oor de ongetrouwde vrouw is veel gemakkelijker Mevrouw de commissaris fietst er stevig op los 0 allies» St S TL Mr. Tineke Schilthuis gaat nu wat meer naar de kapper itl O Een bode van het Drentse provinciehuis in Assen staat me uitgebreid de portrettengalerij van oud-commissarissen der Koningin in Drente uit te leggen. Allemaal keurige, merendeels wat streng ogende heren. Maar plotseling ziet hij in de verte de huidige commissaris der Koningin aankomen, „daar gaat ze!” We spoeden ons gezamenlijk naar het raam, en zien hoe in de 1 verte een vrouw op een fiets de toegangsweg naar het provinciehuis neemt. Ze trapt flink door, in forse rukken aan de pedalen. Als ik bij de finish informeer hoe gunstig de windrichting vandaag is, reageert ze nauwelijks, kijkt me afwachtend aan. „Een aardige vrouw”, had iemand vooraf beloofd, „maar soms niet al te toeschietelijk, nog een beetje Haags”. XV ZATERDAG 1 3 DECEMBER 1975 19 Natuur door Tony van der Meulen 0 4 i Populieren Spreien Sleen Ki 3 4VX J V T Ajfórftr 4/ tilt i het nu Gasse S'. *5 Sanatorium OdoorneiWbn Ud^on i te )ai«r*aa|» yy I U was ook lid van de Nederlandse Jeugdbond voor natuurstudie. jost die de Wij i er lood er Iers itie de liet Dok raf. een few nen dat ken De met aiet ■dig den ven zo Lere de dat na- Ging dat met de botaniseertrommel? „Ja, plantjes zoeken. Een echte vakvrouw ben ik trouwens nooit geweest, ik was daar ook meer iemand voor het bestuurlijke baantje. Maar je deed het met veel plezier. Terwijl iedereen op zondag nette zondagse kleren aan had, droegen wij zeei- nadrukkelijk wat toen vrije-tijdskleding was. Het had iets van het trotseren van de maatschappij”. Het boeit u nog steeds? „Ja, ais ik langs een sluisje kom bekijk ik vaak wel even hoe het daar precies in elkaar zit. Het hoogteverscchil tussen de poldersloot en de boezem. Wist u dat die poldersloot wel een anderhalve meter lager kan liggen? En als ik langs waterstaatswerken kom kijk ik altijd wel even wat ze daar aan het uitvoeren zijn. Maar aan waterschappen boeit mij nog iets: er zitten vaak nog de echte autochtonen in, mensen die hun gebied door en door kennen, en er heel nauw bij betrokken zijn”. „Buiten rondsjouwen. Het had een beetje het elan van wereldverbeteraars, wij zijn jong, d’aard ligt open”. met jm- iten De is in wet de- nge ge- een sen ben zij dit te de ken is de oor dat bod den de om Jh\ i-Oug Apptlschi respect voor, hij is wat minder kwetsbaar, heeft ook wat minder pretenties dan een beuk. Maar dit zijn zulke subjectieve ervaringen, het is moeilijk om dat onder woorden te brengen.” Ik kan me ook wel voorstellen dat Germanen dachten: als er nou toch een God bestaat, dan zal ie wel in die grote oude eik zitten. „Ja, eiken kunnen ook heel oud worden, veel ouder dan beuken.” Er komt weer thee en ik informeer bij de commissaris der Koningin of ze zich een Rooie Vrouw voelt. Mevrouw Schilthuis wacht even, zegt dan: „Er zit natuurlijk veel bij dat gevoelsmatig meer bij een jongere generatie hoort. Het aktievoeren, ik moet u eerlijk zeggen dat ik me daar ook nooit zozeer in heb verdiept.” Wat hoort bijvoorbeeld gevoelsmatig meer bij een jongere generatie? „Bijvoorbeeld de abortus. Ik ben tegen abortus, maar dat is iedereen; als een abortus nodig is betekent het dat er iets mis is gegaan. Maar ik ben er van overtuigd dat je de beslissing wel aan de vrouw moet overlaten. Gevoelsmatig ben ik tegen abortus, maar je moet het niet bij de wet verbieden, je moet het niet U hebt zich met de natuur beziggehouden en met waterschappen, maar die twee botsen dacht ik nog al es. Bij mij in de buurt ligt een erg mooi beekje, waar het waterschap alle populieren heeft omgekapt om de wallen nu beter te kunnen maaien. „Ja, vroeger behandelden ze die wallen met een plantendodend middel, maar dat is nu verboden. Alleen, bij die populieren van u moet u zich wel afvragen hoe snel je er eentje verder op weer kunt laten groeien. Populieren groeien zeer snel. We moeten nu niet plotseling de hele boombeplanting van Nederland tot monument gaan verklaren, dat vind ik niet zinnig. Geen enkele boom is eeuwig durend, je moet je af vragen hoe snel hij er weer kan staan, en voor elke boom die je kapt moet je een nieuwe planten. Nu we een groot gebrek aan financiële middelen hebben moet je je ook af vragen wat het kost als je die bomen laat staan, hoe die beekwal dan gemaaid moet worden.” Toch heb ik de pest in als ze die populieren omhakken. „Ik ook, maar dat betekent niet dat hij niet omgehakt moet worden, dat is vers twee. Eet u, overigens vlees?” 'UUHfUfHfUUUUffHUUflfUMUfUfUHfMfHffmUMUUlUUHlfUfUMI/Wi Mevrouw mr. Tineke Schilt huis, sinds een jaar Commissa ris van de Koningin in Drente, is de eerste vrouw die dit ambt vervult. Ze is ongehuwd. Dit in terview werd gemaakt vóór de treinkaping in Beilen, waar zij ook deel uitmaakte van de crisis staf. overlaten aan de engeltj esmakers met de breipennen in de achterafstraatjes.” Hoe hebt u het jaar van de vrouw eigenlijk beleefd? „Het is niet zo dat ik er elke dag aan denk, maar het is nuttig geweest dat op een aantal zaken nog eens nadrukkelijk is gewezen. Alleen, ik ben niet getrouwd, en de meeste emancipatieproblemen spelen zich af in de man-vrouw-relatie. Daar val je dan buiten, en daarmee moet je met jezelf in het reine komen, ik bedoel in het emotionele vlak. Ik heb natuurlijk het geluk gehad een goede opleiding te krijgen, en dat is juist het probleem van veel vrouwen die ongetrouwd blijven. Verder hing bij ons thuis ook niet de sfeer: een mens moet trouwen, anders is het een mislukking. Maar vroeger was dat allemaal veel moeilijker. Af gezien van het feit dat een ongetrouwde vrouw vaak hooguit typiste kon worden, was het ook vreselijk moeilijk een eigen honk te krijgen. Het is nu heel normaal, maar een vrouw alleen op een flatje was 25 jaar geleden nog een zeer bedenkelijke zaak. Er zijn volgens mij niet veel ongetrouwde mensen die blij zijn dat ze niet getrouwd zijn. Ik ook niet. Alleen, dan stel je je een situatie voor waarin je én een partner hebt en je huidige werk houdt. Uit verslagen van gespreksgroepen krijg ik wel eens de indruk dat tegenwoordig jonge ongetrouwde vrouwen altijd wel een vriend hebben. Dat het normaal is dat je steeds een ander versiert, of zelf versierd wordt. Maar ik weet niet of dat waar is, ik geloof het eigenlijk niet. Maar de zaak is aanmerkelijk beweeglijker dan vroeger.” Wanneer besloot u eigenlijk ongetrouwd te blijven? „Nou, dat is eigenlijk geen besluit, het is gegaan zoals het gegaan is. Je bent bezig met je studie en je baan en je denkt nog steeds: als ik later getrouwd ben doe ik dit of dat. Tot je je realiseert dat het flauwekul is om dat nog steeds een rol te laten spelen. Dan ga je zo zoetjes aan maar es een grotere kamer zoeken. Maar ja, het kan natuurlijk altijd nog, (lachend), het is nooit een definitief eind. Mijn huidige baan brengt natuurlijk een aantal verplichtingen met zich mee, je moet thuis mensen ontvangen, en dan is het, als je alleen bent, allemaal een beetje toveren om het voor elkaar te krijgen. Het lijkt me heel prettig als je door een liefhebbende partner wordt opgevangen die allerlei dingetjes heeft geregeld, twee schouwburgkaartjes heeft besteld, de verzekering opgebeld.” In die dagen hield u zich ook al met waterschappen bezig. Waarom eigenlijk, want het lijkt me zo’n vreselijk dor onderwerp? „Hoe kunt u water nu dor vinden? Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in kaarten, in ruimtelijke toestanden. Dat komt ook door het vak van mijn vader, ik kwam als kind al regelmatig op waterstaatswerken. Je ging veel mee de dijk op. Toen de Afsluitdijk gesloten werd, was mijn vader daarbij, en wij zaten thuis allemaal rond de radio, ik herinner me nog al die scheepsfluiten toen het laatste gat dicht was. Je bent helemaal opgegroeid in die sfeer, kerels met kruiwagens, mannen die krammatten aan het maken waren, dat schrijft u met twee m’s, basaltblokken, kiepkarren, je had toen bij de dijkenbouw heel andere technieken dan tegenwoordig. Later kwam ik veel bij mijn vader op kantoor, hij was toen bezig met het ontwerp van de Noordoostpolder: daar zag je ook al die kaarten weer.” Wat voor een meisje was u? „Niet zo vlot en niet zo gemakkelijk. In ieder gezelschap was ik de langste, en dat vergroot je zelfverzekerdheid niet. Met vriendinnen liep je altijd in een rij, en dan keek ik neer op hun vlechten en zag hoe ze giechelend onder mij door grapjes uitwisselden. Op een schoolavond had je hetzelfde: alle jongens waren kleiner dan ik was. Maar gelukkig hadden we een hele lange Engelse leraar die mij dan vroeg. En dat vond ik dan geweldig, want met hem wou iedereen wel graag dansen.” Zoiets als de mode, houdt dat u eigenlijk bezig? „Ik moet u zeggen, ik ben niet zo modieus. Maar als ik word uitgenodigd om ergens iets te openen, en iedereen loopt er netjes en fleurig bij, dan kan ik niet iets willekeurigs aantrekken. Een consequentie is ook, dat je wat meer bij de kapper zit.” Hier buiten op de gang hangen de portretten van de vorige commissarissen. Uw voorganger, mr. Gaarlandt, heeft es gezegd: „Dacht je dat ik daar tussen wil hangen: ik verdom het,” maar zijn schilderij is nu al bijna klaar. Gaat het u straks net zo? Mevrouw Schilthuis: „Om te beginnen zou ik dat nooit zo impulsief zeggen, dat is mijn aard nou eenmaal niet. Maar ik realiseer me nu dat ik ook nog nooit gedacht heb: „Moet ik daartussen?” Ik heb ook nog nooit gekeken of er eigenlijk nog wel ruimte voor mij is.” Vrouwen van uw leeftijd die destijds getrouwd zijn, zijn nu zo ongeveer uit de kinderen. Wat doen ze, waar houden ze zich mee bezig? „Weet ik niet, ik vraag het me wel es af. Als je altijd voor je kinderen hebt gezorgd, en daar voldoening in hebt gevonden, wat ga je dan doen als ze allemaal het huis uit zijn?” Spreien haken voor de schoondochters? „Ja, dat kan wel, maar wat doen mannen in zo’n geval? Ook spreien haken? Mannen hebben toch vaak nog wat meer mogelijkheden. Wat deden van die nette dames vroeger eigenlijk? Ik denk bridgen. Of thee drinken. Maar daar is nu ook geen sprake meer van, want daar worden ze veel te dik van. Ik ben net een boek aan het lezen waarin de schrijfster in Duitsland komt en daar schrikt en droevig wordt van de oorlogsweduwen: vrouwen met verstandige schoenen aan, karbiezen en dikke jassen”. Welk boek is dat? „Fear of Flying, in het Nederlands: Het ritsloze nummer van Erica Jong. Ik vind dat ze erg knappe waarnemingen doet.” Ze heeft nogal een direkt taalgebruik, kont, pik, hoe staat u daar tegenover? „Ach, in het begin hindert het me wat, maar dat is na een tijdje over. Ik heb ook gedacht: hoe moet je dat anders zeggen, dat worden ook allemaal van die moeizame toestanden”. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd mevrouw Schilthuis lid van de Partij van de Arbeid, twee jaar was ze landelijk secretaresse. In de loop van dit interview zullen we het er over hebben, of ze een rooie vrouw is. Voor de Partij zat ze in de Tweede Kamer, waar ze zich onder andere inzette voor het afschaffen van het couperen van paardestaarten. Maar Waterstaatszaken waren haar specialiteit. Ze heeft zich ook veel beziggehouden met Waterschappen. Op het eerste gezicht niet het boeiendste deel van het menselijk bestaan, maar mevrouw Schilthuis heeft een enthousiaste poging gedaan me te winnen voor de gevarieerde wereld van boezems, sluisjes en afwateringssystemen. Voor de goede orde: een commissaris der Koningin is iemand die door Hare Majesteits Regering naar een provincie wordt afgevaardigd om daar de voorzitter te zijn van het provinciaal bestuur. Het is een goed betaalde, aantrekkelijke betrekking die nogal eens ii~~l rMiiunnwi—mu «n i «j. i „Ik ga hoe langer hoe meer voor de eik voelen, maar vroeger was het de beuk. Het contrast tussen die rijzige, grijze stammen en het neerhangende, dichte gebladerte. Die voorkeur voor de eik hangt, dacht ik, wat samen met het ouder worden, ik heb er wat meer Mevrouw mr. Tineke Schilthuis (54 jaar, ongetrouwd) was vorig jaar om deze tijd de eerste vrouw die het tot commissaris der Koningin bracht. In deze mannenmaatschappij bestaat voor „secretaris” nog wel een vrouwelijke variatie (secretaresse), maar bij zoiets gewichtigs als een commissaris komt onze taal in moeilijkheden. Mevrouw Schilthuis: „Als iemand zegt: Drente is de kleinste provincie, daar mocht wel een vrouw heen, dan vind ik dat flauw.” Ja, ik wel. „Vindt u het geen doodeng gezicht bij een poelier: al die dode kippen?” Nou nee. „Ik wel. Maar ik eet ze wel op. Het doden van een varken en een koe, kun je dat met het omhakken van die populieren vergelijken? Oh nee? Maar fazanten en hazen? Ik hoor wel es mensen zeggen dat ze hun eigen kippen niet opeten. Maar dat vind ik niet iets om je eigen fijnbesnaardheid mee aan te tonen, het is alleen maar onlogisch, om wel de kippen van een ander, maar niet die van je zelf op te eten. Ik eet ook alles op. Maar om nou zelf te jagen, nee, ik heb er geen enkele behoefte aan er zelf eentje overhoop te schieten. Maar het is inconsequent. Ik heb geen zin om te vissen, maar ik eet wel vis. Ik ben nu bezig geweest mijn tuin wat op te ruimen. De grote bomen heb ik gespaard, maar zeer hoge struiken zijn omgegaan. Het was op het noorden. De kamer is nu lichter geworden, maar toen die takken op de grond lagen, de blaadjes eraf: het was geen mooi gezicht.” Wat vindt u een helemooie boom? U kwam toen de oorlog uit en u werd socialiste. „Dat lag helemaal in de lijn van thuis. Er zat ook de gedachte van de doorbraak bij, je dacht dat de partijpolitieke tegenstellingen van voor de oorlog niet meer terug zouden komen, je wou tezamen een nieuwe samenleving opbouwen. Dat is een grote ontnuchtering geworden. Alle oude partijen waren in een mum van tijd gewoon weer terug, die doorbraak is nooit een brede stroming geworden.” weer alles zelf laten afwassen, terwijl hun mannen rustig doorgaan met hun Black en Decker-schuurmachine en hun heggeschaar”. Na de thee gingen we terug naar vroeger: „Bij het gemaal liepen wij door het hoge riet, ja. Ik herinner me ook arbeiders, de pet voor op het hoofd, gebogen over het stuur. Dat was in Van Ewijcksluis”. - Wat is uw vroegste herinnering? „De reis van Den Haag naar Van Ewijcksluis, boven in Noord-Holland, ik denk dat ik drie was. We gingen eerst naar een plaatselijk café, ik herinner me het rumoer van stemmen, we zaten in een zijkamer waar een petrolielamp hing. Ik rook er de lucht van sigaren. Daarna komen in mijn herinnering de visserskinderen, de springtouwliedjes.” Welke deugden werden bij u thuis benadrukt, uit wat voor gezin komt u eigenlijk? „U moet weten, mijn vader was een Vrije Democraat en waterbouwkundig ingenieur en zijn vader was een handelaar in granen. De vader van mijn moeder was fabrikant van wollen dekens, en mijn moeder sympathiseerde met de SDAP (de voorloper van de PvdA) en was vooral in literatuur geïnteresseerd. De voornaamste deugd zoals u vroeg, was bij ons thuis: eerlijkheid. Er werd ook veel verteld over hoe Hitler in Duitsland de joden vervolgde, ik kan me nog herinneren dat mijn moeder meeliep in de Vrouwenvredegang in Den Haag. Allemaal Vrouwen in regenjassen, het was slecht weer.” - 1 wordt vervuld door politici aan het eind van een succesvolle carrière. Meestal heb je ook een riante werkkamer. Mevrouw Schilthuis zit achter een groot bureau. Enige uren heb ik aan de andere kant gezeten: het eerste half uur verliep vrij plichtmatig, af en toe zelfs streng (mevrouw Schilthuis: „Wat u nu zegt is voor mij abakadabra”), daarna werd het meer ontspannen. Het gesprek zoals zich dat verder op deze pagina ontrolt vond plaats toen we al een tijdje bezig waren. Daarvóór hadden we het voornamelijk over haar eerste jaar als Commissaris („Iedereen is geweldig behulpzaam”), de problemen van Drente (milieu en werkloosheid) en de energiecrisis: „Ik ben er voor dat vrouwen wat omzichtiger met hun afwasmachine omspringen, maar je kunt niet vrouwen Eei< 8 5 Rolde Hi|kerSijuM« )onio 18’ \Dwingeloo Weiup NMrrtsljen £rn? 3 101 8 ElhrtijMrtf' N 9 A - VlinoorJ HflojH Smildeijr 1) O)e»erorufl I» *"V’ A ƒ16

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 19