h i On. Uit TV-serie Klaver weide komen zinnige dingen voort L door Peter Huysman Luxe Klaverweide Zorgvuldig Verrast 1 ZATERDAG 2 7 DECEMBER 1975 Z Al door Line „Acteren mag nooit leiden tot verdacht veel op iemand lijken. Een toneelstuk moet niet zozeer over iets gaan, maar om iets. Ik wil graag dat uit mijn acteren blijkt dat ik kan luisteren naar andere mensen, zodat ik antwoord kan geven in bepaalde situaties. Het is een kwestie van kiezen, selecteren. Je moet veel meer dingen weglaten, dan doen. Je moet solidair zijn met je medemens, grote interesse hebben voor gebeurtenissen om je heen. Pas dan kun je wat betekenen voor de anderen, ook op het toneel. Populariteit zegt mij niets. Dat leidt slechts tot animaliteit en onherroepelijk verder tot anonimiteit”. Leo Beyers (42 jaar) vindt dat juist bij acteren altijd het gevaar aanwezig is dat je geïsoleerd raakt en alleen maar met jezelf (élitair) bezig bent. Daar moet je verschrikkelijk voor oppassen. „Naar Mozart zitten luisteren, in het besef dat de anderen er geen bal van begrijpen, dat is alleen i jezelf een plezier doen. Daar heeft niemand iets aan. Het blokkeert alleen maar de mogelijkheid om met die anderen te communiceren. Dat is dus zonde van je tijd”. gBBg 'ins t A Hij zegt: „Ik ben er eigenlijk nu pas mee bezig om eens een vakantie te nemen. Ik kwam er niet aan toe. Nu schijn ik pas op een leeftijd gekomen te zijn, dat ik iets beter voor me zelf kan zorgen, iets zorgvuldiger m’n leven weet in te richten. Want als je geen ambtenaar bent, geen vaste'baan hebt zoals ik, dan moet je die dingen zoals vakantie zelf organiseren. Je springt op „Die solidariteit, het leggen van goede relaties met anderen, dat maakt mij gelukkig. Maar solidariteit is geen statisch begrip, Integendeel. Het is zo dynamisch dat je je verantwoordelijkheid dagelijks aan de actualiteit om je heen moet aanpassen. Het vergt van je dat je je informeert, niet ver verzet t tijds no. „Haas het Ned Leo Beyers gelukkig met het leggen van goede relaties Amstei courage midden Dat past het don Nederlar ren rend deren z was zo daad eei onze vol lend tur „De ze herleeft” Hogendo heids'pro Maar di moeilijk wie zich veerd ki voor de drempeil Eeuwen 1 vloot vi wereldzc haald. C na Napo Een v ia het bezetter: Willem grote re hem kaï ke dag rijn vlu; Kanalen lauwe ri zijn ini adres vt van Ko< inhoud Amsterd het lot dat opk gaat; m fijn gev gekomen dat ik wat minder wild te keer’ hoef te gaan, dat ik toch niet zó dom ben als in aanvankelijk wel dacht”. Nu, bijna 20 jaar later, in een Amsterdams café, met de grote Het gevaar alleen met toneelspelen bezig te zijn, heeft de in het Belgische Deurne geboren acteur de laatste tien jaar aan den lijve ondervonden. Proloog, Theater, het Amsterdams Toneel, de Nieuwe Komedie (waarvan hij directeur was), free lance-rodlen, 15 maanden aannemer Kuipers in „Klaverweide”, de recidivist in „Waaldrecht”, de homofiele leraar in „Later zal je me dankbaar zijn” (zelfde serie), De Kruik in Merijntje Gijzen, een rol in „Boerin in Frankrijk” en de dirigent Cuperus in „De koperen tuin”. Sinds hij tien jaar geleden uit het Vlaamse land naar Eindhoven kwam, heeft hij- met onderbreking van enkele jaren ziekte - keihard gewerkt. Zo hard, dat hij die hele periode niet aan vakantie is toegekomen. Op dit moment speelt hij in het toneelstuk „Thuis” van Hugo Claus. Een stuk, zegt hij, dat zijn leven blijvend heeft beïnvloed. Voorstellingen waren er al in Kortrijk, Gent, Antwerpen en Utrecht. Het zal vérder nog te zien zijn in Den Bosch, Groningen, Assen, Sittard, Venlo, Bergen op Zoom en Amsterdam. Omdat hij liever vanuit een centraal punt in het land „opereert”, woont hij in plaats van in Den Haag op het ogenblik in een flatje in de hoofdstad. Niet daar, maar in een café op de hoek van de Prinsengracht en de Leidsestraat spreken we met hem. Een wat bleke, soms onzekere man die afwisselend moeilijk en dan weer met Vlaamse radheid zijn gedachten formuleert, af en toe in bulderend getlach uitbarst, heel zacht praat, alleen maar frisdranken bestelt, enerzijds vreest dat hij door sommigen als „pochert” beoordeeld wordt, anderzijds zeer fel te kennen geeft wat hij van de (toneel)wereld vindt. Over de „anderen”, zijn naasten, geeft hij geen oordeel. „Als je wat over ze wil weten, moet je ze het zelf maar vragen”, zegt hij zonder enige bitsheid, als een vanzelfsprekendheid. dat je de gebeurtenissen interpreteert. Dit tijdsbewustzijn^ dat is mijn kompas”. Dat solidair zijn .met de minderen, met diegenen die mander geluk hebben gehad, kan hij beter „kwijt” in een tv- serie als „Klaverwèide” dan in Vestdijks „De koperen tuin”,' waarin Cuperus Carmen staat te dirigeren. „Ik ben er heilig van overtuigd dat de betrokkenheid van het publiek met aannemer Kuipers veel en veel groter is”. zou ik met kunnen zeggen. Alleen, het cultureel gevoel is niet ontwikkeld. Nederlanders hebben altijd gevochten tegen de zee, ze zijn er aan gewend om alles heel ordelijk te organiseren. Kijk naar Mondriaan. En kijk naar het feit dat zo’n klein land 5 multi-nationals binnen zijn grenzen heeft. Dit betekent toch dat Hollanders geen zaagsel in het hoofd hebben. Maar ik geef toe: waar zijn die vijf dramaturgen? De consumptie-nei'ging is hier beter ontwikkeld dan de creativiteit. De verhoudng zou iets moeten worden verlegd. Maar ik voel me hier wel heel erg thuis en op mijn gemak”. Toen weer ee een opl zoeken de woo knorrig lange v hij ha aan ver Noord-I potlood, rechte tussen t streep Noordze recht, c smalst nieurs een kar mulle c wen in zee?” Pas z van de In dat de vooi het kt Noordh sterdam het bes maar h de Cr; volgens kundig; 1824 vo vankeli immers Pampu: groter drukke: er 4000 nensch; zen Aa nog vo zeekast konden nog w, gezegd varinge er nodi zee te moestei paarde: den”, een gegeven moment iets sensibeler met, je tijd om. Je realiseert je dat het geen; zin heeft om alle boeken te willen lezen die uitkomen. Ik heb altijd een soort neurose gehad, waardoor het toneelwerk, het op de hoogte blijven van de gebeurtenissen om je heen, als een rode lap op een stier op mij afvloog. Maar ik ben nu eindelijk tot de conclusie Van half maart tot half oktober 1976 worden zeven nieuwe „Klaverweide”- afleveringen door de VARA-tv opgenomen. „Nee ik ben niet bang dat ik mij te veel op die Klaverweideserie vastprri. Ik heb. er inderdaad wel eens aan gedacht. Maar ik speel toch ook in „Thuis” van Claus én ik krijg een rol in een film van Paul Verhoeven naar het boek „Soldaat van-Oranje” van Hazelhoff-Roelfzerpa. Ik vind dat er uit Klaverweide zinnige dingen zijn gekomen. Vooral dé wisselwerking tussen de binnenwereld (het privé-leven van Kuipers) en de buitenwereld (het leven van Kuipers'als wethouder en loco-burgemeester) is goed uit de verf gekomen. Het kan misschien nóg beter. Dat gaan we proberen met de volgende afleveringen. Er is. sprake van een enorm hechte samenwerking tussen Herman Fortuin, Kees Hollierhoek, Eimert Kruidhof en Niek v.d. Boezem. Vooral voor Fortuin heb ik grote bewondering. Hij heeft toch maar Nederlands drama uit de grond gestampt”. Leo Beyers’ overgang naar Nederland is geleidelijk gegaan. „Ik heb een bijzondere waardering voor dit volk. Ja, ze zijn wel anders dan Vlamingen. Nederlanders, een a-cultureel volk? Dat Leo Beyers in actie als Gerard Kuipers, wethouder in Klaverweide. doorbraak als „de recidivist" in één van de Waaldrecht-afleveringen al weer een flinke tijd achter de rug, barst hij uit in een dreunende lachsalvo. „Ik snap het allemaal niet! Ik moet toch blij zijn met dit leven, ik ben erdoor verrast. Ja, ik heb geluk gehad. En je vraagt je af: waarom heeft een ander dat ook niet?” Gelukkig dat hij geslaagd is als toneelspeler, dat hij het zoals dat heet gemaakt heeft, dat hij na jarenlang keihard werken d.e beroemdheid is waar men op straat naar omkijkt, dat soort „gelukkig” bedoelt Leo Beyers overigens niet. „Ik geloof hipt dat je de waarde van een méns aan zijn prestaties kunt afmeten. Nee, ikzelf probeer er op te letten dat ik de grootst mogelijke solidariteit met de anderen - noem het de levenden, dé minderen - aan de dag leg. Prestatie is niet te meten, vind ik, wél solidariteit. Ik vind dat een zinnige vervanging van naastenliefde. De hemel, daar ben ik nooit geweest, dat interesseert me ook geen flikker. Je ontworstelen aan je katholieke opvoeding, dat is niet niks. Dat was een soort gehoorzaamheid, die dicht bij doofheid ligt. Wél religie en geen politiek bewustzijn, is onzinnig. Dat is deel-ontwikkeling, vergelijkbaar met het denken te vinden van erotiek in een sêxboetïek. Veel te klagen heeft Beyers niet. „Het werk dat ik doe - ik ga volgend jaar ook enkele stukken regisseren - is voor mij een luxe. Of ik AOW krijg als ik 65 ben, weet ik niet. Ik ben nog altijd Belg. Maar daar sta ik niet bij stil. Populariteit is verdacht, heb ik gezegd:. Maar, vraag je je misschien af, waarom wel een interview in de krant? Dat zal ’ie dan toch wel prachtig vinden. Maar dat is niet waar, dat interesseert me niet zo veel. Dat praten met jou en je collega’s daarentegen, dat interesseert me wel. Dat beschouw ik óók als een luxe. Het is voor mij een soort van therapie om alles voor mezelf nog eens op een rijtje te zetten. Om uiteen te zetten hoe ik erover denk, jezelf terug te vinden”. „Ik mis dat wél in perskritieken. Goed of slecht, daar lig ik niet van wakker. Of ik op de klokkeluider van de Notre Dame lijk, dat vind ik ook niet belangrijk. Maar wat ik wél betreur, is dat zoveel recensenten ervan uitgaan dat wij acteurs niet nadenken. Kijk, dat falen of lukken van een toneelstuk, dat is het niet, men moet proberen naar de oorzaak terug te gaan. Dan wil ik best bij m’n lurven worden gepakt. Als ik er maar wat aan heb. Er moet met een mes doorheen gesneden worden. Niet om te pijnigen, om te hélen. Waarom lukt het ene stuk wel, en het andere niet. Dat heeft niets te maken met de uiterlijke verschijningsvorm van een of andere acteur. Dat heeft volgens mij met veel belangrijker dingen als bet niei kunnen doorbreken van middelmatigheidsgrenzen van doen. Schaamte, gêne, ijdelheid. Door die grenzen moeten we heen. Onder die grenzen worden wij mensen klein. Het leven begint pas daar waar die grenzen van beperktheid en kleinheid wegvallen. Daar zal ik altijd naar streven. Om die vrijheid gaat het tenslotte”. dingen bezig dan het uitdragen van vlees naar de klanten”. Leo Beyers, die bijzonder in filosofie geïnteresseerd is, maakt vervolgens met de grootste nadruk duidelijk dat hij achteraf in het geheel niet op deze periode neerkijkt. „M’n belangstelling ging nu eenmaal uit naar andere dingen, maar ik heb toch veel leerzaams opgedaan. Ik leerde in de meest letterlijke zin met de materie omgaan, hoewel ik dat in die jaren natuurlijk niet besefte. Het viel me bijvoorbeeld op hoe slecht de mensen - jazeker, ook in België - zich konden uiten. Als smid, want dat ben ik ook nog even geweest, leerde ik op ijzer te slaan, zoals het ijzer dat wil. Dat heeft mede mijn huidige opvatting over het toneel bepaald. Dat we moeten luisteren naar het anders-zijn van de ander en hem geen etiket moeten willen opplakken. Daarom ben ik ook bij de Nieuwé Komedie weggegaan: daar waren andere behoeften dan ik kon invullen. Daar werd naar mijn mening bovendien te veel gepraat, daar was te weinig produktiviteit. En daar was het dogmatische, het etiketten opplakken, te groot”. Leo Beyers is in die slagersperiode ook niet in zelfmedelijden verzonken. „Oh nee, dan was-4k--verlamd geweest,- dan had ik die stap naar het toneel nooit kunnen zetten”. In 1956 zette hij die stap: hij meldde zich aan bij de toneelschool. Hij kreeg een studiebeurs. Met het uitbenen was het definitief gedaan. „Het komt wel eens voor”, zegt hij, „dat mensen te dom zijn om te studeren”. Hij glimlacht. „Ik zat op een kostschool in Aalst. Het gymnasium zat i er voor mij niet in. Maar op die school hield ik het niet uit. Ik wilde een vak leren. Ze hadden een slager nodig. Dat heb ik tot mijn 23e gedaan; het was een noodzaak, want ik moest geld verdienen. Ik was ’n beetje vreemde slager, want in, m’n vrije tijd ging ik met kunstenaars I om en als m’n vrienden in ’t dierenpark: dieren gingen tekenen, zat ik ergens op een bank gedichten le lezen”. „Ik had, vond ik, een hele grote achterstand in te halen. Ik had veel dingen niet gelezen, ik moest leren ordenen. Ik heb vrienden gevraagd welke tien boeken ik moest lezen om bepaalde zaken die me dwars zaten te weten te komen. Het was geen rottijd, die slagersperiode. Maar uitbenen van koeien en varkens is ook niet alles. Ik kan me herinneren dat ik als slagersjongen een bakstenen trap stond te schrobben. En dat ik plotseling moest janken. Hoe kom ik hier uit, vroeg ik me af. Want ik was met heel andere A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 22