George Bruens voelt zich sterk verwant met Elckerlijc Nachtmerrie zonder hoop of geloof Wat ik doe is constant bezig zijn met de creativiteit >1 1 Proces van het maken is interessanter dan produkt zelf 9 II ZATERDAG 10 JANUARI 19 7 6 Zelfontwikkeling door Cm* Strau* Inrichtingswerk LUDVIK VACULIK 3* George Bruens moet in Elckerlijc een man van 50 jaar spelen, hij is zelf 31 jaar oud. Geboren in Zwolle ih een milieu waar met een scheef oog naar kunst werd gekeken. „Van kindsafaan heb ik getekend en geschilderd. Ik wilde naar de kunstacademie, maar dat vonden ze thuis zo apart, dat werd niet helemaal geaccepteerd. Ik ben naar Enschede gegaan, heb daar het eerste jaar zonder beurs gestudeerd, ’s Avonds er bij werken, in de vakantie als hulpverkoper bij C A. In het tweede jaar pas een beurs. In het derde jaar bleek het niet goed te gaan met de studie, de directeur raadde me aan, gezien mijn sociale achtergrond waarvan hij weinig goeds verwachtte, om in de publiciteit te gaan. Die hele commerciële bende, daar voelde ik weinig voor. Alles wat je in de publiciteit doet, heeft met geld te maken. Echt lekker vrij werken was er niet bij. Verpakkingen ontwerpen en dat soort dingen, weet je, dat is geen leuk werk. Ei Doodsangst 23 MH# '1 O&i t*3 .'re. i,jjÖIS- Met regisseur Jos Stelling (rechts) Op de set in het Gentse Gravensteen. BAUDINE BOOTLE Elckerlijc in zijn ,rol” van kwakzalver. Door die periode raakte ik ook meer betrokken bij de dramatische vorming. Ik ben toen in het inrichtingswerk terechtgekomen. In een tweetal tehuizen in Bilthoven die een aanvraag hadden vormingstoneel. Ik heb verschrikkelijk de pest aan het woord amateur. Het heeft een zeer negatieve klank, alsof het slecht zou zijn. En waar liggen tenslotte de grenzen tussen beroeps en amateur? Je kan het misschien het „niet- professionele” toneel noemen waar ik me mee bezig houd”. Kende je Stelling in die tijd al? „Nou, vrij vaag. Ik had hem wel eens gezien, maar nauwelijks met hem gesproken. Het eerste echte contact had plaats in een café. Stelling zocht naar zijn Elckerlijc-figuur. Hij was een beetje aangeschoten, maar echt niet dronken en het schijnt dat hij toen dubbel zag: mij en de Elckerlijc-figuur die hij zocht. Daar volgde zijn aanbod uit. De opnamen zijn in de vakantie gemaakt. Ik was in loondienst en ik heb gevraagd of ze me toestemming wilden geven voor de film, dat leek me wel zo netjes. Stelling heeft me bij de voorbereiding George Bruens en Lucie Singeling in Elckerlijc. intens betrokken. We hebben de scènes stuk voor stuk doorgepraat. Hij had al een heel duidelijk beeld van wat hij met deze film wilde, het ging er in die gesprekken om wat er voor mij klikte in de tekst. Stelling kwam in het begin heel geheimzinnig op me over. Hij denkt heel filmisch, terwijl ik meer toneelmatig bezig ben. En daar zit een enorm verschil in. Bij film laat de regisseur heel duidelijk zien wat hij wil bedoelen, hij functioneert veel meer als „oog” dan een toneelregisseur. Wat me ook zo opviel is dat je bij toneel zo sterk de beperking van het podium hebt, het oppervlak is veel meer bepalend. Bovendien, je kunt bij film makkelijker tijdsbruggen maken. Toneel heeft een continuïteit in het acteren, bij de film maak je kleine stukjes die later aan elkaar worden geplakt”. Gaf dat geen moeilijkheden in het contact dat je met Stelling had? „Nee, ik ben niet zo’n extreme toneeljongen, meer een creativiteitswerker. Ik vind het proces van het maken interessanter dan het produkt zelf. Om je een voorbeeld te geven: ik kan er helemaal van genieten een kind te zien werken aan een tekening. Dat fascineert me veel meer dan de afgewerkte tekening”. Hoe zie je de thematiek van Elckerlijc? „Als je in dit leven met je gevoelsleven wilt bezig zijn, dan moet je onmiddellijk rekening houden met de regels die de maatschappij je oplegt. Anders word je slachtoffer van die maatschappij. En het sterft van de slachtoffers! Je ziet bijvoorbeeld bij kinderen dat, als ze ouder worden, het spelelement er wordt uitgehaald. Dat is een onbewuste aanpassing aan de maatschappij die het spel niet toestaat. Als ze zelf kinderen hebben, zullen ze op een gegeven moment met die kinderen meespelen. Zou je dan plotseling binnenkomen, dan zie je zo’n vader schrikken. Het spelelement zit diep in hem, maar hij zal aan een soort volwassenheid moeten voldoen. Maar wat is volwassen zijn? Het nastreven van een beeld dat je van een volwassene hebt, geloof je ook niet?” Omdat ik van school afging, moest ik de Militaire dienst in. Dat werd ook een mislukking. Ik kreeg op de schietbaan accuut koorts en de rillingen liepen me over de rug als ik maar een tank zag. Ze hebben me toen maar overgeplaatst, ik werd hoornblazer bij de Johan Willem Frisoband. Terwijl ik niets van muziek wist! Ik heb in dienst de l.o.acte tekenen gehaald en toen ik er uit was gekomen heb ik tekenles gegeven. Ik gaf geen les in de gewone zin, maar ik probeerde iets over te dragen in de trant van „wat beleef je als kind met het materiaal”. In 1965 ben ik bij de stichting De Werkschuit gekomen. Ik wilde graag creativiteitsbevorderende dingen doen. Dat is met het geven van cursussen wel gelukt. Ik woonde in die tijd op een woonark in Utrecht en mijn buren Waren studenten op de Academie voor expressie in woord en gebaard. Die hebben me in contact gebracht met het Georg Bruens, de titelrolspeler in Jos Stelling’s tweede geesteskind Elckerlijc, maar vooral ook toneelman en kunstenaar, heeft niets van een doorgewinterde en ervaren filmster die de journalist met kant en klare antwoorden te woord staat. Integendeel, hij bekent zich van tevoren te hebben afgevraagd hoe dit interview t- het eerste met betrekking tot zijn film- aspiraties zou verlopen. Heeft in het begin de nodige zenuwen, maar komt naarmate het gesprek vordert, openhartig naar voren. Het afscheid is dan ook bijzonder hartelijk, het geeft het gevoel toch een band te hebben gehad met iemand die je voordien alleen van het filmscherm kende. :!l H lts -ir.rijftH!jj' op het bovenhuis, waar ze wonen. Als troost nemen ze een guinees biggetje. De verteller is de vader van het gezin, bestaande uit zijn vrouw en twee zoontjes. Hij werkt op een bank. Het begint allemaal heel opgewekt met slechts hier en daar een glimp van de buitenwereld.. Het is bijvoor beeld normaal dat alle employees van de bank geld stelen. Even normaal is het dat het bij de uitgang weer in beslag genomen wordt. Maar niemand weet wat er daarna mee gebeurt, behalve dat het niet in de kas van de bank terugkomt. De biggetjes^ want er komt er al gauw één bij, worden belangrijk voor de hele familie. Ie dereen slaat hun ontwikkeling be langstellend gade en de vader doet experimenten met de biggetjes ’s a- vonds als de rest van het gezin naar bed is Ondertussen gebeuren er vreemde dingen op de bank. Het verdwijnen van het in beslag genomen geld kan de economie van het land ruïneren. „Elckerlijc is wat je noemt een low budgetfilm. Er was een begroting van 150.000 gulden, daar zijn we 39 mille ondergebleven. Zonder de kosten van de acteurs overigens, die pas worden uitbe taald als alle schulden zijn afgelost, de onkosten et uit zijn en de aandeelhouders op participatiebasis hun geld teruggekre gen hebben. De beloning voor de mede werkers wordt zoals je misschien weel Op basis van een puntensysteem toegekend, waarbij elke punt 7.50 bedraagt. Toe kenning van het aantal punten is afhanke lijk van de uren die je werkt. De mede werkers wordt zoals je misschien weet op een acteursgroep, een cameraploeg, een vormgeversgroep. Elke groep bepaalt onderling de puntentoekenning. Zelf kom ik met deze film op 600 punten, maar de grimeur bijvoorbeeld krijgt 800 punten. Je voorkomt hiermee een starsysteem. Zon jongen werkt tenslotte even lang, zo niet langer dan een acteur. Terwijl zon jongen normaal gesproken op een maandsalarisje zit, krijgt de acteur een groot bedrag in handen”. Recreatietheater van Pier van Brakel. Daar heb ik vijf seizoenen meegewerkt”. Je was toen nog steeds met kunst bezig. „Ik verkocht al wat, dat liep best lekker. Maar ik wilde niet in de contra. Zodoende ben ik me bezig gaan houden met creatief spel. Ik vind het fascinerend om mensen situaties te bieden waarop ze kunnen gaan spelen. Bij Pier van Brakel ontstond voor mij de relatie tussen beeldende kunst en theater die ik nog steeds aan het uitwerken ben. Het Recreatietheater gaf voorstellingen op campings die a l’improviste in drie dagen tot stand kwamen. Er werd niet geregisseerd en de voorstellingen werden ook niet herhaald. Ik besteedde veel aandacht aan het toneelbeeld, had altijd veel materiaal bij me. Landbouwplastics bijvoorbeeld, dat is schitterend spul voor decors. ingediend bij De Werkschuit. Er gebeurde voor die mensen (zwakzinnigen-red.) niets waarmee ze bezig werden gehouden. Ik heb er voornamelijk therapeutisch gewerkt, zonder er een analyse aan te verbinden. Niet het pitrietvlechten, zoals vaak gebeurt, maar tekenen en schilderen. Die mensen hadden grote handen, ik liet ze dan ook grote dingen maken. Langzamerhand heb ik het spelelement geïntroduceerd” De periode in Bilthoven duurde respectievelijk twee en drie jaar. „Vanuit De Werkschuit kwam ik in Contact met mensen die op zaterdagochtend met gedetineerden in het Huis van Bewaring in Utrecht bezig waren en daarvoor professionele begeleiding zochten. Dat ging hoofdzakelijk om het overdragen van technieken aan de gedetineerden. Ik heb daar meer expressie geïntroduceerd, een cabaretshow met de gevangenen gedaan. De werkomstandigheden waren bijzonder naar: de gevangenis heeft het interieur van een duikboot. Je hoort voortdurend mensen met sleutelbossen rondlopen. Ik heb het een jaar gedaan, het maakte me volkomen confuus”. Vanwaar je contacten met de filmwereld? „Ik was altijd al een trouwe bioscoopbezoeker. Een kennis van me werkte bij de NOT, de Nederlandse Onderwijs Televisie. Die had een lijk en een compleet ingericht poppenhuisje in een tweetal koffers nodig voor een bepaalde uitzending. Zo kwam ik de studio in. Later heb ik wat meer werk gedaan, ook reportagewerk geregisseerd. Ik heb ook meegedaan aan een scenario wedstrijd in Utrecht. De prijs bestond hieruit dat je je eigen scenario mocht verfilmen en die prijs won ik. Het ging door heel gekke omstandigheden niet door. De hoofdrolspeler was een mannetje dat in een café, volslagen dronken, prachtige verhalen stond op te hangen. Hij maakte zich de dag voor de opnamen zo vreselijk zenuwachtig dat hij in een dronken bui een ongeluk kreeg en uren te laat kwam opdagen. Later is al mijn (onverzekerd) filmmateriaal nog uit de auto gestolen. Door het werk in die inrichtingen en enkele dagbladartikelen over m’n exposities kreeg ik het aanbod om provinciaal adviseur bij het amateurtoneel in Utrecht te worden. Dat was in 1971. Ik begeleid nu het Spreekt Elckerlijc's thematiek van leven en dood je persoonlijk aan? „In het begin heeft het me heel erg gegrepen, het houdt je bezig met je eigen dood. Extreem gezegd: op het moment dat je wordt geboren, begin je al aan je dood. Wat daar tussen ligt, heet dan leven. uiuciiö. 8ccil giuui gestructureerd psycholoog, maar hij houdt wel van de mensen. De sfeer na afloop van de opnamen was enorm goed, de mensen waren heel behulpzaam voor ons. Als we van de set kwamen werd er direct wat te eten en drinken gebracht, er heerste een warme sfeer. Dat kan alleen iemand bereiken die van zijn mensen houdt”. In films als die van Stelling, maar natuurlijk ook in die van anderen, komen de laatste tijd nogal wat wreedheden voor. „Wreedheden in films doen een appèl aan de angst van de mensen. Je ziet de reacties op Jaws in Amerika. De mensen durfden niet meer te gaan zwemmen. Dat is toch het ontnemen van een stukje gezondheid? Je moet de grens trekken waar de kassa harder rinkelt dan de mens zelf. Stelling had de onthoofding van de zot ook helemaal kunnen uitfilmen met een schreeuw en een gulp bloed. Nu zei hij „het gebeurt naast het doek. Je bedenkt het zelf maar, je kan ’t ook sadistisch vertalen, maar ook minder gruwelijk”. Ik begrijp de reacties van sommige critici niet dat deze film gruwelijk is. Het is zelfs een zeer romantische film geworden, het publiek projecteert er een eigen stukje leven in. Het zijn wezenlijke stukjes leven in deze film”. Wat betekent filmen voor jou? „Heerlijk en spannend om te doen, maar bloedzwaar. Achttien uur werken per dag, dat is fysiek erg zwaar. Ik vond het heerlijk om Elckerlijc te zijn, hij paste gewoon bij me. Ik ben in feite een stuk Elckerlijc, constant op zoek om een stuk levensvorm te vinden waar ik me lekker in voel. Maar ik ben niet een ongelukkig mens, ik leef in het hier en nu, een stuk actualiteit dat me het gevoel geeft dat ik leef. Een programma als Een mens wilheb ik dan ook niet zo nodig”. Het exuberante, bourgondische van de middeleeuwen. Bruens: „Kijk in deze kamer om je heen. Overal ligt wat, tegenwoordig noem je dat slordig. Wat ik eigenlijk doe is constant bezig zijn met creativiteit. Creativiteit is voor mij zelfontwikkeling en al lijkt dat misschien wat egotripperig, het is het zeker niet. Ik ben echt iemand, probeer me gewaar te zijn van de dingen in mijn omgeving. Als ik me rot voel, probeer ik dat niet te onderdrukken, dat hoort er immers ook bij. Als ik Elckerlijc er nog eens bij haal, dan kan ik zeggen dat ik god noch duivel wil zijn die zegt wat mag en wat niet mag. Het klinkt als een mooie kreet: ik ben een god in mijn gedachten. En ik kan er achter aan zeggen: en in staat mezelf te verkrachten”. geschreven na de Russische invasie in Tsechoslowakije. (Het is trouwens in teressant te bedenken dat een andere schrijver van nachtmerries, nl. Kaf ka, eveneens uit Praag kwam). Woor den verliezen hun betekenis, de wer kelijkheid wordt aangepast aan de theorie. Het leven is volslagen absurd, dwaze mensen worden als bange gui- nese biggetjes. Wat als een opgewekt verhaaltje begon, eindigt als een vol ledige nachtmerrie zonder hoop of geloof. EEN ZEER VERRASSEND boek komt uit Tsjechoslowakije. De schrij ver ervan is Ludvik Vaculik, aan wie in 1968 een publicatieverbod werd opgelegd na zijn „Manifest van 2000 woorden”, waarin hij de communisti sche partij in zijn land aanklaagt. Meer over hem vindt u in het inte ressante nawoord en interview met Vaculik van de vertaler van deze roman, Kees Mercks. De titel van het boek is „Guinese biggetjes”. Het van 1968 tot 1970 geschreven boek werd in 1971 voor het eerst in Luzern gepubliceerd, 1973 in Engeland en nu in 1975, alweer door Meulenhoff, in Nederland. „In Praag wonen meer dan een miljoen mensen die ik hier maar niet één voor één zal opnoemen” Dat is de eerste zin van de nachtmerrie die het boek zal blijken te bevatten. In plaats daarvan stelt de verteller zijn gezin aan ons voor. Ook babbelt hij over de kat die ze gehad hebben en waarom ze die niet konden houden Om een beter begrip te krijgen over geldzaken leest hij Edgar Allan Poe. Het voor de vader zo geheimzinnige vat van de oude ingenieur Chlebecek wordt steeds belangrijker en zal zelfs een grote rol spelen bij het al even bizarre en dramatische einde van het boek. Het hele boek door heeft men het gevoel dat dè wereld op zijn kop staat, dat het ongewone gewoon is. Menselijkheid verdwijnt. Het boek is Ik kan mijn hele leven vullen met „door te blijven bestaan” na mijn dood. Deze film is daar een klein voorbeeld van, die blijft ook na mijn dood. Doodsangst heeft te maken met het feit dat mensen ook na hun dood willen blijven doorgaan met het. leven, te blijven bestaan. Je moet je bewustmaken van het stervensgebeuren. Als jé op het moment dat je ergens bang van bent je eigen angsten niet kunt accepteren, dan blijf je bang. Weet je je angsten eigen te maken, dan hoef je ook niet meer bang te zijn. Je vindt daarvan in de film een voorbeeld. Op een gegeven moment wordt het meisje door de zot mijn alter ego vermoord. Als ik haar in het water zie liggen, begin ik hard te schreeuwen. Dat is de confrontatie met de dood. Ik val dan op m’n knieën en na heel kwaad te zijn geweest, ga ik heel hard lachen. Dat is het doorgaan met het leven. Ik trouw dan ook met een rijke vrouw om te kunnen beschikken over leven en dood”. Wat Elckerlijc’s ouderworden betreft, viel het me op dat er nog al eens gaten in de continuïteit zitten. „De grimeur heeft het nog al moeilijk gehad om me ouder te maken. De ogen en mond bleken niet te slagen. Het ziekelijke kwam er meer uit dan het oude. Er is toen voor de aftakeling gekozen”. Vertel eens wat over Stelling’s regie. Bi ’’B' Tffl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 23