HLMS H fiS 50 Farewell my love Filmmuseum TWEEHONDERD FILMS OP FILM INTERNATIONAL ROTTERDAM La Dolce vita Nachtvoorstellingen N achtvoorstellingen Voor de jeugd Prolongaties Afscheid Bruce Lee The drowning pool The Horror-express 1976 VRIJDAG 1 3 FEBRUARI 17 eV. Premiëre-reprises ■B La régie du jeu Mozart, Bergman en het theater muziek, moeten zijn Goede maar vergeten films terug t 150.4 nrart oi lailu Moeder en dochter in „Legacy”. 1O0L 1 première aangemerkt worden. De veel zijdige manier waarop Fellini met een soort machteloze woede het decadente Rome van die dagen en het is er in middels moraliter zeker niet beter op geworden te kijk zet, blijkt nog altijd ind-ruk te maken. Ook al zouden de din gen bij een Pasölini of een Belocchio brengen. Als een van de zeldzame soci aal geëngageerde films die in Amerika gemaakt zijn, is „Salt of the Earth” van historische betekenis. waarmee iets te nadrukkelijk duidelijk gemaakt wordt dat zeker bij Mozart’s muziek geldt „Alle Menschen werden Brüder”. DAN GAAT SCHOKKEND het gor- riten O Ml •>our meen voor f ti ijkwW eeobjl) i'Ufflgn Scène uit „La pris<l de pouvoir Louis XIV” Het nooit verwachte gebeurde. Tijdens de première van de film op 7 juli 1939 vonden er in de bioscoop allerlei relle tjes plaats, het Franse anti-semitisme stak z’n kop weer eens op en rechtse bladen maakten bezwaar tegen de aan wezigheid van de Jood Dalio in de hoofdrol naast de Oostenrijkse vluchte linge Nora Grégor- Het waren de ze- nuwdagen kort voor het uitbreken van de oorlog en zelfs nadat Renoir minstens 20 minuten uit zijn bijna twee uur durende film had geknipt, werden kort daarop alle openbare voorstellingen van het werk verboden. HET VIJFDE Internationale Filmfesti val „Film International” zal van 20 t.e.m. 28 februari in Rotterdam plaats vinden en wel in vijf theaters: Calypso I en Calypso Club aan de Mauritsweg, ’t Venster, De Lantaren en het Filmhuis aan de Gouvernestraat. Om aan dit eer ste lustrum enige luister bij te zetten heeft organisator Huub Bals de bezoe- kers 200 voorstellingen in 9 dagen in het vooruitzicht gesteld, waarin een zestigtal films vertoond zullen worden. De beste manier natuurlijk om het vijf-jarig be staan van een filmfestival te vieren. Er komen dan wel klachten over een teveel en dat het allemaal niet bij te houden de laatste film van de grote meester uit '53 die zeer uiteenlopend beoordeeld werd en het niet tot een grote internati onale bioscooproulatie wist te brengen. Andere herhalingen van in naam beken de, maar nauwelijks gekende films zijn verder: „Les Enfants terribles”, een ver filming door Jean Pierre Melville van Jean Cocteau’s toneelspel, daterend uit 1948. En een film van Roberto Rosselli ni, oorspronkelijk voor de tv gemaakt „La Prise de Pouvoir par Louis XIV”. Een sobere historische reconstructie van het proces van volwassen-worden bij de jonge Lodewijk die zijn leermeester Ma zarin verliest door de dood en zelf besluit Colbert als raadsman in dienst te nemen. Hij weigert in zijn omgeving de door zijn moeder opgedrongen Fouquet, die hij zelfs laat arresteren en bepaalt zelf de weg die hij moet gaan om rijp te zijn voor zijn grote taak. Een merk waardig document, prachtig in stijl ge houden statisch en niet alleen in de authentieke omgeving opgenomen, maar ook door het gebruik van historische citaten geheel in zijn tijd geplaatst. En dat alles is nog maar een klein aspect van de grote cinemanifestatie in Rotterdam waarover een volgende keer meer. OP DINSDAG DE 16DE vertoont het Filmmuseum „Mutter Krausens’ Fahrt ins Glück”, een ontroearende, op de pro letarische tekenaar Zille geïnspireerde film over maatschappelijke ellende in het Berlijn van 1929. Phil Jutzi maakt een van de beste „linkse” films uit de periode die aan het Hitler-bewind voor afging. Woensdag daarop is Amerika aan de beurte met een gangsterdrama uit ’35, „G-Men” van William Keighly. Uit dat zelfde jaar da.teert „40 Jaar Cinemato grafie”, een compilatiefilm uit de Neder landse nieuwsfabrieken Haghe-Film (W. Mullens), Polygoon (I. Ochse) en Profilti (C. Roem), waarin een overzicht gegeven wordt van de in de respectieve archieven bewaarde gebeurtenissen tussen 1896 en 12936. Een document van onschatbare betekenis! Te zien op donderdag 18 fe bruari. HET IS EEN TRAGISCHE spe ling van het lot dat nu Ingmar Bergman met zijn laatste film, „Die Zauberflöte” doorgebroken is naar een meer speelse, luchtharti ge, poëtisch-zinnelijke manier van filmen, een kwestie van belasting schulden hem in een zenuwinrich ting heeft gebracht. Want hoe men ook kijkt tegen het wonderlijk re sultaat van Bergman’s filmhuwe- lijk met Mozart’s opera, de over heersende eindindruk is dat men er een nieuwe, verjongde en verliefde Bergman in terugvindt en nu ook iets te zien krijgt van de filmer als toneelman. BEHALVE DE op deze pagina bespro ken Bergman-film „Die Zauberflöte” die in Calypso en Saskia (in de winkelgalerij van het Rembrandtsplein) te zien is, biedt de Amsterdamse Filmagende deze week nóg een première, nl. „Farewell my Lovely” in Tuschinski I. De film is door beginneling Dick Richards gemaakt naar een van de bekendste thrillerromans van Raymond Chandler (18891959) die de onsterfelijke figuur Marlowe creëerde als het prototype van de Amerikaanse privé-detective, eenzaam, cynisch en kwetsbaar. Veel van Chandler’s romans zijn verfilmd, „The big Sleep”, „The La dy in the Lake”, „Double Indemnity” maar zijn „Farewll my Lovely” kreeg wel drie verfilmingen, steeds onder an dere titels, waarvan „Murder my Sweet” met Dick Powell en Claire Trevor de best heinnerde bleef. In den ieuwste versie speelt Robert Michum, oud en vermoeid, de legendari sche figuur op jacht naar Moose Malloy en op zoek naar een vroegere vriendin Velma -(Charlotte Rampling), dit alles in en om Los Angeles en even suggestief in beeld gebracht als in Polanski’s „China town”, waaraan dezelfde camerman John A. Alonzo zijn beste krchten gaf. Wie een klassieke thriller op z’n best wil zien, moet dus deze week naar Tuschinski. Verder nieuws: „De Peetvader” is te rug en wel in Cinema International. Eerst na de oorlog werd „La Régie du jeu”, waarin wat spot bedreven werd met enige maatschappelijke kringen die volgens bepaalde spelregels leefden, met veel moeite in zijn oorspronkelijke staat hersteld en pas op 23 augustus 1965 voor het eerst weer integraal in Parijs ge draaid. Bij ons werd hij slechts in beslo ten kringen (Filmmuseum) vertoond en Film International mag in dit verband best over een Nederlandse premièRE spreken. IN DIEZELFDE ZIN kan ook de ver toning van „De Sage van Anatahan” van Josef von Stemberg beschouwd worden, „DE APNPLANEET” is terug in Ca lypso, „Violent City” die Charles Bron son samenbrengt met Telly Savalas, kan men zien in Cineac Reg. Breestraat, in de serie „Hiteclïbock’s Classics” van Cinema International is ditmaal „Psycho” aan de beurt, Chabrol’s „Onschuldigen met vui le Handen” is zowel overdag als ’s nachts te bewonderen in Kriterion. Victoria brengt John Schlesinger’s „Sunday, bloo dy Sunday” en Fritz Lang’s „Metropolis” en Borowczyk’s „Blanchea” (met Michel Simon) vormen de nachtprogramma’s van The Movies en The Mini-Movies. Het Leidseplein Theater tenslotte' brengt „Les Valseuses” met Jeanne Moreau en Rex laat Brigitte Bardot en Claudia Cardina le opdraven als „Ontembare vrouwen in het Wilde Westen”. aandacht op gevestigd dat in dit festival een relatief groot aantal films door vrouwen gemaakt zijn of vrouwen cen- straal stellen. De leiding ontkent ieder verband met het afgelopen jaar van de vrouw, maar constateert met vreugde dat bij een vrije, niet gerichte keuze een aantal opvallende films geselecteerd werd, waarin de vrouw, actief of passief, een belangrijke rol speelt. Voorbeelden zijn „Take it like a Man, Madam”, gemaakt door een Deens vrouwenkollek- tief, verder de Amerikaanse film „Lega cy”, de monoloog van een tot schizofre nie vereenzaamde vrouw van „goede huize” gefilmd door de regisseuse Karen Arthur, twee Hongaarse films, „Een al ledaagse Geschiedenis” en „Een Hon gaars Dorp”, van Judit Elek en „India Song” van Marguérite Duras, o.a. scena rio schrijfster van „Hiroshima mon Amour” en vertegenwoordigster van de „nouveau roman” in Frankrijk. Een an der opvallende attractie van „Film In ternational” is het brengen van reprises die echter meer weg hebben van pre mières. Ieder winterseizoen betekende voor Bergman steeds een terugkeer naar zijn eerst liefde, het toneel, ’s zomers filmde hij en dat beide functies niet te scheiden waren, althans niet in absolute zin, be wezen niet alleen de onderwerpen van veel van zijn films, waarin het toneel of het toneelspel een bepalende rol speel den („De Spullebaas”, „Het Gezicht”, „Riten”), maar ook zijn wijze van fil men waarbij de toneeldialoog niet ge schuwd werd. Niet voor niets zijn de uitgegevenndraaiboeken van Bergman’s films leesbaar als toneelstukken. Maar hoe de filmer fungeert als „met- teur-en-scène” op het toneel, hoe zijn toneelbouw is, welk gebruik hij van decors maakt en hoe hij zijn spelers bewegen liet binnen het raam van de toneel-opening, hebben hoogstens enkele duizenden Holland Festivail-bezoekers kunnen zien, toen zij in de zomer van 1971 Bergmans enscènering van „Droom spel” van Stringberg bij woonden. Iets meer van de toneelkunstenaar Bergman krijgen we te zien in „Die Zauberflöte”, al is de opera niet uitsluitend van een stalles-plaats af door de camera beke ken. Zo een eenvoudig heeft Bergman het zich niet gemaakt Hij heeft twee uur lang een spel gespeeld met de fan tasie op het toneel en de werkelijheid daarbuiten, maar bovendien de beper kingen van het toneelbeeld doorbroken door bij tijden uit het popperige 18de eeuwse toneel-decor over te stappen in een gecompliceerder filmdecor met wat meer bewegingsvrijheid. Er is daardoor een grote afwisseling van camera-instellingen ontstaan die in de film voor de nodige bewegelijkheid zorgt, ook al deinst Bergman er niet voor terug een aria of duet in close-up met het gezicht naar het denkbeeldige publiek uit te laten zingen. Dat publiek is trouwens niet zo denkbeeldig- Als de toeschouwer na enige op zichzelf staan de buitenopnamen in het begin eenmaal binnen de schouwburg is, zwerft tijdens de ouverture de camera langs de gezich ten der bezoekers in afwachting, bezoe kers die naar hun gelaatskleuren uit alle delen van de wereld afkomstig IN ZIJN LUCHTIGE behandeUng van de stof heeft Bergman zich meer gea- sapteerd aan de muziek dan aan de wat overmatig gecompliceerde en van drei gingen gevulde inhoud. Hij heeft een alleraardigst kijkspel geleverd, dat zowel de operaliefhebber als de niet muzikaal gespecialiseerde bioscoopbezoeker zal weten bezig te houden. De nadruk die hij hier en daar legt op het feit dat het hier om een uitvoering gaat en niet om is. Maar voor filmliefhebbers die iedere week geconfronteerd worden met een filmagenda als een woestenij van onbe langrijke films, waarin enkele reprises van goede films uit het verleden dan de oases vormen, voor hen is een cinemani festatie als „Film International” als een overdadig luilekkerland, dat de bezoeker alleen verbiedt om lui te zijn. Misschin dat hij met de grootste krachtsinspan ning toch niet in staat zal zijn alles te zien maar hij' kan iedere dag zijn keus maken, daarbij geholpen door een festi- val-krant die dagelijks verschijnt met alle nieuwtjes over bezoekende regis seurs en filmspelers, maar ook met uit voerige beschrijvingen van de films die op die dag vertoond zullen worden. DAAR IS BIJV, de door een onafhan kelijke Amerikaanse filmonderneming, „Independent Production Corp.” ge maakte sterk sociaal getinte film „The Salt of the Earth” uit 1954 die toonder tijd misschien een week heeft gelopen in ons land en in ieder geval een „verge ten” film is. Het onderwerp, een opstand van mijnwerkers in Nieuw-Mexico, waarbij de vrouwen een actieve rol spelen, is dan ook niet de stof waarvan publieksfilms gemaakt worden. Nu zit ten we toch met heel andere ogen te kijken naar dit destijds progressieve en revolutionaire werkstuk van Herbert J- Biberman, die met uiterst beperkte mid delen een inspirerende arbeidersfilm met grotendeels lekenspelers tot stand bracht. Een voorbeeld voor alle sociale filmers in ons land maar niet alleen daarom een film om nog eens terug te Een gevarieerd nachtprogramma deze week: karate in Frans Hals („Schietge bed voor Kung Fu Duivels”), erotiek in Lido (Kloosterinternaakt”), avontuur in Luxor („De drie Musketiers”), wildwest in Palace (Thunderbolt and Lightfoot”, met Clint Eastwood) en psychopatrie in Roxy waar Polanski’s „Repulsion” voor de derde week gaat. „Grof Geschut” heet de lachfilm van Stan Laurel en Oliver Hardy die op de matinees van zaterdag, zondag en woensdag om 2 uur in Studio draait. In Rembrandt is op diezelfde data en op hetzelfde aanvangsuur (zondag boven dien ook om 4.15) nog steeds Disney’s „Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen” en in Palace met als aanvangsuur 1.30 een potpourri van slapstick-ko-medianten met o.m. Laurel-Hardy, Buster Keaton en Charley Chase. perspectivisch bosdecor waar prins Ta- mino door een angstaanjagende draak achtervolgd wordt en onverwachte red ding krijgt van de drie hofdames die het beest doden. Waarna de opgewekte en opschepperige vogelvanger Papageno ten tonele verschijnt en beiden van de hof dames de opdracht krijgen, afkomstig van de koningin van de Nacht, om de lieftallige Pamina te bevrijden uit de handen van Sarastro. Tamino krijgt als talisman eén toverfluit met -magische - uitwerking, Papageno wordt uitgerust met een doos kleine bellen waarvan eveneens een kalmerende werking uit gaat. Enfin, het heeft weinig zin het- verhaal in details te vertellen. De twee vrienden beleven allerlei avonturen, de koningin van de nacht ontpopt zich als de boze geest en Sarastro blijkt een soort hogepriester te zijn van een sekte, waartoe men eerts kan behoren na een langdurige inwijdingsprocedure. Hiermee heeft Mozart ongetwijfeld de Vrijmetse larij willen aanduiden waarvan hij overtuigd aanhanger was. Nadat de bei de vrienden alle beproevingen doorstaan hebben, opgenomen zijn in de kring van Sarastro, en de dood overwonnen hebben krijgt Tamino zijn Pamina en Papageno zijn Papagena. Het libretto loopt niet over van originaliteit, maar is dan ook ontstaan in een tijd dat zowel Mozart die in hetzelfde jaar dat de opera ont stond, zou sterven (1791) als zijn libret- to-schrijver Emanuel Schikaneder zon der geld waren (Mozart was bovendien al een zieke man) en koste wat kost met een opera voor den dag moesten komen. Het was aan de genialiteit van Mozart te danken dat onder al deze tegenwer kende factoren een welluidend meester werkje ontstond dat muzikaal de niet sterke tekst deed vergeten en de eeuwen glansrijk doorstond. Prins Tamino omringd door de hofdames van de Koningin van de Nacht. de verfilming van een opera, gebeurt nogal nadrukkelijk. Opnamen van het publiek, w' rin steeds het gecnteresseerd gezichtje van een kind (Bergman’s doch- tertje) opvalt, bellden uit de pauze, dijn op en begint de eerste akte in een i waarin een ijverig zanger de partituur --i. ij--i van een volgen<je opera doorkijkt en Tamino en Papageno een partijtje schaak spelen, het opgaan van het fraai gedecoreerde doek, ingelaste portretten van Mozart, het zijn allemaal min of meer gewilde aanwijzingen dat we1 in de schouwburg zitten en ons op een onrea listische handeling, bovendien geacti- Peter Cushing tijdens een hersenoperatie in de expressetrein; uit Horror-Express. harder en onverbloemder gezegd wor den, toch heeft Fellini een kritische toon gevonden die nog altijd aanspreekt, waardoor de film nog steeds als „ge durfd” en onthullend overkomt. VOOR DE NEGENDE WEEK laat de mensetende haai zijn scherpe tanden zien in „Jaws”, ook wel „De Zomer van de Witte Haai” genoemd, waarin naast het schrikwekkende monster (een technisch kunststukje uit de werkplaats van Walt Disney) indrukwekkende rollen gespeeld worden door Roy Scheiden, Robert Shw en Richard Dreyfus. In Lido. Ook in Frans Hals een prolongatie, maar een prolongatie van een reprise, nl. van de in ’éi gemaakte super-produktie „Quo Vdis” met Robert Taylor, Deborah Kerr, Leo Genn en Peter Ustinov en tal rijke arena-scènes. Onder de veelzeggende titel „Goodbye Bruce Lee” wordt inPalace afscheid genomen van de Kung Fu-koning Bruce Lee die door zijn talrijke kanate-rollen en zijn vroegtijdig einde een legendari sche figuur is geworden en in bepaalde kringen in populariteit niet onderdoet voor bijvoorbeeld een James Dean. Roxy zet voor de derde week de vertoningen van „Emmnuelle voort, „de langzaamste streling ooit verfilmd”, zo als nu de ondertitel luidt. ALS TWEEDE VOORBEELD van een première-reprise kan zeker ook „La régie du Jeu” gelden die Jean Renoir in 1939 maakte, niet vermoedend welke vreemde dingen met zijn film zouden gebeuren. Jean Renoir, zoon van de beroemde schilder, had in die tijd een grote naam in Frankrijk. Hij had drie bizarre films gemaakt, telkens met Mi chel Simon in de hoofdrol („On purge Bébé”, „La Chienne”, „Boudu sauvé des Eaux”). Daarna vier grote publiekfilms: „Les Bas-Fonds” naar Gorki met Jean Gabin en Louis Jouvet, „La grande Illusion” met Erich von Stroheim, Jen Gabin en Pierre Fresnay, „La Marseillaise”, een chauvinistische historiefilm om het Franse moreel (de film werd in ’38 gemaakt) wat te versterken, en tenslotte „La Béte humaine”, naar Emille Zola met Jean Gabin en Michel Simon. In ’39 volgde „La Régie du Jeu” die Renoir na het wat zware werk vooraf een lichtere tint wilde geven. Hij dacht aan een moderne zedencomedie in de geest van klassieke toneelschrijvers als Marivaux of Musset. Met in de hoofd rollen Marcel Dalio, Nora Grégor, Ro land Toutain en de regisseur-zelf ont stond een verrukkelijk blijspel van ver gissingen, zich afspelend op het buiten van de door Dalio gespeelde, parvenu de Chesnaye.D eze heeft zich een adellijke titel gekocht en nodigt een zeer gemê leerd gezelschap uit voor het jaarlijks jachtfestijn. In de afzondering van het buitenverblijf geven de gasten zich steeds meer bloot, er wordt geflirt, over spel gepeeld en geroddeld. Het dienst personeel, aangevoerd door de jachtop ziener van Gaston Modot, mengt zich in het geheel, zodat de verwarringen en verwikkelingen niet van de lucht zijn. HET LIJKT ONS weinig zin hebben het festival op de voet te volgen, d.w.z. verslagen uit te brengen over de afgelo pen voorstellingen (die daarna hoogstens nog gezien kunnen worden in de Krite- rion-theaters in Den Haag en Amster dam, de Studio-theaters in Utrecht, Nij megen en Groningen en verder in De Beyerd in Breda). Beter lijkt het een beknopte handleiding vooraf te geven, gedeeltelijk informatief, soms wat dieper ingaand op duidelijke hoogtepunten die men niet mag missen. Gewapend met een volledig weekprogramma dat pas de volgende week in details bekend is en dan op deze pagina afgedrukt kan wor- DE BOEIENDSTE première van deze week kan men in Luxor vinden, waarin Paul Newman zijn oude rol van privé- detective Lew Harper, die hij in „The moving Target” creëerde, weer opvat. Ditmaal krijgt hij een opdracht van een vroegere geliefde, Iris Deveraux (Jo anne Woodward, in het werkelijke leven mevrouw Newman), om de man te vin den die aan haar echtgenoot de brieven zond waaruit haar ontrouw zou moeten blijken. Als in meer films van dit genre is de opdracht in „The drowning Pool” slechts een camouflage en komen heel andere dingen aan het licht die in geen enkel verband staan met huwelijks trouw of ontrouw. Het gevolg is een re- petearendea breuk van onverwachte en gewelddadige avonturen ditmaal bijna eindigend in een badbassin dat langzaam volloopt. Een goed in elkaar zittende, goed (dor Stuaret Rosenberg) geregisseer de film met dat mooie nonchalante spel (van 'het echtpaar Newman-Woodwardï, waarvan de Amerikanen het alleen recht schijnen te hebben. VOOR WIE WERKELIJK wil grieze len is er in Rembrandt „The Horror- Express”, een aaneenschakeling van gru welijke gebeurtenissen uit 1906 tijdens een reis van de Trans-Siberië Express, omdat Christopher Lee als antehropoloog Sir Alexander Saxton een fossiele oer mens, afkomstig van zijn reis dor China, in het bagage-depot heeft ondergebracht. Peter Cushing en Telly Savalas zijn ook partij. den, kan de lezer dan voor zichzelf uitmaken of hij met een passepartout a veertig gulden de hele week wil meema ken of met een vastrechtkaart a vijf gulden die reductie geeft op de eenheids - prijs van vier gulden per voorstelling, zijn eigen keuze wil volgen en periodiek Rotterdam gaat bezoeken- De diverse bedragen voor passepartouts en vast- rechtkaarten kunnen nu al gestort worden op postgiro 700500 van de Rot terdamse kunststichting. Ze zijn ook di rect verkrijgbaar tegen contante betaling op het Leespunt in de Rotterdamse Doe len, Kruisplein 40 van 10.00 tot 17.00 uur. IN EEN VAN DE EERSTE filmkran ten die de Rotterdamse Kunststichting aan de pers heeft uitgereikt, wordt er de veerd door zang en voorbereiden. Voor wie Bergman als filmer meende te kennen betekent „Die Zauberflöte een verrassende ontdekking van een geheel nieuwe kant aan de zwaarmoedige fil mer. Zeker is dat hij een vorm heeft weten te vinden voor de gefilmde opera waarbij de meeste fouten, in het verle den gemaakt vij dit genre, vermeden zijn. Dat niettemin een deel van het publiek de oude Bergman zal blijven verkiezen boven de speelse operebte-ver- filmer, is bijna zeker. f, 0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 17