het leven een
onbegrijpelijk
fenomeen
L
i
Madame de Charrière: verschrikkingen van verstandshuwelijk
„Muziek is net als
N
Kenneth Montgomery wil Omroeporkest afhelpen van te neutraal karakter
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1976
door Johan van Kempen
I
18
"1
I
„DE TOON VAN GEZAG die de echtgenoot tot een verschrikking
maakt siert daarentegen de minnaar”, zegt Belle van Zuylen in het
verhaal „De edelman”, pas uitgegeven door Meulenhoff, samen met de
korte briefroman „Mrs. Henley”. De vertaler is Robert Egeter van
Kuyk, de vertaling is een beetje stijf, maar dat is wel de goede toon.
„Le noble” en „Mistriss Henley” zijn beide verhalen die niet zozeer
direct het huwelijk als thema hebben, maar waarin de ideeën die Belle
van Zuylen, de latere mevrouw De Charrière (o.a. vriendin en corres
pondente van Benjamin Constant) daarover had te vinden zijn, in een
vorm zo helder en kort dat men ze zou kunnen bundelen tot „pensées
choisies.” Het zijn niet alleen de formuleringen die de moeite waard
zijn. Ook de opvattingen die de 18e-eeuwse onbevooroordeelde mada-'
me De Charrière verkondigt zijn in staat je te laten schrikken door hun
oprechtheid.
i voor
Vrijheidsdrang
Filosofisch probleem
en
De kennismaking was gemakkelijk. Kenneth
Montgomery, de onlangs benoemde, nieuwe dirigent van
het Omroeporkest, wierp nog juist even een blik in de
partituur van bet werk dat hij die ochtend met het orkest
had doorgenomen. Ik had die repetitie meegemaakt, om te
zien wat voor temperament Montgomery binnenskamers
toont. Uiterst beheerst en geconcentreerd werkt hij op de
klank. En alleen de meest noodzakelijke woorden komen
er bij hem los, om uit te leggen hoe hij alles gerealiseerd
wil hebben.
Terwijl de orkestleden hun instrumenten inpakken,
blijf t hij daar dus nog even achter zijn dirigeerlessenaar
zitten, tot zijn blik op mij valt als ik intussen naast hem
ben komen staan. „Hallo, ja ik wist datje zou komen. Uit
Haarlem hè. Daar hebben we juist een concert gegeven
met Albert de Klerk. On tzettend goeie organist is da t.
Zullen we samen gaan lunchen?Dan kunnen we een glas
wijn drinken, dat praat misschien wel plezierig.”
Vaktechnische
dwalingen
A
Belle van Zuylen’s
De edelman”
„Mrs Henley
ist
r
aar
I.
■y
i:
DINY SCHOUTEN
i
g.
i
nder
ars
week
Dat ze geest bezat is trouwens een grote
handicap geweest bij de vele moeizame
huwelijksonderhandelingen die voor haar
gevoerd zijn. Simone Dubois beschrijft in
„Belle van Zuylen, leven op afstand” hoe
Belle zich moet wapenen tegen huwelijks
kandidaten die in het huwelijkscontract
vastgelegd willen zien dat ze niemand zal
ontmoeten, met niemand corresponderen
en niets zal publiceren zonder de toestem
ming van haar twee broers en haar echtge
noot. En dat terwijl het huwelijk voor haar
Belle van Zuylens „verlichte” redelijk
heid heeft haar steeds gesteund in haar
verzet tegen de maatschappelijke gewoon
te, die het blote feit van de geboorte erken
de als rechtgevei 1 op veel privileges. Bo
vendien, vindt ze, misbruikt de aristocratie
haar vrijheid. In „De edelman” bespot ze
een zekere baron d’Amonville, wiens eni
ge verdienste is dat hij van een oud ge
slacht afstamt. Het weinige geld dat er is,
gebruikt hij voor eindeloze processen om
op zijn bezit het recht van ophanging te
'verkrijgen. Hij vraagt zich absoluut niet
af, of hij zijn kinderen misschien niets
nuttigers kan nalaten. Er is een zoon en
een dochter. „De jonker had reden genoeg
om ontevreden te zijn over zichzelf en zijn
opvoeding, maar dat was hij niet, want de
naam d’Amonville en de stamboom van
zijn geslacht maakten voor hem kennis of
bekwaamheid overbodig.” Zijn trekken
zijn onaangenaam, „en alleen bijzonder
scherpe ogen zouden er de kemmerken in
hebben kunnen zien die volgens sommige
mensen altijd duiden op hoge geboorte.”
Hij vindt het volstrekt niet van belang dat
zijn aanstaande echtgenote misschien niet
helemaal recht uit haar ogen kijkt: in
plaats van een portret stuurt men haar
stamboom. De dochter, Julie, is mooi en
intelligent. Haar opvoeding is verwaar
loosd, maar haar onwetendheid en haar
Nou, ik dronk daar een guinness, You
know? Dat is van dat lekkere donkere bier.
En onderwijl wordt er druk gepraat in het
Gaelic. Zegt op een gegeven ogenblik
iemand: „Die gentleman aan de bar is een
toerist en kan ons geloof ik niet goed
verstaan, laten we allemaal Engels
spreken.” Zoiets is typerend voor Ierland.”
En terwijl hij me heel nadrukkelijk
aankijkt: „Mijn vader is helaas gestorven
toen ik nog een kind was, maar mijn beide
ouders hebben altijd alles gedaan wat
nodig was voor mijn muzikale
ontwikkeling. En dat is toch iets heel
bijzonders, want al toonde ik zelf al vroeg
mijn muzikale aanleg, ik kom uit een heel
eenvoudig en niet-muzikaal milieu.”
Als hij is uitgemijmerd over Ierland, vraag
ik of zijn werk in Hilversum hem een
beetje bevalt.
„Ja, zeker wel, maar ik ben natuurlijk nog
maar kort aan de gang. En ik heb goed
materiaal om mee te werken. Maar het
probleem van het Omroeporkest is
eigenlijk dat ze voor het eerst sinds jaren
alleen maar verbeteren. Zelfs een of ander
gekweekt specialisme hoeft echt niet ten
koste van de rest te gaan, integendeel.
Het ironische commentaar van de au
teur op de bereidwilligheid van Julie te
genover zoveel despotisme luidt dan: „De
toon van gezag die de echtgenoot tot een
verschrikking maakt siert daarentegen de
minnaar! Omdat ze tegenstaan tracht men
de rechten van de eerste met evenveel
vindingrijkheid te ontwijken als men de
rechten van de tweede probeert te gehoor
zamen omdat men ermee instemt. Immers,
van vrijheid van beslissen doet een mens
maar al te gaarne afstand als die ingaat
tegen de stroom van zijn verlangens. Als
Valaincourt haar had gesmeekt, als hij om
haar instemming had gebeden zou Julie
zich misschien niet hebben durven over
geven. Valaincourt eiste, en Julie meende
niet ongehoorzaam te kunnen zijn.”
Ben jij uit op een specialisme, wat betreft
het repertoire? Ik hoorde datje onder
meer alle symfonieën van Sibelius wilde
uitvoeren.
„Mrs. Henley” stelt het probleem van de
echtgenote, die zich tekort voelt schieten
tegenover een uiterst verstandige, redelij
ke, onverstoorbare, niet-jaloer.se echtge
noot. Mrs. Henley is enthousiast en gevoe
lig. Door haar enthousiasme is ze onzorg
vuldig, ze neemt ondoordachte, gevoels
matige besluiten. Ze is licht impressiona-
bel, daardoor kan ze heel ongelukkig zijn
Haar echtgenoot maakt, met al zijn rede
lijkheid, geen enkel verwijt over haar fou
ten. Tegenover zoveel volmaaktheid voelt
i zij zich dubbel schuldig. Ze roept uit tegen
„Mrs. Henley” is geschreven in 1784, als
antwoord op een boekje „Ie mari senti
mental” van Samuel de Constant. Daarin
beklaagt een man zich over de ongevoelig
heid en het gebrek aan belangstelling van
zijn vrouw. Belle van Zuylen vond dat
verwijt niet terecht, en het zou aardig
geweest zijn als de vertaler daar iets over
gezegd had. Nu is de verwijzing naar
„A Sentimental Husband” en de dames
Bompré in de eerste brief van Mrs. Henley
onbegrijpelijk.
over de vriendin aan wie de brieven ge
richt zijn: vuistslagen zouden mij welko-
mer zijn dan al die redelijkheid! en tegelijk
minacht ze zichzelf omdat ze ongelukkig
is. Belle van Zuylen stelt heel onnadrukke
lijk een bijna filosofisch probleem: düs
weg met die redelijkheid, omdat die ge
voelloos is? Impliciet geeft ze het ant
woord: de vraagstelling is foutief, voor
Mrs. Henley zijn er twee oplossingen, of
verstandig en dus gelukkig worden, of
sterven van verdriet.
0 uur.
ij een
De keuze van het toneelstukje van Mare
Grellet is een gemiste kans. Er is in het
Nederlands zo weinig van Belle van Zuy
len beschikbaar, dat men heel gemakke
lijk een veel logischer keus had kunnen
doen. Werkelijk schandelijk vind ik de
minimale omvang van deze paperback
Waarom toch zo weinig? Het boekje telt
125 bladzijden, waarvan slechts 70 in
beslag genomen worden door „De edel
man” en „Mrs. Henley.” Een prijsbewuste
lezer kan misschien beter (nog 3 a 4 jaar
wachten op het verzameld werk, dat bi;
uitgeverij Van Oorschot in voorbereiding
is.
1
tot
99
wordt
I.V.,
n,
aan 3,
Aan de twee novellen van Belle van
Zuylen is een schetsje van Mare Grellet
toegevoegd: „Madame de Charrière ont
vangt”, een nogal flauw gelegenheidsstuk
je met fictieve conversaties van Mme. de
Charrière en haar vrienden. Ook hier ont
breekt elk commentaar, zodat het voor
mensen voor wie Belle van Zuylen nieuw
is, onbegrijpelijk moet zijn. En dat terwijl
dit boekje juist een goede introductie zou
moeten zijn voor een wat groter publiek.
Zodra een boek hier geen wetenschappe
lijke pretenties heeft, ontbreekt onmiddel
lijk elke vorm van inleiding! Vindt men
soms dat dat te moeilijk zou zijn voor „het
grote publiek?” Ik kan me erg kwaad
maken over zo’n vernederende onder
schatting.
de enige mogelijkheid is om te ontsnappen
aan de kritiek op haar gedrag, dat onge
woon gevonden werd. Nu is ze kwetsbaar
voor die kritiek, haar ouders ontzeggen
haar elke vrijheid van handelen. Als ze
geen vader of moeder had, zou ze niet
trouwen, schrijft ze aan James Boswell,
die in deze jaren in Utrecht studeert. In
Holland is er niemand te vinden die op
haar voorwaarden wil trouwen, d.w.z. ie
mand die haar enigszins wil vrijlaten in
haar gedrag. „Het is werkelijk heel moei
lijk, mij goed uit te huwelijken, verzucht ze
tegenover haar (door haar ouders verbo
den) correspondent, Constant d’Hermen-
ches, „maar het zou iets vreeslijks zijn het
slecht te doen.”
„Le noble” (De edelman) schreef ze toen
:e 22 jaar was. Het verscheen tegelijkertijd
n Frankrijk en Nederland. Hier veroor-
saakte het boekje een schandaal, omdat
Selle zich erin erg opwindt over de dom-
reid en de vooringenomenheid van de
idel. Dat die kritiek afkomstig was van
emand die nota bene behoorde tot een
zeer vooraanstaande adellijke familie (de
Tuyl van Serooskerkens) werd haar erg
kwalijk genomen. Men vermoedde in de
Haagse en Utrechtse salons waar de eigen
zinnige Belle wegens haar „bel esprit” toch
al niet zo succesvol was, wel in haar de
auteur.
Belle van Zuylen is altijd in opstand
geweest tegen de onrechtvaardigheid die
nederigheid in vróuwen als deugd be
schouwt. Ik ben het daarom niet erg eens
met Simone Dubois, die vindt dat men in
Julie gemakkelijk de karaktertrekken van
Belle herkent. Voor Julie zijn er ook
slechts de overwegingen van het hart, niet
die van het verstand, om bereid te zijn zich
te laten schaken door haar geliefde, Va
laincourt. Valaincourt is weliswaar vermo
gend en rechtschapen, maar in de ogen
van Julie’s vader, die niet gewend is te
kijken naar karakter of eigen verdienste,
niet meer dan een parvenu: Valaincourt is
van recente adel. Julie’s minnaar som
meert haar, zich te bevrijden van de bar
baarse vooroordelen waarmee men haar
gevangen houdt. Via een briefje, in een
fruitmand verborgen, laat hij weten dat hij
haar om middernacht in het park ver
wacht, ze zullen dan samen vluchten. Ze
hoeft niet te antwoorden of ze toestemt, ze
heeft immers gezegd dat ze van hem
houdt: dat is voldoende antwoord. Julie
stemt geheel met deze redenering in: als
Valaincourt zou twijfelen aanhaar komst,
zou dat immers een belediging voor haar
zijn?
ik, muziek zoekt die tot het hart spre
De vraag voor mij is; hoe krijg ik bij
avant-garde een even intense belevenis als
bij oude muziek. En dan heb ik het nog
over partituren die met kennis van zaken
gemaakt zijn. Want zelfs bij serieuze en
toonaangevende figuren kom je soms nog
onbegrijpelijke vaktechnische dwalingen
tegen, alleen al wat betreft de
instrumentatie. Er was hier een nieuwe
opera, „Dorian Gray” van Hans Kox. Het
verhaal leende zich uitstekend voor het
gebruik van een counter-tenor. Nu is dat
bepaald geen kemachtig geluid, dus zul je
er terdege rekening mee moeten houten
dat je „dun” orkestreert, waar die counter
aan het woord is. Nu speelt die componist
het klaar om die tere stem vrijwel constant
instrumentaal te overschreeuwen en zet er
ergens zelfs een tuba tegenaan. Dat houd
je toch niet voor mogelijk?
Montgomery kijkt op zijn horloge en
schrikt van de wijzerstand. „O jee, ik moet
terug naar de studio. We gaan werken aan
Mendelssohn’s Ref ormations-symfonie,
die doen we voor de EO. Toepasselijk hè?”
overigens wel een fantastische artistieke
ervaring om met de tachtig mensen die in
het orkest zitten, uiteindelijk de geest van
het geconcipieerde, gezamenlijk werkelijk
te herscheppen. Dat lukt niet altijd, maar
als het slaagt is het beslist vervoerend.”
En op een wat zachtere toon, vervolgt hij:
„Muziek is een onbegrijpelijk fenomeen, je
snapt er net zo min iets van als van het
leven zelf. Maar het is er en het raakt je
aan. Waarom wil je ook bij een symfonie
die verfijning; je wilt er iets uitdistilleren
dat de geest verheft. Dat is iets wat ik in de
moderne muziek doorgaans mis. Dan heb
ik het natuurlijk niet over Bartók, maar
over wat er nü gemaakt wordt. We zijn het
er toch over eens dat, in het algemeen
gesproken, je niet het gevoel krijgt dat de
componisten van vandaag iets belangrijks
te zeggen hebben.”
En dan relativerend: „Maar dat is
neiging om haar esprit te verbergen ma
ken haar nog aantrekkelijker.
Zo te merken heeft Kenneth
Montgomery dat glaasje wijn niet nodig
om vlot te kunnen praten, want hij
beweegt zich in alle opzichten heel vrij.
Deze 32-jarige Ier is overigens geen type
dat zich met ellebogenwerk een carrière
zal banen. Want in zijn sportieve vlotheid
is tegelijkertijd een zekere
bescheidenheid, ingegeven door een
natuurlijke beschaving. Zijn
onmiskenbare talent, zijn oprechte liefde
voor het werk plus nog eens zijn
aangename persoonlijkheid, zullen hem
vast en zeker de plaats bezorgen die hem
in de muziekwereld toekomt.
Voorlopig kan hij trouwens tevreden
zijn met zijn benoeming per 1 januari
jongstleden tot chef-dirigent bij het
Omroeporkest van de NOS voor een
periode van drie jaar, hetgeen inhoudt dat
hij behalve het contractueel vastgelegde
(grote) aantal te verzorgen concerten, de
verantwoording draagt voor het artistieke
beleid. Daarnaast is hij dan tevens
verbonden aan de Glyndebourne Touring
Opera. Montgomery onderhoudt tussen
Engeland en Hilversum een soort
pendeldienst, die hem naar zijn zeggen
precies in evenwicht houdt, juist omdat hij
evenveel hartstocht heeft voor opera- als
voor orkestrepertoire. Al bij de start van
zijn artistieke loopbaan bewoog hij zich op
beide terreinen.
Na zijn opleiding aan het Royal College
of Music in Londen, waar hij les had van
Sir Adrian Boult, (een der aanzienlijkste
Engelse dirigenten, met internationale
roem, van de generatie van Barbirolli en
Becham) kreeg Montgomery beurzen voor
Siëna en Hamburg, in welke laatste stad
hij bij Hans Schmidt-Isserstedt studeerde.
Nadat hij aansluitend zijn intrede had
gedaan in de Engelse muziekwereld met
onder andere een uitvoering van Mahler’s
Vierde Symfonie op de Londense „Proms”
en zijn Covent Garden-debuut met Le
nozze di Figaro, volgden ook buitenlandse
engagementen zoals bij onze Nederlandse
Opera Stichting, waar onlangs nog
Richard Strauss’ opera „Capriccio” onder
zijn leiding werd opgevoerd.
Aan tafel gezeten, klinken we op zijn
muzikaal welslagen en wil Montgomery
mij graag over zijn achtergronden
informeren. „Ik kom uit Belfast. Niet zo’n
leuke plaats in deze tijd om vandaan te
komen. Ik kreeg het laatst warempel op
m’n zenuwen toen ik vanaf het vliegveld
naar m’n ouderlijk huis moest rijden. Er
was politie voor me, achter me, overal.
Vreselijk. Maar op het land is het rustig. Ik
houd ontzaglijk veel van mijn vaderland
en ook van de mensen. Je kunt met Ieren
altijd openhartig spreken. Ze nemen er
ook de tijd voor.”
„Ken je Donegal”, zo vervolgt hij
De manier waarop geanalyseerd wordt
hoe Julie tot haar besluit komt, vind ik
heel typerend voor Belle en haar tijdgeno
ten. Men vindt dezelfde psychologische
anatomie bedreven door Benjamin Con
stant in „Adolphe.” Als men van Belle van
Zuylen zegt dat ze een kind is van haar
eeuw, die van de Verlichting, dan past
daar uitstekend in het feit dat ze in Utrecht
wiskunde en natuurkunde studeerde.
Maar men vergeet dan gemakkelijk, dat
het analyserend vermogen zich zeker uit
strekt over het gebied van het hart, het
gevoel. Men is geneigd te denken, dat die
belangstelling het alleenrecht is van de
Romantiek. Het menselijk hart had werke
lijk geen geheimen voor die verstandelij
ke, verlichte 18e-eeuwers! Natuurlijk is het
wel juist die verstandelijk gerichte be
langstelling die te onderscheiden valt van
wat men het Romantisch levensgevoel
noemt.
19
natuurlijk alleen van belang als je, zoals
„Ik heb mijn voorkeur, maar die is
verspreid over meer componisten, te
beginnen bij Mozart, dan Mendelssohn, de
Russen, Strauss. En wat Sibelius aangaat:
Alle zeven symfonieën hebben een eigen
karakter, waarbij je nog heel creatief te
werk moet gaan om de muzikale
enthousiast, „dat is een streek die ligt bij
ons in het noordwesten. Ik was er met
vakantie in de bergen, alleen, om veel te
kunnen lezen en me over te geven aan mijn
eigen gevoelens. Zo heel romantisch, weet
je. En in dat hotelletje dat ik uitgekozen
had, daar was ook een bar, waar vrijwel
Kenneth Montgomery
tijdens een repetitie met
het NOS-orkest.
pas weer een vaste dirigent hebben. En ’t is
niet goed voor een orkest om helemaal
zonder een bepaalde richting te werken,
met steeds maar andere dirigenten aan de
lessenaar. Dan krijgt het geheel toch een te
neutraal karakter, iets als van een
ensemble „ad hoe”. En daar merk je bij dit