KLOOSTERLING, JOURNALIST Li g|| rl s STUDENT, KOK, VODDENRAPER, HIPPIE, llll| door Hans Rombouts Volkskerk Geen kluizenaar Wasman Hippies Abbé Pierre Moskou 1 ZATERDAG 2 7 DECEMBER O ffl Hf S kJ k 1 fv.I Ss Bk’- i: van van Broeder Pachom orthodoxe monnik I in rooms Brabant bezielde met enkele waarin van van ik dit ging inzien, des te meer stel de ik mij open voor hun denkwij zen en uitingsvormen. Dat bracht mij tenslotte in conflict met de overheid in het klooster die mij dwong te kiezen: monnik óf hip pie. Juist die dwang vond ik on aanvaardbaar en dus ging ik uit het klooster met wanhoop in Hij heeft de niet over het hoofd te ziene lichaamsbouw van een ouderwetse roomskatholieke pastoor, d.w.z. hij bezit een zeer gevuld figuur, gehuld in een grijze pij. Hij woont ook midden in het Brabantse land, in een dorp dat de naam draagt van Sint Hubert (bij Mill, in het Land van Cuijk). Maar qua traditie past hij niet helemaal in dat roomse Brabant. Broeder Pachom is name lijk priester-monnik van de Grieks-Orthodoxe Kerk en dat be tekent dat men hem als een wonderlijke vogel beschouwt, die neergestreken is op grond die in de loop der eeuwen heel wat roomse wierook heeft opgezogen bij begrafenissen en sacra mentsprocessies. Toch is Broeder Pachom een echte Brabander. salem zijn deze twee groepen nu al vijftig jaar aan het procederen over de niet onaanzienlijke Russi sche kerkdlijke eigendommen al daar. jongelui bezielde overeenkomst vertoonde met datgene wat oor spronkelijk de monniken dreef, zij het dan in een buitenkerkelijke vorm. Het monnikenleven is ook geen kerkelijk monopolie; ook buiten de christelijke kerk komt men het op vele plaatsen en in vele gestalten tegen. Wel, hoe meer Terwijl broeder Pachom ons de ze uiteenzetting geeft over de or thodoxie, worden we profaan ge stoord door de wasman. Maar dat moet tenslotte ook gebeuren. Het is donker geworden, als broeder Pachom ons uitnodigt om de Ves pers, door onze komst toch al verlaat, mee te maken. We nemen plaats in de koorstoelen van de Kerk. Pachom moet nog even „de lampen doen”: de pitjes optrekken en olie bijvullen. Hij steekt de kaarsen aan. Er heerst een soort kerststemming. Je kunt nog zien dat de Kerkruimte vroeger een stal was. De houten gebinten van de boerderij dragen het hoogpun- tige dak. De witte wand hangt vol Ikonen, oude en nieuwe, geschil derde en reprodukties. De lichtjes spelen op de muur. Broeder Pa chom vult de Kerk met wierook. Hij reciteert de psalmen en zingt de litanieën en hymnen, hij leest uit de profetie van Daniël, staten vertaling. Gewoonlijk is er nie mand bij aanwezig, dan zingt hij alleen. Buiten donderen de straal jagers van Völkel vlakbij over. Jongens van Sint Hubert draaien met hun brommers als motorcrossers in de verte. De kat draaft ongedwongen heen en weer. „Ze is een godsdienstig type”, lacht Pachom later, „ze zit nergens lie ver dan in de Kerk.” y gische tradities. In die context ontdekte hij de Griekse, nu de Orthodoxe Kerk, en hij werd er onmiddellijk hevig door geboeid. „Ik bleef Intussen meelevend ka tholiek. Ik ben niet een van diege nen die hun geloof in de Kerk eerst hebben moeten verliezen om het later in de Orthodoxe Kerk terug te vinden. Daarom heb ik mijn overgang naar de Orthodoxe Kerk ook niet beleefd als een „bekering”. Per slot belijden beide Kerken hetzelfde geloof, op één woord na (het „Filioque”) en hun traditie liep duizend jaar paralel. Toch zijn de overblijvende ver schillen zodanig, dat hereniging van beide Kerken vooralsnog on mogelijk is. En op die paar pun ten, waar beide Kerken tegenover elkaar staan, voelde ik geleidelijk aan steeds meer, en tenslotte hon derd procent voor het orthodoxe standpunt. Toch was de overgang naar de Orthodoxie (een woord dat overigens in Nederland van daag de dag een ongunstige bete kenis heeft gekregen, geheel ver schillend van die waarin het door de Orthodoxen gebezigd wordt) voor de Brabantse katholiek die ik was erg moeilijk. Ik stelde de beslissing alsmaar uit en bleef wachten of er zich geen nieuwe gezichtspunten zouden voordoen". trappist, was een veelgelezen schrijver; zijn „Louteringsberg” was in die tijd een klassieker. Veel van die postulanten verdwe nen echter weer door de klooster poort. Zo gaf men ook Ruud van Neerven de raad om eerst maar in Nijmegen te gaan studeren. Maar welk vak? De theologische facul teit was in die dagen nog taboe voor roomse leken. Hij liet zich dus maar inschrijven voor „Kunstge schiedenis”, hetgeen hem aan de voeten bracht van prof. Frits van der Meer. Niet dat het veel werd, met die kunstgeschiedenis: behalve met feestvieren, zoals hij zegt, hield hij zich voornamelijk bezig met het op eigen gelegenheid gras duinen in de theologie. Hij bracht maanden door op zolder van „Stella Maris” met Migne’s kerk vaders, liep een enkel college bij Grossouw, Van der Pol en vooral bij Van der Meer. Zoals bij velen in die jaren ging zijn belangstelling uit naar de Ou de Kerk van de kerkvaders, de eerste monniken en de oude, litur- Nu is er in Den Haag een speci aal uitzendbureau voor dit soort mensen en via dat bureau kwam broeder Pachom terecht bij de Haagse Plantsoenen- en Reini gingsdienst. „Die „hippies” en ik verkeerden in dezelfde maatschap pelijke omstandigheden. En hoe beter ik hen leerde kennen, hoe meer bij mij de overtuiging post vatte dat zulks geen toeval was. Ik kreeg er oog voor, dat wat deze Na veel omzwervingen werd de heimwee naar zijn geboorteland hem telkens weer te machtig. De nu 40-jarige man die leefde als losbollig student, voddenraper, kok, katholiek kloosterling in Frankrijk, als journalist in het Brabantse, als orthodox monnik in Den Haag, als hippie en toen weer als monnik in de woestijn van Judea, kocht tenslotte uit zijn vaderlijk erfdeel een boerderijtje, richtte het in als klooster en viert nu elke dag het goddelijk Officie in het fraaie kerkje (vroeger de deel van de boerderij), verdient zijn kost aan het Elzendaalcollege in Boxmeer met part time administratief werk en leeft verder als een soort gemoede lijke kluizenaar. jK F?! Broeder Pachom: „We voelen ons eigenlijk niet zo gelukkig in de situatie van diasporakerk. De Orthodoxe kerk is principieel een echte volkskerk, maar hier in Ne derland worden we gewoonlijk ge zien als een rariteit, een extrava gante sekte. Maar het is juist het volk, de „menigte der gelovigen” die de Orthodoxe Kerk draagt en in stand houdt. Het is bijvoorbeeld voor ons geheel ondenkbaar dat een bisschop of zelfs een patriarch of synode zou ingrijpen in de traditie en wijzigingen in de dien sten zou voorschrijven. Niemand heeft gezag over de traditie, nie mand kan over de traditie oorde len, integendeel de traditie, het door de heilige Geest bezielde, God-menselijke leven van de Kerk, het Lichaam van Christus, is zelf norm. Dat wil weer niet zeggen dat de tradititie verstard of onbeweeglijk zou zijn, zij lééft. Maar de ontwikkelingen, nieuwe teksten bijvoorbeeld, komen van onderop, worden toegelaten en door de tijd, dat wil zeggen door de eeuwen, geschift en getoetst. Alleen wat blijft is deugdelijk en gaat dan op den duur mede deel uitmaken van de traditie. Overi gens, als wij spreken over de tra ditie bedoelen we de liturgische traditie, het levende, daig in dag uit, jaar in jaar uit, eeuw in eeuw uit, continu doorgaande, liturgi sche, sacramentele gebeuren. Dat is voor ons de Kerk, de plaats van de Godsverschijning, van de on middellijke ontmoeting van de ge lovige mens met de Drieëne God, Die hem in de bediening van Woord en Sacrament tegemoet treedt. Daarom zijn de orthodoxen met zorg vervuld over de ontwik kelingen in de rooms-katholieke Kerk. Waar de continuïteit van de liturgische traditie (en dat is we zenlijk een vormen-traditie) wordt verbroken, wordt naar ons gevoel eigenlijk de Kerk zelf geliqui deerd. Wat dan nog overblijft is een pure organisatie, een genoot schap, een lijk.” Inmiddels had Van Neerven, na vijf jaar Nijmegen, nogmaals op de trappisten-kloosterpoort ge klopt. Weer werd hij niet direct binnengelaten. Er werd hem ge zegd: ga eerst maar eens een jaar werken bij de voddenrapers van Abbé Pierre, in Parijs. Als je dat uithoudt, mag je hier komen. Dus vertrok Ruud naar de sloppenwij ken van Parijs en woonde er tus sen de clochards. Ruim een jaar bivakkeerde hij in logementen, werkte als voddenraper, kok, ver koper in het winkeltje waar de nog enigszins bruikbare rommel werd verkocht tegen een sociaal prijsje. Het was een leerzaam jaar voor hem; zijn brave, rooms-bur- gerlijke maatschappijvisie kreeg er een dodelijke knauw. Na dat jaar trad hij dan ook niet bij de Tilburgse trappisten in, maar in een nieuw gesticht kloos tertje in Zuid-Frankrijk, waar men leefde naar de Regel van Sint Benedictus en tegelijk in de trant van de Petits Frères van Charles de Foucault „Maar ik kon het er niet bolwerken: die voortdurend typisch Franse hooggestemdheid, ■op het randje van geëxalteerdheid naar mijn gevoel, het voortdurend gepraat over „générosité de coeur” en „élan spirituel” en „amour to tal” en zulke verhevenheden maakten me depressief, ik kreeg heimwee naar de Brabantse aard appelen met spek en moest naar huis’’. In arren moede werd hij toen maar weer student, ditmaal aan de Sociale Academie in Eind hoven; na twee jaar stortte hij zich in de journalistiek en maakte drie jaar deel uit van de redactie van het Brabants Dagblad. „Ik zat op de provincieredactie; als enige onder mijn collega’s was ik dol op het verslaan van gemeenteraden: die heerlijke mengeling van re- gentenspel en privébelangen, van toewijding en bijna-corruptie fas cineerde me”. Hij vond geen rust. Het monni kenleven bleef hem trekken. Hij had nu ook de beslissing genomen om orthodox te worden. „Toen Paus Johannes Rome op stelten zette was dat voor mij een reden voor uitstel. Ik dacht: hé, een Paus die zich gedraagt als een Bisschop. Als dat weer kan, zullen we maar eens afwachten wat daar nog van komt. Maar toen tijdens het Vaticaans Concilie de met -zo veel tamtam geproclameerde „collegialiteit” tot een doodgeboren kind was verklaard, zag ik wel in dat alle hoop ijdel was op een ontwikkeling in de Katholieke Kerk die nog tijdens mijn leven zou leiden tot hereniging met de Orthodoxie. Van toen af kon ik mij niet meer met goed fatsoen „rooms-katholiek” noemen”. Van Neerven ging dus op zoek naar een orthodoxe kerk en vond die in Den Haag. Eind 1964 werd hij er in de Orthodoxe Kerk opge nomen. In 1967 werd hij er mon nik. De religieuzen van het kloos ter, waar Ruud van Neerven broe der Pachom werd, voorzien in hun onderhoud door part-time werk buitenshuis. Maar zoals alle ortho doxe monniken, had Pachom na een jaar een lange baard en haar dos. Toen hij zo op zoek ging naar werk bleek hij tot zijn eigen ver bazing te horen tot het „langharig werkschuw tuig”. En die ikonen, die zo’n belangrij ke rol in de eredienst van de orthodoxe Kerk spelen? Broeder Pachom: „In het geheel van de sacramentele praktijk van de Kerk zijn de ikonen het visuele aspect. In dit verband is het op merkelijk dat, hoewel de Ortho doxe Kerk theologisch geen enkel bezwaar heeft tegen de katholieke gebruiken rond de „aanbidding van het Allerheiligste”, zij hier toch zelf in haar eigen praktijk niet aan wil. Er is in onze Kerk geen behoefte aan. „Mijn vlees is waarlijk spijs” zegt Jezus en spijs brood, is er niet om naar te kij ken, maar om te eten. Maar de Ikonen zijn wel om naar te kij ken, en volgens die leer van de heilige Johannes Damascenus, die ook door de Katholieke Kerk wordt aanvaard, is de gerecht vaardigdheid van de Ikonen een gevolg van de Menswording: de Onzienlijke heeft het zichtbare aangenomen en is daarin Zelf zichtbaar geworden en dus af- beeldbaar. Om het wat eenvoudig uit te leggen: als je voor een Ikoon staat kun je vragen: wat zie ik nu? En dan is het antwoord (bij een Christus-ikoon)Jesus Christus, het vleesgeworden Woord. En dan valt de gelovige op zijn knieën, kust de Ikoon, brandt er kaarsen en wierook voor. Niet voor die plank natuurlijk, maar voor Hem die ik hier met mijn ogen ontmoet.” Toen het Profeet Elias Klooster gesticht werd, stond het onder de jurisdictie van het patriarchaat Moskou. De priester van de ortho doxe parochie in Maastricht werd aangewezen om er de H. Liturgie te celebreren en toezicht te hou den; het klooster viel dus onder die parochie. Vorig jaar (’74) ging de Maastrichtse parochie over naar de jurisdictie van het Oecu menisch Patriarchaat van Con- stantinopel, om efficiënter te kunnen werken en samen te wer ken met de geestelijken in Aken, Luik en Brussel. Ten opzicht van Den Haag, waar de bisschop van het Moskouse Patriarchaat resi deert, voelde men zich wat geïso leerd. Ook het Sint Hubertse klooster ging mee, en dat bracht met zich, dat broeder Pachom door de exarch van de Oecumeni sche Patriarch in Parijs, Aartsbis schop George tot monnik en pries ter werd gewijd, zodat de geregel de viering van dte H. Liturgie ver zekerd was. De organisatie van de Ortho doxe Kerk is een ingewikkelde zaak, gevolg van het ontbreken van een overkoepelend, centraal gezag. Alle orthodoxen in het wes ten horen onder een van de vijf tien zelfstandige Orthodoxe Ker ken van Oost-Europa. Zo zijn er bijvoorbeeld twee Russische Or thodoxe Kerken die elkaar over heed de wereld min of meer be concurreren: het patriarchaat mijn hart, dat wel”. Hij werd een Moskou, en de zgn. Buitenlandsy- hippie. node, gevormd door Russische Daarop volgden enkele jaren emigranten die, veelal gevlucht commune-leven waarin Pachom voor het communistisch regime, (want die naam bleef hij houden; niets meer te maken willen heb- zó kende men hem nu eenmaal in ben met de Patriarch van Moskou Den Haag) als een hippe vogel, die zich in hun ogen door zijn gehuld in een oranje tabberd zich samenwerking met het regime blootsvoets door Den Haag be- heeft gecompromitteerd. In Jeru- worden? Uiteindelijk is het gelukt, maar ik heb ruim een jaar steun moeten trekken”. „Nu ik die baan heb, blijft ei hier wel veel werk liggen. Ik was begonnen met het uitgeven een tijdschriftje „De Raad Elias”; ik was bezig met het ver talen van liturgische teksten uit het Grieks, en van dat alles komt nu niets meer. Vooral dat vertaal werk is erg belangrijk. Het is in de Orthodoxe Kerk altijd gebruik geweest dat de Diensten gevierd worden in de volkstaal. De kerste ning van een volk bestond eigen lijk uit niets anders dan uit de vertaling van de Bijbel en de Liturgische Boeken in de taal van dat volk. In Nederland zijn de orthodoxen nu overal op hun ei gen houtje bezig met het vertaal werk. Dat zou hoognodig eens ge coördineerd moeten worden. Maar die baan kan ik niet missen, van wege de financiën. Ik kan maar krap rondkomen gelukkig krijg ik nu en dan nog wel eens iets toegestopt. Ik moet alle lasten voor de Kerk en het huis alleen opbrengen. Om eens een paar postjes te noemen: de olie voor de lampen in de kerk kost ruim dui zend gulden per jaar, dat is meer dan een maand salaris. Kaarsen en. wierook: 1500 gulden per jaar. Aardgasverwarming300 gulden per twee maanden en ga zo maar door”. In de drie jaar dat Pachom nu in zijn kloosterboerderij woont is hij ‘afgezien van de lapjeskat Bobbeltje tot zijn verdriet nog steeds alleen, in afwachting van medebroeders, want: „Dit huis is niet geschikt voor kluizenarij, daar is het veel te groot en te kostbaar voor, trouwens ikzelf ben ook bepaald nog niet aan het klui zenaarschap toe” in de laatste drie jaar dus, is er wel een kleine kern van vaste bezoekers gegroeid- een paar Griekse gezinnen en een stuk of tien orthodoxe Nederlan ders. De eerste huwelijken zijn er ingezegend en de eerste doopsels toegediend. Op zondag zijn er ook altijd wel enkele niet-orthodoxe gelovigen in de H. Liturgie, die om elf uur begint. Na de dienst gaan de kerkgangers dan samen ontbij ten, sfeervol en gezellig. De huis kamer is dan vaak te klein. Hoe word je nu orthodox mon nik in een land waar, afgezien van de ongeveer 10.000 orthodoxe gast arbeiders, slechts een goeie 1000 orthodoxen wonen? Broeder Pa chom zet voorop dat hij altijd al monnik heeft willen worden. Het orthodox worden daarentegen is pas later een rol gaan spelen. Zijn opvoeding in een degelijk rooms gezin en opleiding aan een katho liek gymnasium en aan de katho lieke universiteit stonden uiteraard in het teken van Rome. Vandaar ook dat hij na zijn gymnasium aanklopte bij de trappisten van Tilburg. Of hij kon intreden? De trappisten waren toen al gewoon om al te jonge kandidaten aan te raden om eerst maar eens wat meer van de wereld te gaan zien. Vlak na de oorlog was er immers een hausse geweest van jongelui die na al het oorlogsgeweld de stilte van het klooster zochten. Thomas Merton, de Amerikaanse was zijn De stichting van het Profeet Eliös Klooster wekte aanvankelijk in Sint Hubert (900 zielen) wel enige bevreemding. Aan het huis veranderde niet veel, tenminste aan de buitenkant, er kwamen alleen een paar gevelstenen in die de nieuwe bestemming aanduidden (vroeger had er notabene een fa- tnilie VeldPAUS gewoond). Maar een pater die niet katholiek was. En dan alleen wonend, met een grote kapucijnenbaard in een pij van onbekende snit en met een vreemd fluwelen mutsje op de kale schedel. Bovendien stond hij onder de Russische Kerk van Moskou.Het was allemaal wel een beetje gek. Maar alles wordt op den duur gewoon: Sint Hubert en broeder Pachom (broeder Pak- bom, gniffelen ze wel eens) zijn inmiddels wel aan elkaar gewend. Om dat te bereiken heeft broeder Pachom zich ook zo open en gast vrij mogelijk opgesteld. „Als ik thuis ben staat de deur altijd open; ik heb geen vitrage zodat alle voorbijgangers naar binnen kunnen kijken en er geen sfeer van geheimzinnigheid kan ont staan”. Het contact met de pastoor van het dorp is correct en vrien delijk. „Bij mijn priesterwijding ontving ik van hem een geluk wens en bij zijn priesterfeest ben ik hem gaan feliciteren. Toch is de pastoor nooit hier geweest, hoewel ik hem herhaaldelijk heb uitgeno digd. Maar ik kan die houding wel respecteren. Misschien wil hij zijn mensen niet in verwarring bren gen door hier binnen te stappen: dan zouden ze kunnen gaan den ken dat het allemaal hetzelfde is.Er is wel veel contact met andere geestelijken en religieuzen uit de omgeving. Ook komen er vaak groepen voor een gesprek of om een dienst bij te wonen. Vrij dag voor Kerstmis had broeder Pachom nog de hele Millse huis houdschool in de vespers. „In zul ke gevallen vertel ik wel eerst iets over de orthodoxie, over de dienst, de inrichting van de Kerk en over de betekenis van de ikonen”. woog. „Achteraf zou ik ook die periode niet gemist willen hebben. Maar het bevredigde me toch niet, ik kwam er niet echt verder mee, ik miste de weergaloze efficiency van de Traditie”. Toen dus eind 1970 zijn ouders stierven en hem een kapitaaltje nalieten, ging hij overleggen met Bisschop Dionyssios van Rotter dam, die hem een goed jaar later als monnik aannam en het mon nikskleed teruggaf. Bisschop Dio nyssios stuurde hem een half jaar op retraite naar het klooster van de Heilige Sabbas, tussen Jerusa lem en de Dode Zee. Na zijn terugkeer stak broeder Pachom zijn erfdeel in de aankoop en verbouwing van een boerderij tot klooster. Een makelaar bracht hem naar Sint Hubert. Met Kerst mis 1972 werd in het Profeet Elias Klooster voor het eerst de Heilige Liturgie gecelebreerd. En daar leeft broeder Pachom nu al drie jaar zijn monnikenleven. Om vier uur staat hij op en viert in de Kerk achtereenvolgens het Nachtgebed, de Metten en de Uren. Goed zeven uur is hij daar mee klaar, dan ontbijt hij en stapt om acht uur in de bus naar Box meer waar hij werkt tot half drie. Om drie uur is hij thuis, rust wat en zingt om viei' uur de Noon en de Vespers. Daarna kookt hij zijn potje, verorbert het, doet de afwas en heeft dan nog een uurtje tijd om wat te lezen, een brief te schrijven of voor een huiselijk karweitje. Om acht uur roept de Kerk hem weer voor de Comple ten en om negen uur is het bed tijd. „Dat baantje in Boxmeer heb ik pas sinds mei. In het eerste jaar heb ik mij nog kunnen red den, met het laatste restje van de erfenis. In die tijd heb ik mij al laten inschrijven op hel arbeids bureau, voor part-time werk, met als eis dat ik in habijt zou mogen werken. Daaraan hield ik vast: monniken mogen toch ook gezien jilamr- „utgnmua.' _sr^„ <Mg| -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 21