Herman Hesse beïnvloed
door contacten met Jung
herontdekking
Jeugdboeken, die het andere van anderen
niet aan buitenkant behandelen, schaars
Bevrijding van de mens
feministisch gezien
I
Piranesi als
RH
Honderd jaar geleden werd beroemde
iO
analyticus geboren
I
BOEKEN
I
Nacht over de prairie
X
39
28
19 75
V R IJ D A G
NOVEMBER
38
niet vanuit zijn eigen wereld, verdienen daarom dubbele aandacht.
'r
X!
Jtjjden
jaar in Oost-Berlijn mijn ogen uitkeek
werk op de Alex rondhingen, zei een
Armetierige huisjes, rafelige kleertjes.de arme tobbers. (Toen ik vorig
op de hippe tieners, die na hun
collega van me grinnekend: „Ja,
ZE ZIJN ER NOG WEL die kinder- en jeugdboeken over andere volke
ren waarin het draait om het treurige feit dat die mensen nog niet alle
zegeningen van onze consumptiemaatschappij deelachtig zijn geworden.
jullie luxe is eindelijk ook ons deel geworden.gerafelde spijkerbroe
ken”.)
De schaarse jeugdboeken, die het anders van anderen niet aan de bui
tenkant beschrijven; die het niet als een excuus proberen uit te leggen
maar de lezer het zonder meer laten accepteren of hij het nu begrijpt of
I 1
ra
J-O’H 1
W
Belangwekkende teksten
van en over Carl Jung
CARL JUNG
I
I
H. S.
190,-
136,-
15,-
18,-
10,-
Vrouw met hostie
P.T.
MIEP DIEKMANN
>5,-
J
150,-
het werk slaan. Vrouwen en mannen
kunnen ook zo samenwerken. Ergo:
een gedeelde wereld in plaats van een
verdeelde wereld.
Wie de moeite neemt dit boek met
niet minder dan 368 voetnoten écht
te lezen, kan er best wat uit opste
ken. Ook al is die lezer buitenkerke
lijk, want humanisatie is beslist geen
privilege van de gelovigen alleen.
Dr. Letty Russell, „Bevrijding van
de mens in feministisch perspectief,
een theologie” (oorspr. titel „Human
Liberation in a Feminist Perspective
A Theology”), vertaling drs. J. G.
A. Tielens, uitgave Ten Have BV, prijs
18,50.
vangene. Dat is ook de reden dat men
nogal eens bladen van Piranesi tegen
komt in publicaties als Bres en der-
gelijke. Piranesi lijkt daarin een
pessimistische droom van alle tijden
te vertolken.
Dromen zijn (soms) bedrog. Bij Pi
ranesi niet, want zijn nachtmerrie-
verbeeldingen zijn inderdaad etsen
van gevangenissen in aanbouw, bij
voorbaat reeds geladen met de uit
zichtloze ellende van de bewoners, al
zijn die nergens zichtbaar.
Piranesi leefde van 1720-1778, kwam
uit Venetië en werd in zijn dagen in
Rome al beroemd als architect, ar
cheoloog, decorontwerper en graficus.
Die weg naar de roem ging niet over
rozen. Daarover licht de tekst van
Roseline Bacou voldoende in. Ze
schetst hem in zijn Italiaanse milieu,
maar wat belangrijker is en de
kijker van nu ook meer interesseert
als herontdekking ze heeft oog
voor de obsederende werking van Pi-
ranesi’s oeuvre. Ze ziet de visionaire
aard doorheen de schijnbare objectief
weergegeven vele gezichten op Ro
meinse gebouwen en ruïnes. Ze
schrijft als het ware toe naar de
slotzin van haar geschrift, een uit
spraak van Piranesi zelf: „Ik voel de
behoefte om ideeën voort te brengen
en ik geloof dat als me werd opge
dragen om plannen te maken voor
een nieuw heelal, ik zo gek zou zijn
I het te doen”.
MET PIRANESI is het wonderlijk
gesteld. Hij is een van de talloze
grafici uit vroeger eeuwen die zich
bezighielden met het weergeven in
etsen, gravures of andere technieken
van gebouwen en ruïnes, van klas-
siek-romeinse afkomst. In grote geta
le zijn vroeger kunstenaars naar Ro
me en andere steden gereisd en bijna
ieder Italiaans gebouw zal wel in de
een of andere staat van glorie, dan
wel ruïneus Vervallen zijn uitgebeeld.
Maar Piranesi beleefde het anders
dan die honderden, wellicht duizen
den, „Italianiserende” andere kunste
naars aller Europese landen. Natuur
lijk, hij tekende, graveerde en etste
vermoedelijk alles wat zijn opdracht
gevers hem vroegen. Hij zou ons dan
ook allang niet meer aanspreken, als
er niet iets anders aan de hand was,
althans in een deel van zijn werk.
Wie daarvan meer wil weten leze (en
bekijke) „Piranesi” door Roseline Ba
cou, in Nederlandse vertaling van
Jenny Tuin verschenen bij Landshoff
in Amsterdam-
Dat bepaalde deel van Piranesi’s
werk intrigeert de moderne mens
omdat het iets heeft van een magisch-
realistisch zweem, soms zelfs een
surrealistisch. Het zijn prenten van
gevangenissen in aanbouw. Doolhoven
van gaanderijen schijnen van niets
tot iets te leiden, trappen voeren
naar een doel dat nog niet zichtbaar
is. Sommige van die bladen zien er
uit als de nachtmerrie van een ge-
hij Queenie (Tashina), die aan haar laat
ste jaar op de kunstacademie toe is, en
als de parel van het reservaat be
schouwd wordt. Tijdens het noodweer
vinden die twee elkaar. Na een brok
heftig beleefde liefde, kiest Tashina Big
horns zijde. Haar ouders keren zich van
haar af; zelf leert ze inzien dat de doem
van Bighorns familie ook haar schijnt te
treffen.
In een snelle opeenvolging van sorris
ongelooflijke gebeurtenissen (ongeloof
lijk in die zin, dat je er tot nu toe in de
kranten of op de televisie nooit iets over
hoorde, alleen toen de kwestie Wounded
Knee speelde) loopt het verhaal naar
een dramatische climax. Alle zinnige
plannen van Bighorn schijnen te moeten
mislukken, ook omdat zijn eigen mensen
niet geloven in zijn toekomstdromen
(het houden van eigen bucking horses en
buffels). Maar de grootste strijd speelt
zich niet af tussen Bighorn en het reser-
vaatsbestuur en de regering, die de een
maal getekende Indiaan blijft achtervol
gen, maar tussen Bighorn en zijn verle
den. Het dramatische in de climax is
dan ook een drama van innerlijk ge
weld. Joe heeft om zijn vrouw te be
schermen tegen zichzelf, haar het huis
uitgegooid. De politie heeft hem n.l. ooit
onder de drugs gezet en de ontwenning
wil hij helemaal in zijn eentje klaarspe
len. Wanneer Tashina weer bij hem
terug kan komen en begonnen is d e
kinderen van het reservaat bij te wer
ken met hun huiswerk, schuift Bighorn
wat schamper als te oude leerling bij.
Hij zal de leemten in zijn kennis moeten
aanvullen, wil hij het ooit redden in de
maatschappij die hem verstoten heeft.
De kern van het boek ligt m.i. in die
bladzijden (234-237) waarin Tashina het
woordje „men” uitlegt een abstractie.
De Indianen kennen vrijwel geen ab
stracties in hun taal, en daarom alleen
al is het Amerikaanse onderwijs, de taal
een hindernis voor hun ontwikkeling.
Haar regelmatige reizen van Oost-Ber
lijn naar Amerika heeft Liselotte Welse-
kopf-Henrich altijd besteed om dieper in
de geschiedenis van de hedendaagse In
dianen te duiken. Met haar grondige
kennis van de Indiaanse geschiedenis,
haar zeer kritische instelling en haar
intuïtief aanvoelen wat er aan vrijheidse-
verlangens vooral in jonge mensen leeft
(zij was jarenlang professor aan de
Voor mij was het meest belangwek
kend echter wat prof. Quispel schrijft
over Jung’s houding ten opzichte van de
gnostiek, met name die in joods-christe-
lijke kring kort na het begin van onze
jaartelling. Zonder gnosticus te worden,
interesseerde Jung zich bijzonder voor
deze geestesstroming. Tot voor kort
werd ze verketterd (niet alleen vanouds
door de concurrerende R.K. Kerk, maar
ook door figuren als bijvoorbeeld Martin
Buber en Karl Barth). De laatste tien
tallen jaren trekt de gnostiek echter
weer meer gezonde aandacht en dat niet
alleen in kringen van Rozekruisers.
Voor een groot deel is dat te danken
aan Jung zelf en niet minder aan prof.
Quispel, die de in 1945 bij Nag Hammadi
gevonden antieke Koptische geschriften
voor een deel vertaalde en bij het be
houd en verspreiding ervan grote steun
van Jung kreeg. Quispel vertelt in het
boek bijzonder onderhoudend over de
vondst, de vertaling en de betekenis van
deze geschriften, die een heel nieuw
licht werpen op het vroegste christen
dom, vooral zoals het door joodse chris
tenen in Egypte werd beleefd. Alleen al
de bijdrage van Quispel maakt dit boek
onmisbaar voor geïnteresseerden. Dit te
meer omdat Quispel hier uitvoerig uit
eenzet welke invloed het gnosticisme
wel en ook weer niet had op de theorie
ën van Jung.
Lang voor de ontdekking van „Het
evangelie der waarheid” van Valentinus
en andere Koptische geschriften schreef
(in 1916) Jung zijn „Zeven preken tot de
doden”. Slechts enkele ingewijden ken
den die teksten. Jung schreef ze ano
niem, als waren ze van de hand van de
gnosticus uit de tweede eeuw Basilides
in Alexandrië. Na Jungs dood mochten
de teksten eigenlijk pas openbaar wor
den gemaakt, hoewel sommigen de in
houd al kenden en bijvoorbeeld Martin
Buber ze al heeft gebruikt voor nogal
oneerlijke aanvallen op Jung.
Die zeven preken moeten worden ge
lezen als gnostische allegorieën. Dit wil
zeggen als gesprekken met overledenen
in een symbooltaal, die aan de gnostiek
is ontleend. Wie ze louter verstandelijk
leest ontdekt noch de waarde van de
symbooltaal noch die van de gnostiek.
Wie ze leest als luisterde hij naar recita
tieven of litanieën, liefst met enige ken
nis van de gnostieke begrippen op de
achtergrond, ontwaart een grote wijs
heid in deze kosmisch-visionaire preken.
Ze zijn van een grote poëtische schoon
heid. Het deel met de zeven preken bevat
verder een herdruk van het bekende
boek van de medewerkster van Jung,
Aniela Jaffe, namelijk „Jung over alche
mie en parapsychologie en Jungs laatste
levensjaren”, vroeger al bij Lemniscaat
uitgekomen.
Het derde boek tenslotte is „De her
metische cirkel” van M. Serrano over de
contacten van Jung en Hermann Hesse,
vertaald door J. K. van den Brink.
Hesse, de bekende esoterische romancier
is een tijd in psycho-analyse geweest bij
Jung. Hun aanrakingspunt was de be
langstelling voor oosterse wijsheid. De
Om met een ervan te beginnen noem
ik „Jung, een mens voor deze tijd”. Het
bevat in zeer uitgewerkte vorm drie
toespraken uit Utrecht, namelijk var
drs. C. Aalders, prof. dr. J. H. Plokker
en prof. dr. G. Quispel.
Voor Carl Jung is de mens altijd een
mysterie gebleven. Hoewel hij via zijn
kennis van de symboliek uit de gnostiek,
de alchemie, tal van godsdiensten en de
dromen van zijn patiënten, vermoedelijk
dieper in de geest van de mens schouwde
dan iemand anders in deze eeuw, pre
tendeerde hij niet de mens te kennen.
Integendeel, hij besefte een niet te ont
raadselen geheim, levende ook in zijn
meest gestoorde patiënten, dat hem een
bijna heilig ontzag voor de menselijke
geest bijbracht. De mens als enig wezen
met godsbesef heeft het goddelijke in
zich en daarom behoort de menselijke
geest tot het goddelijk mysterie. Het is
vooral drs. C. Aalders die op deze kant
van het karakter van Jung ingaat.
Prof. dr. J. H. Plokker, de uitnemende
schrijver van „Geschonden beeld”, waar
in hij tekeningen en schilderijen van
zijn patiënten ontleedt, gaat in zijn rede
over Jung natuurlijk in op Jung’s ont
dekkingen op zijn eigen terrein. Ook
Jung liet patiënten tekenen en kwam tot
de ontdekking dat ze vaak, symbolen
weergeven die in het collectief onbewus
te van de gehele mensheid te vinden
zijn. Jung trok daaruit verstrekkende
conclusies inzake de zin van de symbo
liek voor de mens die naar zelfverwer-
Kelijking (individuatie) streert.
In 1875 is Carl Gustdv Jung geboren. Dit jaar is zijn honderste geboorte
dag herdacht door velen die met hem hebben meegeleefd en voor wie hij
veel meer was dan alleen maar een wereldberoemde psycho-analyticus die
een eigen weg bewandelde. Voor hen was hij een meester in de zin van
goeroe, een geestelijke leidsnjan, wiens betekenis ver uitsteeg boven die
van andere psycho-analytici, zelfs Freud, de aanvankelijke leermeester van
Jung.
In Utrecht is in oktober een meerdaagse conferentie gehouden ter her
denking van die honderdste dag. Er behoorde een tentoonstelling van
Jung’s geschriften bij. Belangrijker echter was nog het verschijnen van
nieuwe geschriften, uitgegeven door Lemniscaat in Rotterdam.
Curaqaose schrijfster Diana Domacas-
sé-Lebacs, die de laatste jaren werkt
aan enkele romans, jeugdromans en kin
derboeken, heeft met haar eerste boek
„Sherry, het begin van een begin” (uitg.
Leopold) al aangetoond dat zij niet per
definitie een jeugdboekenauteur is. Het
gaat om de ontwikkeling van kind naar
volwassene tegen de achtergrond van
zijn eigen tijd, oude tradities, leefpatro
nen. Om een zo groot mogelijk publiek
te kunnen bereiken (want Nederlands is
altijd een opgedrongen taal in de Antil
len en Suriname geweest) houdt zij haar
taal eenvoudig, haar stijl visueel. En al
publiceert zij in het Nederlands, het is
een foutieve opvatting om haar werk tot
de Nederlandse literatuur te rekenen.
Schrijvers uit het Caraïbisch Gebied to
nen een veel grotere verwantschap met
de Zuidamerikaanse literatuur (de be
schrijvingen zijn bloemrijker, de dialo
gen uitbundiger).
In „Nancho van Bonaire” (uitgeverij
Leopold, illustraties The Tjong Khing)
beschrijft Diana Lebacs een bijna verlo
ren gegaan stuk leven van de Bonairia-
nen, voordat de moderne tijd toesloeg.
Nancfyo vereert zijn vader, de immer
afwezige zeeman, en is meer dan de
oudste jongen de steun en toeverlaat
van zijn moeder bij het opvoeden van
de andere kinderen en het opbouwen
van een nieuw huis, wanneer het hunne
tijdens een orkaan eraan gegaan is. Die
opbouw van het huis wordt tegelijker
tijd de opbouw van Nancho’s jonge le
ven. Het is een zoeken naar zijn eigen
familie: grootmoeder, Ma Chichi, bij wie
hij in het dorp Rincón uitbesteed wordt;
de vader, die als buitenechtelijk kind
van een plantagebezitter al jong door de
maatschappij gewurgd werd.
Voor de jeugd van 10-13 jaar is het
een spannend boek geworden over een
jongen, die zichzelf een mislukking vindt
en langzaam ontdekt hoeveel kwaliteiten
hij bezit. Er zijn schitterende hoofdstuk
ken over Nanchos’ vriendschap met Pe-
drito; over het buitenleven bij Rincón;
hunkerende Guillermito; over Nancho’s
genezing door de curioso een wijze
genezer. In de climax de thuiskomst
van de vermiste vader op het feest van
San Juan heeft Lebacs een waardevol
stuk traditie vastgelegd. De oude reizan-
gen, waarmee de bevolking van huis tot
huis trekt, zijn doorweven met een kro-
In haar boek over het feministisch
perspectief van de bevrijding van de
mens schrijft Letty Russell over haar
eigen ervaringen overal op de wereld
op haar weg naar de bevrijding. Die
weg schijnt hoofdzakelijk uit lezen te
hebben bestaan, want ongeveer de
helft van het boek wordt gevuld met
citaten. In ieder geval komt er duide
lijk in tot uiting dat de bevrijding en
de nieuwe mensheid zijn begonnnen.
De ervaring van onderdrukking en de
ervaring van bevrijding worden in
verband gebracht met de traditie van
Jezus Christus.
De schrijfster vindt, dat de christe
nen moeten strijden voor humanisa
tie. Zij constateert dat Jezus een
„feminist” was in de praktijk van
zijn eigen leven. Dat leven vertoont
de kenmerken van liefde, medelijden
en zorg die men vaak ziet als cultu
rele kenmerken van de vrouw.
De kerken bieden geen mogelijk
heid tot dialoog, stelt Letty Russell
vast. Onderscheid in kerkelijke rang,
in sekse, ras en kleur, maakt kerken
tot monoloogzones. Die dialoog moet
daarom tot stand komen tussen de
mensen die geloven in een nieuwe
mensheid. Over de eigen identiteit
heen moeten zij komen tot wederke
righeid. Zij pleit dat deze dialoog
wordt uitgebreid tot dialogerende ac
tie. Mensen van verschillende rassen,
geloven of klassen die zich samen
ergens voor inzetten en daarvoor aan
Een van de gevangenis-tekeningen, die Piranesi heeft gemaakt. Het zijn een
soort imaginaire kerkers, die Piranesi schetste.
II
Vrouwen worden nog steeds niet
door iedereen als de volkomen gelij
ken van de mannen gezien. Ook bin
nen de kerk niet. Onder de druk van
vrouwenbewegingen overal ter we
reld wordt geleidelijk duidelijker, hoe
sektarisch het kerkeltfk leven, de
kerkelijke taal en de kerkelijke orga
nisatie is.
I
niek van de gebeurtenissen dat jaar.
Maar wat de jeugd het meest zal aan
spreken is het gevoel van veilige gebor
genheid, ook al ben je arm, woon je
geïsoleerd, omdat groot en klein elkaar
niet in de steek laten en elkaar met
mildheid nemen zoals ze zijn.
Humboltuniversiteit) heeft zij een indruk
wekkend epos over Indianen van onze
tijd geschreven, waarvan het eerste boek
„Nacht over de prairie” (uitgeverij Leo
pold) in een perfecte vertaling van Willy
Wielek-Berg nu ook bij ons is uitgeko
men.
Hoe een Indianenreservaat bestuurd
wordt met alle fnuikende verboden,
waarbij de oudere Indianen zich lamge
slagen maar neerleggen is de achter-
grondgeschiedenis waartegen zij het
worstelen om een stuk eigen leven van
Joe King heeft afgeschilderd. Vals be
schuldigd door zijn rivaal Harald Booth,
belandt Joe King al jong in de gevange
nis. Na zijn ontslag is hij zo diep in een
groep gangsters verzeild geraakt, dat er
geen loskomen meer mogelijk lijkt.
Het boek begint met de angst in het
reservaat voor Joe Stonehorn King’s te
rugkeer. Tijdens een noodweer ontmoet
Over het Indianenprobleem is eigenlijk alleen maar ten tijde van „Wounded Knee"
geschreven. Op de foto twee Indiaanse leiders tijdens die opstand.
„Nacht over de prairie”, dat in veel
landen een bestseller werd met zijn
onthullende gegevens, werd niet als
jeugdroman geschreven. Maar de jeugd
vanaf 14 jaar blijkt zich van het boek
meester gemaakt te hebben omdat het
een van die zeldzame vrijheidsmonu-
menten binnen de literatuur is.
gesprekken met Jung zijn van invloed
geweest op Hesse’s oeuvre.
Miguel Serrano, die destijds Chileens
ambassadeur was in New Delhi in India
had eveneens een grote belangstelling
voor Oosterse wijsheid. Hij had tevens
contact met Jung en met Hesse. Uit de
wederkerige ontmoetingen en briefwisse
lingen is tenslotte dit (Lemniscaat)boek
ontstaan, dat vooral licht werpt op Jung,
maar tevens op de achtergronden van
het denken van Hesse. Nu er momenteel
een complete Hesse-revival is, door wei
nigen geheel goed begrepen, lijkt dit
boek bijzonder nuttig.
Jung was een der eersten die de
verbanden tussen parapsychologische
verschijnselen en religieuze gevelens
trachtten te doorgronden. Het is geen
wonder dat zijn leerlingen op die weg
verder gingen. Een van hen is prof. H.
van Praag, tevens vriend van prof. Quis
pel.
Van Praag is een kenner van alle
verschijnselen van parapsychologische
aard. Uit zijn levensbeschouwing vloeit
echter een even grote belangstelling
voor de religie voort. Het is dus geen
wonder dat hij een boek schrijft als
„Parapsychologie en religie”, bij H. Meu-
lenhoff uitgekomen in diems Parapsy
chologische bibliotheek. Hogere machten,
primitieve religie, mystiek, kosmische
religie en openbaringsreligie, ze worden
door Van Praag alle bezien in het licht
van de ontdekkingen op het terrein van
de irrationele inhouden van de menselij
ke geest.
Het uitgangspunt van Van Praag in
dit boek is echter nog niet het paranor
male in volle omvang, maar eerder
brengt hij de religie in verband zowel
met antieke mythen als met een ver
schijnsel als dat van de UFO’s.
In een ander boek van zijn hand van
dezelfde uitgever, „Parapsychologie en
occultisme” behandelt Van Praag wel de
talrijke verschijnselen als magie, angelo-
logie, demonologie, bezetenheid, exorcis
me. Van Praag put daarbij zowel uit
oude Chinese geschriften als uit rappor
ten van moderne onderzoekers, die ge
vallen beschrijven van geestverschijnin
gen, hekserij, duiveluitdrijverijen en
dergelijke. De schrijver is uiterst goed
geïnformeerd niet alleen, maar hij weet
verrassende verbanden te leggen tussen
de onderscheidene onderwerpen, die hij
even wetenschappelijk als goed begrijpe
lijk beschrijft. De vergevorderden op
deze terreinen zullen echter vermoede
lijk veel bronnen waaruit Van Praag
put zelf hebben gelezen.
HEIN STEEHOUER
I»’
I*
I
tótS
U «ft?-
SI