Ufford neemt afscheid als praeses KNSB
Jhr.
n
tocht wil ik toch
1
nog eens een
ongenode gast
in de kleedkamer
willen zijn
Waarom niet
alle penalties?
„Ik heb nooit een
„Die elfsteden
keer uitrijden”
mr. Quarles van
Bh .-
I
éj
door Bert Brevoord
Triomfen
Windvangers
Niet eenvoudig
U
ZATERDAG
29
1 3
DECEMBER
'T1
f-
m
O
1 1
F
ai,laisi
19 75
i
n
e
,;1
en
b
der
St
te
de lat
,8
bij
lit
STOPPER
J’-.
1
in,
de
nu
„Inderdaad, die hoop heb ik nog niet
opgegeven. In de bossen van
Groenendaal houd ik mijn conditie zo
goed mogelijk bij, waarbij ik in de
gelukkige omstandigheid verkeer dat ik
daartoe word gedwongen omdat ik een
hond heb. We komen steevast allebei
moe thuis, dat is een goed teken. Tja,
wat die Elfstedentocht betreft, zo lang
ik de vijf kruisjes nog niet heb gehaald
(QvU heeft nog vier jaar speling-red.)
zou ik het na de nodige oefening echt
wel aandurven. Het zint me nog altijd
niet, dat ik die tocht de laatste keer (de
barre rit door een door helse koude
geteisterd Friesland in 1963, die slechts
door de allersterksten kon worden
voltooid) niet heb kunnen uitrijden.”
De filosofie van Quarles van Ufford
inzake de rol van een bestuurder ten
opzichte van een topsporter is er altijd
op gericht geweest zelfs maar de schijn
van opdringerigheid te vermijden. „Ik
ben er altijd van uitgegaan dat ik
bereikbaar moest zijn, maar dat er van
complimenteren of om
bestuurskant, onder geen beding sprake
mocht zijn van een te grote
bemoeizucht, zeker niet tijdens
belangrijke evenementen. Ik heb nooit
een ongenode gast in de kleedkamer
willen zijn, als u begrijpt wat ik bedoel.
Als ik een kleedkamer binnen stapte om
iemand met een behaald succes te
complimenteren of om
een aantal coryfeeën is er voor de
schaatssport veel goede propaganda
gemaakt, de afgelopen jaren. Dat ik die
periode van grote successen van zo nabij
heb mogen meemaken en in
organisatorisch opzicht een steentje heb
kunnen bijdragen, dat is natuurlijk
fantastisch geweest. Voor een voorzitter
is zoiets natuurlijk een kwestie van
geluk. Dat het schaatsen zo in de
schijnwerpers van de publiciteit is
gekomen en zo is aangeslagen b(j het
grote publiek is natuurlijk vooral te
danken aan de sportmensen die voor de
grote prestaties zorgden.”
In „Kicker” trekt eerder genoemde
Rudi Kargus het vooralsnog in twij
fel dat hij Sepp Maier in het doel
van de wereldkampioenen zal opvol
gen. Althans dit jaar al, of volgend
jaar. Hij is pas 23 jaar, en keepers
De heer Quarles van Ufford is, hoe
voldaan hij ook terugkijkt op zijn
„ambtsperiode” in de KNSB en met
hoeveel plezier hij zijn hobby ook heeft
vervuld, de eerste om toe te geven dat
er in de afgelopen dertien jaar zeker
ook de nodige problemen zijn geweest.
Problemen van organisatorische aard en
problemen die ontstonden door
communicatiestoornissen tussen
toprijders en -rijdsters en hun trainers.
Vooral die laatste vorm van
problematiek is voor de
publiciteitsmedia met name de laatste
jaren nogal eens een vette kluif geweest
en als gevolg daarvan meer dan eens
onderwerp van gesprek bij „het grote
publiek”.
Quarles van Ufford: „Natuurlijk zijn er
nare zaken geweest. Ik wil daar heel
open ovei' praten (wat hij ook zonder
iemand een beetje op te beuren, dan
deed ik dat zeker niet voordat de
spanning en de emoties waren weggeëbd.
Het klinkt wellicht wat pathetisch, maar
als iemand die jarenlang heel nauw
verbonden is geweest met het fenomeen
topsport beschouw ik een kleedkamer
van een topsporter een beetje als, ja als
een soort heiligdom. Dat is geen plaats
voor iedereen. Bovendien heeft een
bestuurder in de eerste plaats een
representatieve rol.”
e-
ir-
4
e
Over de voor Breukelen verheugende
sportieve gebeurtenis in 1961 kan
Quarles van Ufford nog altijd smakelijk
lachen. „Over de relatie tussen Van der
Grift en mijn persoon, hij was een
goede vriend van me en bovendien
woonden we bijna naast elkaar, deden
de meest romantische verhalen de ronde.
Het enige concrete is, dat Henk ooit op
mijn hoge noren met wedstrijdrijden
begonnen is. Hij heeft er meer op
bereikt dan ik, dat is duidelijk.”
„Ach ja, Breukelen. Het was vroeger een
echt schaatsdorp, maar dan vooral een
broedplaats van goede lange afstand-
rijders. Namen als Joop Bosman en
Bertus Bakker zijn nog altijd bekend bij
iedereen die enigszins is geïnteresseerd
in de geschiedenis van de Elfstedentocht.
Bosman was zelfs een van de winnaars
in 1947, maar hij is later
gediskwalificeerd. Breukelen leverde
heel wat talentvolle rijders af. Om
eventuele misverstanden uit te sluiten:
„Ik hoorde beslist niet tot die categorie.
Ik kon redelijk uit de voeten op het ijs,
maar daar hield het ook wel mee op.”
Waarmee Quarles van Ufford, een
buitengewoon beminnelijk
gesprekspartner, zich wat te bescheiden
opstelt, getuige een later geplaatste
opmerking dat hij „als het even kan
toch ooit nog eens de Elfstedentocht
weer eens uit hoopt te rijden.”
g
De periode waarin Quarles van Ufford
de twee hoogste bestuursfuncties bjj de
KNSB bekleedde was er een van enorme
internationale triomfen voor Nederland,
zowel bij de dames als bij de heren.
„Vooral dankzij het prachtige werk van
ec7i
me
nde
ll-
I
irt
li
kt
F®
T
En bovendien, er is geen enkele reden
om de toekomst voor Nederland somber
in te zien, er is veel talent. Het publiek
moet zich realiseren dat niet alleen
hoogtepunten de aandacht verdienen,
maar ook de sport als zodanig. Ik ben de
mening toegedaan dat de schaatsfans
dankbaar moeten zijn voor het gebodene
in de afgelopen jaren, maar anderzijds
bij wijze van spreken ook als
„windvangers” willen fungeren, zoals je
dat vroeger zag bij wedstrijden op
natuurijs, dat de mensen de wind voor
de rijders zoveel mogelijk probeerden
weg te nemen.”
weg te nemen.
„Ik kijk terug op een geweldig fijne
periode, waarvan ik nu de tijd geko
men acht om ze af te sluiten. Geluk
kig heb ik zelf het tijdstip van terug
treden kunnen kiezen. Het wordt
weer eens tijd voor andere visies, de
doorstroming moet niet worden te
gengegaan. Wie weet keer ik ooit nog
eens in een of andere functie bij de
KNSB terug, maar dat is iets waar
over te zijner tijd anderen moeten be
slissen.
Twee citaten, geplukt uit een ruim
twee uur durend gesprek met de heer
Quarles van Ufford. Een gesprek
waaruit op deze pagina voor slechts
een aantal fragmenten plaats is.
Het zal nooit meer dan een veronderstelling kunnen zijn, maar het is
denkbaar dat jhr. mr. Quarles van Ufford nooit een bestuursfunctie in de
schaatswereld zou hebben bekleed als niet een plaatsgenoot van de
destijds in Breukelen woonachtige schaatsliefhebber die Quarles van
Ufford altijd is geweest in 1961 volkomen onverwacht het
wereldkampioenschap had veroverd. Als voorzitter van het comité dat
Een grote naam als penalty-stopper
heeft ook Rudi Kargus, de keeper
van de Hamburger SV, die momen
teel Duitsland» tweede keeper is. Hij
baseert zijn reacties voornamelijk op
wat hij dank zij de televisie, kranten
en foto’s van de strafschopnemers
weet. Bovendien trekt hij profijt van
zijn inmiddels gevestigde reputatie
van strafschoppenstopper, omdat dit
de man tegenover hem onzeker
maakt. En hoe onzekerder de penal
ty-expert is, hoe meer deze geneigd
zal zijn de bal extra ver buiten het
bereik van de keeper te plaatsen, met
het risico dat hij tegen de paal schiet
of zelfs naast het doel mikt.
Problemen, zij het dan van totaal
andere aard zal Quarles van Ufford
enige terughoudendheid doet-red.), maar .t
ik geloof niet dat het zo bijzonder zinvol
•is om in wat ik dan maar nrijn
afscheidsrede in uw krant noem, al die
zaken nog weer eens op te rakelen.
Maar iedere schaatsliefhebber herinnert
zich natuurlijk de kwestie-Huiskes, een
trieste zaak waarbij het tot een
scheiding moest komen tussen de bond
en een buitengewoon kundig man als
Anton Huiskes, wiens capaciteiten
overigens nooit door wie van het
bestuur dan ook ooit in twijfel zijn
getrokken. En zeer recent, daar doelt u
natuurlijk ook op, is vanzelfsprekend de
affaire-Sippie Tigchélaar. Een zaak die
van alel kanten is bekeken en waarb
alle partijen de kans hebben gekregen
hun bezwaren te uiten. Voor Sippie
Tigchélaar zijn de bezwaren tegen coach
Gerard Maarse overeind blijven staan.
Op een gegeven moment hebben we
gemeend wat, vooral in een Olympisch
jaar, het zwaarst is het zwaarst te laten
wegen. Met andere woorden: zolang
Sippie weigert om hoe dan ook in de
kernploeg onder leiding van Maarse
opgenomen te worden, zal zij niet aan
het Nederlands kampioenschap mogen
deelnemen. Een trieste zaak, temeer
daar het hier gaat om de Nederlandse
kampioene van vorig jaar, vergeet dat
niet. Maar wie weet komt er nog een
oplossing: Sippie heeft tot de B-
kampioenschappen (op 20 en 21
december-red.) de tijd om op haar
beslissing terug te komen.”
Ik wist wel dat keepers
meegaan dan veldspelers en
daardoor ook langer de weg naar het
„hoogste doel" versperren aan jongere
collega’s, maar is het ook zo dat zelfs
de natuurtalenten lang op hun de
buut moeten wachten? Doelman
Beeuwkes, die in 1905 debuteerde in
de eerste België-Nederland-ontmoe-
ting, was toen 21 jaar. J. Schoemaker
was 24 jaar in 1906 en E. H. La
Chapelle, die in 1907 tegen Engeland
in het doel stond en 12 ballen door
liet, was 19 jaar. Just Goebel, die zijn
debuut in 1911 maakte, was toen 19
jaar.
Aan het slot van de vandaag in
Utrecht op het programma staande
jaarvergadering van de Koninklijke
Nederlandse Schaatsenrijders Bond
(KNSB) draagt jhr. mr. W. H. D.
Quarles van Ufford het voorzitter
schap over aan de heer Van Laer, de
laatste vjjf jaar vice-voorzitter van
de KNSB. Voor de heer Quarles van
Ufford, ook bekend als eerste burger
van Heemstede, komt daarmee een
einde aan een reeks van dertien jaar
waarin hij bestuursfuncties binnen de
schaatsbond bekleedde. Quarles van
Ufford (de welluidende naam vindt
zijn oorsprong in twee piepkleine En
gelse plaatsjes, Quarles en Ufford)
kreeg eind 1962 een kwaliteitszetel in
het dagelijks bestuur van de KNSB
als vertegenwoordiger van de inmid
dels opgeheven Nederlandse Vereni
ging voor het Bevorderen van het
Hardrijden op de Schaats (NVBHS),
waarvan hij indertijd voorzitter was.
Al heel spoedig werd het vice-voor-
zitterschap zijn deel, waarna in 1968
de benoeming tot voorzitter volgde.
langer
dat zij
„De laatste jaren heb ik het in
mijn hoofdfunctie (waarmee QvU
consequent zijn burgemeesterschap
aanduidt) erg druk gehad, zodat ik
eigenlijk wat te weinig aan mijn
verplichtingen binnen de KNSB ben
toegekomen. Ik hoop niet dat mijn
mede-bestuursleden dat de laatste ja
ren voortdurend hebben gedacht”.
T
s
Hertha BSC-Bayern München een
strafschop van topscorer Erwin Beer.
Hoe kreeg hij dat voor elkaar? Hij
had zich herinnerd dat Beer geen
vaste schiethoek had, daarom had hij
zich geheel op Beers bewegingen en
op de bal gericht (zonder dus een
gokje te wagen), nadat hy zich eerst
met de rug naar Beer toe had staan
concentreren.
Henk van der Grift (de kampioen in kwestie) een huldiging bereidde die
klonk als een k'ok vestigde Quarles van Ufford op zijn beurt de aandacht
op zich. Het was het begin van een bestuurlijke periode, die door de
scheidende KNSB-voorzitter zonder enige terughoudendheid als
„uitermate boeiend” wordt gekenschetst.
jaar, en in 1949 kwam Frans de
Munck om de hoek kijken, ook als
27-jarige. Saris van BW was al 28
toen hij een keer in Oranje mocht
keepen en Wim Landman was zelfs
al 31 jaar toen hij voor het eerst een
kans kreeg. Ook Steiger was al 29
toen hij debuteerde. En toen kwam,
in 1957, Eddie Pieters Graafland, 23
jaar oud. Maar pas drie jaar later
veroverde hij zich een vaste plaats in
het Nederlands elftal.
Lagarde mocht als 23-jarige één
wedstrijd meespelen, Van de Merwe
was pas 20 jaar oud toen hij debu
teerde, maar Eddie P. G. hield de
teugels stevig iii handen. Totdat Ton-
ny van Leeuwen (24) en Pim Does
burg (24) het een keertje van hem
mochten overnemen. Het was echter
de 19-jarige Jan van Beveren die
Eddies echte opvolger werd. Even
mocht de 23-jarige Eddy Treytel aan
de roem ruiken, ook de 24-jarige Piet
Schrijvers mocht een keertje, maar
het was toch Jan Jongbloed die als
33-jarige de show stal in West-Duits-
land.
Conclusie? De laatste jaren worden
de debutanten onder de lat wel wat
ouder, maar de waarlijk grote keep
ers (Goebel, Van der Meulen, Eddie
P. G. en Van Beveren) debuteerden
toch op jeugdige leeftijd, terwijl
Kraak al eerder onder de lat zou
hebben gestaan als de oorlog hem (en
menig ander) geen parten had ge
speeld.
hij MacNeall opvolgde en F. G.
der Poel was 21 jaar in 1923,
Ij
I
Ha, penalty’s!, roept iedere voetbal
liefhebber altijd handenwrijvend,
want een serie van tweemaal vijf
penalty’s om een gelijk spel in een
bekerwedstrijd op te heffen, is de
mooiste happening en het pakkendste
slot dat je je van een wedstrijd kunt
voorstellen. Alleen bij Studio Sport
denken ze er blijkbaar anders over.
Daar heeft men geen boodschap aan
die penalty’s.
Toen de bekerwedstrijd Go Ahead
Eagles-Feyenoord ook na de verlen
ging gelijk bleef, moesten strafschop
pen beslissen. Maar wat deed Studio
Spc~t, in plaats van ons de hele serie
van tweemaal vijf penalty's te gun
nen, als climax van het wedstrijdver
slag? Ze begon pas toen de stand bij
het strafschopnemen al 2-2 was,
blijkbaar ervan uitgaand dat het toen
nog niet interessant was. Ze weten
zeker weinig van voetbal af, want dat
zelfde kunstje flikten ze ons ook
weer op woensdagavond in de samen
vatting van Levski-Ajax. Ook daar
werd de strafschoppenserie pas be
gonnen bij de 2-2-stand, dus vier
strafschoppen werden ons door
neus geboord. Waar slaat zoiets
eigenlijk op?
Van de negen strafschoppen
Levski-Ajax werd er niet eentje door
de keeper gestopt. Een enkele keer
vielen ze net te laat uit, maar lagen
wel in de goede hoek, maar de mees
te keren lieten zij zich toch verlak
ken door de schijnbeweging. Onlangs
stopte Sepp Maier in de wedstrijd
plegen pas op latere leeftijd te debu
teren, zei hij, al wist hij zich te
herinneren dat Wolfgang Fahrian bij
de wereldkampioenschappen in Chili
pas 21 was toen hij onder
stond.
vandaag in Utrecht zeker ook in ruime
mate tegenkomen, want de laatste
algemene vergadering onder zijn leiding
zal niet de eenvoudigste zijn. De
structuurcommissie van de schaatsbond,
al sinds 1970 bezig met het opstellen,
uitwerken en herzien van een nota die,
de naam van de commissie zegt het al,
naar een nieuwe structuur van de
KNSB moet leiden zal ook vandaag
kritiek op haar werkstuk mogen
verwachten.
Quarles van Ufford: „Het wordt een
pittig afscheidsdagje. ’s Morgens een
buitengewone vergadering, ’s middags
een algemene. Ach, hét is bekend,
althans bij de insiders, dat er in de
KNSB naar drie „poten” wordt
gestreefd: het hardrijden, het
kunstrijden en de recreatiesport, alle
met een zelfstandigheid tot op zekere
hoogte. Er is een grote angst dat de
basis van de schaatsenrijderij, de
ijsclubs, in het luchtledige komen te
zweven, iets wat het bestuur voor geen
prijs wil, integendeel. Er is, en niet
alleen op dit punt overigens, stof te over
voor een levendige discussie en na
zaterdag zal er voor het dan zittende
bestuur nog volop werk liggen. Maar ik
hoop wel dat de discussie meer zal
opleveren dan een eindbalans van „we
zijn het in grote lijnen eens met de
beoogde structuur, maar.met andere
woorden ik hoop dat er uit de
vergadering een bepaald houvast komt
waarmee gewerkt kan worden.”
Praten met de heer Quarles van Ufford
leert onder meer dat hij de mening dat
de schaatssport, en dan met name door
een Nederlands gekleurde bril bekeken,
momenteel door een dal gaat, niet deelt.
„Laat ik voorop stellen, om
misverstanden te vermijden, dat ik de
vele successen van de laatste tijd in
hoge mate heb toegejuicht. Maar, hoe
gek het misschien in eerste instantie
klinkt, de situatie zoals die de laatste
jaren was, moet in feite als abnormaal
worden beschouwd. Het was op een
gegeven moment zowel bij die dames als
bij de heren zo dat het geen vraag was
of er een Nederlandse of Nederlander
wereldkampioen zou worden, maar wél
y hoe groot de vopfsprpnfcop de
concurrentie déze keer Jöu zijn, De
mensen raken aan dig. Période van
louter topprestaties gewend en gaan de
successen als doodnormaal beschouwen.
Terwijl de situatie zoals ze zich nu
ontwikkelt in feite veel normaler is. En
ook veel gezonder voor de ontwikkeling
van de schaatssport in internationaal
opzicht. Wat wij prachtig vonden, die
geweldige overmacht van een Schenk,
een Verkerk of een At je Keulen, dat
had op de andere landen een
neerdrukknd effect in de geest van:
heeft het nog wel zin om mee te doen
als het toch steeds alleen maar
Nederland is dat de klok slaat. Er wordt
nu een massale aanval gedaan op de
Nederlandse machtsposities, een
succesvolle aanval. Voor het aanzien van
de schaatssport is het bijvoorbeeld van
geweldig belang dat de Russische heren
ineens weer volop meetellen.
Ik heb overigens nog nooit
keeper horen zeggen, dat hij de
thode toepasi die Leo Halle,
Leeuw van Deventer”, in staat stelde
tegen Frankrijk een penalty te stop
pen. Dat moet in 1936 zijn geweest,
toen Nederland in Parijs met 1-6 van
de Fransen won (Halle, Weber, Cal-
denhove, Paauwe, Andriesen, Van
Heel, Wels, Drok, Bakhuys, Smit en
Van Nellen). Ik heb de bal, toen die
Van Hemert was 23 jaar toen hij
in 1914 een keer voor Goebel mocht
invallen en MacNeall, die in 1920
debuteerde, was toen 22 jaar. H. van
Tilburg was in 1921 ook pas 22 jaar
toen 1
van der Poel was 21
toen Nederland met 8-1 van Frank
rijk won. Hij werd opgevolgd door de
25-jarige J. de Boer jr., die zijn
plaats onder de lat al snel weer
moest afstaan aan Gejus van
Meulen, die in 1924 tegen België de
buteerde. Hij was toen 21 jaar. Hij
tot z’n 31e,
een kort interregnum
C. J. Quax, die toen 20 jaar was.
Leo Halle was dan ook al 25 jaar
voordat hij z’n eerste kans kreeg.
Adri van Male kreeg die eerste kans
in 19, toen hij 21 jaar was en
Gerrit Keizer was 23 toen hij Van
der Meulen even opzij mocht schui
ven. In 1936 stond E. G. Mul een keer
in het doel, op 27-jarige leeftijd. Hij
is de minst gepasseerde keeper in het
Nederlands elftal, want in die ene
wedstrijd dat hij onder de Oranje-lat
stond, won Nederland met 8-0 van
België. In 1939 maakte H. H. Dijkstra
als 27-jarige zijn debuut, VSV-doel-
man Michel mocht als 28-jarige één
keertje zeven doelpunten van de Bel
gen doorlaten, en toen kwam Piet
Kraak op de proppen.
In de eerste naoorlogse wedstrijd
tegen Luxemburg was hij 25 jaar.
Een keer mocht Herman van Raalte
in het doel staan, hij was toen 27
op de penalty-stip lag, zo sterk ge
fixeerd, heeft Leo Halle toen na af
loop verklaard, dat hij almaar groter
en groter werd, zodat het bijna on
mogelijk was dat hij nog langs me
heen kon gaan! Met andere woorden:
hij zag voor zijn gevoel zo’n soort
strandbal op zich afkomen en daar
had hij natuurlijk geen moeite mee.
De nemer van de penalty kan daar
maar één ding tegenover stellen: de
bal, als die op de penalty-stip ligt,
zoveel vernederende dingen toevoegen
dat deze in zijn schulp kruipt en zo
klein wordt als een tennisbal, zodat
de keeper er absoluut geen kijk meer
op heeft.
hield die plaats bezet
afgezien van
van
Ei* J
-- -
I.
a:
.ui:!1
06^?^ -Sa?
■fc 'H-iSs
.1