Topsoliste Vera Beths: ik altijd met die viool'' Soms denk ik wel eens: Slauerhoffs verhalen bij na compleet in twee bundels ■Ml Ov door Peter Huysman doe Lekker eten 1 Huiselijk Bn Z Al ZATERDAG 2 7 DECEMBER 19 7 5 te voltooien), een jaar later de Prix d’Excellence (een recensent riep haar uit tot „kroonprinses der Nederlandse violisten”), uitnodigingen van Isaac Stern en Rudolf Serkin tot deelname aan het Marlboro Festival in de Verenigde Staten, concerten met alle vooraanstaande Nederlandse orkesten, recitals met haar vaste begeleider Stanley Hoogland in onder andere Nederland, Engeland en Rusland, radio, tv en grammofoonplaten. Nog maar 29 en toch al een door de muziek bepaald leven van bijna een kwart eeuw achter de rug: Vera Beths, topvioliste, opgeleid door vader Gijs Beths en Herman Krebbers, een eerste prijs op een internationaal muziekfestival in Wales toen ze 14 was, haar orkestdebuut met het Rotterdams Philharmonisch vier jaar later, in 1969 de eerste prijs van het Oskar Bach-concours (waardoor zij in staat was haar studie bij Ivan Galamian in New York rara Pu 'o - t.. w '1 Til i is „Het komt er eigenlijk op neer dat ik aan de lopende band examen moet doen. En daar moet je van houden. Het heeft natuurlijk te maken met ambitie. Je moet naar ieder concert toe werken. Steeds weer studeren, studeren. En altijd weer die prestatie leveren, of je hoofd er nu naar staat of niet. Een normaal mens, om het zo even te noemen, moet zo’n prestatie twee of drie maal in zijn leven verrichten .Wij vijftig keer per jaar. Ik schat dat ik enige honderden concerten in binnen- en buitenland heb gedaan. Maar het went nooit”. Vera Beths als soliste bij het Kunstmaandorkest, geleid door Anton Kersjes. Een opname uit 1969. goed viool. Maar ik had er een bloedhekel aan dat ze me als een bijzonder kind bekeken”. Tegen het eind van het gesprek zegt Vera Beths nog dat ze „niet snel geïrriteerd is maar domheid vervelend vindt”, een redelijk inkomen heeft maar toch een onzeker bestaan leidt („volgend jaar kun je uit de gratie zijn”), het liefst Mozart, Brahms en Stravinsky speelt, wat ik doe. Maar alsjeblieft geen enge dingen, ik wil echt niet beschouwd worden als een begaafde juffrouw. Dat zou me mateloos irriteren. Vroeger ook. „Ik kon daar niets aan doen, wat ik als kind de beste, ik speelde al gauw heel Hans Vonk en Edo de Waart uitnemende jonge dirigenten vindt en thuis uitgebreid Kerstmis gaat vieren. Dan moet er weer gestudeerd worden. De Franse violist Christian Ferras is betrokken geweest bij een auto-ongeluk. Hij kan daardoor niet optreden met het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Vera Beths is zojuist gebeld om voor Ferras in te vallen. „Dat heb je als free-lancer. Er gebeuren de meest onverwachte dingen. Maar dat is ook wel weer fijn. Ik vind dat ik een uitstekend „geregeld” leven leid”. Dot Wa het al hoo erg bin: mei dat dat tocl al 1 Opt ver stui ver omi ver de onj dn ter de Ev< als var inti Uw bent wer. socii Ja, tota was. besc en g prin grot met vooi erg. over verl op 1 hou1 wac rich Daa in Ove: Jam dat 1 beui niet zeur ding ze d Ton wee en d Een evei Een lenc zegt Ik d En „Ja; Het Jgj, Een Nou eige heb het voo laai en wel in c ik d nu, gew and moe het wel alle dat wat de U b Het daa Nee Iemand van het kantoor van het Ned. Blazers Ensemble komt de kamer binnen. „Hoe was het gisteren?” Was je moe?” Later vertelt Vera Beths dat ze de avond tevoren in Brussel gespeeld heeft. Daarna heeft ze gegeten. „Mmmmm. héérlijk. Ik ben gek op lekker eten". En vervolgens op de vraag of een veel geroemd vioolgenie in Amsterdam („Ik zou nergens anders willen wonen”) nu voorrang bij de bakker krijgt. „O nee, hoor. Absoluut niet. De mensen zijn wel erg aardig voor me. Zijn altijd heel geïnteresseerd in ander werk naast, geen lesgeven, geen orkestbaan. Ik ben waarschijnlijk de enige in Nederland die op deze manier aan de kost komt. Jazeker, ik zou wel een Brahms-symfonie willen meespelen, fijn in een grote groep violisten, ergens achteraan”. In haar studietijd is Vera Beths beïnvloed geweest door haar vader, Herman Krebbers, Fritz Kreisler, Franco Gulli en Ivan Galamian. Sinds een jaar of tien vormt ze samen met Krebbers, Theo Olof, Emrny Verhey en Christiaan Bohr de „crème de la crème” van het vaderlandse violistendbm. .(Ach, de top. Je kunt in muziek zo moeilijk over „tóp” spreken. Het is maar net van welke muzikaliteit je houdt, van welke persoonlijkheid. Ik hoop alleen één ding: dat ik een vrij groot stijlbewustzijn heb. Het 'is. waar dat je tot in een zeker stadium anderen navolg.t, dóór die anderen beïnvloed wordt. Maar dan komt de période, althans dat is wel de bedoeling, dat je dat loslaat. Dan ga je zelf verder. Ik heb nu wel het gevoel dat ik vertel uit een verre jeugd”. Het is moeilijk om je energie als veel gevraagd vioolsoliste te verdelen. Ik zou best eens wat werk willen doen voor een organisatie als Amnesty International. Maar ik kan dat niet, omdat het me teveel bezighoudt. Ik ga daarom ook niet naar vergaderingen van politieke partijen, om maar iets te noemen. Ik onderteken wel eens iets, een manifest of zo, of ik speel op bepaalde bijeenkomsten. Dat wel. Maar verder word ik toch te veel in beslag genomen door de muziek". dat 4 a 5 uur continu. Sommigen beweren wel dat ze 6 of zelfs 8 uur achtereen per dag studeren. Daar geloof ik niet erg in. Ik kan me niet voorstellen dat je 't dan werkelijk goed doet. Als ik 2 of 3 uur achter elkaar gerepeteerdheb, ben ik doodmoe. Ik heb dan elke minuut geconcentreerd denkwerk verricht. Daarnaast studeer ik dan ook nog droog, zoals dat heet. Met of zonder partituur, dat doet er niet toe. In de trein bijvoorbeeld. Dan neem ik zo’n concert in gedachten door. Ik laat het dan in m’n hoofd klinken, de fraseringen, enzo. Dan wil ik nog eens precies weten hoe het moet”. „Dat droog studeren is geen kwestie van: ik ga direct boodschappen doen en dan neem ik weer eens een partituur door. Het gaat vanzelf. Nee, ik bedenk dan geen nieuwe dingen, composities die ik bijvoorbeeld zou willen opschrijven. Nee, ik heb die behoefte nooit gehad om iets te noteren van mijzelf”, Buiten vioolspelen heeft Vera Beths geen echte hobby’s. Maar dat houdt geenszins in dat andere dingen, gebeurtenissen in de wereld, actualiteit, haar niet raken, „Nee, ik leef niet geïsoleerd. Absoluut niet. Ik lees de krant, als het kan af en toe eens een boek. Een enkele keer naar een concert. Verder leid ik een heel huiselijk leven. Van feestjes houd ik wel, maar dan liefst in huiselijke kring, met mijn vrienden. Je zult mij niet snel een bar zien binnengaan, of een dancing”. Als haar wordt gevraagd of ze zich het leven van een kassajuffrouw van een grootwinkelbedrijf kan voorstellen, antwoordt ze: „Ik ben bevoorrecht, dat weet ik maar al te goed. Ik geef toe dat ik dolblij ben dat ik niet achter zo’n kassa zit. Ik denk er vaak aan, hoe meisjes van mijn leeftijd hun leven doorbrengen. Ik denk dan soms ook wel: ik altijd met die viool. Maar aan de andere kant heb ik nu eenmaal dat geluk om mijn werk als ’n hobby te doen. Ik ben toch ook niet in staat om die meisjes ander werk te bezorgen. Ik weet alleen wél dat als ik geen violiste was geworden, ik in ieder geval wat anders zou hebben gedaan. Daarom kan ik me bijna niet voorstellen dat je niet wilt doorstuderen, doorleren”. „Voor zoveel jongeren - en voor hun ouders trouwens ook geldt dat het huwelijk het hoogst bereikbare is. Als je eenmaal je vaste partner hebt gevonden, dan ben je er. Die mentaliteit, dat gevoel is er nog altijd. Maar ze staan er veel te weinig bij stil hoe hun leven er verder gaat uitzien. En daar gaat het toch in feite om. Dat je er iets van probeert te maken. Wat dat betreft kan ik mij ook nauwelijks in die kassajuffrouw of andere leeftijdgenoten verplaatsen”. Vera Beths geeft toe, dat zij een fijn, benijdenswaardig beroep heeft. Ze reist veel, ontmoet „interessante mensen”. Maar haar bestaan als solo-violiste is aan de andere kant ook zenuwslopend. Een (jong) leven lang in dienst van de muziek. Is dat een slavinnenbestaan, vergelijkbaar met dat van een topsporter? Een leven dat begrensd wordt door studeerkamer, concertzaal en reizen? Vera Beths, aardig-op-afstand, ernstig gezicht dat bleek afsteekt tegen zwart vest en zwarte broek, vertelt er in haar woning boven het Amsterdamse kantoor van het Nederlands Blazers Ensemble - waarvan haar vriend Werner Herbers (35 jaar), hoboïst Concertgebouworkest, lid is dit van. „Voor het grootste deel wordt mijn leven in beslag genomen door muziek. Maar dat wil niet zeggen dat ik mij verder van alles afsluit. Dan zou ik wel stekeblind en oostindisch doof moeten zijn. Het is waar dat wat ik doe, op een bepaalde manier overeenkomt met topsport. Als ik ’s avonds een concert heb, repeteer ik de hele ochtend, ’s middags rust ik wat en repeteer wéér en ’s avonds treed ik dan op”. „Als ik geen concert heb, dan repeteer ik de hele dag door. Ja, je kunt zeggen dat mijn werk uit studeren bestaat, zoals een ander naar kantoor gaat. Natuurlijk, ik zou ook wel eens liever niet studeren. Dat komt ook wel eens voor. Als ik vroeger wel eens een dag oversloeg, dan voelde ik me slecht en nalatig. Dat gevoel heb ik tegenwoordig niet meer. Soms komt zo’n dag van niets of andere dingen doen me zelfs ten goede. Je ontspant en je kunt wat afstand nemen Dat studeren doet Vera Beths uiterst consciëntieus. „Als ik studeer, doe ik ook de 73-jarige schrijver F. C. Ter- borgh, pseudoniem voor Reijnier Flaes. Hij is dus van dezelfde genera tie als Slauerhoff, maar veel minder bekend. Hij „zwierf” in diplomatieke dienst en woonde bijna altijd bui tenslands, thans in Estoril in Portu gal. Zijn verhalen verschenen nu en dan in een kleine oplage, onder meer in literaire tijdschriften. Nu zijn ze dan in twee verzamelbundels ver schenen bij de Bezige Bij in Amster dam. Terborgh verbergt, net als Slauer hoff, veel persoonlijks in zijn figuren. Vaak zijn het mensen die ook onder weg zijn, meestal naar de dood. Zij vinden die in sober omschreven en toch dramatisch geladen landschap pen en omgevingen. Die figuren en landschappen hebben een tijdloze en archaïsche sfeer. Soms wordt een barre tocht zoals in „Het gezicht van Penafiel” ondanks het werkelijkheids element een inwijdingsreis met een visionaire inslag naar de dood. Droom en werkelijkheid kunnen dan op een bijzondere wijze in zo’n verhaal in eenvloeien. Vaak zijn het vrouwen die in zo’n fatale droom een rol spelt.i, onbe reikbare vrouwen in eenzame man nenlevens. Er is dus verwantschap met Slauerhoff, ook door het soms naar vroeger tijd verplaatsen van de gebeurtenissen om de dagelijksheid aan een verhaal te ontnemen. HEIN STEEHOUWER Het bekend of beroemd zijn hoort bij het „vak", maar doet Vera Beths betrekkelijk weinig. „Beroemd zijn, dat is iets dat andere mensen voelen of van je vinden. Dat voel je niet zelf. Hét zegt me niets. Applaus is leuk. Herkend worden op straat - wat mij helemaal niet zo veel overkomt - is aardig. Maar het zijn natuurlijk geen essentiële dingen. Het publiek klapt ook als ik zelf verrekt goed weet dat ik m’n avond helemaal niet had. Maar dat applaus onthoud ik niet, wel dat het me niét goed afging. Ja, ik ben erg kritisch voor mijzelf. Op anderen alleen als er naar mijn mening wordt gevraagd. En dat gebeurt niet veel, dus zeg ik ’t niet dikwijls. Gereserveerd ben ik niet, dacht ik. Zeker niet ten opzichte van mijn beperkte aantal werkelijke vrienden. Tegen de anderen ben ik oppervlakkig, maar ze zijn dan ook mijn vrienden niet”. Gedwongen is ze nooit om violiste te worden of - in het algemeen - een leven als musicus op te bouwen. Aan het einde van de middelbare school (mms) vroeg haar vader (Gijs Beths, onder meer concertmeester van de Nederlandse opera) haar of ze er goed over wilde nadenken wat ze zou gaan doen. „Wil je geloven dat ik er een beetje gepikeerd óver was. Zou ’ie me niet goed genoeg vinden, dacht ik bij mezelf. Maar hij bedoelde natuurlijk dat ik me goed moest realiseren hoe hard het muziekvak is, hoeveel concurrentie er is. Ik ben nooit opgevoed om „wonderkind” of genie te zijn. Ik stond er ook nooit bij stil dat ik later misschien soliste zou worden, helemaal niet. Pas later komt die verbazing: ik bleek toch goed te kunnen spelen, ik had succes. Die ontdekking komt niet plotseling: het is een groeiproces. Je studeert heel hard en met andere dingen ben je eigenlijk niet bezig”. „Nee, van dwang is er echt nooit sprake geweest. Natuurlijk, ik speelde met mijn vader. En ik voelde me schuldig als ik niet studeerde. Maar ’t werd toch min of meer aan mijn eigen verahtwoordelijkheid overgelaten. Ik werd niet naar mijn studeerkamer geslagen”. Achteraf gelooft Vera Beths dat ze geen ander instrument dan viool had willen spelen. „Ik had misschien wel willen zingen. Of pianospelen, maar m’n handen zijn te klein. Wat het aantrekkelijke van vioolmuziek is? Nou, de toon, de klank. Ik heb er een genoegen in om verschillende tonen aan zo’n instrument te ontlokken. Bovendien is er voor viool een ontzettend mooi reperoire. Ja, inderdaad, ik speel alleen als soliste. Ik ben volkomen free-lance. Ik doe er geen begaafde juffrouw” IN 1939 KOCHT IK mijn eerste dichtbundeltje. Het moest Slauer hoff zijn. Die vierde druk van „Soleares” heb ik en lees ik nog. Iets later volgden de andere bundels, Marsman natuurlijk ook en na de oorlog alles van Gerrit Achterberg. Het is een gedateerde voorkeur, maar voor mijn gevoel volkomen gerechtvaardigd, al is ze dan ook voor een deel door zoiets verraderlijks als nostalgie bepaald. Ook de verhalen van Slauerhoff ben ik gaan lezen. Er is meestal meer nadruk op zijn dichterschap gelegd. Of dat terecht is valt moei lijk te beoordelen. Je kunt proza en poëzie niet vergelijken zonder in subjectieve voorkeuren verward te geraken. Maar mij boeiden de •yerhalen, voor zover ze bereikbaar waren, in hoge mate. Maar som mige vérhalen bleken moeilijk bereikbaar, verspreid in verschillende en. vaak oudere uitgaven. Nu ligt het bijna complete proza wel voor me, in twee dundrukbundels door een linnen hoes bijeengehouden. Nijgh en Van Ditmar in Den Haag heeft ze keurig verzorgd uitgegeven, echt iets voor de liefhebbers, ook als ze niet nostalgisch zijn en de verhalen nog niet of slechts gedeeltelijk ken nen. Want ze zijn niet uit de tijd, integendeel. Je leest ze nog altijd of ze gisteren zijn geschreven. Een verhaal als „Het verboden rijk”, dat ons bij de Portugezen in de zestiende eeuw in het Verre Oosten brengt, is een onvervangbaar juweel. Een ander „Het eind van het lied” is een verhaal met een mysterieus einde van een magische kracht als weinig teksten in onze taal. Het heeft geen zin ze alle te noemen, deze verhalen van de zwerf zieke scheepsarts die Slauerhoff was, eigenlijk steeds de dood zoekende en die ook vroeg vindend. De voorsmaak van die dood, maar ook de bittere bijsmaak van falende liefde, zijn in die verhalen over soms aan de schrij ver verwante romanfiguren vaak te rug te vinden. Ook is opgenomen in de eerste bundel Slauerhoffs toneelstuk „Jan Pieterszoon Coen” dat enige j aren ge leden het misnoegen van dé overheid wekte. Door de anti-kolonialistische instelling is het nog altijd actueel. Jammer genoeg ontbreekt in deze uitgave hetgeen aan reisverhalen van Slauerhoffs hand in diverse regionale kranten is verschenen. Een andere zwervende figuur 4 „Ik wil niet bekeken worden als een I.tS H. Ife' .Et. W;.’

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 16