerichte verzen. Men heeft Anna Bijns wel vergeleken Hippisch Nederland heeft zijn eigen stamboek. Tekenaar Piet Klaasse, die in bijna tweehonderd tekeningen, litho’s en aquarellen het paard in al zijn verschijningsvormen en activiteiten bij elkaar schilderde, vervaardigde het. Hij was er voor op ie draversbaan, maar ook op de veemarkt, bij de military en de slipjacht, in de manege en bij het concours hippique, maar hij reisde er ook voor naar de corrida en naar de woestijn van Bar Sheeba om er de bedoeïenenruiter op hun Arabieren te tekenen. Een platenbijbel met vol- en koudbloeds waarin voor de aan de ploeg sleurende knol en de bejaarde schillehit net zo goed plaats was als voor de Lipizaners van de Weense Rijschool. Kunstenaar Piet Klaasse was mede-oprichter en promotor van „De Werkschuit” waar, al dobberend in een Amsterdamse gracht, baanbrekende activiteiten voor de expressie van kinderen werden gerealiseerd. Hij is voorts al vele jaren docent aan de Gerrit Rietveldacademie in de hoofdstad. Klaasse herontdekte het paard toen hij tien jaar geleden van de Amsterdamse Pijp naar het polderparadijs van Eemnes verhuisde. Als Haags jongetje stond hij als sneltekenend wonderkind in de matinee van het Scheveningse Kurhaus. Aan die voorstellingen hield hij het geld over om zijn eerste rijlessen te betalen, want vader had gezegd „Paarden kosten geld en ■rijden is alleen voor echt njkemensen”. Met dit „concours hippographique” gedoopte boek wiste Klaasse ook de smadelijke herinnering uit aan de schaamtevolle minuten, die zijn paard, kuddedier geworden, hem bezorgde door mee te draven in een stoet Duitse ruiters die door de residentie werd gevoerd door de gehate Reichskommissar. Voor deze even uitvoerige als kostbare (f 125) uitgave werd op aanwijzingen van de kunstenaar speciaal papier vervaardigd („Al dat gladde materiaal van tegenwoordig is een ziekte”), de bindmachme omgebouwd en de reproduktiemethode aangepast. Jan G. Elburg schreef de tekst voor deze grootste produktie van de onder Unieboekvlag varende uitgeverij Van Holkema en Warendorf te Bussum. Vertalingen in Duits en Engels zullen via de Buchmesse naar het buitenland gaan. en groot een halve stuiver). In hetzelf de jaar opende ook zij een schooltje in een der kleinste huisjes van Antwerpen Het Roosterken genaamd, dat toebehoor de aan de kapelaan der O.L. Vrouwe- kerk, van wie zij het in 1541 erfde. Daar heeft Anna tot haar tachtigste jaar Ant werpse kindertjes onderwezen int op recht Catholiek ghelove tegen een ver goeding van 26 stuivers per kind per jaar. In 1573 verkocht blijkens een ar chiefstuk „juffrouw Anna Bijns, al noch ongehoulijck (ongehuwd), out omtrent tachtentig jaeren het huys geheeten t Roosterken in de Keyserstrate teghen Meester Maartens over”. De opbrengst vermaakte zij aan de familie Stollaert bij wie zij tot haar dood in 1575 gratis inwoonde. Ofschoon was bepaald dat de Stollaerts haar „eerlijck souden doen begraven en een tamelijke uytvaert te doene” werd de overledene na een aller schamelste lijkdienst in de algemene groeve ter aarde besteld. Dat was in 1575. Zo was het leven en sterven van de eerweerdige, godvruchtige, catholijke en- de seer vermoerde maghet Anna Bijns. Eenvoudiger kan het haast niet. En toch wist men in Antwerpen en daarbuiten maar al te goed dat diezelfde Anna Bijns een halve eeuw lang in haar gedichten heldhaftig had gestreden tegen de vijanden van haar geloof. In dolingen tegen der Kerke lere. Ik raad een elk dat hij der ketters streken vliet, Naar Gods woord zich tot goede werken kere. Staat ons tot hulpe en wilt ons sterken. Here. Gij, getrouwde mans, wilt mij wel ver staan: Gij hebt voor de Kerke een huisvrouw ontvaên En hebt God gezworen onder u beiden Dat gij van elkanderen niet zult schei den. Zijt gij altijd getrouw uwen pare? Gij gaat u ook somtijds bij een ander vermeien En laat uw wijf en verwaarloost hare. Als priesters ook somtijds hadden een care (een liefje) De duvel die u kwelt hen ook tempteert. Hun lichaam is als ’t uwe, gezeid in ’t klare, En is tot alle slechtheid geïnclineerd. Dit voelt ge in uzelve als ge wel jugeert, Hier zoudt ge aan denken als ge iets zaagt geschien En zeggen als iemand de priesters accu- deert: Priesters zijn ook mensen als andere Hén. Nu had Anna Bijns een scherpe tong. Bovendien beschikte zij over een wel versneden pen. En die heeft zij in de eerste plaats gebruikt in haar strijd tegen de tijdens haar leven opkomende en zich verbreidende Hervorming. Zij werd geboren in 1493, tien jaar na Luther en dus op het einde van de Middeleeuwen. Zij was een jonge vrouw van achter in de twintig toen de opstan dige monnik de Pauselijke banbul ver brandde en voor de Rijksdag te Worms verantwoording aflegde. Hier sta ik. Ik kan niet anders. Het zijn deze gebeurte nissen en de gevolgen ervan die zij dagelijks in haar eigen woonplaats Ant werpen waarnam, die haar diep hebben geschokt en die de dichteres in haar hebben doen ontwaken. fl De beginletters van deze strofe vor men de naam der dichteres, een in die tijd gebruikelijk rederijkerskunstje. An na Bijns was al bejaard toen zij dit referein schreef, het lijkt of het vuur in haar al enigszins gedoofd is. Er klinkt een zekere droevige resignatie in het gedicht door. De liederen uit haar eerste bundels zijn veel feller. Daar verliest zij soms alle verhoudingen en alle redelijk heid uit het oog, wanneer zij bijvoor beeld beweert dat alle priesters de kerk hebben verlaten om Wijntje en Trijntje en dat alle uitgetreden nonnen hoeren zijn geworden. Luthers leer meent zij te mogen samenvatten in de zin: deugd beoefenen is zonde. Alle Hervormden leven volgens haar als beesten, het zijn woekeraars, leugenaars, dronkaards, bankroetiers, dieven, valsspelers en wel lustelingen. Terecht heeft men gezegd: met zulk een tegenstandster valt niet te praten. 1 I Aan Anna Bijns’ refereinen int amou reuze is in vroeger jaren weinig of geen aandacht geschonken. Pas in de 19e eeuw zijn ze opnieuw uitgegeven. En toen kwam opeens een heel andere An na Bijns tevoorschijn. Een reeks citaten uit haar erotische poëzie moest aantonen dat de eerbare Anna Bijns in werkelijk heid „eene lichte deerne was die hare wulpsche lusten botvierde en den ge- notsbeker tot den bodem ledigde”. Ja, zij werd er van beschuldigd te boeleren met geestelijken en verslaafd te zijn aan spel, dans en drank. Kortom, de dichte res wordt, zoals Busken Huet het uit drukt, bekeken tot op het hemd en zelfs er onder. Natuurlijk werd er van Katholieeke zijde fel geprotesteerd tegen deze laster lijke aantijgingen. En daarbij sloeg de weegschaal weer naar de andere kant door: met het persoonlijke leven van Anna Bijns zou deze liefdeslyriek niets, maar dan ook helemaal niets te maken hebben. De dichteres zou zich alleen hebben verplaatst in de gevoelens van een in de liefde teleurgestelde vrouw. Op zichzelf lijkt dit al heel weinig waarschijnlijk. En wie de hartstochtelij ke minnedichten onbevangen leest kan zich onmogelijk aan de overtuiging ont trekken dat Anna Bijns heeft liefgehad, dat haar minnaar haar heeft verlaten, •••4^ 4401 maar dat zij hem nooit heeft vergeten. Alle gewaarwordingen van een verlaten jonge vrouw schetst zij zo gevoelig en natuurlijk dat men er wel in geloven moet. Een enkel voorbeeld: Al begeerde mij Absalon de schone Al bood mij Alexander zijn krone Ik en zoude het niets achten Al mocht ik zitten op des keizers trone Veel liever ik in mijn enigheid wone. Bij dagen, bij nachten Treurende, zal ik mijn lief verwachten. Mond en ogen gapen; Nacht en dag is hij in mijn gedachten, Hoe zou ik slapen? In niemand al kan ik troost rapen, Hoe schoon, hoe edel, hoe rijk van have Ik vraag naar meesters noch naar kna pen Ik versmade alle giften en gaven Sterft mijn lief, mijn hart wordt met hem begraven. In mij werd nimmermeer dubbel vouwe onoprechtheid) Tot de dood blijf ik u, lief, getrouwe. Het is duidelijk dat de opvatting die al deze en soortgelijke uitingen aan dichterlijke fantasie toeschrijft, niet ge handhaafd kan worden. Ja, de dichteres komt ons veel nader, wordt ons veel sympathieker als wij geloven in de wer kelijkheid van haar liefde, haar teleur stelling, haar verdriet. En de tijd is voorbij dat een ongetrouwde vrouw ge acht wordt haar goede naam te verlie zen als zij de liefde heeft gekend. Daar om tot slot nog deze hartekreet: O lief wiens liefde in mij zo vurig brandt, Zo vast gevestigd door de trouw band, Mijn troost, mijn onderstand moet ik ontberen. Och al mijn begeren, Waar gij ook zijt en in wat land In mijn harte gij eeuwig de krone spant Als het liefste pand. ’t Hart schijnt mij te steken vol zwaar den, vol speren, Vol wonden, vol zweren. Want mijn hartebloed wordt mij ontto gen. Och lief, dat ge u voor ontrouwe hoedt Ge blijft in het hart al zijt ge uit de ogen. Dat in deze en meer zulke dichtregels sprake zou zijn van een verdichte, ge fantaseerde liefde is psychologisch on aanvaardbaar. Daarvoor was Anna Bijns een té intens levende, té hartstochtelijke vrouw. Vreemd dat in 1975, het Jaar van de Vrouw, niet meer aandacht is ge schonken aan wederom met een woord van Busken Huet de eerste Nederlandse vrouw die in de Nederland se letteren een goede vertoning maakt. Toch verdedigt zij hen nog: zijn de leken niet minstens even zondig? Wel schuldig zijn de hoge geestelijken, de kerkvorsten. Verontwaardigd roept zij hen toe: O geestelijke prelaten van hoger fame Paus, kardinalen, bisschoppen, allen te zamen Gij zijt als wachters gesteld op de toren Om te trompetten als er vijanden kwa men. Zij ge in slaap? Gij moogt u wel scha men! Tot herders des volks zijt ge verkozen, Gaat iemand door uw onachtzaamheid verloren God heeft gezworen Van uwe handen zal hij eisen het bloed. Gij hebt geschoren De schapen, niet geweid, maar uzelven gevoed. In haar latere jaren verzucht zij: Ach, had men ’t onkruid toen het een klein rankje was Naarstig uitgeroeid, dan was ’t zo véél gebleken niet; Nog: had men ’t vuur geblust toen ‘t maar een sprankje was, Al ’t Christenrijk was aldus ontsteken niet. Bijna de helft des volks men afgeweken ziet Caricaiuur van Anna Bijns in het exemplaar van „Het tweede boeckRefery- nen”, bewaard bij de Koninklijke Academie voor Wetenschappen in Amsterdam. 4 J i is 'l 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 21