Prinsessen en nachtegalen, maar op literair niveau Prentenboekjes voor het geestelijk gestoorde kind Kinderboeken s s Quintana rekent af met nostalgische flauwekul f j He door Leven in natuur is zo lekker niet i ge< I I ONTVINGE» boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl O1NSDA G 23 DECEMBER 19 7 5 10 gebruik, Engelse Zonder of met heel weinig tekst Miep Diekmann 1 gin van deze eeuw, niet alleen de dandy-literator van geestige en mo raliserende blijspelen als „De ernst n b ij I n i; g r c e c 1 1 l i 5 s I 1 WANNEER JE DE LAATSTE jaren het werk van Anton Quin tana op televisie en radio gevolgd hebt, ga je er eens extra voor zitten als je zijn eerste jeugdboe ken in handen krijgt. Zoveel vakplezier valt er voor een criti cus ook niet te beleven aan de honderden kinder- en jeugdboe ken waar hij zich doorheen moet zwoegen om er enkele tientallen uit-stekende uit te halen. Omdat je al aardig wat schrijvers voor volwassenen hebt af zien gaan in hun jeugdboeken, zet je je al vast maar schrap. Maar niks, hoor! Quintana als jeugdboeken auteur is een regelrechte dreun op het moede' hoofd, moe van al le halfzachte lievigheid die in nog te veel jeugdboeken zo naar stig bij elkaar gehuisvlijt wordt. HET ZAL WEL IN DE mil joenen lopen wat de regering jaarlijks uittrekt voor de opvang en begeleiding van het geestelijk gehandicapte kind. Maar hoeveel van die post wordt er gereser veerd voor het uitgeven en laten schrijven van aangepaste boekjes voor die groep kinderen? Heeft ooit een auteur als Heleen Kern- kamp-Biegel, een van de specia listen op dit terrein, een rege ringsopdracht gekregen? Veel geestelijk gehandicapte kinderen blijken, eenmaal opge nomen in een tehuis, nooit meer bezoek te krijgen, nooit meer naar huis te gaan. Het gewoon woordjes en zinnetjes aanleren, nieuwe begrippen door contact met de broertjes en zusjes, is er niet meer bij. Aan de leiders en leidsters van de units, de leer krachten van de bijzondere scho len de bijna onmogelijke opgaaf om die taalachterstand te ver kleinen. Ónmogelijk zolang er niet meer leesboekjes voor deze kinderen zijn. Want het gewone prentenboek is meestal te moei lijk qua tekst en tekeningen. Na tuurlijk zijn er de onvolprezen Dick Bruna-boekjes, maar die hebben na een tijdje het bezwaar dat de kinderen kijk-lui worden door een zekere uniformiteit van tekeningen en kleur. Boekjes met een beoaald griezeleffect, vooral in de illustraties, zijn ook onge schikt, want het kind kan dat ef fect niet verbaal afreageren en de voorlezer kan moeilijk peilen hoe het overkomt. 'X.'ïft T’ ziAl OSCAR WILDE was, in het be- van Ernst”, waarin hij de Londense type dat Bernard Shaw in zijn to- hogere standen op de hak nam. Hij neelstukken ook gebruikte. Wilde deed dat met een virtuoos woord- deed het echter veel luchtiger. Wist humor van het 'men niet beter, dan zou men Wilde ook alleen voor een Engelse dandy aanzien in een tijd waarin het fla neren motie was omdat het zwoe gen aan de „werkende stand” werd overgelaten en Engeland nog op het toppunt van zijn koloniale macht verkeerde. ‘tn Oscar Wilde ook groot als fijne sprookjesverteller Een der illustraties van John Burningham in „De keukenkast’’. sprookj esachtige” ■- ■7. HEIN STEEHOUWER i ELSEVIER AMSTERDAM LEMNISCAAT-ROTTERDAM enig i over en I I Een van de prachtige illustraties van Thomas Koolhaas in „De gelukkige prins" van Oscar Wilde. Beide boeken balanceren steeds op de scherpe en allerminst gulden sne de tussen verwachting en werkelijk heid. Quintana heeft een letterlijk te „De Reis naar de maan” van Jules Vernes in nieuwe versie uitgevoerd door de Franse illustrator: Daniël le Noury. Jean-Marie Pelaprat heeft de tekst met spitse grappen en woord spelingen bewerkt, die weer vertaald zijn door Hans Werner. Het is een fantastisch boek geworden met even fantastische platen, waar je uren op kan zitten kijken en dat geldt niet voor kinderen alleen. BE afko: ner jan, verse Een beke oper Vc maa' ten i geve 1 t 1 f l 1 C c I 1 I 1 s l I l c t V Zowel in „Padjelanta” (betekent: Beloofde Land) als in „De Adelaar en andere verhalen” (beide uitgeverij A. W. Sijthoff) laat hij zijn lezers vanaf dertien jaar zien met welke naïeve voorstellingen wij leven over het „te rug naar de natuur want we balen van onze beschaving”. s Friedrich Karl Waechter probeert in zijn boek: „Als je maar vriendjes hebt”, op heel simpéle wijze duidelijk te maken dat als je die hebt het leven heel anders en veel leuker kan zijn. Vissen, varkens, vogels spelen met elkaar. Helen Piers en Pauline Baynes schreven en schilderden het boekje: „Vlinder en Sprinkhaan”, dat een zeer aantrekkelijk geheel is ge worden. Geheel anders van aanpak is het boek „Sprotje” van Jacqueline Held en Arnaud Laval, modern, fel van kleur en erg góed. „Bennie en zijn ganzen” is van Tjerk en Nicolette Zijlstra en de illustraties zijn erg leuk geschilderd door Ivo de Weerd. „Het sprookje van de wondervogel” is verteld door Peter Fedor en Veronica Leo schilderde daarvoor weer op ge heel andere wijze de illustraties, heel suggestief en mooi van kleur. Weer anders is „De kleine Reus”, een ver haal van Max Bolliger en geschilderd door Monika Laimgruber. Anders van kleur, anders van opzet, maar ook erg aanspreekbaar. 5öS«oEöëkënböëk<mböêkê3 boekenboeken boekenboeken! boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboeken £:™ÏX™WIJ ONTVINGEN boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl Behalve de boeken die al eerder in deze kolommen uitvoerig besproken zijn, heeft deze uitgever nog een aantal zeer waardevolle boeken voor de jeugd en vooral ook voor de jongste onder hen op de markt ge bracht. Hieronder noemen wij er en kele: Twee sprookjes van Grimm: „Doornroosje” en „Sneeuwwitje”, bij zonder leuk geïllustreerd door Svend Otto. „Het lelijke eendje” van Hans Andersen, overbekend maar weer nieuw door de prachtig in pastel geschilderde illustraties van dezelfde Svend Otto. o D Bij Lemniscaat is nu ook een „Pad- diington-beertje”, uitgevoerd door Mi chael Bond en Fred Banbery: „Pad dington in de supermarkt” en „Pad dington in het circus”. Het is hetzelf de beertje van dezelfde schrijver als de al eerder bestaande uitgave bij Van Holkema en Warendorf, waarvan trouwens ook weer twee deeltjes zijn verschenen; „De kleine beer staat zijn manrietje” en „De kleine beer weet wat hij wil”. De uitvoering van de twee series is heel verschillend: De eerste zijn meer kleine dunne „kijk- boekjes” met wat sumiere tekst, de andere zijn echt al leesboekjes voor kindjes vanaf 6 jaar. Ouders van geestelijk gehandicapte kinderen bellen me vaak op welk boek ze nu weer voor hun kind moeten kopen, want nergens is er goede voorlichting over te krijgen, ook niet in de jaarlijkse gids Boek Jeugd. Een suggestie voor een volgen de uitgave: ook een rubriek voor deze groep kinderen samenstellen in over leg met enkele praktij k-deskundigen. En verder kunnen we alleen maar die paar uitgevers dankbaar zijn, die ook voor deze vergeten groep iets op de markt brengen. Prentenboekjes zonder tekst zijn er maar weinig en juist die zijn erg geschikt, omdat de „voorlezer” er een aangepast verhaaltje bij kan maken in die woorden, die het kind kent. Langzaamaan kan hij er dan steeds een paar nieuwe woorden aan toe voegen. Uitgeverij Ploegsma gaf er drie uit van de befaamde Engelsman John S. Goodall: „Hoe Doortje Don dersteen bruiloft vierde”; „Hoe Jakko Aap toevallig thuiskwam” en „Hoe Ridder Durfal dapper bleek”. Tussen de hele bladzijden zitten halve blad zijden, die naar rechts en naar links geklapt de hele scène van de grote bladzijden veranderen. Een speel- kijkboek met duidelijk herkenbare details. De enige tekst is de titel van dat boekje en wie die nog te moeilijk vindt, kan er zelf een gemakkelijkere voor verzinnen. In het Ridderboek je is Ridder te vervangen door groene muis, die tegen rode muis moet vech ten omdat die hem en roze muis in het kasteel opsluit. En over het woordje „Home” op de wegwijzer van de laatste bladzijde, zou ik rustig een strookje met „huis” plakken. „Voetstappen” van de Braziliaan Juarez Busch Machado (uitgeverij Deltas Elsevier) bevat ook geen tekst, maar stelt toch iets meer eisen. De opzet van deze kunstenaar, die met kinderen in een kliniek gebruik maakt van therapie door kunst, is van een verrassende originaliteit. De voetstappen door zijn tekeningen lei den steeds naar voorwerpen, die met die voetstappen te maken hebben. Voetafdrukken, een kast met schoe nen, schoenafdrukken; twee schoen- afdrukken onder een gedekte tafel nemen overweldigend vermogen om de mens miezerig klein te maken ten opzichte van de natuur, die hij met een niet vermoede hoeveelheid gege vens zo tastbaar rond zijn lezer zicht baar weet te maken, dat die eerst totaal verbijsterd en overdonderd is en tenslotte niets liever wil dan zijn warme, veilige nest induiken. Quintana’s boeken hebben mij in ieder geval behoed voor al te roman tische gemijmer toen ik onlangs over de onherbergzame eindeloosheid van het Zuidamerikaanse Colombia vloog. Hoe zijn mensen er aan toe, die in zulke streken leven moeten, vroeg ik me af een vraag waarop de Zweedse student Bo uit „Padjelanta” zichzelf geen antwoord wil geven. Ergens moet nog de onvervalste Lap bestaan, en hij zal hem vinden en zijn leven delen. Bo’s Ontdekking, dat Lap een oud scheldwoord is (zij noe men zichzelf Samen) zou de lezer eigenlijk eerst voorgezet moeten krij gen. Want de bladzijden 86 t.m. 89 zijn wel even een onmisbare infor matie voor je aan het boek begint. De wat zwakke en rommelige eer ste hoofdstukken, die aanvankelijk aardige verhalen en informaties ach ter elkaar geplakt lijken, blijken ver derop in het verhaal onmisbaar. Dan pas komt de grote lijn erin: Bo’s verheerlijking van de pure natuur blijkt niets anders te zijn dan ego centrisch gedram, want voor zijn lol zullen de Samen in hun primitieve staat moeten blijven leven. De hoogtepunten uit dit verhaal zijn teveel om op te sommen, maar enke le springen eruit. Bo’s tocht op han den en voeten, tien kilometer lang, naar het kamp, dat opgeheven blijkt te zijn. Bo’s sjagrijn om Ilja’s rust zelf kan hij geen rust vinden. Het schitterende hoofdstuk 21, waarin Bo’s behoefte aan licht, aan menselij ke weerklank midden in een natuur, die niet op de mens reageert centraal staat. De verhalen uit „De Adelaar” wer den eerder gepublicieerd in het blad PEP, maar in boekvorm lijken ze me sterker te werken. Hoezeer Quintana in „natuur” denkt, blijkt bijvoorbeeld uit een zinnetje als: „hoeveel eek- hoornlevens gaan er in het leven van één uil?” Van de 20 opgenomen ver halen zat voor mij de essentie van wat Quintana op zijn lezers wil over brengen, in Torpedo. De geleerde Jo seph Alvin zit met zijn gids midden in het gebied van de Australische Aborigines. Hij is getuige van een door blanken verboden rituele te rechtstelling. Zijn gids waarschuwt hem dat de Aborigines nu een man als een torpedo op zijn spoor zullen zetten om hem te doden. Alvin denkt het in redelijke gemoedelijkheid te kunnen redden. De confrontatie met zijn moordenaar heeft echter ook de potentiële moordenaar in hemzelf ge wekt. Wie terug wil naar de natuur zal ook dit stuk natuur in zichzelf moeten accepteren en er mee klaar moeten zien te komen. Een mooi discussie-onderwerp, vooral met jon gens, die films met de hoogste stapel lijken nog steeds de beste vinden. Een prachtige uitgave van „Het Groot Sprookjesboek” van Godfried Bomans, dat voortreffelijk geïllu streerd is door de jonge tekenaar Wouter Hoogendijk. Godfried Bomans is een fantastische sprookjesverteller. In deze bundel zijn nu voor het eerst al zijn vijftig sprookjes in een boek gebracht. Deltos-Elsevier biedt weer een bont allerlei voor de jeugd. Hans Werner schreef een heel spannend boek: „Het Apepakje”, dat geestig is geïllustreerd door Sjef Nix. Het is het verhaal van het apepakje, dat aangetrokken door Appie, min of meer een eigen leven gaat leiden en de meest waan zinnige toestanden ontketend. Nannie Kuiper heeft een boekje met kinderversjes tot stand gebracht samen met Joop Stokker- mans, die haar gedichtjes op muziek heeft gezet. Elly van Beek zorgde voor de bijzonder mooi uitgevoerde tekeningen. Het boekje heet: „De To- vertrein en andere kinderliedjes”. De componist heeft met zijn melodietjes rekening gehouden met blokfluitspe- lende kindertjes. Een nieuw en derde boek van Si mone Schéll, die door de bekroning van haar boek „De Heksenketelkan dij” tijdens de kinderboekenweek uit de schaduw in de belangstelling is komen te staan. Dit derde boek is: ,De wondere wereld van blauw”. Het verhaal van kinderen, die in een nieuw huis in een nieuwe wijk ko men wonen en dan op verkenning naar nieuwe vriendjes en op onder zoek uitgaan. Guus L. Spaan schrijft over de lotgevallen van een voetbaltweeling. „Eddie en Eric naar München” „Eddie en Eric in Amsterdam”. De jongens beleven spannende avontu ren. Een paar deeltjes in de serie: „Ik wil alles weten”: Van alles over din gen; Van alles over hoe en waarom; Van alles over maten; Van alles over woorden. De meest elementaire din gen worden spelenderwijs onder de aandacht gebracht, bekeken en verge leken. Leo Loinni maakte een mooi, kleurig geschilderd prentenboek over: „De muis met de groene staart”. Een juweeltje! Ziraldo componeerde het boek: „Flirts”. Het is de naam van een heel ongewone en erg bedroefde kleur. Flicts gaat op zoek naar zich zelf in de wereld van de kleuren, maar merkt dat hij nergens bij hoort. Het hele verhaal wordt alleen met kleu ren in allerlei vormen aangegeven verteld en ondersteund door een sim pele tekst. Annette Tison en Talus Taylor la ten avonturen met magie zien in hun boek: „De Dieren uit het toverboek”. Met de bekende plastic gekleurde en bedrukte tussenvellen wordt de ge heimzinnigheid extra gestimuleerd. Uitgeverij Boelen in Amsterdam heeft de sprookjes opnieuw op de markt ge bracht in een paperback-editie op groot cahierformaat en bijzonder mooi geïl lustreerd door Thomas Koolhaas, alleen al een reden om het boek aan te schaf fen. Gerrit Komrij vertaalde de sprook jes en gaf het boek de naam „De gelukkige prins”. De uitgever vermeldt dat de oorspron kelijke uitgaven van deze sprookjes ver schenen onder de titel „The happy Prin ce and other tales” (1888) en „A House of Pomegranates” (1891), met de opmerking dat het de eerste integrale editie in het Nederlands is. Hij vermeldt niet, dat de Wereldbibliotheek het tweede sprookjes boek in 1947 onder de titel „Het gra- naatappelhuis” in de vertaling van Liana van Oosterzee deed verschijnen, toen met aantekening dat de oorspronkelijke editie in 1892 verscheen. Ik heb de vertalingen naast elkaar gelegd. Die van Komrij is zakelijker, natuurlijk ook moderner van taalge bruik. Liana van Oosterzee koos een woordgebruik dat iets meer tegen het „aloude sprookjesachtige” aanleunt. Overigens zijn de verschillen zo gering, dat men zou kunnen aannemen dat Kom rij de eerste vertaling naast de oor spronkelijke Engelse tekst heeft gelegd en niet al te opvallend heeft geïmiteerd. Dat zal de lezer echter niet hinderen, want het bewijst dat beide vertalers zich nauw bij de oorspronkelijke tekst heb ben aangesloten en dat is beslist noodza kelijk wil men iets van het woordge bruik van Oscar Wilde - voor zover dat overigens binnen een vertaling mogelijk is - kunnen naproeven. De inhoud van de sprookjes behoef ik niet toe te lichten, ze zijn tamelijk conventioneel - met de opgemelde prin sessen en nachtegalen - maar bijzonder goed en fijnzinnig-poëtisch door Oscar Wilde verteld. Wilde was echter ook de man die in die Victoriaanse tijd in de gevangenis belandde omdat hij homofiel was, destijds een schandaal als het te openlijk uit kwam. Hij schreef toen zijn beroemd geworden „Ballad of Reading Gaol”, on der de titel „Bajesballade” in het laatste oorlogsjaar nog eens vertaald door A. Marja. Het is niet alleen onder de indruk van dit gedicht, een aanklacht tegen de En gelse justitie en moraal van die tijd, dat men leert beseffen dat Wilde natuurlijk geen dandy was. Het was chique die indruk te wekken, zoals Louis Couperus het in ons land ook deed, terwijl hij in feite enorm hard werkte aan zijn oeu vre. Bovendien leert een heftig en psy chologisch diepgaand drama als „Salo me” - indertijd prachtige geïllustreerd door Aubrey Beardsley - een heel ande re Oscar Wilde kennen. Om nog een reden is hij een belang rijke literator. Hij heeft zeer boeiende sprookjes geschreven. Ze hebben de adem van het „natuurlijke” volkssprook je, rijkelijk voorzien van koningen, prin sessen, reuzen, nachtegalen en rozen, maar anderzijds toch duidelijk behorend tot de categorie van het literaire sprookje. De toon houdt het midden tussen die twee typen en ze kunnen dan ook door jong en oud worden gelezen en - naar mijn smaak - hoog gewaardeerd. (eten); schoenafdrukken bij een grammofoon (dansen)schoenafdruk ken bij een kapstok één haak is leeg (wie is er uitgegaan?). Het is goed bij dit boek ook steeds een bladzijde terug te slaan, te vergelij ken wat er op de voorgaande mist en of daar een spoor van terug te vin den is op de volgende. En om er helemaal een doe-boek van te maken zou je eerst samen met het kind van allebei voetsporen en schoensporen moeten gaan maken (vochtig zand in een grote afwasteil en hup maar!). Van John Burningham gaf uitgeve rij Van Holkema Warendorf acht boekjes uit met maar één tot drie regels tekst bij ieder plaatje. Mensen, dieren en voorwerpen op de tekenin gen zijn met kleur ingevuld, zoals een kind zijn tekeningen invult. Er zit meer beweging in dan in de Dick Bruna-plaatjes en ook die beweging geeft als het ware het verhaal simpel door. Het mongoolse jongetje van tien, dat ;k die boekjes gaf, zat de volgende morgen trots met de hele stapel voor zich aan zijn tafeltje, nadat hij eerst alle andere boekjes nadrukkelijk weg had gebracht. En toen hoorde ik hem mompelend van plaatje naar plaatje aan mij voorle zen. Urenlang. Uit: De baby; Het konijn; De school; De sneeuw; De hond; Mijn vriendje (maar van dat boek hadden we de naam van het vriendje Artur veranderd in de naam van zijn eigen vriendje); De keuken kast en Het pluisdoékje. De hoofdpersoon heeft geen naam, maar ziet er als een jongetje uit. Dat is voor ouders van een meisje gemak kelijk te verhelpen als ze een beetje tekenen kunnen: maak de haren van het jongetje voorzichtig met een dun ne stif wat langer. De tekenfilmer Paul Driessen, die de laatste jaren in Canada werkt, bouwde zijn eerste kinderboek „De Visjes” (Uitgeverij Deltas Elsevier) op rond het begrip relativiteit. De „ik” die een vis ontdekt, merkt dat die vis zich erg klein voelt in de eindeloze zee. Maar op het land is hij niet zo klein. De speelse overzichtelijke teke ningen zijn afwisselend in witte en zwarte kaders geplaatst, zodat het begrip groot of klein ten opzichte van de omgeving sterker werkt. Voor kinderen, die nog een stapje verder zijn, is er van Ib Spang Olsen „Het jpngetje-in-de-maan” (uitgeverij Ploegsma). Het maanjongetje moet voor de maanman diens spiegelbeeld uit een aards meer ophalen. Wat hij vindt op een lange tocht, is een spiegel. Op de lichtblauwe steunkleur van de bladzijden is ieder voorwerp gemakkelijk te herkennen. Omdat tekst en tekeningen loodrecht op het breedteformaat gezet zijn, zou men dit boekje opengeklapt in een stevige papierklem ook als schilderijtje kun nen ophangen, en iedere dag een bladzijde ervan om kunnen slaan. Het effect van dit soort eigen schil derijtjes op kinderen is groter dan menige ouder voor mogelijk houdt. MIEP DIEKMANN boekenboekenboekenboekenl [boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboeken Remniscaat Rotterdam. Margriet Heymans maakte van: „Kattekwaad en Popperommel” een erg leuk boekje. Een kostelijk ver haaltje over een oude kist op zolder vol met poppen, die tot leven komen en met een stel aanloopkatten tijdens de afwezigheid van „tante Lucy” het huis als het hunne beschouwen en er een dolle troep van maken. Felix Hoffman schilderde „Het Kerstverhaal”, het verhaal van Kerst mis en Driekoningen verteld voor kinderen. Mooi van kleur en goed van sfeer en overdracht. Al deze genoemde boeken zijn mooie kijkboeken voor de kleuters. Voor de wat oudere, zelf lezende kinderen nog twee boeken van Lem niscaat: „Momo en de tijdspaarders” van Michael Ende, een modern sprookje. 4 l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 10