Jan Pelleboer weerprofeet die altijd op glad ijs staat De aarde vanuit de ruimte I Iss-’S ■If Weerbericht maken in begrijpelijke taai l t af en toe buien H 1 "Bi r- (door Jos Bouten) De Enkhuizer 8S 3 De boeren 9 Uitstervend ras Weerrijmpjes Geen klagen tussen zeven en acht uur en ’s avonds In dezelfde periode trekt de weerman van Paterswolde In de achterkamer meters papier uit de telex, plukt hij weerkaartjes uit de facsimilé, raadpleegt hij zijn ijzersterke geheugen en brouwt dan een weerbericht, dat door 15 dagbladen, waaronder deze krant, wordt vermeld. Daarnaast vertelt Pelleboer via de Wereldomroep aan landgenoten in alle uithoeken van de aarde hoe het weer zich zal aandienen. Weerprofeet Jan H. Pelleboer (51 jaar) uit Paterswolde zit al meer dan dertig jaar bijna elke dag het weer achter de broek en toch bekent hij, dat hij „er verrekt weinig van weet”. Van de luisteraar wordt verwacht, dat hij die woorden niet al te letterlijk opneemt, want dan zou deze er weer niks van begrijpen. Pelle boer bedoelt alleen maar te zeggen, dat het weer steeds meer een mysterie wordt hoe meer geheimen het prijs geeft, 's Morgens ANP/KNMI 07 00 12 -2 kans op een lokate^bjji^ 1020 >030 '030 Een foto van de positie van dnrfijs rond Groenland en Ijsland Toch zijn er mensen die bij de Enkhuizer Almanak zweren. „Praat me d’r niet van. Elk jaar gaan er zo’n 200.000 exemplaren over de toonbank. Ik jaloers? Ja, op de uitgever. De man heeft mijns inziens groot gelijk. Aftrek verze kerd, wat je over het boekje ook beweert. Nu lijkt het misschien of alleen ik wat heb tegen de Enkhui zer. Nou, dat is mooi niet waar. In de jaren vijftig heeft het KNMI na een uitvoerig onderzoek de verwach- tingswaarde van de almanak afge schreven. Het instituut had dit oor deel net zo goed voor zich kunnen houden, want het heeft geen zier geholpen. En het zijn heus niet al leen de boeren die een almanak kopen”. De boer, hij keek naar boven, schommelde eens wat met zijn Jioofd,-zei vervolgens „tja tja” om mende etmaal weinig verandering. Zoals de mensen praten over het weer, zo moet je er ook over schrij ven. Daarnaast maak ik wel degelijk gebruik van de gegevens die onder andere De Bilt met zijn computer heeft opgeduikeld. Nee, aan lik doorns en almanakken heb ik niks”. De boeren. In de geschiedenis naast de almanak de onfeilbare weerweters. Jan Pelleboer en zijn collega J de Jong uit Gorredijk, twee vertegen woordigers van een uitstervend ras? Het zit er dik in. Pelleboer en zijn De 700 lezingen die Pelleboer in den lande heeft gehouden, hebben hem ook geleerd, dat veel boeren nog zo graag in weersprookjes geloven. „Voordat je begint, zie je ze al zitten. Recht overeind. Met gezichten, die het heilig geloof in de almanak ver raden. Je hebt nog geen woord over het weer gezegd of zij wenken met hun duim al naar buiten: „De Bilt is mooi, maar ze hebben bij de Enkhui zer vaak geliek”. Dan kan het best wezen dat de almanak het acht keer bij ’t verkeerde eind heeft gehad, de twee goede voorspellingen zullen zij herinneren als het onweerlegbare vast dat vroeger de zomers meer zomer en de winters meer winter waren. Pelleboer is te vergelijken met een begaafd musicus. Speelt de laatste als vanzelf de eerste viool, de ziener van Paterswolde slaat de weertrom als geen ander Als jongen van 14 zette hij een bak buiten de deur voor het opvangen van regenwater De andere dag stond hij vroeg met de duimstok klaar om de hoeveelheid regen èn druppels te meten. Als het goed vroor, zorgde het manneke Pel- 1030 tdllllihl. piertje, dat hij op een schuur had geprikt. Toen-ie 16 was, schreef hij de toenmalige weergod van het KNMI, dr. H. G. Cannegieter, een brief, die deze warempel nog be antwoordde ook: „Voor vragen van werkelijk belangstellenden gun ik gaarne een paar ogenblikken van mijn tijd”. erg, maar het blijft wel zeer doen als je vier keer in een etmaal ten aan zien van het vorstverloop van ge dachten moet veranderen. Goed, de almanak is van tafel geveegd, maar iedereen gelooft rots- vingertje in de lucht het weer kunt vroeger de zomers meer voorspellen. Als je te vaak regen J* he^ aangekondigd, terwijl het zon moest wezen, pak dan maar je kof fertje”. bondgenoot zijn op dit moment de twee enige Nederlanders die het krantenlezend publiek elke dag het weerbeeld in huiselijke taal serve ren. Ze hebben er een dagtaak in gevonden. Pelleboer: „Noem ons twee kleine zelfstandigen, die een handeltje drijven met het weer. Nie mand die ons een strobreed in de weg legt. Als we een paar dagen weg willen, dan is er geen chef die ons ter verantwoording roept. Maar wij moeten wel zelf zorgen voor de ouwe dag, verzekeringen, vakantiegeld”. „Kortom, kwetsbaarheid is ons bewijs van de Enkhuizer voortreffe- deel. Ik zie niet zo gauw, dat iemand lijkheid”. straks ons werk zal voortzetten. Daarbij is het ook een moeilijk vak. Reken d’r op dat je niet met het De Drent zou na zoveel jaar dus precies moeten weten hoe de wind staat, maar de weergoden hebben er schik in hem zo nu en dan stevig in de luren te leggen. Toen ik hem laatst vroeg of hij mij met aan zeker heid grenzende waarschijnlijkheid het weer van enkele dagen later kon voorspellen, verstopte Pelleboer zich onmiddellijk achter het grote schild van gepaste bescheidenheid. Hij kan drie dagen vooruit kijken, daarna wordt zijn betrouwbaarheid minder. Na een beetje aandringen was hij toch bereid een gooi te doen. „Het winterse weer zet door”, zei Pelleboer. „De hoogtestroming komt van de oceaan en blijft op Frankrijk gericht. Daardoor wordt de aanvoer van zachte lucht geblok keerd”. Als we het weerlatijn vrij vertalen, komt het erop neer, dat we lekker zouden kunnen blijven schaatsen. Een weerprofeet kan met het hoofd in de wolken lopen. „Ik schat, dat 80 procent van mijn voorspellin gen juist zijn”, aldus Pelleboer. „Daarmee ben ik even betrouwbaar als het KNMI, die haalt hetzelfde percentage”. Niettemin, een weerprofeet wordt in zijn land zelden geëerd. Niet om dat hij zo onverdraaglijk de waar heid spreekt, maar juist door het feit dat hij het zo nu en dan mis heeft. Pelleboer: „Dat vinden de mensen zo verrukkelijk, hè. Van alle kanten krijg ik dan te horen, dat ik er toch wel mooi naast zat. Je hoort niets als de voorspelling precies in de roos is. Hoogstens mompelen een paar vrienden dan onder elkaar „dat die Pelleboer het toch wel aardig heeft gezien”. Hoe grandioos een weerman kan miskleunen bleek uit de krant van 27 januari. In een uitgebreid weer bericht komt Pelleboer tot de vol gende sombere conclusies: „De wind krimpt via noord naar zuid west en neemt morgen in kracht toe. De neerslag zal later voornamelijk als regen vallen. Kortom, beste schaatsliefhebbers, wat januari be treft, moet worden gezegd: vergeet het maar”. Dezelfde avond nog begint het daarentegen te vriezen dat het kraakt. De volgende dag trekt Pelle boer het boetekleed aan. Hij is fout geweest en met hem de Duitse weer- dienst, de computerberekeningen in De Bilt en de in België uitgesproken weersverwachtingen. Dwalen in commissie maakt de smart half zo daarna aan zijn vrouw te vertellen dat het „Uut was” met het mooie weer. Hij kreeg gelijk ook. Vanzelf sprekend, want de boeren waren vroeger van jongs af gewend om de bewegingen van het weer nauwlettend in het oog te houden. Zij moesten wel, hun bestaan was er immers mee gemoeid. Er was geen radio of krant of televisie met een eigen weerpraatje. De boeren zijn hun scherpe blik op het weer een beetje kwijtgeraakt, omdat ze nu van deskundigen kun nen horen of ze een zonnetje dan wel een fikse storm mogen verwachten. In de jaren dertig, ja, toen had je een paar fijne zomers”. „Aan die vergelijking met vroeger zit een luchtje Het heeft ook te ma ken met kritiekzucht, die onze aard eigen is. We hebben direct de mond vol als ons iets niet bevalt Is het koud, dan jammeren we de zon van de hemel, is het heet, dan mopperen we na een paar dagen al over verve lende muggen, benauwdheid, ver moeidheid Het is nooit zo goed of het deugt met Weet je wat ik leuk vind9 Het profeteren van een sneeuwstorm Zo’n hele grote, het verkeer lamleggende, alle huizen isolerende sneeuwstorm Zodat de zaak even uit z’n kom schiet Maat schappij-ontwrichtend’ Ja, dat moet ook Niet voor lang natuurlijk, kort maar krachtig Zou best eens aardig wezen’ Een soort platenatlas van de aarde, genomen uit ruimtesatellieten: dat is het boek „De aarde vanuit de ruimte” Dit wonderlijke platenboek (verschenen bij Unieboek Bussum* Iaat zien, hoe scherp de aarde en zijn oceanen door kunstmanen en satellieten geobser veerd kunnen worden. Dat mag voor velen een schitterende zaak zijn, voor anderen is het zeer benauwend. Er zijn weinig geheimen meer mogelijk. Wellicht dat dit preventief werkt op oorlogszuchtige lieden. Hoe dan ook, dit boek beziet alles vanuit de vreedzame hoek. De ruimtewetenschap dus in dienst van milieubeheer, ecologie, weersvoorspelling, voedselvoorziening, opsporing van nieuwe ener giebronnen. Foto’s uit dit boek (in kleur of zwart-wit) geven aan met een verklarende tekst hoe je breukzones kunt ontwaren, hoe landstre ken vulcaniscb in elkaar steken, hoe het met de arctische doorgan gen tussen de oceanen zit, hoe het in bepaalde gebieden met de luchtverontreiniging gesteld is, hoe landschapshervorming uitwer ken. Je kunt door de nieuwe ontwikkelingen zien waar zich water moet bevinden onder de oppervlakte. Je kunt opmerken hoe e- osie kan doorwerken En natuurlijk kun je de weersvoorspellingen intensiveren en verbeteren Kortom, de mogelijkheden rond deze fotografie vanuit de ruimte zijn legio. Veel van die mogelijkheden worden in „De aarde vanuit de ruimte” besproken. En in begrijpelij ke taal, hetgeen ook wat waard is. Het van airsprong Duitse werk is aangepast voor Nederland. Er staan ook enkele ruimteopnamen van Nederland in. We zijn er weer, de Enkhuizer Al manak; de bijbel van de weerwiche- laars krijgt een dreun van de profes sional. Ik lees de heer Pelleboer uit de almanak triomfantelijk een pas sage voor, waaruit moet blijken, dat de schrijver het ware zienersoog be zit. Heeft hij immers niet terecht voorspeld, dat tegen het einde van januari een lekker vriesweertje ons leven zou veraangenamen? De weer profeet van Paterswolde is niet te vermurwen. „Ik hecht er voor geen rooie cent waarde aan”, klinkt het knalhard. „De almanak is leuk, maar dan alleen uit folkloristisch oogpunt. Laten we elkaar goed bi - grijpen, de Enkhuizer Almanak is een monumentje. 1976 is al weer de 381e jaargang. Het zou doodzonde zijn als zo’n knoepertje van het to neel zou verdwijnen. Maar laten we het alsjeblieft daar bij laten. Dat het boekje inmiddels al zo oud is kun nen worden, is te danken aan de aard van de voorspelling. Het kan vriezen of dooien, begrijp je wat ik bedoel? Je kunt zo geraffineerd voorspellen, dat je steeds voor 50 procent gelijk hebt”. Pelleboer: „Dat is ook zelfbedrog. We hebben nu in Nederland over een periode van 270 jaar betrouwba re cijfers. Uit dat materiaal is maar één conclusie te trekken. Er is een normale afwisseling in het weer beeld. Als mensen keihard beweren dat de zomers in hun jeugd zoveel beter waren, dan ligt de waarheid waarschijnlijk toch anders. Ze klampen zich meestal vast aan een dierbare jeugdherinnering waarbij het weer een belangrijke rol heeft gespeeld. Bijvoorbeeld een leuk dagje naar oma, waarop de zon z’n r feestmuts had opgezet. Aan die ene dag wordt de hele zomer gekoppeld. Zolang de stoer bekuifde Pelle boer een been voor het andere kan zetten, hoeven ze daar niet over in te zitten. Hij duikt niet alleen in de verrassingen van het weer, de litera tuur die in de loop der eeuwen rondom de wind en zijn trawanten is ontstaan, boeit hem niet minder. Pelleboer is nu bezig met een boek waarin hij het waarheidsgehalte van weerrij mpj es en gezegden wil aanto- nén. Op dit gebièd heèft hij de ruim te als een eenzame schaatser op het Paterswoldsemeer. De kennis van de weerliefhebber en wie is dat niet reikt niet zo gek ver. Maart roert zijn staart, april doet wat-ie wil, in mei legt elk vogeltje een ei, en dan houdt het ongeveer wel op. Wie heeft ooit van deze ge hoord: „Maart koel en nat veel koren in het vat”. En deze: „Blazen de muggen in februari alarm - hout in maart je oren warm”. Met andere woorden: als het zonnetje in februa ri lekker begint door te breken, dan mag je de wintertrui voor maart al vast klaar leggen. Als dat waar is, moet het omgekeerde ook kloppen. Misschien zou deze vondst eens door de heer Pelleboer op zijn waarheids-' gehalte kunnen worden getest: „In februari bevroren sloten zonder wakken blijven bloesjes in maart aan velletje plakken”. Wat vermag dit rijmelarijtje echter tegen de zegswijzen die de drup der eeuwen hebben doorstaan? Wat denkt u van: „Meeuwen aan land storm aan kant” of „Een sterretje dicht bij de maan kondigt een storm aan”? En zo zouden we nog uren kunnen doorgaan. Jan Pelleboer, behalve weerman ook een Drent, die van gastvrijheid een deugd maakt en de nadruk legt op gezelligheid thuis. Verstandig om in de winter bij hem even aan te kloppen. Alle kans, dat u geruisloos kunt meegenieten van de onvolpre zen erwtensoep. Maar hoeveel de gastheer ook over het weer mag vertellen, u komt het huis niet uit zonder een raadsel meer in uw leven. Op een wandtegel tje staat het volgende rijmpje: „Wind oet Paize - regen op raize”. Wie dat kern vertalen, mag de vinger opsteken (Drenten en Groningers zijn van deelneming uitgesloten). Alles bij elkaar heeft Pelleboer geen klagen. Hij krijgt in zijn dorp dan wel links en rechts een plaag stootje als hij het mis heeft, maar de aanvallen hebben allemaal een on dertoon van goedmoedigheid. O wee als De Bilt een keer met z’n gat op het ijs valt. De jammerklachten zijn dan niet van de lucht. Het is een keer voorgekomen, dat de horeca ondernemers langs de kust het KNMI een proces hebben willen aandoen wegens een volslagen mis rekening. De heren weervoorspellers had den een bloedhitte aangekondigd, zodat de kasteleins zich gereed maakten om de te verwachten stormloop en zeezoekende gasten op te vangen. In plaats van hitte kwam er regen, in plaats van gasten kwa men de gepeperde rekeningen, die schril afstaken tegen de lege kassa’s. Pelleboer: „Ik heb zelf tien jaar bij het KNMI gewerkt. Niemand zal mij daarover een kwaad woord horen zeggen. Hoe wetenschappelijk je de zaken ook aanpakt, het is onmoge lijk het weer volkomen onder con- role te krijgen. Dat zegt Pelleboer. En dat is maar goed ook, want an ders kon ik geen droog brood ver dienen”. Ligt het niet meer voor de hand, dat de communicatiemedia zich ver laten op de wetenschappelijke voor spellingen van £)e Bilt? Pelleboer: „Dat zou misschien wel gebeuren als het weerinstituut zich wat minder formeel zou uitdrukken. Voor een krant gewoon onbruikbare taal. Ik durf in mijn bericht rustig te schrij ven, dat „het weer op een laag pitje staat”. Het KNMI maakt het zo' plechtig. Zo van: In het huidige weerbeeld, dat zich vooral kenmerkt door veel bewolking, komt het ko- Na de oorlog kwam hij in dienst van het weerinstituut en kreeg al gauw een bestemming op het vlieg veld Eelde. Na tien jaar schakelde Pelleboer over van ambtenaar op weerkundig medewerker van veel kranten en radio-omroepen. Hoe po pulair hij is, bewijst een plakboek vol kaartjes en brieven van Neder landers die ergens in de wereld de stem van de weerman opvangen via de Wereldomroep. Alsof hij hun per soonlijke vriend is. Vakantiegan gers van Marokko tot Moermansk informeren naar zijn welzijn en spo ren hem aan toch alsjeblieft met zijn dagelijkse weerpraatjes door te gaan. H 1 Jr S Z leboer, dat de dorpsgenoten de tem- Ma V/v- ‘102

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 19