GROOTGRONDBEZITTERS UITSTERVEND RAS I als huisdier Met de welf aan de wandel „Underdog” Ws r-B 1 w 1 i i 1 •b 11 - iwwi m Si Stijf door Arjeh Kalmann 1 Stofzuiger Geen perspectief Acht of negen I 'V Si ''t 'y~< 'i1 L. 1Mg r Kostbaar 'O 4 WC w T O w - w i De freule is pessimistisch 'j kW A In het voorjaar kan een droge wind c' I wolf”, zegt kenner Grada fi niet houden. Een blokje om met aan de lijn wolf Igor. «444 4 I tussen Ermelo en Elspeet, is het goed toeven. Toch drukt het gezicht van de jonkvrouw, die men dient aan te spreken met „freule”, nu en dan hevige bezorgdheid uit, als zij praat over de 500 hectaren grote familiebezit van de Sandbergs, dat onder de naam Landgoed Leuvenum de gehele gelijknamige buurtschap omvat, inclusief acht boerderijen en de vermaarde uitspanning De Zwarte Boer. Oorzaak van de bezorgdheid van de freule, die vorig jaar het boog omheen lopen zonder verder com mentaar. Jonkvrouw A. C. Sandberg was zeven jaar oud toen haar vader, Jhr. dr. C. J. Sandberg naar wie de doorgaande weg door Leuvenum is genoemd in 1923 besloot zich op het familiebezit op de Veluwe te gaan vestigen. Het landgoed dat aanvankelijk gecombineerd was met landgoed De Essenburgh in Kierden, en derhalve een enorme hap van de Noord-West-Veluwe besloeg, was door huwelijk in het begin van de negentiende eeuw in bezit van de Sandberg’s gekomen, maar tot 1923 woonde de familie in de buurt van Deventer, en vertoefde zij alleen des zomers op het landgoed. voor het schoffelen in de grote moestuin. DE WOLF is een underdog, de mens heeft hem altijd als concurrent gezien. Dat is bij de mens altijd zo geweest, alles wat meejaagt moet weg. De wolf staat nu op het punt uitgeroeid te wor den”, zegt Ben Brugman. Slechte voor uitzichten dus voor het wolvenbestand in de wereld, maar niet voor de twee Igor en Yuri die bij Grada en Ben Brugman aan het Wildveld in Surhuis- terveen dagelijks met de meeste zorg en liefde worden omringd. Binnen, in het werkvertrek van jonkvrouw A. C. Sandberg, heerst dank zij het knapperig vuurtje in de antieke houtkachel, een behaaglijk temperatuurtje, en buiten beschijnt een fletse voorjaarszon de uitgestrekte gazons en de fraaie bossages waar doorheen zich kloeke beken slingeren. Wit-grijze parelhoenders en ander pluimvee van uiteenlopende kleurschakeringen trippelen kakelend over de imposante oprijlaan, die deels door hoge beuken en deels door in bolvorm geknipte struiken wordt omzoomd. Op Huize Leuvenum, toen hij anderhalve dag oud was. Ze woonden toen in Zoetermeer, een snel groeiende plaats in het Zuidhollandse. Volgens Ben Brugman moet je daar niet zijn als liefhebber van de natuur. Hij noemt het ronduit „afzichtelijk” al een ijzige nachtvorst de loten aan de jonge aanplant doen verdorren dan wel bevriezen, zodat in enkele uren tijds de groei van een heel jaar naar de knoppen kan zijn; in de zomer, als de bodem droog en de toerist in het bos is, kunnen bosbranden vele hectaren adellijk en onverzekerd kapitaal in vlammen doen opgaan; hevige stormen, die tot 1972 met een frequentie van éénmaal per eeuw voorkwamen, en die sindsdien eens per jaar schijnen terug te komen, leggen grote stukken bos plat, laten de planning van dunning en aanplanting volledig in het honderd lopen, doen de prijzen van hout drastisch kelderen, houden bosarbeiders jaren aan het werk, en scheppen ten slotte een vruchtbare voedingsbodem voor schadelijke insecten als dennescheerder en aanverwant gespuis.Gevraagd naar de schade ten gevolge van de recente storm, zegt de freule: „Schade aan hout valt niet te becijferen, want er gaan bomen verloren die pas in de toekomst hun waarde zouden hebben gekregen. Potentiëel prima zaaghout gaat nu weg tegen af braakprij zen” Grootgrondbezitter: een uitstervend beroep? „In het jaar 2000, of misschien nog wel eerder, bestaan er geen grootgrondbezitters meer; mensen dus die uitsluitend van de opbrengst van hun landgoederen leven.” verduidelijkt zij „maar om te voorkomen dat de mensen er zomaar instormen, dat het een geschreeuw van jewelste wordt en dat we steeds plastic snippers en wc-papiertjes van de bomen moeten trekken als er weer eens een vossejacht voor de jeugd uit de stad is geweest.” X 'Tv momentje nadenken toch maar op acht te houden) liggen vast, en eyentuele verhogingen behoeven goedkeuring van de Grondkamer. Die pacht vormt het belangrijkste bestanddeel van de inkomsten van de twee freules en de douairière, maar ook hiervan mag men zich geen overdreven voorstelling maken. „Een groot gezin- met studerende kinderen zou van de pachtopbrengst niet kunnen bestaan”, laat jonkvrouw A. C. ons weten. De pachtprijzen van de acht op Leuvenum gelegen boerderijen („of heb ik nu negen boerderijen?” interrumpeert de freule zich zelf, om het na een Een industrieel kan tenminste nog hopen op een opleving van de economie, maar voor een landgoedeigenaar biedt de toekomst geen enkel hoopvol perspectief. - De pachtprijzen mogen slechts mondjesmaat omhoog, de houtprijzen dalen eerder dan dat ze stijgen, en ook de recreatie brengt vrijwel geen geld in het laatje. Het landgoed van de freule is geen „opengesteld gebied” (herkenbaar aan het groene bord met het schuchtere paartje), maar wandelaars mogen haar domein betreden als zij bereid zijn een gulden voor een jaarkaart neer te tellen. „Het gaat hierbij niet om de inkomsten” Als grootgrondbezitter laat iedereen die ambities in die richting heeft daar alsjeblieft rekening meè houden bezit je niet enkel min of meer renderende akker- en weidegronden, maar vooral bosgronden. En bossen kosten ’n hoop geld, en bezorgen de grootgrondbezitters grijze haren, neem dat maar van freule Sandberg aan. opmerking op de Natuurschoonwet van 1928, die landgoedeigenaren de plicht oplegt om, in ruil voor verlaging van de successierechten en vermogensbelasting, hun bezittingen volledig intact te laten. Freule Sandberg, kan, zo zij dat zou willen, geen afzonderlijk stuk grond van haar landgoed verkopen, noch kan zij, om eens een ander voorbeeld te noemen, op haar eigen land grond graven: „Wij kleine grootgrondbezitters zijn met handen en voeten aan de staat gebonden. Als de overheid wil, kan ze ons ongelooflijk pesten, maar ik moet er eerlijk bij zeggen, dat ik tot nog toe zelden of nooit ben lastiggevallen.” Is dat iets dat door ons, de kleine lieden, betreurd moet worden? „Ja, het verdwijnen van particuliere landgoed-eigenaren is een verarming, daar ben ik van overtuigd. Waarom vraagt u? Omdat landgoederen vanaf het moment dat ze aan de staat komen, uniform beheerd worden. De staat probeert er produktiebos van te maken, met als gevolg bijvoorbeeld: van die kaarsrechte bospercelen; alsof het een kwekerij is. En op de kosten hoeft dan niet meer te worden gelet, want de tekorten worden wel uit de algemene middelen aangevuld.” „Een grootgrondbezitter moet je niet zien als iemand die alles voor zichzelf wil houden, maar als iemand die een taak opgelegd is en die zich, heel graag natuurlijk, van die taak kwijt. Als ik door Nederland rijd, dan kan ik precies aanwijzen welke gebieden wèl en welke niet tot landgoederen behoren. Dat kun je namelijk zien. Een boer kapt alle bomen en bosjes omdat hij zijn land zo produktief mogelijk moet gebruiken. Een grootgrondbezitter houdt de unieke charme van zijn land zoveel mogelijk in tact, omdat hij van zijn land houdt.” Igor is van het jaar 1973 en van jongaf over de vloer, Yuri is pas een week of zes terug op het Wildveld aangekomen, uit een Amsterdams asiel. Waar hij precies vandaan komt weten ze niet, maar in dat asiel had hem, om met Ben Brugman te spreken, de gaskamer gewacht. „We hebben hem een kans willen geven. We verbeelden ons dat hij het hier toch beter heeft”, aldus Ben Brugmans. De nieuwe aanwinst is het afgelopen voorjaar geboren, maar doet voor zijn oudere soortgenoot niet onder wat zijn maten betreft. „Hij wordt nog wel groter. Dat kun je zien aan zijn snuit, die nog te smal is voor een teressant als ze aan het vechten zijn zogenaamd. We gingen in Wassenaar veel naar de dierentuin. Als de mensen dan weg waren gingen wij naar de wolven, we zaten in ’t donker bij hen”. Igor kwam bij de Brugmans in huis, Over grootgrondbezitters heersen, zo meent freule Sandberg, onder het gewone volk enorme misverstanden. Toen bijvoorbeeld enkele jaren terug het landgoed Staverden aan het Gelders landschap werd verkocht, en met die transactie een paar miljoen gulden gemoeid bleek te zijn, merkte de freule dat aan de reacties van de mensen; dat ook zij voor een miljonair versleten werd. „Ons bezit”, zo zegt zij hierop, mag dan misschien wel een waarde van een paar miljoen vertegenwoordigen, maar wat heb je daar aan als dat bezit niets opbrengt? En wat betekent „bezit”, als je niet zelf mag uitmaken wat je met je eigendom wilt doen?” Freule Sandberg doelt met deze laatste Jonkheer Sandberg liet het kapitale landhuis met z’n tien kapitale kamers plus zolderruimten bouwen, en in dit huis groeide freule A. C. te zamen met haar twee zusters en haar ene broer voorspoedig op. Hoewel het landgoed nooit een vetpot is geweest, liep er in die tijd toch zo’n negen a tien man aan vast personeel rond: een chauffeur- huisknecht, drie kamermeisjes, een jachtopziener, een tuinman en drie bosarbeiders. De vier adellijke kinderen mochten met de boerenjongens en meisjes uit de omgeving spelen, maar als bijvoorbeeld de jaarlijkse houtverkoopdag in de Zwarte Boer werd gehouden (de grootste attractie van hét jaar voor de Leuvenummers; uit alle delen van de Veluwe togen de boeren dan naar de buurtschap om hout te kopen), dan lieten vader, moeder en kinderen Sandberg zich de hele dag niet zien. Dat hoorde niet: ’s avonds kwam de tuinman verslag uitbrengen aan de jonkheer, en de freule kan zich nog goed herinneren dat de resultaten van de houtverkoop door de familie met grote spanning werden ingewacht. Hoeveel roeden eiken hakhout en berk, zou er zijn verkocht; welke prijzen zou de notaris voor de liggende percelen voor de bonenstokken, de slietjes, het zaaghout hebben gemaakt; hoeveel vim takkenbossen zouden de boerenbakkers vandaag weer hebben meegenomen? De kinderen Sandberg gingen in Harderwijk naar school, naar het lyceum. Met de auto werden zij iedere dag gebracht en gehaald. In 1945 kwam jonker Sandberg te overlijden en nam zijn op een na jongste dochter, jonkvrouw A. C. dus, het beheer over het landgoed op zich. Voorwaar, geen geringe taak voor een ongestudeerde. „Ach”, zegt de freule er zelf bescheiden van, „om dit werk goed te doen, moet je een grote dosis fanatisme en een beetje praktisch zin hebben. Je kan natuurlijk wel in Wageningen gaan studeren, maar als je alles wat je daar leert hier in de praktijk zou brengen, dan ben je voor je ’t weet al je bezittingen kwijt.” dertigjarig jubileum als beheerder van het landgoed had kunnen vieren zo zij gewild had, is het teruglopend rendement van het bezit. Over 1970 bedroeg het batig saldo van de exploitatie van het landgoed zegge en schrijve één rijksdaalder(l); momenteel, drie stormen en enkele tientallen procenten lastenverhogingen later, moeten de financiële reserves van de familie Sandberg zwaar worden aangesproken. Het gaat, mogen wij de freule geloven, niet al te best met 't handjevol grootgrondbezitters in Nederland. Van de stad, van veel mensen bij elkaar, moet jonkvrouw A. C. Sandberg erg weinig hebben, paar zuster mag dan actief zijn in het verenigingsleven zo heeft zij jaren de meisjesclub van Leuvenum gepresideerd ,onze freule moet daar-niets van hebben, nog afgezien van het feit dat ze van mening is dat je als adellijke dame bepaalde dingen wèl, maar andere dingen niet kunt doen. „Een kwestie van stijl”, noemt de jonkvrouw dat. „Dat heeft niets met hoogmoed te maken, want wij zijn niet hoogmoedig. Wij hebben bijvoorbeeld een erg goede verstandhouding met onze pachters. Wij lopen er regelmatig binnen om een kopje thee te drinken, en' dan laten we ons over het wel en wee van onze boeren op de hoogte stellen. Of u kunt me. ook wel eens bij een supermarkt in Ermelo of Harderwijk achter een boodschappenwagentje zien lopen, hoewel ik dat nooit een topper vind.” Stijl wil voor de freule zeggen: leven volgens je eigen opvattingen, en niet met alle mode- en trendverschijnselen meedoen. Zo geformuleerd leeft jonkvrouw Sandberg volledig „in stijl”. Er zijn weken dat ze niet buiten Leuvenum komt, dagelijks is ze uren in haar eigen bossen te vinden, de avonden worden op het landhuis zonder televisie doorgebracht slechts tweemaal per jaar gaat de douairière van achter in de tachtig bij kennissen kijken: op Prinsjesdag en op de verjaardag van de koningin. „Ik ben een bosmens” zegt de freule van zichzelf en: „Wij leven hier op een eiland, de onrust van deze tijd gaat aan Huize Leuvenum een beetje voorbij.” Toch zijn de bewoners van het riante landhuis van zorgen niet gespeend. Zorg hebben zij bijvoorbeeld over de vergrijzing van hun buurtschap, en over het teruglopen van het aantal leerlingen op het piepkleine schooltje van Leuvenum en Staverden. Zorg hebben zij ook voor de toekomst van het landgoed. Hoe ziet freule A. C. Sandberg die toekomst? „Wij moeten afwachten wat de tijden brehgen zullen. Vooralsnog zie ik het landgoed niet in de familie blijven, want er heeft zich hier nog nooit een neef of een achterneef vertoond die fanatiek - gèndeg- ié om dit bezit te kunnen beheren. Natuurlijk, het Gelders Landschap, Natuur Monumenten en Staatsbosbeheer willen het landgoed best aan hun bezittingen.toevoegen, maar voorlopig zeg ik daar nog nee tegen. Voorlopig blijf ik hier liever zelf nog een beetje rondlopen.” :-x Ze woont samen met haar jongere zuster en met haar hoogbejaarde moeder, de douairière Sandberg. Geen huisknecht opent er meer de voordeur van het landhuis; geen kamermeisjes stoffen er meer met plumeaus de kostbaarheden af, geen chauffeur komt er meer voorgereden. De drie adellijke dames hebben gewoon losse hulp en een goede stofzuiger; voor werkzaamheden buitenshuis staan twee manschappen onder contract, twee Manussen van Alles die, uiteraard, veel in het bos te vinden zijn, maar die ook ingeschakeld kunnen worden voor het teren van een schuur, voor het leggen van een vloer of Je moet er ook wel geld voor over hebben. Met de twee honden, die ook in huis zijn, kan de menagerie aan het Wildveld flink wat voedsel aan. Zo gaan er vier penzen per week door,’die bij de slager vandaan komen. „We gaan weinig uit, we hebben geen kleuren-tv en wei nig mensen over de vloer. Het ligt er maar aan waar je je behoeften legt, aldus Ben Brugman. Nu Yuri erbij ge komen is zijn er plannen om de kennel die toch al ruim is opgezet nog eens zo groot te maken. Volgens Grada en Ben Brugman is de wolf een grandioos dier, al vinden de mensen hem te gewoon. Maar hij is net zo mooi als een koningstijger en beslist niet te vergelijken met een hond. Dat is een gedegenereerde stumper. Een wolf krijg je niet klein ook geestelijk niet. Ze zijn ontzettend trots. Het ideaal is om Igor nog eens een vrouwtje te bezorgen. Ze willen een nakomeling van Igor en daar moet het dan bij bij ven vinden ze. volwassen Brugman. Zij is, beaamt haar man, de deskundi ge. „Ik zit nou wel te praten alof ik er alles van weet maar in feite weet zij alles van het gedrag van Igor”. Ze heeft hem vanaf zijn eerste dag buiten de Wassenaarse dierentuin, waar Igor werd geboren, verzorgd, (op)gevoed met hem gespeeld en gewandeld. Hoe kom je aan zo’n voorkeur voor de wolf en dan nog wel als huisdier, al zitten ze dan nu allebei in een royaal bemeten kooi bij het voormalig keuter- boerderijtje aan het Wildveld, waar overigens nog meer dieren worden ge- Het is een lang verhaal, zo blijkt. Ben Brugman heeft biologie ge studeerd in Nijmegen. „En dan kom je in aanraking met hee veel dingen. Het ligt natuurlijk ook aan je instelling. Kijk, we zijn een beetje op ons zelf, we hebben de mensen niet zo 'heel hard nodig. Dat heeft een wolf ook, hij is wat afzijdig”. „De mens heeft eigenlijk nooit een goed woord voor een wolf overgehad, in de dierentuin rent iedereen meteen naar de aapjes, de wolven worden alleen in- die nieuwbouw en de manier waarop gebouwd wordt. Grada Brugmans was aanvankelijk dag en nacht met de jonge wolf besteld: om de twee uur moest hij aan de fles, hij moest ook gemasseerd worden, bij wijze van nabootsing van de liefde van de wolvenmoeder voor haar jong. Een kartonnen doos met deken en warme kruiken stonden voor de jonge wolf klaar. Er hing zegt Ben Brugman een sfeer in huis als was er een baby bijgekomen. Ook dit kleine kind werd groter en daarmee kwamen de problemen, zozeer voor de familie Brugman als wel voor de omgeving. De Zoetermeerders hadden weinig met Igor op en de boot was aan, toen hij op een wandeling op een terrein buiten de stad een jongen een knauw gaf. Hoewel Ben Brugman in Den Haag op een ministerie werkt was de verhuizing naar een landelijker om geving weldra een feit. Het werd dus Surhuisterveen, waar de mensen van het Wildveld ook niet dieet staan te juichen als Grada Brugman met de nu volwas sen wolf langs wandelt, maar waar ze ook duidelijk minder in paniek raken. Je kunt er ook altijd nog met een flinke ’/f. i - Hil 4.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 23