Het uitkloppen van toeristen in bedelboeht bij pyramiden i Vluchteling over de muur mist in het westen de solidariteit 1 OB Ills VELEN VAN DDR NAAR BONDSREPUBLIEK OM PRIVE-REDENEN ZATERDAG 24 JANUARI 1976 Niet ideaal door Jan Kuiper door Bob Tadema Sporry X) fcassagiers 'WW: - pO Japanse toerist op versleten kameel. „Dit is het doel waarnaar wij streven”. Z-- i. teitsstad in Brandenburger Tor met zicht op Oost-Berlijn. getrouwd geweest >.n arts. Op één punt zijn alle brochures en reisgidsen voor alle groepsreizen het roerend eens: de romantische tocht per kameel vanaf de kamelestallen naar de Grote Piramide van farao Cheops is het hoogtepunt van iedere Egyptereis. Dit is non plus ultra, de opperste bekroning van ieders verlangen. Een gebeurtenis die men nimmer zal vergeten en waarnaar men eeuwig zal terugverlangen. Ach ja Jammer dat die vervelende realiteit er zo heel anders uitziet! Op het gebied van de niet te overwinnen kameleromantiek staat één ding als een paal boven water: een kameel is een akelig dier! Een valserik, een grommerd, een onverhoedse bijter. En hier spreek ik met een ervaring van 25 jaar! Hij beweegt zich voort in telgang, dus schommelend en dat wekt bij menigeen zeeziektegevoelens op. Hij gaat liggen en opstaan op een wijze die de doorsnee westerse ruiter doet gillen. Vandaar dat men het dier fraai optoddikt. Met kleedjes en kwasten. Met bellen en koperen dingetjes. Met blauwe kralen en „zilveren” amuletten. Zo maakt men van een grauw en lelijk dier een rijdier dat iedere sjeik (geen échte natuurlijk) eer aandoet. En die kameel nu is het die de argeloze toeristen naar de piramiden trekt. Die enorme monumenten mogen dan duivels vermoeiende zaken zijn om te bezichtigen, de kameel moet alles goed maken. slotte direc- Cen- t voor errein ispital door lecte e en de westerse maatschappij, waarin ze leeft, blijft aankijken. Eerst gaat van een kameel het achtereind met een schok steil omhoog waardoor de berijder naar voren valt. geen uitweg meer de grens trachten wat onvrijheid betekent een te leurstelling. Het is een merkwaardig feit dat de kameeldrijvers uit het goede dorp Mina, waar ze bijna allemaal vandaan komen, als professionals kunnen omgaan met ieder type foto- en filmcamera. Ze kunnen haarfijn instellen, correct afdrukken, keurig transporteren. Iedere toerist wenst immers die ene foto: ik op mijn kameel. Na afloop zegt de goedige toerist vriendelijk dank je wel met nog een prijzend woordje toe en steekt zijn hand uit naar de camera. En dan zegt de kameeldrijver: „Baksjiesj!” En daarmee is de martelgang begonnen. De baksjiesj namelijk is in het Midden oosten een door tijd en gewoonte gezegende instelling die de westerling echter minder ligt, Baksjiesj moet op gezette tijden worden betaald voor .■diensten”. En het stoeien met een camera is een dienst als geen andere. De Aangezien echter 99 percent der toeristen door de knieën gaat komen de kameelmannen van de Bedelboeht er bést af. Hun riante villa’s in Mina liegen er niet om! Op zeer drukke dagen begint men grovere methoden toe te passen om de baksjiesj in handen te krijgen. Doodgewoon is het, om de kameel middels een tikje tegen zijn achterbenen aan het heen en weer dansen te krijgen, meestal een probaat middel omdat de toerist denkt dat het beest op hol slaat. Bij een kort en haastig ritje echter werkt dat niet goed genoeg. Dan moet het geld binnen een minuut of vijf geïnd zijn en toeristen hebben nu eenmaal de voor kameelmannen vervelende eigenschap dat ze hun „woestijnrit” zo lang mogelijk willen Vergelijkingen tussen beide sta ten maakt ze liever niet. Wat haar Daar lag de sjeik, Italiaans jammerend temidden van zand en steensplinters tussen het toegesnelde publiek. Tegelijkertijd losten kameel en drijver tot lucht op en werden althans door die toeristen niet meer gezien. Wat een geluk dat er op een bankje in de zon een arts zat. Een Egyptische weliswaar maar niettemin: een arts. Hij was zelfs in staat de arme ruiter af te stoffen, tot stilte te manen (héél knap!) en vol pleisters te plakken. „Gossie, ze hebben hier dokters!” stelde een stomverbaasde Amsterdamse dame vast. Ach ja, men houdt er vaak rare ideeën op na over landen waar men op bezoek gaat uitbuiten, wat dan gewoon niet kan. Een Italiaan maakte op hardhandige wijze kennis met de grovere methode van de kameeldrijvers. Het was een mooie Italiaan, aan de kleine kant uiteraard maar dat zag je met op een kameel, maar mooi bruingebakken en met een zeer effectieve koolzwarte ringbaard. Hij had er echt wel wat voor over en huurde dus bij de stal een gallabyah en zo’n hoofddoek met zwarte koorden, die in Arabië iedereen en in Egypte niemand draagt. Met zijn lange sigarettepijpje tussen zijn witte tanden, één hand in de zijde en de andere onder de gallabyah stevig om de zadelknop geklemd, reed hij als een filmsjeik van het goed-ouderwetse soort de piramiden tegemoet, van alle kanten gefotografeerd door de kameeldrijvers der damestoeristen, die zich dit verrukkelijke plaatje niet lieten ontnemen. Toen kwam de Bedelboeht. En omdat het verschrikkelijk druk was en de Italiaanse sjeik niet van zins was af te schuiven maakte de kameeldrijver korte metten en gaf de kameel een vinnige mep tegen zijn achterbenen. Het effect was bar en boos. De kameel steigerde en wierp de mooie ruiter af, zomaar, met een worp van vele meters. ISL) AM D! nder om- ireld vlucht is ze speelden wel mee, maar het waren subjectieve rede nen waarom ze ging meent ze nog steeds dat het „communisme in zijn ideale vorm een goede zaak is”. ds er al de han- (evolg i zeer fysio- :nma- 1 wel orden, srmde en is ■n op- De af in die Want men ontdekt de nadelen van te korte of te nauwe rokken, vooral voor oudere dames. Maar geen nood, de drijver heeft altijd een lap bij de hand O, jasses wat eng. En waar blijft de romantiek? Toeristen maken een nep-tocht van zes minuten naar de piramiden van Egypte. prijs ervoor varieert van enige tientallen piasters (de piaster is voor een toerist 5 cent dus niet iets om je een buil aan te vallen) tot enige ponden. Natuurlijk is de kameeldrijver in het voordeel. De toerist zit hoog en droog twee meter boven de grond en kan nooit van zijn kameel zonder die ellendige drijver, die bovendien op zo’n afstand blijft dat je hem de camera niet kunt afgraaien. Hij verstaat ook ineens geen Engels meer, geen Frans, Duits, Italiaans of zelfs Russisch. En hij kan dus met genoegen de keiharde strijd beginnen die alleen kan worden gewonnen door hen die zoals men dat noemt de poot stijf houden en niet betalen, waar overigens moed voor nodig is want de drijver beschikt over unfaire middelen omdat hij de kameel „wild” kan maken, waarover dadelijk meer. Houdt de toerist echter vol tot aan de piramide, dan is de kameeldrijver in het nadeel want daarboven moet hij die toerist kwijt om een ander te gaan halen. Goed zich vastklemmen is dan een eerste vereiste. Maar men is nog niet van de schrik bekomen of het vooreind gaat omhoog en men smakt naar achteren. Weer schrik, weer zoeken naar evenwicht. Maar nu staat men tenminste rechtop, zij het dat de veilige grond op ongeveer twee meter diep ligt. Onderwijl zijn de schrikkreten van de vrouwelijke toeristen het best hoorbaar. Inge: „Ik kan de Bondsrepubliek niet als een ideale staat zien. De bureaucra is er in sommige ge vallen erger dan in de DDR. Voor al op het sociale terrein. Als onge huwde moeder moet ik steeds op nieuw elke maand soebatten om de kinderbijslag. Dat kost uren. Ze willen weten of het kind nog bij me woont, ze zijn machts hongerig, de kleine ambtenaartjes hier. Ze willen hun macht laten voelen. „Drüben” (DDR) hadden de problemen van een ongehuwde moeder prioriteit”. Ze krijgen sneller een huis; voor werkgele genheid wordt gezorgd, een plaats in een crèche voor het kind wordt geregeld, kortom, de vanzelfspre kendheid waarmee de ongehuwde moeder in de samenleving wordt geïntegreerd, is veel groter”. „Dit hier is een klassenmaat schappij”, meent Inge, en hoewel ze politiek niet actief is en ook 4 jP Hetzelfde geldt ten aanzien van de vrouw in het algemeen. Hoewel in de praktijk nog niet volledig gelijkberechtigd in de topfunc ties en de beleidsinstanties zijn nog steeds meer mannen dan vrouwen werkzaam is hun in vloed groter dan in de westerse landen. „We ontdekten dat de linkse be weging in het Westen zeer ver deeld was en ik bijvoorbeeld heb nooit de illusie gehad dat het hier beter zou zijn dan in de DDR. Wat we deden was illegaal en drie maanden nadat ik was gevlucht werd de groep opgerold. Alle le den werden gearresteerd. Eén van hen was een spion, die de zaak aan de staatsveiligheidsdienst had verraden. Twee vrienden werden tot respectievelijk twee en drie jaar veroordeeld en later door de Bondsrepubliek vrijgekocht”. woont met een vriend in een, wat de Duitsers „woongemeenschap” noemen, in West-Berlijn. Ze stu deert medicijnen. In de universi- de DDR, waar ze woonde, heeft ze Duits en Engels gestudeerd, maar de tentamens, die ze daar aflegde, gelden hier niet. stratie g ge- :rt te- SL, de ;ering. waar j toch el heil estrij- (voor- lokale meer dj wel ig van erkten Alupe ut en Deze lianen- 1 veel rillen,” dwin- geen len de ipen.” - We hebben de romantische tochten >eteld: ongeveer veertig kamelen rerwerken dagelijks duizenden toeristen. We hebben ook (eerlijk!) de lengte (emeten van het traject dat wordt ifgelegd: krap driehonderd meter van ital tot piramide. Waarom vluchten ze, die bewo ners van de DDR? Er is nauwe- ijks een eensluidend antwoord op geven. Wat verwachten ze in let Westen en voelen ze zich hier >P hun plaats? Eveneens vragen l’aar men slechts verschillende en (subjectieve antwoorden op kan eerwachten. Hier volgt de geschie denis van één van hen. Het ver taal van de 25-jarige Inge is niet exemplarisch. Het is echter wel PPmerkelijk omdat deze studente Wiiet om materiële redenen is ge- Wat een bof dat er lelijkerds bestaan H zoals wij! die een diepgaande en IJ langdurige studie ter plekke hebben gemaakt (vierenveertig maal om precies te zijn) over de piramidale toeristenindustrie. Dagen, wat zeg ik, weken lang hebben wij er gezeten, gestaan en rondgelopen tussen de waanzinnige drukte als de toeristen met honderden werden aangevoerd (zoals nu) of als ze zeldzame en dus zeer gewaardeerde bezoekers waren (zoals tijdens Midden-Oosten troebelen). We hebben het noodgeschrei, de angstgillen, de wijd opengesperde ogen» de wilde grepen in de lucht intensief bestudeerd. We hebben de schepen der woestijn vele, vele malen gevolgd op hun tochten van stal naar piramide. We hebben al die bussen geteld die een soort van aardse „luchtbrug” onderhouden tussen de luxehotels van Cairo en de graftomben der farao’s. We hoorden hoe ze kwamen aandenderen op topvaart om hun vracht aan toeristen, allemaal belust op die romantische tocht, uit te braken bij de kamelestal om dan gierend in de bocht terug te vliegen en nieuwe voorraad te halen, steeds en stééds maar weer nieuwe toeristen. Die weg, dat woestijntraject is een teurige asfaltweg, waarover honderden luto’s naar boven racen, met duivelse landigheid de toeristenkaravanen nijdend. De kamelen kunnen tegen dat snelverkeer, ze maken het dagelijks mee. anks en rechts van de asfaltweg is een ireed trottoir waarover u in zes ilnuten lopend de piramiden kunt ereiken. De kamelen doen er zeven tot en (als het dure toeristen zijn twintig) Binuten over. De drukte spreekt hierin en woordje mee. Op rustige dagen rordt er gesjokt, op drukke dagen irijgen de kamelen een geniepige wieperd tegen hun achterbenen en etten ze er vaart achter. Bij de iramiden worden de toeristen er nog iét niet af gegooid maar veet schelen 8oet het niet. Waarna drijver en kameel n ijlende vaart binnen anderhalve ninuut weer naar de stal terugkeren foor de volgende vracht. Bet bestijgen van de kameel gaat ifficiënt te werk en er wordt niets ivergelaten aan het initiatief van de lerijder. In een lange rij liggen de lieren geknield klaar en een grimmige Mlitieagent zorgt er voor dat iedereen waarmee hij onoirbare partijen aan het oog der aanschouwers onttrekt. En op dat punt eert men in Egypte nog goed- ouderwetse inzichten! En daar gaan ze dan. de weg op. Naar de piramiden die daar bovenop het plateau van Gizeh in de zon liggen. En het wonder voltrekt zich! Vergeten is de schrik van het opstijgen, het gemier met benen, rokken en stijgbeugels die altijd te laag hangen. De woestijn of wat daar bij Gizeh voor moet doorgaan grijpt de toerist. Dit, dit is de droom waarvoor men gekomen is: dit wiegende deinen bovenop een stapel kleedjes door het wijde, zonoverstraalde landschap; dat wolkje gonzende vliegen om kameel en ruiter; die piramide „Wat een simpele vormen toch, hè” recht vooruit; de hemel zó blauw en de zon zó stralend en daar, aan het einde van de lange teugel, die verrukkelijke romantische figuur in zijn wapperend gelaat: de kameeldrijver. De droom duurt helaas slechts kort. Daar is de Bedelboeht. Daar slaat het noolot toe. op zijn of haar beurt ten kamele stijgt en niet stiekem wordt weggetroond naar een dier dat nog lang niet aan de beurt is. Voorts is er een soort perron voor erg bange dames te korte beentjes is ook een reden die zo van perron op zadel worden gemikt. De doorsnee-toerist wordt met vaste greep in het zadel geplaatst en hup! daar begint het spel van omhoog rijzen van het rijdier. Dit is een moment als geen ander! Het samenwonen in groepen met leeftijdgenoten is in de DDR onmogelijk, maar hier bijna even moeilijk, omdat het intermenselij ke contact op een erg laag pitje staat. Vaak blijven de mensen bij elkaar omdat ze dan minder huur moeten betalen. Dat is een ver drietige ervaring, want juist die vrijheid, die men daar niet heeft, blijkt hier in egoïsme te stranden. Voor buitenstaanders is een derge lijke ervaring niet zo wezenlijk; gekomen omdat de studie van de situatie daar haar tot ander in zicht bracht. „Ik wilde naar mijn vriend. De meeste mensen gaan trouwens om subjectieve redenen”. Toch voelt ze zich geïsoleerd, wijze waarop ze later een spraak met haar vrienden West-Berlijn maakt wijst op isolatie. Zelf zegt ze: „In het begin was het erg moeilijk. Ik heb nu een paar goede vrienden, maar de solidariteit die je daar kende, die mis ik hier”. Heimwee? „Ach nee”, zegt ze, „dat is langzaam over. Het contact met haar ouders ze is enig kind gaat per telefoon. Schrijven kan meer moeilijkheden opleveren. „Ze wachten tot ze ge pensioneerd zijn, dan zullen ze ook wel hierheen komen”, zegt ze. stuurd, handen viel van de autoriteiten. Op illegale wijze kregen we in zicht in boeken uit de universi teitsbibliotheek die niet toeganke lijk zijn voor studenten”. „Ik zou het niet kunnen, dwars door een mijnenveld krtfipen, om zo in het Westen te komen. Ik vind het krankzinnig. Het zijn meestal mensen, die murw ge maakt zijn, die psychisch kapot zijn, die dat doen. Die zo onder druk staan van hun naaste omge ving (brigaden, organisaties, en vaak ook buren, familieleden en vrienden) dat ze zien en zo over te vluchten”. Het is zaterdag. Ze heeft van acht uur tot half vijf „practicum” gehad. Ze ziet er opgewekt uit. Is spontaan, en open. Ondanks haar vlotheid proef je echter de een zaamheid, die haar nu twee jaar na haar vlucht, toch min of meer begeleiden. Het is het gebrek aan solidariteit wat ze hier dagelijks te verwerken krijgt. „De mensen hier zijn koeler en hartelozer”. zegt ze, maar ze relativeert die opmerking onmiddellijk door eraan toe te voegen dat juist die druk van het systeem in de DDR een soort van solidariteit veroorzaakt, die hier ondenkbaar is. Westen bijna allemaal zuiver ma terieel van aard zijn. Die in de DDR zijn dat ook, maar ze liggen toch meer op het sociale vlak (onderwijs en gezondheidszorg). Hier is het consumptiepakket veel groter, daar kan men praktisch gratis een medische behandeling krijgen. Overigens de materiële welstand in de DDR neemt toe. Beide maatschappijen worden ech ter door ’t prestatiedenken geken merkt. „Dat is daar bijna nog erger dan hier”, meent ze. Inge K. is 25 jaar. Ze heeft veel meegemaakt en ze is vaak teleur gesteld. In de DDR heeft ze haar wensen en verlangens onderge schikt moeten maken aan het maatschappelijk belang; hier ont moet ze veel egoïsme en harte loosheid. Wat haar het meest be drukt is dat men blijkbaar „een gemeenschappelijke vijand” nodig Jaarlijks vluchten een paar duizend DDR-burgers naar het Westen. Het vorig jaar waren het er 5324. Soms is die vlucht weg 8000 km lang, zoals in het geval van het Oostberlijnse echtpaar Liebke. Silvio Liebke werkte als serveerster in een ■estaurant op de Alexanderplatz in Oost-Berlijn, nu verdient ze haar brood met hetzelfde beroep op de Kurfürstendamm in West-Berlijn; hemelsbreed een afstand van 800 meter. Om er te komen was een vluchtweg, via Bulgarije en Turkije, nood- eakelijk. De machinist van de DDK-trein Hamburg-Oost-Berlijn had iet wat dat betreft eenvoudiger. Een paar honderd meter voor iet station Friedrichstrasse stopte hij de trein, stapte uit en meldde zich bij de autoriteiten in West-Berlijn. Uit Oost-Berlijn werd ijlings een nieuwe machinist gestuurd om de trein met af te halen. Ze is 25 jaar, ih de DDR. Jong getrouwd, tame lijk snel weer gescheiden. Met een kind, via Hongarije, naar de Wie denkt dat jonge mensen in de DDR hulpeloze slachtoffers van indoctrinatiecampagnes zijn of worden, moet zich laten beleren. „Aan de universiteit in de DDR waar ik studeerde, hebben wij ons bijvoorbeeld in groepsverband be ziggehouden met de vraag wat er allemaal niet deugde aan het sys teem. We gebruikten literatuur, die ons uit het Westen werd ge en die toevallig niet in If; :£r :.i;iniu:i;ua mm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 17