K
maciit
„EI Caudillo”
C'
O'
B
w?
ijl
I
F
w 2
(Door onze redacteur in Barcelona, Robbert Bosschart)
Opstanden
Intriges
T acticus
Technocraten
Telegram
Geleidelijk
1
Verrassing
WK
Wt-F
F? “W
SPANJE ZONDER ERANCO
Deze was acht jaar lang hoofd van de
Maar generaal Franco vergat dat zelfs
’s wereld beste krijgsschool geen voor
schriften heeft voor de historische taak
van een volksleider: de strategie van het
staatsmanschap dat de zin, de taak en de
plaats van een natie binnen de mensheid
bepaalt. Op dit punt heeft Franco de
Spanjaarden nooit tot een overtuigende
samenwerking weten te brengen. Even
min slaagde hij erin Spanje een consti
tutie te geven die vanwege haar waarde
met het oog op deze doelstellingen, door
het volk zou zijn aanvaard.
diezelfde middag al door Radio Burgos,
uitgezonden.
op
en
een
siiSfc
Na de overwinning van de geallieer
den, die Spanje uitsloten van de Vere
nigde Naties en een „diplomatieke blok
kade” tegen Franco's bewind afkondig
den, ging hij nog een stap verder door
Spanje in 1947 uit te roepen tot een
koninkrijk. (Maar ook dat zou ,>pro for
ma" blijven tot de benoeming van prins
Juan Carlos de Bourbon tot toekomstig
koning, in 1969)-
Toen Franco op 1 oktober 1936 in de
troonzaal van het militaire hoofdkwar
tier van Burgos officieel tot generalissimo
wetd uitgeroepen, bleek de beperking
van zijn politieke macht tot de duur van
de oorlog, uit de tekst verdwenen te
zijn. Bovendien gedroeg Franco zich als
of de junta het oorspronkelijke voorstel
van Nicolas en Kindelan, met de benoe
ming tot staatshoofd, had goedgekeurd.
Er verscheen een nieuw element op
het politieke toneel: de technocraten van
het Opus Dei, een katholieke organisatie
van priesters en leken, opgericht in 1928.
Franco's vertrouwensman admiraal Car
rero Blanco, die al sinds 1940 in zijn
naaste omgeving werkte en in 1951 de
Geen wonder dat een groep als het
Opus Dei dat zeker in deze jaren niet
veel meer leden in Spanje had daji de
Falange bij het uitbreken van de burger
oorlog zo snel de valse indruk kon
wekken het hele staatsapparaat onder
controle te hebben (zoals ook de Falange
alleen in schijn de lakens had uitge
deeld).
Franciso Franco, die in 1926 na een
bliksemcarrière bij het koloniale leger in
het Spaanse protectoraat Marokko op
33-jarige leeftijd werd benoemd tot ge
neraal de jongste van Spanje en zelfs
van heel Europa sinds Napoleon hield
zich jarenlang buiten de politiek, al
toonde hij vroeg belangstelling voor het
anti-communisme. In 1932 weigerde hij
deel te nemen aan de (snel mislukte)
staatsgreep van generaal Sanjurjo. Een
jaar later sloeg hij een uitnodiging af
van de rechtse partij Accion Popular,
om zich in Madrid kandidaat te stellen
voor het parlement van de He Repu
bliek.
Op 19 april 1937 maakte Franco zich
zeker van zijn politieke macht d.m.v. de
gedwongen eenwording van alle groepe
ringen die aan zijn kant streden, in één-
„nationale beweging” onder zijn per
soonlijke leiding. De „zuivere” Falange
onder leiding van de voorlopige opvolger
van José Antonio, Hedilla, verzette zich
tevergeefs. Hedilla werd gearresteerd en
ter dood veroordeeld, maar door Franco
begenadigd. Ook een latere poging van
de carlisten om een eigen, onafhankelij
ke machtspositie te behouden, werd snel
door Franco onderdrukt.
Samen met een praktisch doodgeboren'
„koningsgezinde samenzwering” in 1942,
die Franco ook meedogenloos de kop
indrukte, waren dit de enige „opstanden”
die Franco ooit het hoofd moest bieden.
Franco heeft al vrij spoedig ingezien
dat de As de wereldoorlog niet kon
winnen. Hij bereidde zijn politiek voor
op de triomf van de geallieerden door
op 17juni 1942 een „pro forma” demo
cratie te herstellen met de bijeenroeping
van de Cortes, het „parlement”. Kort
nadien kwam de Amerikaanse ambassa
deur hem een brief van president Roose
velt overhandigen.
Op 20 december 1973 werd Carrero
door leden van de Baskische terroriste
norganisatie ETA met een bomaanslag
vermoord, en het gemis van dit „anker
voor de toekomst” plus de veranderde
politieke situatie in Zuid-Europa zette
het Spaanse bewind op de helling. Fran
co zocht opnieuw een minister-president
die evenals Carrero geen enkele andere
politieke basis had dan het vertrouwen
van en de trouw aan Franco, en vond de
oplossing in de persoon van Carlos Arias
Navarro.
In het decreet, waarbij hij de opper
machtige Junta de Defensa ophief en
daarvoor in de plaats een raadgevende
Junta Técnica (met Nicolas als secreta-
ris-generaal) instelde, sprak hij meerma
len uitdrukkelijk van „het staatshoofd"
en in geen geval van „het regerings
hoofd"-
Immers meer nog dan indertijd Frank-
rjjks Zonnekoning en meer dan welke
andere persoonlijkheid in de moderne
geschiedenis kon Francisco. Franco Ba-
hamóhde die volgens de grondwetten
alleen tegenover God en de historie
verantwoordelijk was verzekeren: De
staat dat ben ik”. Om het even wanneer
het ging om de politieke militiare ad
ministratieve wetgevende of rechtspre
kende macht slechts één feit stond als
een paal boven water: „De macht, dat is
Franco”.
Niet een consjtutie, maar juist het
vaak gedwongen respect voor dit
feit, vormde de grondregel voor de poli
tieke samenleving in Franco’s Spanje.
Daarom gebruikt een van ’s lands belan
grijkste juristen ook als definitie voor
Franco’s bewind de term „Dictadura
Constituyente”. Niet een dictatuur met
„fascistische” of „nationalistische” idea
len, maar een dictatuur die nog steeds
bezig is naar een constitutie toe te
werken.
Tijdens zijn lange alleenheerschappij
onderdrukte Franco zowel de linkse de
mocratie als het rechtse totalitarisme, zij
het met verschillende methoden. Zijn
enige toetssteen was de „handhaving van
de vrede en openbare orde”, ofwel
kortweg datgene wat voor de militair de
hoofdregel van zijn bestaan vormt: dis
cipline.
Maar het doel waartoe het heethoofdi
ge en maatschappelijk achtergebleven
Spaanse volk tot een gedisciplineerde
natie samengesmeed moest worden,
maakte Franco’s bewind nooit duidelijk.
Het bleef bij vage uitwijdingen over de
„eenheid” en de „grandeza” van Spanje.
Het derde woord dat met deze twee de
Spaanse wapenspreuk vormt, „Una,
Grande, Libre”, de vrijheid, kwam nooit
uit de verf.
Franco redde de internationale positie
van Spanje (en daarmee van zijn regi
me) door een concordaat met het Vati-
caan en een defensieve overeenkomst
met Washington, waarvan de voorberei
dingen respectievelijk al tijdens de bur
geroorlog en kort na de wereldoorlog
begonnen, maar die beide pas in de
zomer van 1953 ondertekend werden.
Deze fundamentele tekortkoming van
zijn bewind vormt dan ook het allereer
ste probleem voor het koninkrijk Spanje
onder Juan Carlos de Bourbon: een
constitutioneel probleem, dat de Spaanse
samenleving helaas niet vreemd is. Im
mers, de meedogenloze en bloedige strijd
tussen absolutisme en constitutie (ofwel
tussen blind egoïsme en staatsmanschap)
was de voornaamste en diepbedroevende
„bijdrage” van het Huis Bourbon aan de
Spaanse geschiedenis, van de 19e eeuw.
En het waren juist de gevolgen daar
van een drietal wrede burgeroorlo
gen, twee ruïneuze oorlogen in het bui
tenland, tientallen militaire opstanden,
honderden rampzalige stakingen, duizen
den politieke moorden en de stelselmati
ge onderdrukking van nieuwe ideeën
die tot de burgeroorlog en Franco’s
alleenheerschappij zouden leiden.
rang van minister had gekregen, bracht
hem met „de juiste personen” in contact.
Zelf had Carrero Blanco sinds 1956 Lau
reano Lopez Rodo, een advocaat en
vooraanstaand lid van het Opus Dei. een
sleutelpositie in zijn ministerie gegeven
uit dank voor het feit dat deze zijn
huwelijk (en daarmee in het preutse
Spanje van die tijd, zijn positie) had
gered.
Met de kabinetswisselingen van 1957,
1962, 1965 en 1969 gaf Franco steeds
meer economische en administratieve
macht in handen van deze „technocra
ten”.
Zijn alleenheerschappij zou helemaal
-1 onbetwistbaar worden doordat zijn twee
voornaamste rivalen in de daaropvolgen
de maanden van het toneel verdwenen.
Dé politieke leider José Antonio, oprich
ter van de Falange, was al voor het
begin van de burgeroorlog door de repu
bliek gearresteerd en werd in de gevan
genis van Alicante gefusilleerd: generaal
Mola, de militaire leider, - stierf tijdens
een vliegtuigongeluk.
Volgens dit „politieke testament” van
Franco zal de koning de hoogste staats
ambten in zijn persoon verenigen, maar
overlaten aan de regering. Een waarachtig
sterke persoonlijkheid zou in een derge
lijke positie bijna gelijkeNnacht kunnen
uitoefenen als Franco zelf, maar anders
wordt de eerste minister de „Sterke
man” in het regime.
Een ogenblik vreesde Franco dat het
een oorlogsverklaring was, dan slaakte
hij een zucht van verlichting: Roosevelt
deelde hem mee dat de geallieerde inva
sie in Noord-Afrika niet tegen Spanje
was gericht en voegde eraan toe: „Ik
geloof dat Spanje haar neutraliteit
wenst te behouden.(Zij) heeft niets
van de geallieerden te vrezen".
leden van de ETA en de FRAP waren
uitgesproken wegens moordaanslagen op
agenten, in vijf gevallen geen gratie
verleende. De twee Basken en drie Ma-
drilenen werden op 27 september gefu
silleerd, hetgeen in heel Europa een
storm van protesten onder andere van
Paus Paulus VI en zelfs een tijdelijk
„diplomatiek isolement’’ van Spanje uit
lokte.
Dit versterkte de positie van de recht
se extremisten in het regime, die in de
eerste dagen van oktober massale aan-
hankelijkheidsbetogingen aan Franco or
ganiseerden; zij verzekerden dat aan
hun demonstratie in Madrid één miljoen
personen deelnamen, en het is waar
schijnlijk dat men dit aantal bereikt als
men de verschillende betogingen in an
dere steden meetelt.
„voor de duur van de oorlog” de functie
van staatshoofd te geven.
Dit werd op 29 september tijdens een
nieuwe bijeenkomst van de junta door
Kindelan voorgelezen. Na een aanvanke
lijke, felle tegenstand van de belangrijk
ste generaals, besloten zij ten plotte om
Franco tot „regeringshoofd van de staat”
te benoemen, en zo werd het decreet
Franco toonde zich een goed tacticus
door de burgerloorlog te winnen en al
zijn rivalen uit te schakelen. Hij bewees
zijn kwaliteiten als goed strateeg door
Spanje buiten de Tweede Wereldoorlog
te houden en zijn regime te handhaven
in een vaak vijandige wereld.
Toen Franco zelf eenmaal het onder
werp van zijn opvolging ter tafel had
gebracht, openden zijn voornaamste me
dewerkers en hun aanhangers een mee
dogenloze strijd achter de schermen om
de sleutelposities in het toekomstige
Spanje zonder Franco. Zij verwachtten
dat hij ermee zou beginnen een eerste
minister te benoemen (post die hij tot
dan toe zelf had vervuld) en probeerden
elkaar van de springplank af te druk
ken; maar Franco verrastte hen allen
midden onder hun manouvres door niet
een eerste minister, maar een toekomsti
ge koning aan te'wijzen.
Een aanduiding van zijn besluit kwam
al in december 1968 met de uitwijzing
van de carlistische troonpretendent Car
los Hugo de Bourbon Parma, echtgenoot
van de Nederlandse prinses Irene, en
hun hele familie. Op 23 juli 1969 zwoor
prins Juan Carlos de Bourbon y Bour
bon zijn eed van trouw aan Franco en
aan de grondwetten als toekomstig ko
rting van Spanje.
Carrero Blanco kreeg op 8 juni 1973
de felbegeerde benoeming van eerste
minister, maar offerde daarvoor zijn ja
renlange bondgenoten op het was het
begin van het einde voor de Opus Dei-
invloed op de staatsadministratie en de
Spaanse maatschappij in het algemeen
zodat hij „eenzaam en alleen” aan de
top kwam te staan. Zoals hij in de
voorgaande jaren al in steeds stijgende
mate had gedaan, controleerde hij het
dagelijks bestuur van het land.
Onder zware druk van de politie en
de guardia civil kondigde de regering
eerst een noodtoestand in het Basken
land af en ten slotte een „anti-terreur-
decreet” voor heel Spanje, wat in wezen
een beperkte noodtoestand inhield. Op
politiek gebied bevestigde Franco de te
rugkeer naar zijn persoonlijke alleen
heerschappij en naar methoden van ver
vlogen jaren door José Solis, die
sinds de oorlogsjaren leider van de
Spaanse vakbonden en later ook twaalf
jaar lang minister van de staatspartij
was geweest, op deze laatste post té
laten terugkeren.
In deze omstandigheden was het ndet
verwonderlijk dat Franco eind septem
ber 1975, tpen elf doodvonnissen tegen
MADRID Het Spaanse volk staat vandaag, ondanks de uitgebreide
opvolgingsregelingen en de lange psychologische voorbereiding op deze
gebeurtenis, toch met een gevoel van onzekerheid men zou haast zeg
gen ’’onwennig”: meer dan de helft van de bevolking is onder zijn heer
schappij geboren en getogen tegenover de toekomst zonder Franco.
Hoe zal het aflopen nu de „Caudillo van Spanje bij de Gratie Gods” het
roer niet meer in handen heeft?
Ondanks het Europese isolement en de
rechtse hysterie in Spanje, kondigden de
Amerikaanse minister van Buitenlandse
zaken Kissinger en zijn Spaanse collega
Cortina op 4 oktober aan, dat zij een
basis-overeenkomst hadden bereikt over
een nieuw vijfjarig defensieakkoord.
Franco had de traditionele waarden van
zijn regime hersteld (al leek de breuk
met het Vaticaan niet meer te lijmen)
en stond een geleidelijke verzachting
van de politieke spanning toe.
Gematigde politieke leiders in het be
wind en in de oppositie, evenals in de
strijdkrachten die boven beide zeggen te
staan, bereiden de overgang naar de de
mocratie voor, maar ditmaal in de duide
lijke overtuiging, dat dit pas na Franco’»
heengaan zinvol zou worden.
rm..
-
p
I’
Dit was des te gemakkelijk in een
staat, waarin de macht zo geconcen
treerd is. Het aantal posities van waaruit
het openbare leven beïnvloed kan wor
den. is klein omdat het gezag snel af
neemt naarmate men zich verwijdert
van de enige bron: Franco. En ook al
kregen zij nooit de ware macht, mannen
van het Opus Dei kwamen op de voor
grond van Spanjes administratieve poli
tiek, economie en vele sectoren van het
intellectuele en beroepsleven te staan.
Halverwege de jaren zestig vond
Franco dat zijn doel bereikt was. Het
politiek verscheurde, intellectueel ach
tergebleven en economisch verwoeste
Spanje van 1939 was, met pijn en moeite
omgevormd in een redelijk moderne en
met ijzeren hand bijeengehouden maat
schappij. Franco begon de toekomst van
zijn regime en zijn eigen opvolging voor
te bereiden.
In 1966 kondigde hij de „Organieke
Wet op de Staat” af, een soort grondwet
met een eigenaardige mengeling van de
uiterlijke kentekenen van Europa’s par
lementaire monarchieën, de utopische
staatkundige ideeën van Falange-stichter
José Antonio, en de praktische vereisten
van een bewind dat in laatste instantie
op de strijdkrachten berust. Het parle
ment, dat niet direct door het volk
gekozen wordt, krijgt geen controle over
het kabinet.
Toen José Antonio Primo de Rivera,
oprichter van de Falange-Partij, hem in
september 1934 een brief zond, waarin
hij hem „ais hoofd van het leger” de
steun van zijn partij aanbood voor eer.
staatsgreep, weigerde Franco opnieuw.
Slechts twee dagen voor het begin van
de burgerloorlog telegrafeerde hij zijn
besluit om deel te nemen aan de samen
zwering van conservatieve generaals en
rechtse partijen die al maandenlang
voorbereid werd aan generaal Mola,
het „brein” van de opstand.
Op 21 september 1936 besloot de junta
van opstandige generaals tijdens een bij
eenkomst te Salamanca, op grond van
zuiver militaire overwegingen, Franco
tot opperbevelhebber („generalissimo”) te
benoemen, maar dit eerst nog geheim te
houden. Zijn broer Nicolas en de ko
ningsgezinde generaal Kindelan stelden
toen een voorstel op om Franco ook,
Dit bracht onmiddellijk de reactionai
ren in het geweer. Tijdens Franco’s
ernstige ziekte in dé zomer van 1974.
veroorzaakt door een aderontsteking in
het dijbeen (waardooi’ Franco anderhal
ve maand lang prins Juan Carlos als
waarnemend staatshoofd Lot optreden),
bereikten de rechtse intriges een onge
kend peil. Onder druk ven de vertegen
woordigers van deze „bunker-mentali-
teit” ontsloeg Franco twee liberale
steunpilaren van Aria’s Navarro’s ver
nieuwingsplannen: de stafchef Manuel
Diaz Alegria en de minister van voor
lichting Pio Gabanillas.
Hoewel Franco aan de premier toe
stond zijn steeds meer verwaterde demo
cratisering wettelijk van kracht te ma
ken met de instelling van zeer beperkte
politieke partijen („associaties”) en een
zeer beperkt stakingsrecht, maakte hij
duidelijk dat echte veranderingen toch
pas na zijn heengaan konden komen.
Vooral het harde optreden van de politie
tegen alles wat voor oppositie doorging
logenstrafte de politieke ontwikkeling.
Dit viel samen (en waarschijnlijk niet
toevallig) met de verharding van de
uiterst linkse oppositie. In de Baskische
separatistenbeweging ETA, die al 15 jaar
actief was, kregen de aanhangers van
terreuracties de overhand, terwijl de
knokploeg van de Spaanse maoistenpar-
tij de FRAP ook tot sluipmoorden
agenten overging. In de voorjaars-
zomermaanden van 1975 werd zo
twaalftal agenten vermoord.
staatsveiligheidspolitie geweest, daarna
door de Opus Dei groep op een zijspoor
gezet als burgemeester van Madrid,
maar had in het nieuwe kabinet van
1973 zijn come-back gemaakt op
Franco’s aanduiding —als minister van
binnenlandse zaken.
Aanvankelijk Stond Franco aan zijn
nieuwe premier heel wat eigen initia
tie! toe. Hoewel deze de handhaving van
de openbare orde (dat wil zeggen de
vrijmacht van de politie) bovenaan zijn
prioriteiten plaatste, weigerde hij de po
litieke klok stil te zetten. In zijn opzien
barende toespraak tot de Cortes op 12
februari 1974 verklaarde hij dat men er
niet mee kon voortgaan om „alle ver
antwoordelijkheid voor politieke ontwik
keling af te schuiven op de nobele
schouders van het staatshoofd” en kon
digde hij een democratisering aan.
Een archieffoto van Franco met naast zich prins Juan Carlos.
Wt'WuiiÏ
W T Tl
w
'h dfe s-jfi1'" r'
Een archieffo
to van Franco,
genomen in ’45.