A. den Doolaard Werklozen worden op de staat afgeschoven Multinationals houden geen rekening met de mensen 1111 -B door Tony van der Meulen Nek breken Roolvink Vitalist Vingertjes ■aE J s WWW 3 i een tapijt Verbaast u zich erover dat men roman als De Goden gaan naar Huis, waarih de aarde bedreigd wordt door een verwoestend virus dat ruimtevaarders mee van Mars terugnemen. Talloze reisreportages ook, vooral uit de Balkan, maar ook uit India, Thailand, Amerika. in- lik- /an Een Dick Het interview ging nauwelijks over literatuur: zijn boeken zijn overal verkrijgbaar. Wat mij veel meer interesseerde, was de vraag: hoe kijkt A. den Doolaard na 4en reislustig leven van 75 jaar tegen de dingen aan. Leest hij nog wel eens iets in de krant waar hij door verrast wordt? k n je- is- ïen „Hier op de Veluwe hebben we een reuze kwestie gehad met een man van faunabeheer, die de halve Veluwe wilde afrasteren. Toen ik dat hoorde, ben ik meteen in de auto gesprongen en ben ik overal gaan kijken. Onmiddellijk. Tk ben erin geslaagd die vent zijn nek te breken door zelf te gaan kijken”. „Hij is eervol ontslagen, want wie in Nederland mislukt, wordt eervol ontslagen. En iemand die minister is geweest, wordt burgemeester van een grote of middelgrote stad. Het is niet zo vriéndelijk voor de nabestaanden, maar zo’n Marijnen is toch volslagen mislukt in de politiek. En hij werd burgemeester van Den Haag”. „In de goeie oude tijd had je dat stuivertje wisselen ook. Colijn: eerst minister-president, dan naar de Koninklijke Olie. Misschien heeft dat met een ander Nederlands verschijnsel te maken: iets dat varieert van eerbied tot vrees voor wat vroeger de Heren Zeventien heette, en nu de tweehonderd van Mertens. De directeuren en het gezag”. Buigen met de pet in de hand? „Ja, teveel eerbied voor de gevestigde macht. Het blijkt uit allerlei voorbeelden. De omzichtigheid waarmee sommige kranten te werk gingen toen allerlei mensen blaasjes kregen van de plantaboter. Dan waardeer ik een weekblad als Vrij Nederland. Of ze het objectief aanpakken, dat is nummer twee, maar ze duiken er in ieder geval in”. „Journalisten moeten waakhonden zijn. Als er geruchten zijn dat prins Bernhard bij omkoping betrokken is, dan moet dat uitgezocht worden. Weet je waar iedereen wel meteen bovenop springt: als een minister met een borrel in zijn lijf tegen een paaltje rijdt. Hij moet aftreden, schrijven ze dan. En dat vind ik wel zo’n dwaasheid. Iemand die zich laat omkopen, die moet aftreden”. Den Doolaard: „Nee. Verrast word je als je jong bent en de ontwikkelingen nog niet kent. Nog geen overzicht hebt van de stromingen. Maar voor de oorlog ben ik jaren reiscorrespondent geweest, ik ben uitvoerig in aanraking gekomen met het fascisme; wegens anbi-fascisttsche artikelen ben ik vier landen uitgezet. Dan krijg je een inzicht in ontwikkelingen. Maar het boek waarin ik in 1938 zo ongeveer de oorlog aankondigde. Het hakenkruis over Europa, is mijn slechtst verkochte werk. Duizend van verkocht. De rest van de oplage is op de dag van de Duitse inval door uitgeverij Querido plechtig verbrand”. maar één paar schoenen. Goede boeken wil ik graag hebben, ik ga nooit naar een leesbibliotheek, boeken koop ik. En goede wijn. Maar niet de wijn die de meeste Nederlandse wijnhandelaren verkopen, want daar wordt zo ontzettend mee geknoeid”. Na enige stilte: Zoiets als knoeien met wijn vind ik diefstal en bedrog. Ik ben ook maar een zondaar, ik zal je niet zeggen dat ik me altijd aan alle tien- geboden heb gehouden, maar wel aan: gij zult niet stelen. Ik heb veel onder arbeiders gewerkt, maar onder het echte proletariaat is niet een steekpartij de grootste zonde, daar kun je een medaille voor krijgen, maar diefstal. In iemands jasje scharrelen of iemands vrouw inpikken. In feite is dat een zeei Tot na de Tweede Wereldoorlog hebt u zich wel eens een „zorgeloos vitalist” genoemd. Daarna niet meer. Maar wat betekende het precies. Den Doolaard formuleert nauwkeurig: „Geloof in levenskracht, het leven dat de dood overwinit. Je ziet het in de natuur. Bij de Deltawerken heb je van die afsluitdi-empels in het Haringvliet en uit zo’n gladde, betonnen plaat zie je dan op een wonderbaarlijke manier plotseling een grashalm opgroeien. Je denkt: hoe heeft-ie dat gelapt. Dat is vitalisme”. „Bij mijn werkhuisje heb ik wel eens een proef genomen met een boompje Het adviseurschap van Schmelzer, Hoogendijk en Roolvink heeft u ook I niet verrast? „Nee, hoor, maar vooral van een kamerlid als Roolvink vind ik het zeer onfatsoenlijk. Maar verrassend, nee. Als jongen heb ik gewerkt op het I kantoor van de Bataafse Petroleum in I Den Haag, en daar hadden we al twee boekhoudingen: een voor de directie en een voor de belastingen. Als op mijn afdeling een belastinginspecteur wat I brieven kwam inzien, waren die toevallig I zoek”. „Er was daar ook een omkopingsfonds, heel nuchter bezig is het meest vreselijke wapentuig te bedenken? „Ik moet je zeggen, dat ik me na Hiroshima nergens meer over verbaas, maar we zijn nu in dit interview wel op het punt waar we moeten zijn: de weten- schap-zonder-geweten. Zoals er ook een politiek is zonder geweten: Kissinger en ujev die elkaar op het tv-scherm al die smakzoenen staan te geven. Zuiver, gewetenloos”. ,En e*4 ontwikkelt zich een economie- zonder-geweten. De grote internationale ondernemingen zijn vaak gewetenloos, omdat ze geen rekening houden met mensen, maar alleen met hun eigen voordeel. Ze halen industrieën uit Europa weg en brengen die naar de Derde Wereld, omdat de lonen daar veel lager zijn. Het toverwoord is: het belang van onze aandeelhouders vereist. De mensen: dat zijn de aandeelhouders geworden. Intussen schuiven ze de werklozen op de staat af” „Dit soort dingen zijn mij duidelijk geworden toen ik in de Tweede Wereld oorlog de eerste V-2’s op Londen terecht zag komen. De aanzet tot een volslagen verontmenselijking, die mensen doet afstompen. De lading bommen op Vietnam, afstomping, fatalisme en onverschilligheid. Terwijl er aan de andere kant gelukkig mensen zijn die zeggen: we moeten iets doen, ook al beweert iedereen dat het een druppel op de gloeiende plaat is”. „Vijf en zeventig. Ik vind het niks bijzonders. Ik kan nog skilopen, maar niet zo hard meer als vroeger. En ik heb nog steeds een zeer grote reactiesnelheid. Als er passagiers met mij mee rijden, zeg ik altijd: doe goed die gordel vast, want ik heb altijd goede banden en goede remmen. In dat rommelige verkeer van tegenwoordig moet je nog wel eens een noodstop maken”. Uren hebben we zitten praten aan de tafel, waaraan hij dagelijks werkt aan een nieuw boek. „Weer eens een doodgewone roman. Ik weet nog niet hoe het boek zich verder ontwikkelt, ik heb op dit moment drie mogelijke aflopen”. primitief gegeven”. Toen ik dit interview aan het voorbereiden was en allerlei dingen over u las uit de jaren ’20 en ’30, dacht ik: wat leeft die man eigenlijk al lang. Den Doolaard: „Ja, het Schijnt dat ik zolang teef. omdat de ontwikkeling van de geschiedenis sinds mijn jeugd in een geweldige stroomversnelling geraakt is. Als kleine jongen heb ik nog naar die vliegtuigjes van Olijslager staan kijken. Wat daarna allemaal gebeurd is, vooral ook op het gebied van de bewapeningen. Het snelvuurkanon, de intercontinentale raket, en ze zijn nog niet tevreden. Ze willen nu de dodelijke laserstraal”. Het geweld heeft bizarre vormen aangenomen in onze wereld. Hier staan soldaten (Vietnam) in ontblote bovenlijven te schieten alsof het om een vakantieuitstapje gaat. Lekker in de zon vuren op de vijand. En dat in een soort amphitheater. Een treurspel in moderne visie. Geweld dat steeds meer een gewone zaak wordt in onze maatschappij. Den Doolaard kan er zich enorm over opwinden. Ook dat is vitalisme. Als je de motor van een auto doormidden zaagt, kun je met geen van beide helften rijden”. Een mens moet je ook heel laten, wil-ie blijven functioneren. „Dit, hè, dit hoofd (Den Doolaard klopt nadrukkelijk op zijn schedel), die grote hersenschors, die hebben wij moeten betalen met een weerloosheid die vergeleken 'met het dierenrijk enorm is. Alles op aarde moet je betalen. Daarom denk ik wel eens dat in het hele scheppingsplan (waar ik in geloof), in de hele evolutie, de mens een experiment is”. Vindt u het experiment geslaagd? Den Doolaard, uitbundig lachend: „Oh, er zijn zeer geslaagde exemplaren bij. Maar de toekomst moet het nog uitwijzen. Er zijn meer diersoorten uitgestorven, en wij zijn en blijven zoogdieren. Wij denken dat wij de hele rest van de schepping tot ons voordeel kunnen uitbuiten, maar die uitbuiting kan best ten koste gaan van het behoud van de eigen soort”. „Dat kun je statistisch niet vaststellen. Maar de meeste mensen willen de toekomst niet zien uit angt. Je kunt maar een bepaalde hoeveelheid ellende absorberen, wil je nog een menswaardig bestaan leiden. Je kunt je niet voortdurend alle leed van de wereld aantrekken; oh, die arme kindertjes, en morgen is het oorlog”. In 1960 hebt u al eens gezegd: veel mensen zijn toekomst-blind. Ze hebben het te druk met winstmaken en het botvieren van hun machtswellust. Is die blindheid sindsdien toegenomen? „Dat zeg ik wel eens, maar dat meen ik niet. Al het gepruts, gelieg, bedonderarij en de vervalsingen: je kotst er wel eens van. Wat kun je eraan doen, geen donder. Het zal mijn tijd wel uitduren, zeg je dan in een bui van fatalisme”. Is het verleidelijk om, als je 75 bent, te zeggen: het zal mijn tijd wel uitduren? „Je kunt er wel wat aan doen, al is het heel weinig. Maar grote beslissingen in de wereld: worden door een hele kleine groep mensen genomen. De politieke macht over het leven van de mensheid wordt steeds groter, en die macht ligt bij een kleine groep. De besluiten rond de Cuba-crisis werden genomen door een kleine groep rond Kennedy en Ohroestjov. Daar kwam in de Sovjet-Unie helemaal niemand, maar ook in Amerika geen kiezer aan te pas”. Het was een soort schaken? „Nee, geen schaken, het was poker, blufpoker. En ik ben altijd gek geweest op pokeren, want ik kan met een stalen gezicht liegen”. Gisteravond heb ik nog een tijdje in uw boek Pers en Persvrijheid zitten lezen, maar daar word je niet vrolijken van. Den Doolaard: „Nee, en het aantal staten waar de pers onder invloed staat van de regering, neemt nog steeds toe. Het eiland van de persvrijheid krimpt voortdurend in”. „In Nederland is er persvrijheid, maar tot op zekere hoogte. Neem nu die geruchtmakende zaak van de giflozingen in de Rijn van de Billitonfabriek in Arnhem. Ik lees nu in diverse kranten dat er meteen alweer pogingen worden ondernomen om de studiegroep die de lozingen ontdekt heeft, in diskrediet te brengen. Het eerste commentaar is: die jongens zijn links. En daarmee bedoelen ze: wat ze ontdekt hebben, is niet waar”. „Wat mij opvalt, is dat nog geen enkele Nederlandse krant er echt diep ingedoken is. In Amerika hadden ze er meteen twee reporters op gezet, waaronder een scheikundige. Want daar redeneren ze: 50.000 mensen in gevaar, dat zijn 50.000 geïnteresseerde lezers”. „En de regeringen maar conferenties houden over de vervuiling van de Rijn, en maar roepen: het komt door de Fransen met hun rottige kalimijnen, en de Duitsers maken er zo'n troep van. Intussen loopt bij ons in Arnhem het gif zo de Rijn in. Beetje gek, hè”. Ook in Nederland zijn er kranten die het in zo’n geval instinctief opnemen voor de fabriek. „Ja, maar dat komt niet door een instinct. Het is een zelfcensuur van journalisten, of het wordt hen opgelegd door een hoofdredacteur”. We wisten bijvoorbeeld dat Roemenië berucht was om zijn corruptie. Als er daar een nieuwe minister kwam en er moest een boorvergunning verlengd worden, dan liet de vertegenwoordiger een cheque onder het vloeiblad achter”. „Nou is corruptie in het Oosten een manier van leven. Ik kwam in India aan en had daar wat moeilijkheden met de douane. Kom even mee naar het raam, zei ik, ik kan het formulier niet goed lezen. Ik deed mijn portefeuille open, waarin ik honderd roepie apart had gelegd, de douaneman griste dat biljet eruit en het was geregeld. Maar zo’n man heeft een belachelijk salarisje, waar hij twaalf kinderen van te eten moet geven”. „Dat geldt niet voor Roolvink”. Wat zouden Schmelzer, Roolvink en Hoogendijk nou van dat extra geld gekocht hebben, want ze verdienden al zoveel. Den Doolaard verheft nu voor'het eerst zijn stem: „Potten, bezitten, hebben. Een van de allermooiste sonnetten uit de Nederlandse letterkunde is een sonnet van Ed Hoornik over „hebben” en „zijn”. Er zijn twee verschillende manieren van leven: er zijn mensen die willen hebben, en mensen die willen zijn. Maar de heb-groep is altijd veel groter dan de zijn-groep’. „Terwijl hét er toch om gaat op de een of andere manier te „zijn”, te bestaan, te leven! Het gaat er toch om dat je probeert een bepaalde levensopvatting te hebben, die je probeert uit te dragen. Maar dat word je verhinderd als je je helemaal richt op het hebben, het bezitten. Dat overheerst alles. Het geeft niet of het nou Don Juan-figuren zijn die steeds meer vrouwen willen hebben, of dat het om steeds meer geld gaat. Wat kon Alexander de Grote in zijn handen meenemen toen hij in zijn graf tuimelde: een beetje zand”. Voor welke vor mvan bezit bent u ontvankelijk? „Ik ben gesteld op goeie spullen. Dat wil zeggen dat ik kampeer in de beste tent die er te krijgen is. Maar ik heb Waar maakt u zich op dit monunst het meest bezorgd over? „Oh, er zijn zoveel dingen waar je je zorgen om moet maken. Maar op lange termijn is hert; toch wel de ontwikkeling van China. Ik ben eens op een ontvangst op de Chinese ambassade geweest, en daar werd een film vertoond over Chinese chirurgen die een afgerukte hand weer aan een arm zetten”. „Er was Chinese thee met Droste- bonbons, eigenlijk om je rot te lachen. Maar ik zat naast een Nederlander die 21 jaar in China had gewoond, en die zei: sinds 3000 jaar hebben die Chinese vingertjes dat prachtige porcelein gemaakt. Elektronica is een zaak van fijne vingertjes. De Russen hebben grov* poten”. „Op korte termijn maak ik mij zorgen over de inflatie. Niet omdat ik als 75-jarige wat spaarcentjes naar de bliksem zie gaan, maar omdat er ontwikkelingen op gang zijn gekomen die geen sterveling meer beheerst. Het glipt je uit je poten. De mens kan zijn eigen daden niet meer overzien. Tenslotte wordt de natuur er de dupe van, arme beestjes die het ook niet kunnen helpen”. De laatste zin van uw roman De Goden gaan naar Huis, luidt: „We hebben tussen wonderen geleefd, maar we hebben het niet begrepen”. Het einde van een leven, vindt u dat ook een wonder? „Een zeer onaangenaam wonder. Maar het hoort er wel bij. Ik maak me er niet te sappel om. Er zijn wel mensen die zeggen: jij hebt misschien nog maar vijf jaar te gaan. Nou, en. Het vervelende is dat oude vrienden doodgaan, die je niet kunt missen. Ze laten zwarte gaten achter”. „Maar een van de idiootste dingen vind ik oude-heren-reunieën, waarop ze tegen elkaar zeggen: en hoe gaat het met de gezondheid? Met elkaar over kwalen gaan zitten lullen, is het begin van het einde. Je moet praten over wat je nog hebt”. „Van de zomer was ik in Chamonix bij mijn oude berggids. Zeer afgetakeld, twee jaar ouder dan ik ben. Schenk de wijn even in, zei hij, mijn hand beeft zo, en dan denk je: jeemenee. Hij is jaloers op mij omdat ik nog kan skilopen. Zijn knieën houden hem niét meer”. „Ontzettend belangrijk is: wat heb je met je leven gedaan. Ik blijf werken, en dan heb je geen tijd om aan zwartgalligheden te denken. Mensen die echt zitten te levensavonden, dat lijkt me ontzettend”. De hoefijzers blinken in de winterzon. Drie schitterende paarden galopperen door de wei vlak naast het werkhuisje van de schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van C. Spoelstra). De Veluwe bij Hoenderloo. s,Geweldige dieren, daar moet je gewoon eens een tijdje naar kijken”. We zitten achter het raam aan zijn werktafel, A. den Doolaard wordt op 7 februari 75 jaar. „Wat er allemaal zo rond je heen gebeurt: persoonlijk raakt het me weinig. Als je eenmaal 75 bent en je hebt een mooi en werkzaam leven gehad, dan interesseert het je niet zo meer wat je persoonlijk nog kan overkomen. Maar mijn kinderen en kleinkinderen, hè, ik heb er net nog een kleinzoon bij gekregen. Wat moet er van dat jong worden? Laten we eens aannemnn dat hij mijn leeeftijd haalt, wat gebeurt er over 75 jaar?” A. den Doolaard: De herberg met het Hoefijzer, Oriënt Express, De Druivenplukkers, Wampie, Het land achter Gods Rug, maar ook een waar ik de top uitsneed. Er kwam een zijtakje en die vormde een nieuwe top. Dat is vitalisme. Iemand heeft eens proeven gedaan met eieren van zeeëgels, die hij doormidden sneed. In beide helften ontwikkelde zich nieuw leven. V"-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 17