Slechts de kieren tussen de kranten gaven uitzicht op wat anders
Wie waren
deze kapers?
Gerard
Vaders
8
i
■E
f
1
F.
PAUL EN ELI HADDEN ’T VOOR ’T ZEGGEN
DOOR
DINSDAG
1 6
DECEMBER
1975
17
Opblazen
J
Een zwarte?
Ten einde raad
Consulaat
Speculaties
Hoofdredacteur van het
Comelis
Nieuwsblad van het Noorden
Kakhoes
De „arts”
Weggestopt
Onbewapend
Dankbaar
Onze wereld was pakweg elf meter lang, 2.50 meter breed en 2.30
meter hoog. Het was een koude wereld en een donkere wereld. Zelfs de
gezichten waar wij dagelijks tegenaan keken, bleven vaag; als een foto
die onderbelicht is. Een wereld van zwart-wit. Slechts de kieren tussen
de kranten gaven uitzicht op wat anders. Een beetje kleur: het stukje
spoordijk met resten closetpapier, de greppel ernaast, de telefoondraden
tussen trein en politie het zou een levenslijn moeten zijn, maar is het
niet een stuk veld, vaalgroen van het afstervend loof. Het rijtje kale
berkenbomen dat naar de boerderij loopt waar dc politie zijn hoofdkwar
tier heeft. Het zwakke rood van het dak van de boerderij en de bijna altijd
bruin-grijze lucht. Slechts enkele dagen scheen een bleek winterzonnetje.
Wie waren de kapers? Officieel
hadden zij geen leiders, maar voor
zover wij konden nagaan hadden
Paul (die door een van zijn eigen
mensen gewond werd) en Eli het
voor het zeggen. Als zij het samen
niet eens konden worden (zo zei
Paul mij eens) werd er gestemd.
Paul was een slanke knappe jongen
met een gevoelige mond en ogen, die
het merendeel van de tijd ellende
uitstraalden. Het was duidelijk dat
hij de grootste moeite had met het
doden en het gijzelen. In zekere zin
maakte dat hem gevaarlijk: hij
moest zich bewijzen en zodoende
kon hij verder gaan dan hij zelf en
dc anderen wilden.
1
3
donker, een wereld van zwart-wit
Couperus
om
‘t
e
II
e
Dc politie verbiedt ons met drie zoek
lichten erbjj, maar er is (vanwege de
heilige sondagrust) vandaag geen eten
gebracht en het eten en drinken (zelfs
water) is op.
Paul liep door het gangpad naar ach
teren. Er was een flits en een knal. Later
bleek dat Djerrit (Gerrit) zjjn sten had
laten vallen. Paul werd getroffen, de ko
gel sloeg in en een haak van een bagage
rek versplinterde. De heer Ter Veer uit
Groningen werd onder zjjn oog getroffen,
een splinter maakte een gat in de revers
van het jasje van J. H. Hoven uit Assen
en „De dominee” Walter Timmer kreeg
wat kleine splintertjes in neus en been.
n
a
Er wa® één draagbaar en van de deur
van het toilet werd een tweede geïmpro-
Speciaal geschreven voor de bij de Ge
meenschappelijke Pers Dienst aangesloten
bladen. Gehele of gedeeltelijke overname
is nadrukkelijk verboden.
daarbuiten in onze positie kon verplaat
sen was het feit dat (papieren) borden
en lepels ontbraken.
zijn
de
de
Tegen Timmer had een Molukker ééns
gezegd: „Jullie Nederlanders zijn robot
ten”. Het was deze ijzeren robotlogica
die een RMS-ideaal als onwerkelijk be-
Waarom deze grap? Vermoedeltfk om
dat een mevrouw Faber van justitie met
veel aplomp had verklaard dat de gegij
zelden in goede conditie waren en dat
voor hun leven niet gevreesd hoefde te
worden.
De eerste dag had Paul al gezegd:
„Het is nu de tijd om te haten”. Daarna
het Onze Vader, met de kleine verschil
len in tekst die er tussen de protestantse
en de katholieke versie bestaat. Zondag-
Zondag 16.0 uur: Eli vertelt dat het
predikantenechtpaar zal worden vrijge
laten. Prins moet helpen. Ze zijn weer
helemaal blij. Wat een stijl hebben ze.
Ze zeiden: „Kunnen wij dit wel accepte
ren tegenover de andere passagiers”.
n
P
tr
S
n
r
n
Daarna was er „spitsuur kakhoes”. Tot
het laatst toe hielden de kapers aan een
discipline vast: niet meer dan één man op
het gangpad. De verwarming blies voor
het laatst nog enige warmte in de wagon
en er was een zachte gemoedelijke after-
dinner conversatie. Toen gebeurde wat
wel moest gebeuren, want ze zaten voort
durend aan hun wapens te klooien: vei
ligheidspal links, veiligheidspal rechts.
Grendelen, ontgrendelen, magazijn erin,
magazijn eruit en een wapen dat op grond
dondert, patronen die als knikkers over
de grond rollen, etcetera.
T
S
it
Q
d
n
P
a
n
t
•t
c
■t
r
i
e
e
j
i
1
i
e
4
1
e
r
d
i.
J
P
k
.f
e
s
g
Q
C
n
g
e
*t
ïi
i.
n
t
!t
r
ti
P
n
i.
r
h
k
n
n
r
r
‘t
t,
it
e
Op onze brieven komt Eli ons dins
dagmiddag 9 december officieel ant
woorden: „Onze voorstellen worden als
onuitvoerbaar gezien. Tl zit hier nu 168
uur (dat had in een van de brieven
gestaan) maar wij zitten hier al 25 jaar
en als wij nog langer blijven verliezen
wij onze identiteit”. Toen zei hij iets
heel belangrijks: „Jullie levens zijn niet
in gevaar”. Toen wij betoogden dat hij
nu gelegenheid had om bondgenoten on
der het Nederlandse volk te krijgen zei
hij: „Wij hebben andere plannen, waar
over ik mij nu nog niet kan uitlaten”.
Maar ’s middags zakte de spanning.
Zij hadden van het Rode Kruis een
bezem gekregen en begonnen de vloer
aan te vegen. Steeds meer begonnen ze
er een gewoonte van te maken onbewa
pend rond te lopen. Djerrit liet zelfs een
keer zijn geweer in de wc staan. Ze
werden zorgelozer en wij met hen. Het
zou trouwens nooit meer zo worden als
die eerste dagen, al ;wam een enkele
keer de spanning terug. Maar over het
geheel genomen, ebde de doodsangst met
het verstrijken van de dagen weg: een
onafzienbaar strand van verveling; zorg
vooral om de familie en machteloosheid
bleven achter.
Men kwam pas nadat iedereen weer
terug was in de trein. Het was een
safety first, dat velen verbaasden. Hans
Prins had van Paul zijn kettinkje mee
gekregen om aan zijn meisje te over
handigen. Als hij mocht overlijden. La
ter hoorden wij (via radio of telefoon)
dat de verwonding meeviel. De volgende
woensdag werd hij voor de officier van
justitie voorgeleid.
Het laatste plan, dat overigens slechts
half werd gepresenteerd omdat zij in
middels met bemiddelaars als Manusa-
ma, mevr. Soumokil en twee anderen in
gesprek waren, was: wij brengen de
trein weer aan het rijden, vijf kilometer
verderop stoppen wij en jullie verdwij
nen in de nacht.
Een interieurfoto van de trein, kort na
dat de kapers hun actie hadden beëin
digd.
Ongetwijfeld een stuk vormingstheater,
maar ook een prototype van absurd
toneel. Zeven spelers wisten iets van de
loop van het verhaal, maar minder dan
zij dachten: de kapers. De overigen
trachten uit een enkel woord en gebaar,
een stukje telefoongesprek waar door
iemand die op de wc zit werd afgeluis
terd, hun rollen te controleren. De onze
kerheid was het centrale thema van het
spel. De spelers gingen er kapot aan.
stempelde en assimilatie in de Neder
landse gemeenschap als enige mogelijk
heid voorschreef die hem razend maak
te.
Wat konden de passigiers hier tegen
over stellen? In eerste instantie niet veel,
maar wel bijvoorbeeld een anti-robot-
mentaliteit dus begrip voor hun doen en
laten. Dankbaarheid voor hun hulpvaar
digheid waar het kleine ongemakken
betrof en waardering voor hun ijver om
met bezem, lisol en vuilniszak de zaak
een beetje leefbaar te houden. Het wa
ren zeker geen beestmensen, integendeel,
al zaten er bij enkelen kleine wrede
trekjes in hun karakter.
De brieven versdhilden nogal van el
kaar in stijl en aanpak. Die van Timmer
bevatte veel citaten uit de bijbel, die
van Prins haakte in op het ideaal van
zuiverheid en rechtvaardigheid, dat de
Molukkers zichzelf hadden gesteld, de
twee anderen waren feitelijker maar de
boodschap was hetzelfde: zij mochten
Paul niet alleen voor de actie laten
opdraaien. Ook de passagiers wilden so
lidair met hen zijn (als zij zich overga
ven zou een delegatie van de passagiers
met hen meegaan). Het doel was bereikt,
etc.
Dit betekende niet dat wij de doden
waren vergeten, maar wij hadden ze
weggestopt in een hoekje van ons be
wustzijn. Alleen door ons geheel op de
toekomst te concentreren kunnen wij
overeind blijven. Wie terugkeek op de
afgrijselijke dagen werd wanhopig, wie
aan zijn familie, zijn vrouw, haar man
of kinderen dacht, werd week en had
neiging te gaan huilen. Er werd wel
gehuild, maar meestal ’s nachts.
Naast een sten had hij een pistool en
een klewang. Dwars over zjjn zwarte
jasje droeg hij een leren riem. Hij was
een tikje wreed. Sprak dreigende taal
(„Als je zo doorpraat schiet ik je een
kogel door je hoofd”. En: „Vrouwen
schieten wij ook dood”). Maar toen Paul
wegviel kromp zijn zelfvertrouwen met
de dag.
Zondag 7 december, 08.45 uur. Crac
kers met kaas en ham. Prins brengt ze
rond op een blad waar makelaar Verver
een maquette van een project op ge
plaatst had. Er zijn ook potjes met
„Sonder”-voeding. Waarschijnlijk voor
treffelijk, maar ze moeten met heet wa
ter verwarmd worden. En dat hete water
ontbreekt.
Vooral de eerste dagen stonden de
gegijzelden voor de dramatische keus:
nek uitsteken of kop in het zand. Het is
wat te cru gesteld maar laten wij zeg
gen dat de anonimiteit een zekere be
scherming bood. In de massa bepaalde
het lot het toeval. Wie zijn nek uitstak
vestigde de aandacht op zich zoals ik de
eerste dag al ervoer.
om rekening en verantwoording af te
leggen”. Prins antwoordde daarop: „De
Heer heeft geen termijn genoemd”.
En dat het geen spelletje was, bewees de
bank waarop Ter Veer had gezeten:
bloed was wel weggeveegd, maar
opgedroogde resten zaten nog op
donkergroene bekleding.
voor. Hij was echter erg wantrouwend.
Wilde mijn perskaart zien, mijn lid
maatschap van de IPI, International
Press Institute, en vergeleek tenslotte
nog mijn naam met de Colophon in de
krant), Hans probeerde nog via een psy
chiater in Beilen een boodschap door te
geven (maar alleen uitwisseling van me
dische gegevens werd door de politie
toegelaten).
Joop was een stille jongen, met wat
vooruitstekende tanden, die moeilijk tot
een gesprek was te verleiden. Hij grijns
de verlegen als je een grapje tegen hem
maakte. Jack was een wat onopvallende
jongen, moeilijk te peilen, maar in feite
ware nze dat allemaal. Dat verhoogde
ons gevoel van veiligheid niet.
Hans Prins, een knappe forse veertiger
met een volle zwarte baard aarzelde
geen seconde. Hij had het voordeel dat
hij de mantel van de medicijnman
droeg. Ten onrechte overigens, want hij
is radio-bioloog. Hiervoor verontschul
digt hij zich maar terecht stelt hij dat
de suggestie dat een arts in de trein
aanwezig was, voor de passagiers een
grote geruststelling was. Hij speelde die
rol met een geweldige overtuiging, deel
de medicijnen uit (die op zijn verzoek
door het Rode Kruis verstrekt werden)
bemoeide zich met de zieken, zwakken
en ouden-van-dagen en was geweldig in
de weer.
Toen over de radio, die intussen aan
het pruttelen was gebracht, bekend werd
dat Paul aan de officier van justitie zou
worden voorgeleid, schreven Prins, Tim
mer, Laurier en ik ieder een brief aan
de Molukkers. Wij wisten toen, maandag
avond 8 december, voor het eerst over
de bezetting van het Indonesische consu-
laat-generaal in Amsterdam. Het merk
waardige was dat de Molukkers in de
trein het ook niet wisten; het was voor
hen een complete verrassing. Voor ons
was de vraag: is dit gunstig of ongun
stig. De pessimisten en de optimisten
hielden elkaar in evenwicht.
Zondag 10.20 uur. Walter Timmer
houdt een geïmproviseerde dienst. Mat-
theus 14:22, Petrus die over het water
liep, tot hij zijn geloof verloor en weg
zonk en op verzoek van de Molukkers
(en ter verklaring van hun daden) Pre
diker 3 -15; „alles heeft zijn tijd”.
Na verloop van tijd hielden zij stil bij
Piet Gruppelaar uit Oude Pekela. „Kom
mee” zeiden zij, „jullie gaan me toch
niet doodschieten he vroeg hij. >,Stel
niet zulke stomme vragen”, zei Djerrit.
Gruppelaar verdween naar achteren.
Walter Timmer en Laurier staken ook
hun nek uit. In wisselende samenstelling
beraamden wij met ons vieren plannen:
de verklaring die woensdag 3 december
met de vrijgelaten Chinees werd meege
geven en die voor zover wij weten, in
een bureaula is terechtgekomen, het
plan om voor mij en een kaper een
vrijgeleide aan de politie te vragen om
in het perscentrum in Beilen de stand
van zaken in de trein uiteen te zetten
(aanvankelijk voelde Eli er wel wat
Als op donderdag 11 december de 74-
jarige dikke klagelijke mevr. T. Bakker-
De Bruin wordt vrijgelaten komt Djer
rit korte tijd later vragen: ’Dokter mag
ik vragen, wie van de twee heeft er nu
astma?” Als ze horen dat dit mevrouw
G. J. Jansen-Pullen (72 jaar) is moeten zjj
hard lachen. „Sorry, w(j hadden de ver
keerde te pakken”, maar zij laten haar
rustig zitten en bij een volgende gele
genheid huppelt Irma Martens de spoor
baan af.
Verver, de schoonvader van Rob de
Groot, komt bij ons vragen wat wij
denken van het bericht dat hij z(jn
executie overleefd heeft.
Wat dreef die jongens. Een week tevo
ren had ik van Paul een scriptie te leen
gekregen, die een zekere Elias Rinsam-
pessie voor zijn kandidaatsexamen in de
culturele en sociale antropologie te Nij
megen over de mogelijke gronden van
agressie onder Molukse jongeren had
geschreven.
Uit mijn aantekeningen noteer ik zo
het een en ander: zaterdag 6 december,
15.20 uur. Een eerste spelletje is aan de
gang tussen Irma, Erik, H. Bos uit
Even dreigde er paniek, er was een be
gin van amok bij een van de Molukkers.
Geweren en stens werden dreigend opge
heven en boven het kreunen van de ge
wonden hoorde men het grendelen van
de wapens. Hans Prins onderzocht de ge
wonden. Er was geroep om kalmte, er
ontstond geen paniek of chaos.
De gewonden werden naar buiten ge
dragen en langs de spoorbaan gelegd.
Paul het eerst. Hans Prins vroeg telefo
nisch hem alvast te halen. „Is het een
zwarte?” was de wedervraag.
ochtend: de vier naast ons spelen domi
no. Op papier hebben zij de stenen
nagebootst. Opa Smit is de autoriteit en
legt uit op hoeveel verschillende wijzen
het spel gespeeld kan worden.
Maar zelf nam hij niets. Hij zat tegen
over mij. Het bovenlijf ontbloot, omdat
zijn hemd onder het bloed zat. Toch
zweette hij en hoewel hij nooit rookte
nam hij nu een sigaret.
Comelis (17 jaar) en al drie jaar
actief bij dit soort acties, had gevoel
voor humor, maar was gek op wapens.
De anderen werden slordig en liepen het
grootste dedeelte van de dag ongewa
pend rond, maar Cornelis niet. Hij had
de onaangename gewoonte de loop van
zijn machinepistool in je buik te prik
ken. Hij genoot kennelijk van de situa
tie. Djerrit (Gerrit) was zonder twijfel
de aardigste. Hij had iets clownesks. Hij
gaf shaggies weg toen wij niets meer te
roken hadden en was bijzonder hulp
vaardig. Hij had iets verontschuldigends
over zich als of hij zich een beetje
schaamde en misschien ook wel omdat
hij niet helemaal in deze actie geloofde.
Daarna moest soldaat Thijs Stevens
meekomen, maar dat was een goed te
ken. Hij werd weer in het verbindings
stuk tusen de treinstellen in de oude po
sitie vastgebonden.
Laurier komt buurten en vertelt dat
de kapers vannacht buiten en onder de
trein actief waren. Hij dacht (de nacht
is een broedplaats van angsten) dat zij
om twaalf uur de hele zaak op wilden
blazen. Hij had zijn plan al klaar: de
ruit aan zijn kant was door een stuk
van een kogel versplinterd, wat de ka
pers niet wisten. Hij had zich voorgeno
men zijn koffer door het raam te gooien
en er achteraan te duiken, als het mis
zou gaan. In werkelijkheid trachtten de
kapers tevergeefs de verwarming te re
pareren.
Wij praatten als het maai’ even kon op
de kapers in: „Jullie hebben de wereld
pers gehaald, wat wil je nog meer? Het
doel is bereikt”. En vooral: „Jullie zijn
nog jong, jullie hebben nog een heel
leven voor je. Dood zijn jullie van geen
enkel nut voor de zaak van de RMS.
Jullie moeten de strijd op andere fron
ten voortzetten. Bijvoorbeeld voor de
rechter. Dat geeft nieuwe publici
teit”.
Toch had dit alles tot gevolg gehad
dat er tussen de kapers en de gegijzel
den een andere relatie groeide. Wij wa
ren mensen voor hen geworden, die zij
leerden kennen in hun kwaliteiten. De
betrekkelijke opgewektheid waarmee zij
hun lot droegen, hun bereidheid anderen
te helpen, ook de Molukkers. Hun ver
gevingsgezindheid. Hun angst en ver
driet. Op mensen die men kent is het
moeilijk schieten.
,JJe dominee” bad voor Ter Veer en
Paul. De rust keerde weer maar de
vraag waar wij nog lang over bleven
speculeren was wat voor een invloed zal
dit hebben op de komende gebeurtenis
sen: als er die zaterdagochtend een on
derhandelaar was geweest dat dan de
hele zaak misschien binnen de kortste
keren achter de rug was geweest. De
lange melancholieke Kobus zei: „Ik wil
sterven en voor mjjn Heer verschijnen
Zelf gaven ze geen inlichtingen. Waar
schijnlijk hadden zij zich voor deze
gelegenheid van valse namen voorzien,
maar in de loop van de tijd gingen zij
echte en schuilnamen door elkaar ge
bruiken. Dan hadden zij nog bijnamen
en zo als Ketjil („Kleintje”). Eli was het
tegendeel van Paul, zijn warrige bos
haar stond als een ragebol uit en had de
bedoeling hem een angstwekkend uiter
lijk te geven. Hij was een showbink.
’t Was koud en
Bellen, een rustige 30-jarige, die er jon
ger uitziet, Oosting, die op weg was naar
de controlerend geneesheer, soldaat
Thijs Stevens, die het in het begin erg
moeilijk had. Hoven uit Assen en onder
getekende. Wij bamzaaiden met cen
ten.
Hoewel hij ouder was dan de anderen
had hij vermoedelijk het minste te zeg
gen. Misschien gaf het feit dat hij met
een Nederlandse was getrouwd hem iets
tweeslachtigs.
Op de achterflap van dit boek stond
als het ware het „Leitmotiv” van hun
actie beschreven: „Om niet in de maal
stroom van de assimilatie ten onder te
gaan, moeten de Molukkers van de
RMS-strijd geen vrijetijdsbesteding ma
ken maar een daadwerkelijke vrijheids
strijd”. En verder schrijft hij: „De Mo
lukse jongeren, althans een deel van hen
zijn tot een soort politieke rijpheid ge
komen, al bestaat die rijpheid uit een
ideologische chaos. Een warboel van res
ten verouderd nationalisme, belijdend
protestantisme, van de Palestijnen afge
keken socialisme en bevrijdingsfront-
euforie. Dat alles overgoten met de ro
mantiek van het militairisme dat zij met
de paplepel ingegoten kregen, omdat zij
door hun vaders van de buitenwereld
werden afgeschermd, kon deze pseudo-
ideologie tot een exotische wildgroei ko
men”.
Het was 5 december: de dag van de
surprises, zoals de 16-jarige Frits San-
ting uit Beilen opmerkte, die nu zijn
tekenleraar van de auto-technische
school in Apeldoorn vervloekte omdat
hij hem de dag tevoren vrij had gege
ven; hij had het die eerste dagen erg
moeilijk, maar later had hij het hoogste
woord en was hij moppentapper num
mer één: „Als ze nou eens in mijn
schoentje het cadeautje vrijheid de
den...”
Maar tegen 12 uur waren zij weer
druk in de weer. Ijsmutsen over het
gezicht. Kieren tussen de kranten wer
den overgeplakt en over de zijspleten
werden jassen gehangen. Dergelijke acti
viteiten werden door ons argwanend be
keken. Wat betekende dit? Nieuwe exe
cuties? Als de kapers in hun dreigemen
ten tegenover de regering geloofwaardig
wilden blijven, moesten ze nu iets doen.
Intussen was de speculatiemachine op
gang gekomen. Hans fluisterde: „Zij zijn
vast een uitval van plan”. Wilden zij
strijdend ten onder gaan om te laten
zien dat zij de rest van de gijzelaars
spaarden uit menselijkheid en niet uit
gebrek aan hardheid? „Hadden zij niet
vaak gezegd: „Wij geven ons niet over?”
of toch executies, of verwachtten zij een
aanval van de politie, iedereen zat met
zijn eigen gedachten. De prettigste was:
straks marcheren zij met al hun wapen
tuig af om zich over te geven. Zo
verstreken uren.
Toen Riet Overtoom zich niet langer
op het boek dat zij las kon concentreren
en het weglegde, wist ik ook hoe het
stuk heette: „Ten einde raad” (van Mo
nika Dickens).
viseerd. Via de telefoonlijn werd
ambulances gevraagd.
Terug in de trein zei Hans Prins tot
de Molukkers: „Leg jullie wapens nu
een tijdje neer, jullie zijn doodzenuw
achtig en je hebt gezien wat er kan
gebeuren. Ik ga nu met water rond.
Iedereen moet een slokje water ne
men”.
Toch waren er surprises die dag, zoals
de koffie en de eerste warme hap sinds
maandag: Boerenkool. Maar kenmer
kend voor de mate waarin men zich
Later zei Eli tegen Prins: „Ze probe
ren ons zenuwachtig te maken”. Prins:
„Ja, en daarom eten jullie kalm blij
ven. Ik probeer de passagiers ook kalm
te houden”. Eli: „Ja, dat weet ik. Want
als de passagiers gekke dingen gaan
doen, doen wij het ook”. Zondagavond:
wij doen spelletjes, alle plaatsen in Ne
derland die met een A beginnen, etc.
Prins vraagt: „Wie voorstellen heeft
voor het kerstdiner moet het nu zeg
gen”.
Kobus was een lange melancholieke
jongen, hij maakte de indruk pas nu te
beseffen waar hij mee bezig was, een
aardige jongen wel. Hij droeg bijna dag
en nacht zwarte glacé handschoenen.
De enige tekenen van activiteit zijn de
kranen van de VAM-vuilstortplaats. Het
was niet meer dan een decor een
decor dat niet paste bij het stuk dat
werd opgevoerd. Een stuk met een open
einde en vele dramatische hoogtepunten.
16.05 uur. Rustige, weinig zeggende
Oosting explodeert ineens: „Als we vrij
zijn, gaan we rechtstreeks naar Den
Haag en gijzelen het zooitje rond Den
Uyl”. 21.00 uur. Het gerucht gaat dat de
eerste man, Robert de Groot, niet dood
is, maar door schoten in rug en zij
gewond is. Avond: omaatje Barger
wordt in bed geholpen. Haar tas staat op
een andere bank. Zegt ze tegen haar
man: „Niemand steelt hier he? Ik kan
mijn handtas daar wel laten staan”. Ze
keuvelen een hele tijd door, in dialogen
die zo uit de boeken van
komen.
Toen ineens fluisterden zij de 17-
jarige Irma Martens iets in. „Wat!”, riep
ze. „Natuurlijk. Mag ik mijn tas en
boeken meenemen?” En zo werd de
jongste vrouwelijke gijzelaar vrijgela
ten.
Het zal allemaal nog wel een keer
gaan stoken: de doden. Het leven dicht
op elkaar, in een kleine duistere ruimte,
het elkaar moeten verdragen omwille
van de overleving, de inspanning die
iedereen moet leveren om zichzelf in het
harnas van de onverschilligheid overeind
te houden. De psycholigische druk
waaronder wij leven en zelfs het
schuldgevoel dat wnj gedwongen waren
de buitenwereld uit onze gedachten te
verbannen. De spooktrein zal nog lang
in onze levens blijven rijden.
Hij had kunnen vluchten toen hij
Ter Veer en Paul na dat ongelukkige
schot op 5 december naar buiten had
gebracht, maar hij keerde terug om
complicaties voor de passagiers te ver
mijden.
Een voorbeeld van deze onvoorspel
baarheid werd op vrijdag 12 december
gegeven. Zij hadden het grootste deel
van de middag vergaderd. Vermoedelijk
zonder bemiddelaars. Toen ze terugkwa
men was dat in de grootste opwinding
en met een stortvloed van Maleis en
terwijl de passagiers stiller en stiller
werden en zich uiteindelijk niet meer
dorsten te bewegen, liepen zij in volle
wapenrusting door het gangpad
t