I
'T
e5- ifu'l
«Mg
RjgWB
Sr
fife
1
I
M
'e
1.
I
Elke zondag
een uurtje werken
voor de dessa
om
door Hans Rombouts
Gezond
Kerstspel
Gemeenschap
De kip scharrelt rond, schraapt met de
poten wat bladeren opzij, tokkelt wat
binnenbeks. Dan is het ineens afgelopen.
Een paar stevige handen grijpen haar
vast. Haar lot is duidelijk: straks is zij tot
ayam goreng geworden, gebakken kip.
Zij moet dienen voor het zondagseten.
Wat jongere exemplaren, die elke dag
leggensbereid zijn, krijgen natuurlijk
gratie. Ze kijken niet om naar hun oudere
zuster, die de pot ingaat.
Het is zondagochtend. De zon schijnt
vriendelijk op de dessa Manpang, ergens
tussen Djakarta en Bogor (Buitenzorg).
Niemand heeft haast. Karbouwen schar
relen wat rond in en aan de kalie. Een
nijver vrouwtje, in fel gekleurde sarong,
bezemt met wat palmblaren het erf voor
haar huis schoon. De kippen stuiven weg.
In de bocht van de weg komt een delman
aangereden, een parmantig, tweewielig
koetsje met een paard ervoor. De voer
man knikt vriendelijk. Zijn passagiers,
een moeder met twee kinderen, kijken
nieuwsgierig naar die vreemde toean. In
de verte staan silhouetten gebogen in
het land: grote hoeden met mensjes eron
der, die werken op de sawah’s. Rood
gloeien de bloemen op van de flamboy-
ans, als dotten vuur, die nooit doven.
Oase van rust
Depok
g.
V -
h *1
Manpang: stukje paradijs
De karbouwen zijn aan het spelen in het water van de rivier
De oudere jongens maken de benbols
klaar voor de verkoop.
de dessa. Lekker rustig. Ik hou niet van
drukte. Van Djakarta word ik helemaal
gek. Ik werk hier kever in de tuin. Kijk, ik
heb pas een paar bananenbomen geplant.
Die dragen volgend jaar wel vruchten,
denk ik. Ik houd de boeken van het zieken
huis bij. Dat doe ik gratis. En opa verwend
natuurlijk de kleinkinderen, zoals overal.
We wonen hier met een paar gezinnen:
mijn vrouw en ik en vier kinderen, mijn
moeder en mijn dochter, die negen kinde
ren heeft. Het is dus toch druk genoeg,
niet?”
loods van bamboe en dakpannen. Prachti
ge stukken tropisch hout - er groeien djat-
tibomen - komen onder hun handen van
daan. Dochterlief zit toe te kijken. Ze
schommelt een baby, die in een batikhang-
mat tussen twee klappers hangt, heen en
weer.
Iedereen ziet er gezond uit. De mandri, de
medicijnman, zal het dan ook niet druk
hebben. Trouwens, iedereen kent hier de
geneeskracht van de kruiden. Een oude
vriendelijke vrouw vraagt ons - via de gids,
een receptionist uit ons hotel - of we soms
iemand hebben, die lijdt aan reumatiek.
Zo ja, dan moet ik maar meegaan; kan ik
wat bladeren van de advocado-boom krij
gen. Die moet ik dan koken en het aftrek
sel laten drinken. De mensen in deze dessa
moeten niets van moderne medicamenten
hebben. Een dokter zoeken ze maar spora
disch op. Die rekent trouwens een honora
rium, dat steeds weer verschilt. Een rijke
betaalt aanzienlijk meer dan een minder
bedeelde: 5000 ropia (ongeveer 35.) per
Opa Harpani vermaakt zich behalve met
zijn tuin en zijn kleinkinderen met het
lezen van detectives. In het bahassa Indo
nesia. Misschien gaat hij ook nog wel eens
meedoen met de toneelclub van Depok.
Maar voorlopig niet. De jongeren van De
pok zijn trouwens fiks aan het oefenen
voor een daverend toneelstuk met kerst
mis. Als we weggaan zal Harpani zijn
houtskool in de gaten houden. Hij maakt
die - zoals de meesten van de dessa-bewo-
ners - zelf. ”Ik verzamel een hoop hout,
steek dat in brand, bedek het met pisang
bladeren en als het goed brandt doe ik er
zand over. En dan maar laten smeulen.
Moeder (87 jaar) zit al op die houtskool te
wachten. Dan kan ze weer strijken. Ze
stopt de houtskool in het strijkijzer”.
Als we wegrijden staat de hele familie te
zwaaien. Een groepje mannen, de strooien
punthoeden op het hoofd, de hak over de
schouder, komt terug van de sawah. Een
vrouw laat haar zondagse sarong, diep
blauw en bruin, wiegelen in haar char
mante gang. Ze draagt een mandje met
kleurige vruchten op het hoofd. Kat jongs
drijven karbouwen voor zich uit. Langs de
weg, in de sawah, doet een man, wat de
natuur vraagt. Hij zit daar rustig op de
hurken in het met biezen vlechtwerk afge-
schutte bamboe wc-tje. Een jongen op een
glimmende fiets trapt voorbij, achterop
heeft hij twee enorme manden met ben
bols, wortels, die als een soort aardappel
worden gebruikt. Hij zingt en lacht. Het is
vredig in de dessa. In de verte roept een
vogel. Dit is een stukje paradijs.
Dit is het land, waarover we vroeger op
school zoveel hoorden. Het vruchtbare
land van Java (van het rijtje: Java, Suma
tra, Borneo, Celebes, Bali, Lombok, Soem-
bawa, Soemba, Flores, Timor; we kunnen
het nog zo opdreunen). We hebben hebniet
gevraagd aan de oudere bewoners van de
dessa, die nog Nederlands spreken, som
migen althans: of ze in ruil voor dat na
menrijtje op hun beurt misschien de veen
koloniën van ons konden noemen. Want zo
ging dat vroeger toch.
Dit land, Indonesië, ligt er hier rond Man
pang als een paradijs bij. Het is moesson-
tijd. De vet-rode grond ligt glibberig onder
onze voeten. Buiten die rode paden en
weggetjes is alles groen, diepgroen. De
palmbomen priemen in alle soorten en
maten, beladen met hun forse noten, de
blauwe lucht in. De breedgerande blade
ren yan de pisang-bomen kunnen de groe
ne trossen niet verbergen. Vruchtenbomen
overal rond de huizen: de rambutans han
gen in trossen neer (de Nederlandse mili
tairen hadden hun eigen duidelijke naam
voor deze typische tropenvrucht: soldaten
kloten - een oude KNIL-er, die we in Dja
karta ontmoetten vertelde ons van die bij
naam). De mangga’s, durians, salaks lig
gen hoog opgetast in de kleine toko’s.
Hoewel het zondag is wordt er wel gewerkt
door een deel van de bevolking, op de
eigen akker, de eigen sawah. Een ander
deel arbeidt ten gerieve van de dessa. Dat
is een ongeschreven wet. Zondags moet
iedereen wat doen voor de gemeenschap.
Zo diept é'én van de jongens uit het dorp
de greppel uit, die langs de weg ligt. Zijn
vrienden zitten gehurkt bij hem, moedigen
hem aan en babbelen honderduit. Iets ver
derop wordt de weg verhard. Daar staan
moderne kleine wegenbouwmachines, be
schikbaar gesteld door het gouvernement.
Maar het voorbereidende werk vraagt veel
handkracht. Zonder zich te haasten zitten
ne reigers, blijven als vlekken in het land-
schap wat aarzellend ronddraaien. Straks,
als de katjongs de waterbuffels naar hun
graasland hebben gebracht, zullen ze ko
men om het ongedierte bij de kolossen weg
te pikken.
De katjongs buitelen zelf ook in de kalie.
Komen eens kijken en een praatje maken
met een jongen, die vol trots en in diepe
concentratie zijn brommer - een fonkelen
de Yamaha - het water in heeft gereden en
hem daar staat te wassen. Karbouwen en
een brommer. Ook de dessa ontkomt niet
aan motorisering. Er komen vrienden van
de wasser aan. Als volleerde crossers slip
pen ze over het pad, langs de dehnans. Ze
zien er uit om door een ringetje te halen. Er
zit kennelijk geen schraal water in de
kalie, waar moeder de was doet. De teen
ers dragen hier geen spijkerpakken. Wél
hagelwitte broeken, als het kan witte
schoenen en een batik hemd.
De meeste dessa-bewoners zijn landarbei
ders of handelen in het een of ander.
de mannen bij elkaar stenen te vergruize
len. De kleine stukken kei leggen ze be
hoedzaam één voor één neer op het
wegbed.
De Loerak, het dessahoofd is niet thuis
vandaag. Hij is naar Djakarta. De boven
meester, zoals hij - een soort burgemeester
- wordt genoemd, wordt vervangen door
de ondermeester. In Manpang is dat Muk-
sim Aba. Hij zit met zijn familie en kennis
sen onder het afdak van zijn huis in de
schaduw. Hij ontvangt ons gastvrij. Muk-
sim Aba heeft vier kinderen. „Maar”, zegt
hij, „in een dessa zoals hier met zo’n 35
huizen en driehonderd bewoners is ieder
een familie van elkaar. Ieder heeft zijn
eigen stukje grond en zijn eigen gebouwde
huis. Wie de eigenaar nou precies is van
die grond weten de meesten niet. Dat kan
ze ook niet schelen. Niemand valt ze lastig.
Niemand eist bepaalde rechten op. Het is
trouwens de vraag of dat wel ergens vast
zou liggen.”
Muksim Aba, een trouw Mohammedaan,
zoals de meeste Javanen, is voor zijn doen
een welgestelde dorpeling. Hij heeft een
halve hectare land en sawah, dat grenst
aan de kalie: een kalie zonder naam, vol
gelig water, vol wervelende en vruchtbaar
makende kleideeltjes. Van die halve hecta
re kan hij goed leven. Hij heeft zijn eigen
eten en vruchten. Het restant van de rijst
verkoopt hij in de stad. Hij heeft daar, in
Djakarta, zelf ook een tijd gewerkt, als
chauffeur, maar hij is naar de dessa terug
gekeerd. Dat bevalt hem beter. Hij is wel
bang, dat Djakarta op den duur ook de
gretige tentakels naar-zijn dorp zal uit
strekken. Djakarta groeit en groeit maar
steeds aan. Het is een angstige zaak.
Maar nu is Manpang, dat tegen de merk
waardige dessa Depok aangrenst, nog een
oase van rust. Een dorp, waar de vrouwen
en meisjes de was doen in de kalie, neu
riënd, giechelend en lachend. Maar de
kleintjes als taak krijgen de slaapmatjes
schoon te boenen. De katjongs, de jongens
van een jaar of tien, zijn verantwoordelijk
voor de karbouwen. Zij trekken met ze
naar de rivier en laten ze zwemmen en
poedelen. De witte belkoks, een soort klei
vol geplakt is met - decente - filmsterren)
van Depok draait.
Dat Depok, de aangrenzende dessa, is een
bijzondere gemeenschap. Waar overal in
de buurt hier een kleine moskee - met
uivormig zilveren torentje - te vinden is.
waar mensen wonen, is in Depok een
christelijke kerk het middelpunt, samen
met het kleine ziekenhuis. Depok is een
christen-gemeenschap middenin het isla
mitische land. Het is een dessa, die voort
gekomen is uit het landgoed van een Ne
derlandse administrateur van de Verenig
de Oostindische Compagnie. Toen de man
in het begin van 1700 stierf gaf hij al zijn
bezittingen in Depok aan zijn inlandse
dienaren, die hij tot christenen had ge
maakt. Ze moesten christenen blijven en
zich vermenigvuldigen. Deze Cornells
Chastelein hoopte op deze manier goede
Nederlanders en goede christenen te kwe
ken. Tijdens de tijden van de revolutie
vlak na de tweede wereldoorlog hadden de
christenen van Depok het moeilijk, wer
den zelfs geëvacueerd. Nu leven ze weer
De jonge meisjes aan de was in de kalie
<3>
Q
o
o
w
tü
cc
I
ro
E
O
consult tegen 250 roepia (anderhalve gul
den). De bevolking wordt wel elk jaar -
gratis - ingeënt tegen de meest voorkomen
de ziekten.
Over politiek wordt praktisch niet gespro
ken. De dessa-bewoners, die zondagsmid
dags een wandeling maken of wat eten
gaan brengen naar de mannen, die op de
sawahs aan het ploeteren zijn in de taaie
brei, bespreken met elkaar de nieuwtjes
van het dorp. Of ze informeren elkaar over
de film, die in de bioscoop (een soort
wid-west-filmgebouw met golfplaten, dat
rustig en ongestoord verder. Christenen en
moslims leggen elkaar niets in de weg.
De merkwaardige opzet van dit Depok is
nog duidelijk terug te vinden. Door vele
ouderen wordt er nog - goed - Nederlands
gesproken. Dat ondervinden we als we
even stoppen bij ’n wegopbreking en moe
ten omrijden. We belanden bij een familie,
waar de stamvader ons hoffelijk in het
Nederlands begroet en ons onmiddellijk
uitnodigt om iets te komen drinken. De
kleinzoon wordt de tuin ingestuurd om
vruchten voor ons te plukken. ’’Kent u
deze, en deze”. We worden overladen. De
hele familie komt even kijken. En als we
melden uit Holland te komen krijgen we
het verzoek om de groeten te doen aan de
familie in Zaltbommel.
Onze gastheer, Harpani, is gepensioneerd.
Hij is 56 jaar. Hij heeft vanaf zijn jeugd bij
een bank gewerkt, in Djakarta, daarna op
Madoera, op Sumatra en tenslotte weer in
Djakarta. Hij had er geen behoefte aan om
naar Nederland te gaan. ”Oost-west, bij
Bijvoorbeeld in enorme bamboestokken.
De bamboebossen staan langs de velden
en de wegen. Het is nu de tijd van de oogst.
Met een eenvoudige handkar dan wel met
karbouwenwagens voeren ze de lange, on
handige lading naar de stad, waar de bam
boe onder andere gebruikt wordt voor de
bouwsteigers van de enorme bankgebou
wen en hotels, die men naar door blijft
bouwen, hopend op een groeiend toerisme.
Andere dessa-bewoners verkopen vruch
ten. We zitten midden in de oogsttijd. De
jongens, die voetballen op een stoffig veld
je, stoppen af en toe en plukken wat vruch
ten links en rechts van bomen en struiken.
Dan spelen ze weer verder. De goals zijn
van bamboe.
De allerkleinsten worden op deze rustige
zondag onder handen genomen. Op de
warande worden ze op een bank neerge
poot en dan door moeder geknipt. Met een
tondeuze. Een hele rijkdom. Af en toe
piept het slachtoffer, maar een vermaning
doet wonderen. Ondertussen staat pa hout
-XSN