HLMS
H
fiS
50
Farewell my love
Filmmuseum
TWEEHONDERD FILMS OP FILM INTERNATIONAL ROTTERDAM
La Dolce vita
Nachtvoorstellingen
N achtvoorstellingen
Voor de jeugd
Prolongaties
Afscheid Bruce Lee
The drowning pool
The Horror-express
1976
VRIJDAG
1 3
FEBRUARI
17
eV.
Premiëre-reprises
■B
La régie du jeu
Mozart, Bergman en het theater
muziek, moeten
zijn
Goede
maar vergeten films terug
t 150.4
nrart oi
lailu
Moeder en dochter in „Legacy”.
1O0L
1
première aangemerkt worden. De veel
zijdige manier waarop Fellini met een
soort machteloze woede het decadente
Rome van die dagen en het is er in
middels moraliter zeker niet beter op
geworden te kijk zet, blijkt nog altijd
ind-ruk te maken. Ook al zouden de din
gen bij een Pasölini of een Belocchio
brengen. Als een van de zeldzame soci
aal geëngageerde films die in Amerika
gemaakt zijn, is „Salt of the Earth” van
historische betekenis.
waarmee iets te nadrukkelijk duidelijk
gemaakt wordt dat zeker bij Mozart’s
muziek geldt „Alle Menschen werden
Brüder”.
DAN GAAT SCHOKKEND het gor-
riten
O Ml
•>our
meen
voor f
ti
ijkwW
eeobjl)
i'Ufflgn
Scène uit „La pris<l de pouvoir Louis XIV”
Het nooit verwachte gebeurde. Tijdens
de première van de film op 7 juli 1939
vonden er in de bioscoop allerlei relle
tjes plaats, het Franse anti-semitisme
stak z’n kop weer eens op en rechtse
bladen maakten bezwaar tegen de aan
wezigheid van de Jood Dalio in de
hoofdrol naast de Oostenrijkse vluchte
linge Nora Grégor- Het waren de ze-
nuwdagen kort voor het uitbreken van
de oorlog en zelfs nadat Renoir minstens
20 minuten uit zijn bijna twee uur
durende film had geknipt, werden kort
daarop alle openbare voorstellingen van
het werk verboden.
HET VIJFDE Internationale Filmfesti
val „Film International” zal van 20
t.e.m. 28 februari in Rotterdam plaats
vinden en wel in vijf theaters: Calypso I
en Calypso Club aan de Mauritsweg, ’t
Venster, De Lantaren en het Filmhuis
aan de Gouvernestraat. Om aan dit eer
ste lustrum enige luister bij te zetten
heeft organisator Huub Bals de bezoe-
kers 200 voorstellingen in 9 dagen in het
vooruitzicht gesteld, waarin een zestigtal
films vertoond zullen worden. De beste
manier natuurlijk om het vijf-jarig be
staan van een filmfestival te vieren. Er
komen dan wel klachten over een teveel
en dat het allemaal niet bij te houden
de laatste film van de grote meester uit
'53 die zeer uiteenlopend beoordeeld
werd en het niet tot een grote internati
onale bioscooproulatie wist te brengen.
Andere herhalingen van in naam beken
de, maar nauwelijks gekende films zijn
verder: „Les Enfants terribles”, een ver
filming door Jean Pierre Melville van
Jean Cocteau’s toneelspel, daterend uit
1948. En een film van Roberto Rosselli
ni, oorspronkelijk voor de tv gemaakt
„La Prise de Pouvoir par Louis XIV”.
Een sobere historische reconstructie van
het proces van volwassen-worden bij de
jonge Lodewijk die zijn leermeester Ma
zarin verliest door de dood en zelf
besluit Colbert als raadsman in dienst te
nemen. Hij weigert in zijn omgeving de
door zijn moeder opgedrongen Fouquet,
die hij zelfs laat arresteren en bepaalt
zelf de weg die hij moet gaan om rijp te
zijn voor zijn grote taak. Een merk
waardig document, prachtig in stijl ge
houden statisch en niet alleen in de
authentieke omgeving opgenomen, maar
ook door het gebruik van historische
citaten geheel in zijn tijd geplaatst.
En dat alles is nog maar een klein
aspect van de grote cinemanifestatie in
Rotterdam waarover een volgende keer
meer.
OP DINSDAG DE 16DE vertoont het
Filmmuseum „Mutter Krausens’ Fahrt
ins Glück”, een ontroearende, op de pro
letarische tekenaar Zille geïnspireerde
film over maatschappelijke ellende in
het Berlijn van 1929. Phil Jutzi maakt
een van de beste „linkse” films uit de
periode die aan het Hitler-bewind voor
afging. Woensdag daarop is Amerika aan
de beurte met een gangsterdrama uit ’35,
„G-Men” van William Keighly. Uit dat
zelfde jaar da.teert „40 Jaar Cinemato
grafie”, een compilatiefilm uit de Neder
landse nieuwsfabrieken Haghe-Film (W.
Mullens), Polygoon (I. Ochse) en Profilti
(C. Roem), waarin een overzicht gegeven
wordt van de in de respectieve archieven
bewaarde gebeurtenissen tussen 1896 en
12936. Een document van onschatbare
betekenis! Te zien op donderdag 18 fe
bruari.
HET IS EEN TRAGISCHE spe
ling van het lot dat nu Ingmar
Bergman met zijn laatste film,
„Die Zauberflöte” doorgebroken is
naar een meer speelse, luchtharti
ge, poëtisch-zinnelijke manier van
filmen, een kwestie van belasting
schulden hem in een zenuwinrich
ting heeft gebracht. Want hoe men
ook kijkt tegen het wonderlijk re
sultaat van Bergman’s filmhuwe-
lijk met Mozart’s opera, de over
heersende eindindruk is dat men er
een nieuwe, verjongde en verliefde
Bergman in terugvindt en nu ook
iets te zien krijgt van de filmer als
toneelman.
BEHALVE DE op deze pagina bespro
ken Bergman-film „Die Zauberflöte” die
in Calypso en Saskia (in de winkelgalerij
van het Rembrandtsplein) te zien is,
biedt de Amsterdamse Filmagende deze
week nóg een première, nl. „Farewell my
Lovely” in Tuschinski I. De film is door
beginneling Dick Richards gemaakt naar
een van de bekendste thrillerromans van
Raymond Chandler (18891959) die de
onsterfelijke figuur Marlowe creëerde
als het prototype van de Amerikaanse
privé-detective, eenzaam, cynisch en
kwetsbaar. Veel van Chandler’s romans
zijn verfilmd, „The big Sleep”, „The La
dy in the Lake”, „Double Indemnity”
maar zijn „Farewll my Lovely” kreeg
wel drie verfilmingen, steeds onder an
dere titels, waarvan „Murder my Sweet”
met Dick Powell en Claire Trevor de
best heinnerde bleef.
In den ieuwste versie speelt Robert
Michum, oud en vermoeid, de legendari
sche figuur op jacht naar Moose Malloy
en op zoek naar een vroegere vriendin
Velma -(Charlotte Rampling), dit alles in
en om Los Angeles en even suggestief in
beeld gebracht als in Polanski’s „China
town”, waaraan dezelfde camerman John
A. Alonzo zijn beste krchten gaf. Wie een
klassieke thriller op z’n best wil zien,
moet dus deze week naar Tuschinski.
Verder nieuws: „De Peetvader” is te
rug en wel in Cinema International.
Eerst na de oorlog werd „La Régie du
jeu”, waarin wat spot bedreven werd
met enige maatschappelijke kringen die
volgens bepaalde spelregels leefden, met
veel moeite in zijn oorspronkelijke staat
hersteld en pas op 23 augustus 1965 voor
het eerst weer integraal in Parijs ge
draaid. Bij ons werd hij slechts in beslo
ten kringen (Filmmuseum) vertoond en
Film International mag in dit verband
best over een Nederlandse premièRE
spreken.
IN DIEZELFDE ZIN kan ook de ver
toning van „De Sage van Anatahan” van
Josef von Stemberg beschouwd worden,
„DE APNPLANEET” is terug in Ca
lypso, „Violent City” die Charles Bron
son samenbrengt met Telly Savalas, kan
men zien in Cineac Reg. Breestraat, in de
serie „Hiteclïbock’s Classics” van Cinema
International is ditmaal „Psycho” aan de
beurt, Chabrol’s „Onschuldigen met vui
le Handen” is zowel overdag als ’s nachts
te bewonderen in Kriterion. Victoria
brengt John Schlesinger’s „Sunday, bloo
dy Sunday” en Fritz Lang’s „Metropolis”
en Borowczyk’s „Blanchea” (met Michel
Simon) vormen de nachtprogramma’s van
The Movies en The Mini-Movies. Het
Leidseplein Theater tenslotte' brengt „Les
Valseuses” met Jeanne Moreau en Rex
laat Brigitte Bardot en Claudia Cardina
le opdraven als „Ontembare vrouwen in
het Wilde Westen”.
aandacht op gevestigd dat in dit festival
een relatief groot aantal films door
vrouwen gemaakt zijn of vrouwen cen-
straal stellen. De leiding ontkent ieder
verband met het afgelopen jaar van de
vrouw, maar constateert met vreugde
dat bij een vrije, niet gerichte keuze een
aantal opvallende films geselecteerd
werd, waarin de vrouw, actief of passief,
een belangrijke rol speelt. Voorbeelden
zijn „Take it like a Man, Madam”,
gemaakt door een Deens vrouwenkollek-
tief, verder de Amerikaanse film „Lega
cy”, de monoloog van een tot schizofre
nie vereenzaamde vrouw van „goede
huize” gefilmd door de regisseuse Karen
Arthur, twee Hongaarse films, „Een al
ledaagse Geschiedenis” en „Een Hon
gaars Dorp”, van Judit Elek en „India
Song” van Marguérite Duras, o.a. scena
rio schrijfster van „Hiroshima mon
Amour” en vertegenwoordigster van de
„nouveau roman” in Frankrijk. Een an
der opvallende attractie van „Film In
ternational” is het brengen van reprises
die echter meer weg hebben van pre
mières.
Ieder winterseizoen betekende voor
Bergman steeds een terugkeer naar zijn
eerst liefde, het toneel, ’s zomers filmde
hij en dat beide functies niet te scheiden
waren, althans niet in absolute zin, be
wezen niet alleen de onderwerpen van
veel van zijn films, waarin het toneel of
het toneelspel een bepalende rol speel
den („De Spullebaas”, „Het Gezicht”,
„Riten”), maar ook zijn wijze van fil
men waarbij de toneeldialoog niet ge
schuwd werd. Niet voor niets zijn de
uitgegevenndraaiboeken van Bergman’s
films leesbaar als toneelstukken.
Maar hoe de filmer fungeert als „met-
teur-en-scène” op het toneel, hoe zijn
toneelbouw is, welk gebruik hij van
decors maakt en hoe hij zijn spelers
bewegen liet binnen het raam van de
toneel-opening, hebben hoogstens enkele
duizenden Holland Festivail-bezoekers
kunnen zien, toen zij in de zomer van
1971 Bergmans enscènering van „Droom
spel” van Stringberg bij woonden. Iets
meer van de toneelkunstenaar Bergman
krijgen we te zien in „Die Zauberflöte”,
al is de opera niet uitsluitend van een
stalles-plaats af door de camera beke
ken. Zo een eenvoudig heeft Bergman
het zich niet gemaakt Hij heeft twee
uur lang een spel gespeeld met de fan
tasie op het toneel en de werkelijheid
daarbuiten, maar bovendien de beper
kingen van het toneelbeeld doorbroken
door bij tijden uit het popperige 18de
eeuwse toneel-decor over te stappen in
een gecompliceerder filmdecor met wat
meer bewegingsvrijheid.
Er is daardoor een grote afwisseling
van camera-instellingen ontstaan die in
de film voor de nodige bewegelijkheid
zorgt, ook al deinst Bergman er niet
voor terug een aria of duet in close-up
met het gezicht naar het denkbeeldige
publiek uit te laten zingen. Dat publiek
is trouwens niet zo denkbeeldig- Als de
toeschouwer na enige op zichzelf staan
de buitenopnamen in het begin eenmaal
binnen de schouwburg is, zwerft tijdens
de ouverture de camera langs de gezich
ten der bezoekers in afwachting, bezoe
kers die naar hun gelaatskleuren uit alle
delen van de wereld afkomstig
IN ZIJN LUCHTIGE behandeUng van
de stof heeft Bergman zich meer gea-
sapteerd aan de muziek dan aan de wat
overmatig gecompliceerde en van drei
gingen gevulde inhoud. Hij heeft een
alleraardigst kijkspel geleverd, dat zowel
de operaliefhebber als de niet muzikaal
gespecialiseerde bioscoopbezoeker zal
weten bezig te houden. De nadruk die
hij hier en daar legt op het feit dat het
hier om een uitvoering gaat en niet om
is. Maar voor filmliefhebbers die iedere
week geconfronteerd worden met een
filmagenda als een woestenij van onbe
langrijke films, waarin enkele reprises
van goede films uit het verleden dan de
oases vormen, voor hen is een cinemani
festatie als „Film International” als een
overdadig luilekkerland, dat de bezoeker
alleen verbiedt om lui te zijn. Misschin
dat hij met de grootste krachtsinspan
ning toch niet in staat zal zijn alles te
zien maar hij' kan iedere dag zijn keus
maken, daarbij geholpen door een festi-
val-krant die dagelijks verschijnt met
alle nieuwtjes over bezoekende regis
seurs en filmspelers, maar ook met uit
voerige beschrijvingen van de films die
op die dag vertoond zullen worden.
DAAR IS BIJV, de door een onafhan
kelijke Amerikaanse filmonderneming,
„Independent Production Corp.” ge
maakte sterk sociaal getinte film „The
Salt of the Earth” uit 1954 die toonder
tijd misschien een week heeft gelopen in
ons land en in ieder geval een „verge
ten” film is. Het onderwerp, een opstand
van mijnwerkers in Nieuw-Mexico,
waarbij de vrouwen een actieve rol
spelen, is dan ook niet de stof waarvan
publieksfilms gemaakt worden. Nu zit
ten we toch met heel andere ogen te
kijken naar dit destijds progressieve en
revolutionaire werkstuk van Herbert J-
Biberman, die met uiterst beperkte mid
delen een inspirerende arbeidersfilm met
grotendeels lekenspelers tot stand
bracht. Een voorbeeld voor alle sociale
filmers in ons land maar niet alleen
daarom een film om nog eens terug te
Een gevarieerd nachtprogramma deze
week: karate in Frans Hals („Schietge
bed voor Kung Fu Duivels”), erotiek in
Lido (Kloosterinternaakt”), avontuur in
Luxor („De drie Musketiers”), wildwest
in Palace (Thunderbolt and Lightfoot”,
met Clint Eastwood) en psychopatrie in
Roxy waar Polanski’s „Repulsion” voor
de derde week gaat.
„Grof Geschut” heet de lachfilm van
Stan Laurel en Oliver Hardy die op de
matinees van zaterdag, zondag en
woensdag om 2 uur in Studio draait. In
Rembrandt is op diezelfde data en op
hetzelfde aanvangsuur (zondag boven
dien ook om 4.15) nog steeds Disney’s
„Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen” en
in Palace met als aanvangsuur 1.30 een
potpourri van slapstick-ko-medianten
met o.m. Laurel-Hardy, Buster Keaton
en Charley Chase.
perspectivisch bosdecor waar prins Ta-
mino door een angstaanjagende draak
achtervolgd wordt en onverwachte red
ding krijgt van de drie hofdames die het
beest doden. Waarna de opgewekte en
opschepperige vogelvanger Papageno ten
tonele verschijnt en beiden van de hof
dames de opdracht krijgen, afkomstig
van de koningin van de Nacht, om de
lieftallige Pamina te bevrijden uit de
handen van Sarastro. Tamino krijgt als
talisman eén toverfluit met -magische -
uitwerking, Papageno wordt uitgerust
met een doos kleine bellen waarvan
eveneens een kalmerende werking uit
gaat. Enfin, het heeft weinig zin het-
verhaal in details te vertellen. De twee
vrienden beleven allerlei avonturen, de
koningin van de nacht ontpopt zich als
de boze geest en Sarastro blijkt een
soort hogepriester te zijn van een sekte,
waartoe men eerts kan behoren na een
langdurige inwijdingsprocedure. Hiermee
heeft Mozart ongetwijfeld de Vrijmetse
larij willen aanduiden waarvan hij
overtuigd aanhanger was. Nadat de bei
de vrienden alle beproevingen doorstaan
hebben, opgenomen zijn in de kring van
Sarastro, en de dood overwonnen hebben
krijgt Tamino zijn Pamina en Papageno
zijn Papagena. Het libretto loopt niet
over van originaliteit, maar is dan ook
ontstaan in een tijd dat zowel Mozart
die in hetzelfde jaar dat de opera ont
stond, zou sterven (1791) als zijn libret-
to-schrijver Emanuel Schikaneder zon
der geld waren (Mozart was bovendien
al een zieke man) en koste wat kost met
een opera voor den dag moesten komen.
Het was aan de genialiteit van Mozart
te danken dat onder al deze tegenwer
kende factoren een welluidend meester
werkje ontstond dat muzikaal de niet
sterke tekst deed vergeten en de eeuwen
glansrijk doorstond.
Prins Tamino omringd door de hofdames van de Koningin van de Nacht.
de verfilming van een opera, gebeurt
nogal nadrukkelijk. Opnamen van het
publiek, w' rin steeds het gecnteresseerd
gezichtje van een kind (Bergman’s doch-
tertje) opvalt, bellden uit de pauze,
dijn op en begint de eerste akte in een i waarin een ijverig zanger de partituur
--i. ij--i van een volgen<je opera doorkijkt en
Tamino en Papageno een partijtje
schaak spelen, het opgaan van het fraai
gedecoreerde doek, ingelaste portretten
van Mozart, het zijn allemaal min of
meer gewilde aanwijzingen dat we1 in de
schouwburg zitten en ons op een onrea
listische handeling, bovendien geacti-
Peter Cushing tijdens een hersenoperatie in de expressetrein; uit Horror-Express.
harder en onverbloemder gezegd wor
den, toch heeft Fellini een kritische toon
gevonden die nog altijd aanspreekt,
waardoor de film nog steeds als „ge
durfd” en onthullend overkomt.
VOOR DE NEGENDE WEEK laat de
mensetende haai zijn scherpe tanden zien
in „Jaws”, ook wel „De Zomer van de
Witte Haai” genoemd, waarin naast het
schrikwekkende monster (een technisch
kunststukje uit de werkplaats van Walt
Disney) indrukwekkende rollen gespeeld
worden door Roy Scheiden, Robert Shw
en Richard Dreyfus. In Lido.
Ook in Frans Hals een prolongatie,
maar een prolongatie van een reprise, nl.
van de in ’éi gemaakte super-produktie
„Quo Vdis” met Robert Taylor, Deborah
Kerr, Leo Genn en Peter Ustinov en tal
rijke arena-scènes.
Onder de veelzeggende titel „Goodbye
Bruce Lee” wordt inPalace afscheid
genomen van de Kung Fu-koning Bruce
Lee die door zijn talrijke kanate-rollen
en zijn vroegtijdig einde een legendari
sche figuur is geworden en in bepaalde
kringen in populariteit niet onderdoet
voor bijvoorbeeld een James Dean.
Roxy zet voor de derde week de
vertoningen van „Emmnuelle voort, „de
langzaamste streling ooit verfilmd”, zo
als nu de ondertitel luidt.
ALS TWEEDE VOORBEELD van een
première-reprise kan zeker ook „La régie
du Jeu” gelden die Jean Renoir in
1939 maakte, niet vermoedend welke
vreemde dingen met zijn film zouden
gebeuren. Jean Renoir, zoon van de
beroemde schilder, had in die tijd een
grote naam in Frankrijk. Hij had drie
bizarre films gemaakt, telkens met Mi
chel Simon in de hoofdrol („On purge
Bébé”, „La Chienne”, „Boudu sauvé des
Eaux”).
Daarna vier grote publiekfilms: „Les
Bas-Fonds” naar Gorki met Jean Gabin
en Louis Jouvet, „La grande Illusion”
met Erich von Stroheim, Jen Gabin en
Pierre Fresnay, „La Marseillaise”, een
chauvinistische historiefilm om het
Franse moreel (de film werd in ’38
gemaakt) wat te versterken, en tenslotte
„La Béte humaine”, naar Emille Zola
met Jean Gabin en Michel Simon.
In ’39 volgde „La Régie du Jeu” die
Renoir na het wat zware werk vooraf
een lichtere tint wilde geven. Hij dacht
aan een moderne zedencomedie in de
geest van klassieke toneelschrijvers als
Marivaux of Musset. Met in de hoofd
rollen Marcel Dalio, Nora Grégor, Ro
land Toutain en de regisseur-zelf ont
stond een verrukkelijk blijspel van ver
gissingen, zich afspelend op het buiten
van de door Dalio gespeelde, parvenu de
Chesnaye.D eze heeft zich een adellijke
titel gekocht en nodigt een zeer gemê
leerd gezelschap uit voor het jaarlijks
jachtfestijn. In de afzondering van het
buitenverblijf geven de gasten zich
steeds meer bloot, er wordt geflirt, over
spel gepeeld en geroddeld. Het dienst
personeel, aangevoerd door de jachtop
ziener van Gaston Modot, mengt zich in
het geheel, zodat de verwarringen en
verwikkelingen niet van de lucht zijn.
HET LIJKT ONS weinig zin hebben
het festival op de voet te volgen, d.w.z.
verslagen uit te brengen over de afgelo
pen voorstellingen (die daarna hoogstens
nog gezien kunnen worden in de Krite-
rion-theaters in Den Haag en Amster
dam, de Studio-theaters in Utrecht, Nij
megen en Groningen en verder in De
Beyerd in Breda). Beter lijkt het een
beknopte handleiding vooraf te geven,
gedeeltelijk informatief, soms wat dieper
ingaand op duidelijke hoogtepunten die
men niet mag missen. Gewapend met
een volledig weekprogramma dat pas de
volgende week in details bekend is en
dan op deze pagina afgedrukt kan wor-
DE BOEIENDSTE première van deze
week kan men in Luxor vinden, waarin
Paul Newman zijn oude rol van privé-
detective Lew Harper, die hij in „The
moving Target” creëerde, weer opvat.
Ditmaal krijgt hij een opdracht van een
vroegere geliefde, Iris Deveraux (Jo
anne Woodward, in het werkelijke leven
mevrouw Newman), om de man te vin
den die aan haar echtgenoot de brieven
zond waaruit haar ontrouw zou moeten
blijken. Als in meer films van dit genre
is de opdracht in „The drowning Pool”
slechts een camouflage en komen heel
andere dingen aan het licht die in geen
enkel verband staan met huwelijks
trouw of ontrouw. Het gevolg is een re-
petearendea breuk van onverwachte en
gewelddadige avonturen ditmaal bijna
eindigend in een badbassin dat langzaam
volloopt. Een goed in elkaar zittende,
goed (dor Stuaret Rosenberg) geregisseer
de film met dat mooie nonchalante spel
(van 'het echtpaar Newman-Woodwardï,
waarvan de Amerikanen het alleen
recht schijnen te hebben.
VOOR WIE WERKELIJK wil grieze
len is er in Rembrandt „The Horror-
Express”, een aaneenschakeling van gru
welijke gebeurtenissen uit 1906 tijdens
een reis van de Trans-Siberië Express,
omdat Christopher Lee als antehropoloog
Sir Alexander Saxton een fossiele oer
mens, afkomstig van zijn reis dor China,
in het bagage-depot heeft ondergebracht.
Peter Cushing en Telly Savalas zijn ook
partij.
den, kan de lezer dan voor zichzelf
uitmaken of hij met een passepartout a
veertig gulden de hele week wil meema
ken of met een vastrechtkaart a vijf
gulden die reductie geeft op de eenheids -
prijs van vier gulden per voorstelling,
zijn eigen keuze wil volgen en periodiek
Rotterdam gaat bezoeken- De diverse
bedragen voor passepartouts en vast-
rechtkaarten kunnen nu al gestort
worden op postgiro 700500 van de Rot
terdamse kunststichting. Ze zijn ook di
rect verkrijgbaar tegen contante betaling
op het Leespunt in de Rotterdamse Doe
len, Kruisplein 40 van 10.00 tot 17.00
uur.
IN EEN VAN DE EERSTE filmkran
ten die de Rotterdamse Kunststichting
aan de pers heeft uitgereikt, wordt er de
veerd door zang en
voorbereiden.
Voor wie Bergman als filmer meende
te kennen betekent „Die Zauberflöte een
verrassende ontdekking van een geheel
nieuwe kant aan de zwaarmoedige fil
mer. Zeker is dat hij een vorm heeft
weten te vinden voor de gefilmde opera
waarbij de meeste fouten, in het verle
den gemaakt vij dit genre, vermeden
zijn. Dat niettemin een deel van het
publiek de oude Bergman zal blijven
verkiezen boven de speelse operebte-ver-
filmer, is bijna zeker.
f,
0