Nobele aanbiedingen om plaats van
gegijzelde in te nemen waardeloos
JU
I
I
■Si
■i
i
A
1
I
Dr. Mulder op weg om de vaste gijzelingspsychiater te worden
ii
door Peter Huysman
Eerlijk
Lijfsbehoud
Gedragslijnen
9
V 1
Bloedbad
i’
Piekmomenten
S'
B
gflw
„Hoe moeilijk een bepaalde situatie ook is, ik vind
het extreem belangrijk dat je in je contact met de
bezetters, de gijzelaars, de terroristen strikt eerlijk
blijft. De mensen aan de andere kant van de lijn
gijzelaars en gegijzelden zitten in een ellendig
parket. De mensen aan deze kant het beleidsteam
trouwens ook. Daarom moet de ene groep niet tegen
de andere zeggen: wij hebben jullie te pakken, wij
hebben jullie in onze macht. Nee, één van de eerste
dingen die je moet doen, is duidelijk maken dat „wij
elkaar te pakken hebben". We zitten in hetzelfde
schuitje. En daar moeten we samen zien uit te komen”.
Dit zegt dr. Dick Mulder (51 jaar) uit
Renswoude-Scherpenzeel, districtspsychiater van het
gevangeniswezen voor het arrondissement Den Haag,
waarnemend hoofd van de sectie geestelijke
gezondheidszorg van de militair geneeskundige
dienst, medewerker van de Jellinek-kliniek voor
drugs- en alcoholproblemen, adviseur van de minister
van volksgezondheid, docent aan verscheidene
politiescholen, van de Koninklijke Militaire Academie
en voorts werkzaam in tal van, wat hij noemt,
„rand’ -functies. Ooit was hij zelfs psychiatrisch
adviseur van een voetbalvereniging.
Dr. Mulder is nu ook hard op weg om zich de functie
van, wat zou kunnen heten „vaste
gijzelingspsychiater” te verwerven. Hij speelde een
belangrijke rol bij de ontknoping van het
Scheveningse (strafgevangenis) en het Haagse
(Franse ambassade) gijzelingsdrama. Maar vooral zijn
aandeel in de oplossing van de Zuidmolukse bezetting
van het Indonesische consulaat te Amsterdam wordt
van grote betekenis geacht. Met name justitie-minister
van Agt en procureur-generaal mr. Hartsuiker zouden
dr. Mulder ondubbelzinnig duidelijk hebben gemaakt
dat hij in het hoofdstedelijke beleidsteam de
belangrijkste man is geweest, zonder wiens
aanwezigheid en dagelijkse telefonisch contacten met
de zeven Zuidmolukkers het beleidsteam het
eenvoudig niet kon stellen.
Mulder zelf gaat daar liever niet dieper op in. Voor
hem geldt slechts dat hij primair lid van het team was
en „dan pas psychiater”, die de telefonische
gesprekken met de bezetters voerde.
Hij zegt: „In zo’n team zit de
burgemeester, de commissaris van de
koningin, de hoofdcommissaris van
politie, de procureur-generaal en een
psychiater. Allemaal functionarissen dus.
Maar zo’n team werkt pas als iedereen er
als persoon in zit, ik heb het altijd als mijn
belangrijkste taak gezien de verschillende
denkwijzen van deze mensen bij elkaar te
brengen. Ik probeer over alles te
adviseren: over wel of niet bemiddelen,
over wel of geen strenge aanpak, over het
wel of niet afsluiten van de stroom. Door
mijn militaire achtergrond kan ik ook alle
eventuele aanvalsplannen doorkijken. Ik
probeer ze door te lichten op de zwakke
punten. Op genuanceerde wijze loods ik
het team daarheen waar men elkaar
verstaat. Daarom wil ik ook alle
recherche-rapporten zien: dat geeft een
enorm brok achtergrondinformatie. Je
komt zo te weten om welke groep mensen
het gaat, in welke leeftijd, of ze crimineel
zijn, idealistisch, hoe de verbanden liggen,
met wie ze telefoneren, waar ze wonen, of
ze uit dezelfde stad komen, welke
opleiding ze hebben. En mede op grond
daarvan kunnen we dan de tactiek
bepalen”.
Psychiater Mulder vindt die
teamgedachte ongelooflijk belangrijk. „De
uitkomst, de eventuele mogelijkheid op
succes, is altijd evenredig met de
onderlinge communicatie en
verstandhouding in het team. In
Amsterdam gold dat in het bijzonder,
omdat er zo langdurig onder
hoogspanning werd gewerkt. Het ging er
om ons hoofd zo lang mogelijk
gedrags-technisch koel te houden. Vooral
geen paniek. Steeds maar relativeren. Niet
automatiseren. Alsjeblieft niet de toer van:
als dit om acht uur nog niet is gebeurd,
dan..Voortdurend de toekomstige
gebeurtenissen schatten, evalueren".
„Maar ook informeren, hoe het moreel
van de militairen, de politiemensen is. In
een na-gesprek met officieren van de
rijkspolitie merkte ik destijds dat bij de
Scheveningse gijzelingsaffaire de politie te
weinig schoon ondergoed had gekregen.
Voor het moreel van die mensen een
geweldig belangrijke zaak. Het lijkt zo
onbenullig. Den Uyl'heeft dit soort zaken
ook te sterk gebagatéllisseerd, maar het is
erg belangrijk. Een scherpschutter moet
op een gegeven moment raak schieten.
Zogenaamde kleinigheden als kleding of
ondergoed kunnen daarop van invloed
zijn”.
Van Agt, voor Van der Stoel, maar ook
voor secretaris-generaal Mulder van het
departement van justitie heb ik een enorm
respect. Dat zijn kiene, zeer goed het
verstand bij elkaar houdende mensen. De
geruchten als zou Van Agt op het laatst
aan het eind van zijn Latijn zijn geweest,
berusten op onwaarheid. Andere mensen
op het crisiscentrum waren dat eerder".
Een belangrijk facet van het contact met
„Den Haag” is ook dat daar veel beter
beoordeeld kan worden of bepaalde
beslissingen of plannen diplomatiek
„haalbaar” zijn. Dr. Mulder, die voor de
Scheveningse gijzelingszaak het uur
aangaf waarop gewapend werd
ingegrepen, zegt het als zijn taak te
beschouwen hoog oplopende spanningen
in het team als gevolg van de vraag of er al
dan niet militaire actie moet worden
ondernomen, af te doen nemen.
„En dan komt ook de vraag aan de orde:
is Indonesië bereid om er zoveel
landgenoten aan op te offeren. Die vraag
kan men zich alleen stellen in het Haagse
crisiscentrum. Men had daar kunnen
besluiten tot actie als om maar wat te
noemen bij voprtduring van de gijzeling
de betrekkingen met Indonesië blijvend
geschaad zouden worden. Dan had het
misschien moeten gebeuren. En dan had ik
er ook achter gestaan. Maar Amsterdam
was toch een heel andere zaak dan
Scheveningen: zo ver waren we in het
consulaat nog lang niet. Er was sprake van
contact, er zat schot in. Dus moest er
getracht worden de zaak zonder
bloedvergieten te beëindigen. En dan
mogen anderen in het beleidsteam, die
vinden dat de rechtsorde is verstoord, die
vinden dat de Zuidmolukkers gestraft
moeten worden, niet de boventoon gaan
voeren. Ik voel het dan als mijn opdracht
de verschillende meningen bij elkaar te
brengen”
Aan de hand van binnenkomende
informatie, van de telefonische contacten
met de bezetters, moet een bepaalde
tactiek worden ontwikkeld. „Elkaar
aftasten, inspelen op elkaar”, aldus dr.
Mulder, „daar gaat het om. Nooit forceren
Gewoon vragen: hoe maken jullie het? Ik
heb in Amsterdam gezegd: als er
gewonden zijn, bij wie ook, het maakt niet
uit, laat het weten. Zo ontstaat toch een
stukje zorg voor de ander, want hoe je het
ook wendt of keert, er is toch een relatie.
Er is ook een relatie tussen de moordenaar
en zijn slachtoffer".
„Het gaat erom hoe je die relatie
aanwendt. Als je angstig, erg stoer,
provocatief bent, dan red je het niet. Wèl
als je realistisch bent. Tegen Denie en
Jantje Brouwers heb ik destijds gezegd:
jullie hebben de macht, jullie zijn de baas.
Maar het blijft natuurlijk niet zo. Het is
verstandig voor jullie te denken aan de
toekomst. Want al hebben jullie het nu
voor het vertellen, eruit komen jullie toch
niet. Wat dat betreft zijn wij weer de baas.
Daar moeten we even rustig over praten,
heb ik gezegd. Wat gaan we doen.
De dagelijkse telefonische contacten
waren volstrekt serieus, er steeds op
gericht een betere verstandhouding te
scheppen. Dr. Mulder: „Een voortdurend
aftasten hoe de weerstand was. Steeds
erop wijzen dat we er allebei in zaten, met
het accent op „we”. Wat willen jullie dat
wij doen?, heb ik gevraagd. Ik heb ook wel
eens gezegd: we zien het helemaal niet
meer zitten. Als je dan een vloek naar je
hoofd geslingerd krijgt, kom je niet
verder. Maar als ze reageerden met: ja,
wat moeten we eigenlijk, ja, dan zaten we
weer op de goede weg. Want dan zei ik: ja,
dan gaan we nu samen overleggen. Ik wil
hier maar mee zeggen, dat je steeds het
hoofd koel moet houden. Anders gebeuren
er ongelukken, en daar heeft niemand iets
aan”.
collectieve zelfvernietiging. Daarom is het
contact steeds heel erg voorzichtig
geweest, respect tonend. Want het geheim
van werkelijk contact is luisteren naar de
ander en daarop passend
De eerlijkheid in de telefoongesprekken
met de Molukkers is geen
oprechtheid-met-dubbele-bodem geweest,
vindt dr. Mulder zelf. Het zijn volgens hem
wel gesprekken geweest die mede moesten
dienen om plannen en vormen van tactiek
te ontwikkelen, waarmee ten slotte de
gijzeling beëndigd moest worden. Maar hij
vindt toch dat je met die levensbelangrijke
contacten vooral niet slordig moet
omspringen. Daarom gaat dr. Mulder de
ingesloten Molukkers volgende week ook
bezoeken. „Ik wil die contacten
aanhouden. Dat is belangrijk voor de
toekomst. Ik heb tegen dominee Metiari
gezegd: ik ben graag bereid samen met
jullie over de toekomst te denken. Gebeurt
dit niet, dan voorzie ik dat er weer heel
veel nare dingen gaan gebeuren”.
Dr. Mulder zorgde er in het tactische
spel steeds voor dat de inhoud van de
telefonische gesprekken feitelijk
controleerbaar was. „Per slot van
rekening hadden ze de beschikking over
radio. En ondanks die gebrekkige
communicatie via de telefoon is er toch
iets van een reële intentie overgekomen. Ik
heb gezegd: als je van me verwacht dat ik
het met je eens ben, dan weet je wel dat dit
niet zo is. Anders zou ik jullie belazeren.
Maar het is ook niet zo dat ik geen begrip
kan opbrengen. Maar jullie moeten ook
weten dat jullie zaak door Beilen ernstig
belast is. Drie moorden. Voorkom dat in
godsnaam hier.
Ook in Amsterdam is de kans groot
geweest dat er mensen zouden worden
gedood. Dr. Mulder: „Er zijn voortdurend
piekmomenten geweest, waarbij de zaak
had kunnen doorschieten. Dat verklaarde
mijn continue aanwezigheid op het
centrum. Ik wilde bij de hand zijn als
zoiets voorviel. Vooral de balkonscènes
zijn erg gevaarlijk geweest. Kijk, u moet
niet vergeten, dit zijn opgroeiende
volwassenen, geneigd tot het magisch
opblazen van het eigen „ik”. In de
psychiatrie heet dat „ik”-inflatie: zich
groot maken vanuit een isolement. Het zijn
op dat moment toch mensen met een
andere bewustzijnsgraad, die sterk lijden
aan werkelijkheidsvervaging. In zo’n
toestand kun je iemand neerschieten, want
dat past dan in het beeld. En in de
metafysisch-patriarchale structuur van de
Zuidmolukker"
De relatie tussen gijzelaars en gegijzelde
acht dr. Mulder een zeer subtiele zaak.
Alles kan belangrijk zijn: de vork (die er
niet is), schoon ondergoed, wie-is-wie, de
interactie, het korte rokje van een van de
gegijzelden (want agressie en seksualiteit
horen bij elkaar). Het is in principe een
goede zaak om de twee groepen
gijzelaars en gegijzelden bij elkaar te
brengen. De irritatie over bestek dat niet
komt, kan beide groepen nog meer
samendrijven. „Maar", aldus dr. Mulder,
„je mag dit niet bewust hanteren. Dat
zouden kinderachtige trucs zijn. Dat is
volgens mij ook niet gebeurd. Dat zou van
een ontzettend primitieve psychologie zijn.
Het proces van het relaties leggen tussen
agressor en slachtoffers moet zo
natuurlijk mogelijk groeien. En je mag er
ook op inspelen''.
Gegijzelden wisselen, mag volgens dr.
Mulder nooit. Iedere gegijzelde, die erbij
komt, is een vreemde eend in de bijt, die
het groepsproces tegenwerkt en van een
grotere waarde is zowel intrinsiek als
psychologisch voor de terrorist. Al die
nobele aanbiedingen van mensen die de
plaats van anderen willen innemen, noemt
dr. Mulder „waardeloos”.
Niet alleen de onderlinge communicatie,
maar ook het contact met Zuidmolukse
leiders zoals Manusama, Metiari en
Aponno is voor de relatief goede afloop
van de Amsterdamse gijzelingszaak van
groot begicht geweest. Ook hier speelde
dr. Mulder een belangrijke rol. Al of niet
samen met Samkalden of politiemensen
ontving hij deze mensen in eerste instantie.
„Voor mij de taak om hun bedoelingen af
te tasten, om er achter te komen wat zij
wilden en aan welke kant zij stonden, en te
bekijken hoe zij te beïnvloeden waren”.
„Bij het voeren van het beleid hadden
wij een bepaalde gedragslijn. Die legden
wij voor aan het crisiscentrum met Van
Agt aan het hoofd in Den Haag. Het leek
mij een zeer goede procedure. Op een
afstand kijkt men anders tegen bepaalde
dingen aan, men beschikte daar soms ook
over meer en betere inlichtingen. Voor
Opmerkelijk maar begrijpelijk tenslotte
zijn volgens dr. Mulder de vele goede
woorden van de slachtoffers aan het adres
van de Zuidmolukkers en de scherpe
kritiek op de regering (crisiscentrum) na
afloop van de gijzelingen in Beilen en
Amsterdam. „Men noemt dit inderdaad
wel het heulen met de vijand, het in
levensbedreigende situaties de zijde
kiezen van de agressor. Identificatie ook
met de agressor: men is zó bang zelf
gedood te worden, dat men met de
agressor gaat meedoen. Je ziet het in
dictatoriaal geregeerde landen: daar
vinden de meeste mensen het best wat de
leiders doen. Dat is gewoon een kwestie
van lijfsbehoud.”.
„Ik denk dat we allemaal zo zijn. Het is
een aanpassingsinstinct: een
biologisch-instinctieve reflex voor
zelfbescherming. Bovendien is er een
gegeven moment toch een
belangengemeenschap. De kachel moet
aan. Er moet afgewassen worden. De
gegijzelden moeten weer langzaam uit die
situatie groeien. Maar er moet wel naar die
mensen worden geluisterd, vind ik. Ik
denk wel dat velen van hen over een jaar
anders tegen hun reacties direct na de
bevrijding zullen aankijken”.
Hij zegt: „Meermalen is die vraag in
Amsterdam aan de orde geweest. Vooral
ook toen er sprake was van het „feestje”
op de avond voorafgaand aan het einde
van de bezetting, is de mogelijkheid
besproken om een inval te doen. Ik kan
wel zeggen dat er een duidelijke strijd is
geweest tussen de harde en de zachte lijn.
De harde lijn heb ik steeds uitdrukkelijk
verworpen. Ik geloof dat ik dat kon doen,
mede door mijn militaire afkomst. Militair
ingrijpen zou een bloedbad zijn geworden.
Zonder meer verschrikkelijk. Dit had 20
tot 25 doden gevergd".
„Herhaalde keren heb ik erop gewezen
dat ze nog een toekomst voor zich hadden.
Maar ze waren bereid, zeiden ze, zich op te
offeren. Dat geloof ik best, antwoordde ik
dan (want je moet nooit tegenspreken). Ik
heb ze gezegd dat ik daarvan onder de
indruk was. Maar ik vertelde ze óók dat ze
vooruit moesten kijken, ook naar de
bevolkingsgroep die ze
vertegenwoordigden. Denkt mqn over een
half jaar nog aan jullie? Blijkt dan
misschien niet flat jullie meer kwaad dan
goed voor de Zuidmolukse zaak hebben
gedaan?”
Dr. Mulder heeft steeds onderzocht of er
pathologie in het spel was. Of er drugs
werden gebruikt. Hoe de onderlinge
verstandhouding en het stemmingsbeeld
waren. „Ik ben voortdurend bang geweest
dat ze in hun pathologische
uitzonderingstoestand waarin ze
langzamerhand verkeerden, tot een
merkwaardig soort massa-systeem zouden
komen, waarbij ze iedereen, inclusief
zichzelf, zouden neerschieten. Een soort
I
I
I
2%:
w