zon
H
Weinig nieuws onder
I
I
K
1
I
I
(Asimov’s blote)
Inventarisatie van experimenten
met kabel-televisie
Tijdschrift
sociale
geschiedenis
Op het lijf
geschreven:
een spel
3!
B
a
Hl
SF op herhalingsoefening
WO 1
V
Hofwijck
Herenkamer
r
HET HANDHAVEN van een
gelijke opzet en een grote onder
linge samenhang doet de drie
werken over cultuur-historische
gebouwen die in de afgelopen
tijd bij uitgeverij Ankh-Hermes
BV te Deventer zijn verschenen,
uitgroeien tot een monumentale
boekenreeks waarin het wonen
in vroeger tijden indrukwekkend
gestalte krijgt. Begonnen werd
met Oude boerderijen en de
serie werd voortgezet met kaste
len. Thans is verschenen „His
torische landhuizen”.
Neogotiek
E
P.T.
P. WOLFSBERGEN
CEES STRAUS
KOSMOS-AMSTERDAM
PIETER TAFFIJN
■waas;
Warm pleidooi voor
historische landhuis
Uit de 18e eeuw dateert het te Heemstede gelegen huize Ipenrode dat
sedert vele jaren in particuliere handen is. Een parkachtige omgeving,
omsloten door een waterpartij bekroont dit landhuis.
18e eeuw de doolhof, die in de uitge
strekte tuin niet mocht ontbreken.
Kassen en typische muren met nissen
werden opgetrokken om exotische ge
wassen te laten groeien.
om
te
De
Een van de illustraties, links de te-
neergeslagen wandelaar en rechts de
energieke sprinter sloop.
5
i
J
I
SI
o
d
n
n
k
C
d
tl
V
•v
E
k
B
1
I
t
i
t
t
e
1
5
C
I
t
I
5
Aan de Vecht bij Nieuwersluis staat dit statige landhuis Over-Holland dat
een goed voorbeeld geeft van de bouwwijze zoals die zich voordeed in de
17e eeuw. Het huis werd gebouwd in 1676 en kreeg in 1755 een uitbreiding
in de vorm van een tuinzaal aan de vijver. De ingang bevindt zich zoals
gebruikelijk in de eerste tijd van het Hollandse landhuis aan de rivierzijde.
De prachtige tuin werd ontworpen in de zogenaamde landschapsstijl die
eveneens in de 17e eeuw veel opgang vond.
Om nog even bij de bloemen te
blijven. IN DEN TOREN-BAARN
heeft de derde druk uitgegeven van:
„Het nieuwe kamerplanten-ABC.”,
samengesteld door Jocelyn Baines en
Katherine Key. Geen wonder, een
derde druk van dit niet alleen in
afmeting, maar ook van inhoud
„King Size-boek”. Kort en bondige
algemene informatie voor Kas- en
Kamerplanten voor amateurs vormt
de inleiding, daarna volgt een planten-
encyclopedie in alfabetische volgor
de van 250 planten, die niet alleen in
kleur zijn af geheeld, maar waarbij
een zeer duidelijke beschrijving
wordt gegeven. Ook zijn de meest
voorkomende variëteiten behandeld.
In een zelfde uitgave nog eens een
boekje over de Japanse bloemschik-
kunst door Doris Diels-Kraft: „Ikeba
na in kleur”.
Wat bracht nu in aansluiting op de
tendens in Frankrijk het landhuis in
onze streken tot ontwikkeling. Aller
eerst waren er twee remmende fac
toren- Het calvinisme beperkte al te
grote weelderigheid, zoals wel met
een Chateau de Versailles kon gebeu
ren dat van een klein jachtslot kon
uitdijen tot een paleis met 2000 ka
mers, 1400 schoorstenen en waar voor
het aansteken van 100.000 kaarsen
een beroep moest worden gedaan op
de 5000 bedienden. Daarnaast zorgde
een zuinig koopmansbeleid voor niet
al te grote uitwassen.
„Historische landhuizen” is in de
eerste plaats een prachtig fotoboek,
maar het biedt door middel van een
tekst van de hand van A. I. J. M.
Schellart ook in woord een interes
sant exposé van de historische ont
wikkeling van dit type woning. Een
ontwikkeling die een aanvang neemt
in de Romeinse tijd met de „villa”, de
bakermat van het landhuis. Een bui
tenverblijf in een gezonde omgeving,
voorzien van alle gemakken zoals ook
baden en centrale verwarming. Ook
de Romein wilde de volle, drukkend-
warme stad ontvluchtten. Het is niet
onlogisch dat er (na een onderbreking
in de woelige Middeleeuwen) juist
met de toenemende interesse voor de
Grieken en Romeinen in de renais
sance ook weer belangstelling ont
staat voor, de natuur en het wonen
en leven aldaar.
De 19e eeuw die zoveel sloop en
vervallen te zien heeft gegeven van
wat toen al historisch was maar
evengoed van recente aard kon zijn,
is voor het landhuis in zoverre be
langwekkend dat er in de architec
tuur een terugkeer naar de middel
eeuwse kasteelvorm ontstaat. Uit
Engeland wordt de neogotiek geïm
porteerd, zoals blijkt uit tal van kas
teeltjes die gekanteelde torens en
muren hebben gekregen.
Als belangrijkste tendens in onze
tijd doet zich het oneigenlijke ge
bruik voor. „Van belangrijke tuinen
is bekend dat ze in de laatste decen
nia zijn vereenvoudigd of zelfs omge
ploegd. Hiertoe heeft zeker de belas
tingwetgeving van de overheid bijge
dragen die verbiedt dat terreinen, in
gebruik als cultuurgrond extra wor
den belast, terwijl over siertuinen,
parken, grachten en vijvers desnoods
wel heffingen moge worden opgelegd.
We zien dan ook statige landhuizen
in gebruik als hotel, kantoor, kloos
ter, zieken- of rusthuis, vormingscen
trum, zelfs als laboratorium en fa
briek. Het zijn alle minder geschikte
toepassingen van huizen die juist bij
uitstek zijn ontworpen voor bewoning
door een gezin”.
4'
Het landhuis komt in Nederland
ten tijde van de 80-jarige oorlog tot
ontwikkeling. De Amsterdamse koop
lieden, rijk geworden in de welvaren
de Gouden Eeuw, probeerden in de
omgeving van de hoofdstad een boer
derij te vinden: aan de Amstel, het
Gein en de Vecht en bij het voorma
lige Wijkermeer. Voor het korte ver
blijf van het gezin in de zomer werd
aan de boerderij een „herenkamer”
gebouwd, maar spoedig zou de be-
Volgens Grol worden ook de meest
nieuwe instrumenten van de bewust
zijnsindustrie, zoals kabeltelevisie, lo
kale omroep en video, enerzijds ge
kenmerkt door hun manipulerende
karakter, maar scheppen tevens de
voorwaarden, die noodzakelijk zijn
voor de afschaffing van de bestaande
machtsverhoudingen Ze kunnen niet
alleen vérhullend, maar ook onthul
lend worden gebruikt. Belangrijk is
daarbij volgens de schrijver dat dez«
nieuwe media, willen ze niet direct
worden ingepast in de rij van instru
menten die bepalend zijn voor de
burgerlijke openbaarheid, zoals pers
en onderwijs, buiten het vrije markt
mechanisme worden gehouden. Ze
moeten worden beheerst door mensen
Juist door de enge beperking van
het begrip kasteel en daarmee ook
die van het historische landhuis is
een duidelijk afgerond beeld ontstaan
van wat beide typen gebouwen bete
kenen. Zoals eerder in deze rubriek is
gemeld, heeft het uitgangspunt van
het kastelenboek tot nogal wat nade
len geleid. Dat uitgangspunt was na
melijk het kasteel in zijn meest
strikte betekenis: een versterking of
verdediging „festgemauerd in der Er-
de”, zoals dr. F. H- M. Grapperhaus
het in zijn introductie stelt. Veel van
wat in dé volksmond als kasteel wordt
betiteld valt daar niet onder, maar
wordt wel als zodanig beschouwd. De
boeken Kastelen en Historische land
huizen horen daarom bijna onverbre
kelijk bij elkaar, al zullen ze gezien
de behoorlijk hoge aanschaffingsprijs
wel vaak afzonderlijk worden ge
kocht. Wie bovengenoemd bezwaar
niet deelt, heeft in Historische land
huizen een schitterend boek in zijn
bereik dat een warm pleidooi is voor
het behoud van een type woning,
„het paleis voor de (rijke) burger
man” waarin het zich mede onder
scheidt van boerderij en kasteel.
Pas bij het doorbladeren van het
fotogedeelte blijkt hoeveel moois wij
nog aan landhuizen hebben. Dekkers
fotografeert op een romantische ouder
wetse wijze met veelvuldig gebruik
van filters om zodoende contrasten te
leggen in de wolkenluchten en bouw-
structuren. Tuinen en parken met
vijvers zijn ook voor hem een essen
tieel onderdeel van het landhuis,
maar ook een enkel leeuwtje, een
fraai smeedijzeren hek of een beel
denpartij heeft zijn interesse. Jam
mer is dat net als in het kastelen
boek in dit boek interieurfoto’s ont
breken. Tenslotte is de geïnteresseer
de minder vaak in staat het inwendi
ge te zien dan de buitenkant. Keuze
van de onderwerpen (Velsen, Heem
stede, Bloemendaal en Beverwijk
wordt veel recht aangedaan) maakt
echter veel goed.
Voor de verzorging en behandeling
hebben de auteurs symbolen ontwor
pen, waardoor men snel leert met
een oogopslag alle bijzonderheden te
overzien. Het boek besluit met af
beeldingen van aantastingen en ziek
ten een lijst van opgenomen planten
soorten- en families, een register met
Nederlandse namen en een overzicht
van gebruikte botanische namen.
Soms ontstonden unieke huizen die
nog steeds vanwege hun bouwopvat-
tingen de aandacht trekken. Zoals
Hofwijck in Voorburg (ZH). Het werd
op last van Constanten Huygens in
1639 door Pieter Post gebouwd met
een uitzonderlijke vorm: een klein
maar rijzig huis als een „flesch in
een koelvat” aan alle kanten door
een gracht omgeven en met een ver
velend rechthoekige tuin.
De tuin of het park was voor de
bezitter van het landhuis van groot,
zo niet essentieel belang. Het deed
zijn eigendom uitgroeien tot een lust
hof en het was mede dat daarvan de
status van de eigenaar kon worden
afgemeten- In de tekst maar ook door
de foto’s (van Ger Dekker) worden
daar illustraties van gegeven. „De
weidsheid van het park werd geac
centueerd door grote vijvers en rech
te lanen naar alle windstreken in
zogenaamde „sterrebossen”, bijeen
komend bij het centraal gelegen huis.
Soms gaven deze alleen vergezichten
op de kerktoren van het dorp. Men
ontwierp terrassen met balustraden
van waaraf men deze perspectieven
kon beschouwen en bewonderen. Dui
delijk blijkt dat deze in belangrijke
mate tot doel hadden de gasten te
imponeren.”
Deels waren de tuinen natuurlijk
ook voor verpozing. Zo ontstond in de
plaatjes als uit de cursussen. De au
teurs putten zich uit in het verklaren
van alle mogelijke gebaren. En alles
betekent wat. Zoals het kruisen van
de armen, hetgeen verweer betekent.
Als een vrouw haar benen kruist en
met de zwevende voet een beetje op
en neer wipt is het vrijwel zeker dat
ze zich verveelt. Maar voor alles is
een verklaring. In het register komt
men daarom onder het woordje wijs
vinger de volgende zaken tegen: uit
steken, op de lippen leggen, tegen de
neus leggen, tegen het oor leggen en
met duim over elkaar wrijven.
Ongetwijfeld zal er een kern van
waarheid inzitten, maar ik ben altijd
wat bevreesd voor dergelijke generali
serende boekwerkjes. Evenmin als
twee karakters overeenstemmen,
stemmen volgens mij de gebaren van
de ene mens precies overeen met die
van de ander. Al blijft het natuurlijk
een leuk spelletje om te proberen,
met het boekje als gebruiksaanwij
zing in de hand, te analyseren wat
iemand bedoelt met een bepaald ge
baar. Ik zou dit echter meer onder de
rubriek gezelschapsspelen willen
rangschikken dan het te zien als een
stuk wetenschappelijke vorsing.
PIETER TAFFIJN
Oud-Poelgeest, bij Oegstgeest gelegen, werd in 1630 opnieuw gebouwd,
nadat het reeds in de Middeleeuwen voorgangers had gehad. De twee torens
met speelse bekroningen zijn pas in de vorige eeuw aangebracht toen een
voorkeur ontstond voor de uit Engeland overgewaaide kasteelvormen.
hoefte aan meer comfort tot een
eigen ontwerp leiden. Wat als zodanig
ontworpen en gebouwd werd, ver
toonde sterke overeenkomsten met de
huizen in de stad, namelijk het type
stadshuis buiten waarbij de naar de
straat- of grachtkant gekeerde smalle
voorzijde werd verbreed. De platte
grond bleef echter met kleine varia
ties gehandhaafd. De monumentale
trappenhuizen die in het centrum van
het huis zo’n belangrijke plaats zou
den innemen, worden pas later ont
worpen. Dat gebeurde ook met thee-
koepel en speelhuis, zitjes en priëlen,
die in deze eerste tijd ontbraken.
Behalve rond Amsterdam ontston
den er ook afwijkende typen land
huizen in de buurt van Arnhem, in
de Achterhoek, de Lijmers, Zwolle
(„spijkers”) en op het platteland van
Overijssel en Drente (havezathen),
Groningen (gemoderniseerde borgen),
Friesland en de Noord- en Zuidhol-
landse kuststrook. Foto’s hiervan zijn
in het boek te over te vinden.
wild-west, wat sword-and-sorcery en
nog veel meer. Elsevier had aange-
kondigd dat deze Farmerverhalen een
trilogie zouden vormen, maar het slot
van dit laatste deel laat ruimte voor
nog een complete boekenplank over.
In de Bruna sf-reeks verschenen
verder „2001, een ruimte-odyssee”, ge
baseerd op het scenario van de be
kende gelijknamige film van Stanley
Kubrick en Arthur C. Clarke en
„Wesp” van Eric Frank Russell, eer-
.der onder dezelfde titel uitgebracht
als Bruna Maraboe-pocket.
Illustratief voor wat ik in de eerste
alinea van dit stukje bedoel, zijn de
laatste uitgaven van Meulenhoff. Ui
terdijk keurig verzorgd, stevig van
omvang èn van prijs, verschenen
daar o.a. de laatste tijd: „Alfa-Drie”,
sf-verhalen van o.a. Vance, Goulart,
Pohl en Dick en zelfs een Nederland
se auteur, Peter Cuijpers, van wie de
uitgever raak opmerkt dat hij zich
kan meten met de buitenlanders in
deze bundel; „Van kat tot ultramens”,
verhalen van A.E. van Vogt, van wie
Meulenhoff tot nu toe zeker al zo’n
zeven titels uitgaf, waaronder, in her
druk onlangs, Nul-A; „Zwaarden in
de mist” van Leiber, uit de sword-
and sorcery-reeks met als helden
Fafhrd en de Grijze Muizer; „Ruim
te-odyssee” en „Dinosaurusstrand”
van Keith Laumer hierbij moet
opgemerkt worden dat het laatste
verhaal enige tijd geleden al, in ver
korte versie, eveneens in deze reeks
verschenen is; „De Sterrekoning” van
Jack Vance, een herdruk, terwijl vol
gens mij nog niet eens alle titels uit
deze reeks (overigens kostelijk lees
voer, zoals het meeste werk van Van-
ce)verschenen zijn; en tenslotte nóg
een herdruk: „De blote zon” van
Asimov.
Tel uit je winst.
De amateur-orchideeënkweker H. J.
van Pelt-Bunge heeft in een klein
boekje zijn ervaringen met het kwe
ken van orchideeën vastgelegd
daarmee andere liefhebbers aan
moedigen het ook eens proberen,
titel luidt: „Orchideeën in kleur” De
kleur vindt men dan in de vele mooie
foto’s van Jan Stap, waarmee het
boekje is geïllustreerd.
TWAALF science-fictionromans liggen voor me; waarschijnlijk vormen ze
maar net de helft van wat er de afgelopen maanden aan is uitgegeven. Maar
van deze twaalf valt er over hooguit vier iets goeds te zeggen. SF doet ken
nelijk de kassa’s rinkelen (in Amerika schijnen op het ogenblik meer dan tien
grote sf-films op stapel te staan) en wat de Nederlandse uitgevers betreft be
tekent dat: steeds meer nieuwe series, steeds meer heruitgaven en meer titels
en steeds minder durf, fantasie en initiatief.
Bepaald wel te waarderen is
„Chronopolis” van J. G. Ballard, een
bundel verhalen van deze Engels
man die Meulenhoff niet in de sf-
serie heeft uitgegeven, hoewel het
boek daarin wel zou passen. Ander
zijds: etiketten als „fantastische
verhalen” of „magisch realisme” zou
je er ook op kunnen plakken.
Bij Ballard doet een indeling er niet
zoveel toe, evenmin als bij een
schrijver als Vonnegut, die ook zowel
in specifieke sf-series als in gndere^,
vorm is uitgegeven. Beiden zijn tiit-
stekende schrijvers met een hang
naar deformatie van de werkelijk^ r-
heid, die deze werkelijkheid des te
duidelijker weerspiegelt.
Een debuut, voorzover ik weet, is
dat van Doris Piserchia. Prisma
drukte haar „Jade van de sterren”,
een grappig boek, misschien iets te
staccato geschreven, een tikje te
„stoer”. Wat overblijft is het verhaal
van een meisje dat volwassen wordt,
droog en humoristish verteld, met de
nodige kritiek naar alle kanten inge
bouwd.
Een goed idee van Bruna destijds
was in de serie Zwarte Beertjes
„Pulp” te gaan uitgeven „pocket
periodiek voor misdaad en mysterie,
spionage, sf, horror” enzovoorts, on
der redactie van Ab Visser. Nummer
6 is nu verschenen en ook daarin
staan weer een aantal treffers van
Nederlandse auteurs, van wie sommi
gen (nog) volstrekt onbekend zijn.
Van deze minder bekende namen
moeten zeker R. Germeraad, C. Snij
ders en Bob van Oyen met ere ge
noemd worden.
In de (betrekkelijk nieuwe sf-
serie van Elsevier verscheen het der
de deel van Philip José Farmers fan
tastische verhalen over Wolff en Kic-
kaha: „De heren van de kosmos”. Het
zijn verhalen met de merkwaardigste
trekjes: wat mythologie, wat sf, wat
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboeken
boekenboeken WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
boekenboekenboekenboeken
DE MASSAMEDIA ondersteunen
en propageren de heersende machts
verhoudingen. Dat is manipulerend
Onder de hier en daar al wat versle
ten vlag van objectiviteit gaat dc
bewustzijnsindustrie (onderwijs, we
tenschap, techniek en massamedia*
uit van de burgerlijke ideologie. Aldus
Joost Grol in „Stads- en wijktelevi
sie”, aflevering 12-13 van het Nieuw
schrift, een uitgaven van Sjaloom in
Odijk (ƒ4).
in wijken, buurten, bedrijven, vor
mingscentra en dergelijke.
In het boekje wordt aangegeven
dat de macht over kabeltelevisie ge
heel bij de industrie en bij de dag
bladuitgevers berust en wat de rol
van de overheid daarbij is. Ook
wordt er ingegaan op een aantal
lokale kabel-experimenten. Grol laat
aan de hand van voorbeelden zien
dat video ook progressief kan worden
gebruikt. Dat betekent gebruikmaken
van de mogelijkheden die de nieuwe
media tot emancipatie bieden en
voorkomen dat ze een instrument
worden van een politiek vrijblijvende
sub-cultuur.
Het boekwerkje besluit met «en
aantal bijlagen: de opbouw van de
Verenigde Nederlandse Uitgeversbe
drijven, dekkingspercentages van re
gionale kranten en de gebruikelijke
bronvermelding.
Wie de hoop koestert iets nieuws te
leren over kabel- en videotelevisie zal
welhaast zeker bedrogen uitkomen
als hij of zij daarvoor dit boekje
aanschaft. Wel zou het kunnen wor
den beschouwd als een nuttige inven
tarisatie van wat er zoal op dit
terrein gebeurt.
Het leidt volgens de schrijver tot
een ondergang van de historische tui
nen. Maar wat in dit verband niet
wordt opgemerkt is het feit dat een
veel grotere bedreiging wordt ge
vormd door de industrie en wegen
bouw die veel ruimte nodig hebben
Een bedrijf dat het geld heeft voor
een kantoor te vestigen in een derge
lijk huis wil vaak ook graag een
representatieve tuin erbij hebben.
Een ziekenhuis of rustoord heeft ook
wel de gelden voor tuinonderhoud,
maar bij wegenaanleg verdwijnt het
groen definitief. De voorbeelden
daarvan zijn legio.
DE JAREN VIJFTIG van de vorige
eeuw leken kalm en onbewogen
voorbij te kabbelen. Die rust was
echter maar schijn: geen enkele van
de grote sociale problemen was opge
lost- Het zijn vooral de „volksman
nen” geweest, de geestelijke erfgena
men van de radicale democraten uit
de jaren ’40, die daar verandering in
hebben gebracht. Aan de oppositie die
deze beweging voerde is een groot
deel 'gewijd van de twede aflevering
van het Tijdschrift voor sociale ge
schiedenis, dat wordt uitgegeven door
de Nederlandse Vereniging tot beoe
fening van de Sociale Geschiedenis.
De stroming van de volksmannen,
zo valt te leren, kan zich vooral uiten
via het satirische weekblad „Asmo-
dée” van Jan de Vries. Deze werd
door de rechterlijke macht al spoedig
in de kraag gegrepen, maar het blad
bleef voortbestaan tot 1911. Uitvoerig
gaat Jacques Giele in op zaken als
het Vletter-oproer, de invloed van
Multatuli en de organisatie van de
volksmannen.
Verder in het tijdschrift een ver
handeling van F. S. Gaastra over
werknemers en werkgevers in de
Rotterdamse haven van I960 tot 1920
en een aantal biografiën. Tijdschrift
voor sociale geschiedenis is in abon
nement of los te verkrijgen bij Van
Gennep BV in Amsterdam.
IN VEEL ZOGENAAMDE verte-
genwoordigers-cursussen was vroeger
opgenomen hoe een gebaar van een
klant moest worden uitgelegd. Als hij
zijn bril op het bureau neerlegde
betekende dat voor hem dat het
gesprek wel als afgelopen kon wor
den beschouwd en als hij papieren op
datzelfde bureau ging ordenen was
het een duidelijke hint dat hij zijn
tijd wel beter kon gebruiken. Na
tuurlijk ontbraken de tips hoe te
handelen in zulke omstandigheden
niet en uitvoerig werd beschreven
hoe de vertegenwoordiger moest lo
pen, zitten, gebaren en praten.
Daaraan moest ik denken toen ik
hét boekje „Op het lijf geschreven”
van Gerard I. Nierenberg en Henri H.
Calero in handen kreeg, een uitgave
van Bosch en Keuning. Het kreeg
als ondertitel mee „Over de veelzeg
gende houding van het lichaam” en is
geïllustreerd met hetzelfde soort
Hf
a««
Hl