Het merkwaardige talent van Ronald Firbank EEN DANS OP DE MUZIEK VAN DE TIJD Ongeremde politieh-historische satire VAN GEORGE OR WELL van Philip Roth treft geen doel ,BE JAREN IN BIRMA I M „Vergeren” auteur eindelijk vertaald verschenen iiniiiiiiiuiiiiii/iiiiiniiii/iintiiih FILMSCRIPT EN ROMAN VAN iiiuiiii/in/iiniii/iuiiiiiiiini/iiih in goede verhalen van John Updike slraWWwi I DYLAN THOMAS t, 3 led RONALD FIRBANK is een van de merkwaardigste talenten van deze eeuw geweest. Hij werd geboren in 1886 als zoon van rijke ouders, wiens directe voorouders waren opgeklommen van mijnwerkers tot zeer ge goede zakenmensen. Ronald’s vader was in 1902 zelfs geridderd en par lementslid geworden. Ronald had een zwakke gezondheid, hetgeen er mede de oorzaak van is dat hij al in 1926 is overleden. In zijn Cambridge- jaren zijn twee zaken opvallend: ten eerste dat hij er nooit enig examen heeft afgelegd en ten tweede dat hij in die tijd katholiek is geworden. Dat hij toch altijd zo kritisch over de r.k. kerk heeft geschreven is te verklaren uit het feit dat hij in dienst van het Vaticaan wilde treden, maar daar nooit voor geaccepteerd is. Hij heeft wel heel veel gereisd in zijn korte leven, onder andere in Frankrijk, Italië, Noord-Afrika en West-Indië. „Amerikaans leven” „DE GROTE AMERIKAANSE ROMAN” is de nieuwste roman van Philip Roth, uitgegeven door Meulenhoff in de vertaling van J. Verheydt. Het is een boek over honkbal en met name de vernedering en de onder gang van het legendarische team van de Ruppert Mundy’s. De Tweede Wereldoorlog heeft alle goede spelers voor zich opgeëist en ook hun eigen stadion is voor legerdoeleinden gevorderd. Wat er overblijft is een team vol kneusjes en veteranen, dat alleen maar uitwedstrijden kan spelen en dus het hele land afreist, maar vrijwel alle wedstrijden verliest. Alles verloopt even vreemd. Regelmatig weet een „goedgemikte” bal bijvoor- een tegenstander of zelfs de scheidsrechter voorgoed invalide te gooien. Niets loopt goed af. Chaos heerst alom. Eén van de spelers is Gil Gamesh, een balling uit Rusland, die een dubbelspion blijkt te zijn. De finale van dit doldwaze geheel is een onderzoek naar het communistisch komplot dat Amerika wil ondermijnen en dit doel tracht te bereiken via het honk- balspel Honderdduizenden Engelsen en Amerikanen en een handjevol Nederlanders hebben popelend van ongeduld uitgekeken naar de verschijning van een boek. Korte tijd geleden is de spanning gebroken: het twaalfde en laatste deel van de romancyclus A Dance to the Music of Time van Anthony Powell, getiteld Hearing secret harmonies, is uitgekomen. Hiermee is een literair reuzenwerk, in 1951 begonnen met A question of upbringing tot een bewonderenswaardig einde gekomen. Dit laatste deel is intussen door een grote meerder heid onder de critici tot de beste roman van het jaar gebombardeerd. John Bayley heeft in het Times Literary Supplement een tien koloms artikel(!) ge schreven, waarin hij de hele reeks heeft geanalyseerd en het geheel onvoorwaardelijk als meesterwerk heeft bestempeld. Maar tot dusverre is voor deze roman van ruim drieduizend bladzijden nog geen Nederlandse uitgever gevonden. Of heeft men misschien gewacht tot het laatste deel in de boekwinkels lag? Dat kan, dunkt me, de enige reden zijn figuren als Evelyn Waugh, Kingsley Amis, John Braine, Sir John Betjeman, V.S. Pritchett en vele anderen hebben herhaaldelijk hun enorme bewondering voor Powells „social comedy” uitgespro ken. Een anonieme recensent in het T.L.S. heeft de cyclus op driekwart van de rit „de belangrijkste roman in het Engelse taalgebied sinds Ulysses” ge noemd. Als ik dus mijn lof nederig bij deze groten in het vak voeg, bevind ik me in uitstekend gezel schap. I BI 22 T ANTHONY POWELL DYLAN THOMAS ri BAUDINE BOOTLE. HANS KEMMING PHILIP ROTH erg BAUDINE BOOTLE BAUDINE BOOTLE I A namen bedenken!), is ze Iris Murdoch of Margaret Drabble? Is het commercieel imperium van Sir Marcus Donners Uni lever? Misschien zullen we het te weten komen als de autobiografie uit is. allerlei oude vrouwen, praatziek en al tijd roddelend, terwijl ze allemaal wen sen dat ze jong waren en de jeugd benijden. Alles draait bij iedereen., om sex. Onschuld en deugdzaamheid bestaan niet, komen althans niet voor. De jonge ren voldoen maar al te graag aan de verlangs van de ouderen, in de hoop dat ze er hun voordeel mee kunnen doen. las, loopt zijn privé carrière uit op het lidmaatschap van het Lagerhuis (voor Labour), tot de verlening van het predi kaat Sir en zelfs tot verheffing in de adelstand. Lord Widmerpool gaat het echter niet tot het laatst toe naar den vleze. Zoals gezegd, Powell is (tot nu toe) niet in het Nederlands vertaald. Wel in het Duits en in Amerika geniet hij een gevestigde literaire reputatie. Jammer dat zijn volgelingen door dik en dun in ons land zo gering in getal zijn. Hij leest niet altijd gemakkelijk door zijn res- pektabele eruditie en 'rijke woordenschat dient ook de regelmatige lezer van En gelse romans niet te snel door sommige passages heen te vliegen. Maar als men de misschien hier en daar wat lange uitweidingen voor lief neemt, geniet men op elke pagina van zijn prachtige taal. En van zijn karakteristieke, inge houden humor. Moeten Nederlandse le zers die het Engels niet of onvoldoende machtig zijn dit werkstuk blijvend ont beren? Zijn grote liefde voor Proust hij leest en spreekt vloeiend Frans voor al voor diens A Ia recherche du temps perdu, heeft er mede toe geleid dat men zijn cyclus als sleutelroman is gaan beschouwen. Er wordt dan ook na het uitkomen van het twaalfde deel enthou siaster dan ooit in literaire kringen ge- spekuleerd over de ware identiteit van diverse hoofdfiguren. Zwaar beïnvloed door mensen als Au brey Beardsley, Oscar Wilde en de Fran se dichters van het eind van de negen tiende eeuw, bouwde hij het image op van de rijke verwijfde estheet, in hoge mate excentriek. De meest bizarre ver halen doen over hem de ronde zoals het feit dat hij soms iemand weigerde te ontmoeten, omdat de man te lelijk was. Hij dronk zwaar en hij at nauwelijks (hij heeft het gepresteerd om een tijdens een diner niet meer te eten dan één groene erwt). Irj 1905 begon hij met publiceren en deed dat vrijwel altijd op eigen kosten, want er was geen uitgever die het werk durfde te publiceren. Zijn boeken hebben dan ook altijd maar een kleine kring van bewonderaars gehad en het is pas sinds kort dat er weer meer belangstelling is voor zijn leven en wer ken. De ook in ons land bekende roman schrijfster Brigid Brophy heeft in 1973 een uitvoerige maar nogal warrige bio grafie over hem geschreven, getiteld „Prancing Novelist”. Twee van zijn, altijd korte, romans zijn nu door Meulenhoff in één band uitgegeven in de vertaling van Gerrit Komrij, en wel „Het grillige leven van kardinaal Pirelli” en „Valmouth.” In beide boeken wordt de katholieke kerk kritisch onder de loep genomen. Even min als in zijn andere werk is er sprake van een duidelijk verhaal. Wat losse gebeurtenissen houden het geheel bij elkaar. De karakters komen zeer impres sionistisch over door middel van flarden conversatie en gedachten. Men springt van de hak op de tak. Evenals b.v. Joyce maakt hij gebruik van de zgn. stream of consciousness. Het zijn verhalen die men heel zorgvuldig moet lezen omdat ze vol met double entendres zitten. Uiteraard komen in een roman van deze omvang honderden personen voor. Velen van hen zijn thans ook subjekt in het raadsel: wie is hij of zij In werke lijkheid? Wie is de componist Moréland, een goede vriend van Nick? Achter wie gaat de veelbesproken schilder Isbister R. A. (dat wil zeggen lid van de Konink lijke Academie van Schilderkunst) schuil? Ik heb even aan Augustus John gedacht, tot die naam in een ander verband viel. Is de succesauteur St. John Clarke mogelijk gemodelleerd naar So merset Maugham, naar Compton Mac kenzie? En Ada Leintwardine (hij kan Thetis Tooke wordt na een zelf moordpoging in het klooster opgenomen, het huwelijk van Dick en Niri-Esther wordt gevierd, nadat hun eerste kind al gearriveerd is. Daar door heen zitten allerlei affaires van de anderen, vaak alleen maar gehint. Mrs. Hurstpierpoirit bijvoorbeeld wordt verliefd op Niri-Es ther. Dat geldt in het bijzonder voor de belangrijkste, Kenneth Widmerpool, tot wie Nicholas Jenkins in een ambivalente verhouding staat. We maken kennis met hem in Eton Widmerpool doemt uit de najaarsmist op terwijl hij zich traint voor een veldloop. Hij is niet gezien, een achterbaks jongetje, dat zelfs een mede scholier verraadt. Van die tijd af krui sen de wegen van Nicholas en Widmer pool elkaar herhaaldelijk. De laatste gaat niet naar Oxford, studeert daaren tegen rechten op de unieke Britse wijze door opgeleid te worden op een advoka- tenkantoor. Hij maakt het goed, heeft een geweldige geldingsdrang, is een ex cellente organisator, loopt bulderend over mensen heen. Gedurende dé vroege jaren twintig komen ze elkaar vaak tegen, al was het maar op bals, georga niseerd door rijke en adellijke lieden voor een dochter die in de Society debuteert. Widmerpool is daar bijna al tijd als de plaatsvervanger voor\een jongeman die op het laatste moment is verhinderd. mensen worden bang voor de hillies. „De mensen halen de luiken van hun zolders en zetten ze weer voor de ramen”. En het verhaal eindigt als volgt: „De stad beneden lijkt zich te spannen als een vuist, een glinsterende kluit als door beroertes en zonnesteek getroffen uit hangborden en geparkeerde auto’s. En de hillies trekken zich langzaam naar boven terug en groeperen zich rond de drinkers en accepteren hen als leiders. Ze bereiden zich voor op de aanval”. „Toen iedereen zwanger was” denkt terug aan de jaren vijftig. Een handelaar in effecten die veel in treinen reist denkt terug aan de verre tijd, toen iedereen jong, pas getrouwd en ouder werd of het net was. „Hebben de jaren vijftig be staan?” vraagt hij zich af. „Weelderig behang. Gek kind. Weemakend gevoel van liefde, de trein glijdt voort. De jaren glijden weg naar zee en voeren ons mee. Nog steeds ben Ik bang Nog steeds ben ik dankbaar”. Het concipiëren van een twaalfdelige roman is, het valt te begrijpen, een gigantische onderneming. Voor de tech nische opzet heb ik de grootste bewon dering. Herhaaldelijk vallen staaltjes van planning op lange termijn op een voorval waarbij Widmerpool in zijn Etonjaren in ongunstige zin betrokken is, krijgt in het twaalfde deel een sinis tere afronding. Dergelijke voorbeelden zijn ad infinitum te vinden. „DE JAREN IN BIRMA” van Ge orge Orwell is nu, in de vertaling van Anneke Brassinga bij Meulenhoff in Amsterdam verschenen. Het boek is gebaseerd op Orwells eigen ervaringen in Birma waar hij van 1922-1927 politieman was. Hij heeft zich daar nooit gelukkig gevoeld. Hij keerde terug met de overtuiging dat de En- gelsen hun koloniën moesten opge ven! Hij schreef het boek waar schijnlijk vrij spoedig na Zijn terug keer uit India, maar het werd pas gepubliceerd in 1934. I De ware organisator van dit alles, de man op de achtergrond is de Birmaan, U Po Kyin, een ware mani pulator. Hij ruïneert Flory door diens ex-maïtresse tegen hem op te zetten, „regelt” de ondergang van dr. Veras- wami zodat hij zelf in plaats van de dokter als eerste Birmaan het lid maatschap van de Engelse, tot dan volledig blanke, club aangeboden zal krijgen. Hiervoor organiseert hij ook nog een opstand van de Birmanen tegen de club, maar zorgt tegelijk dat de boosdoeners in de gevangenis be landen. Hij is een rijk man, die met omkoperij alles gedaan weet te krij gen. Ondanks deze corrupte „slechterik” ligt Orwells sympathie over het alge meen bij de Birmanen. Hij is altijd bijzonder begaan geweest met het lot van de Birmanen en Birma en de situatie van de Engelsen daar. „De jaren in Birma” geeft op een uitste kende manier Orwells Birmaanse te leurstellingen weer. Zijn journalistie ke gaven, maken dit gepassioneerd geschreven boek daarom bijzonder le vendig en interessant, ondanks het feit, dat het onderwerp gedateerd is en de Engelsen al lang uit India weg zijn. tie is: „Kleren van Niri-Esther, denk ik soms wel, zijn beetje te opzichtig!! Op haar leeftijd, en tot aan toen ik achttien, had ik een héél jaar lang nooit meer dan een stuk katoenen lendedoek. Je mag het dragen zoals je wilt, zei mijn arme moeder altijd, maar is alles wat je krijgt! En daarom, zeg, droeg ik het meestal maar op mijn hoofd I doorsnee en ietwat pathetische familie Maples. Het zijn nooit verhalen met belangrijke sociale problemen als uit gangspunt, maar het gaat over mensen met hun dagelijks terugkerende sleur en problemen, en dat doet hij wel goed, hoewel zijn werk altijd een wat koele, afstandelijke indruk maakt. Updike kent het leven in de Amerikaanse suburbia goed en hij weet de sfeer goed weer tegeven: het triviale gedoe van de coc- tailparties, de drukte om een verhuizing, de keuken, dé tuin, een picknick, een uitje met de kinderen, het weinig stabie le van een buitenechtelijke verhouding, waar het huwelijk juist de hartstocht van die verhouding mist, de generatie- verschillen enzovoort. En al deze proble men zijn eigenlijk nogal triest en een beetje schrijnend, omdat de mensen niet weten wat liefde, gewoon houden van, is. Ze kunnen alleen maar met elkaar naar bed gan. Het korte verhaaltje „Onder de micro scoop” laat zien dat er geen verschil is tussen het communiceren en het elkaar verslinden op een cocktailpartij. In het titelverhaal vergelijkt Updike de manier waarop mannen museums en vrouwen binnengaan, met verschillende behoeften op zoek naar verschillende dingen. Iede re nieuwe ingang brengt minder vreugde dan de vorige en een snellere ontgooche ling. „De hillies” behandelt het jeugdpro bleem. Een groep jonge mensen in het stadje Tarbox nestelen bij elkaar op -een heuvel die uitkijkt op de hoofdstraat van het stadje. Ze doen er niets, roken hash, drinken bier en kijken passief neer op de activiteiten in de hoofdstraat. Eerst zijn de inwoners alleen maar licht gealarmeerd, maar ze winden zich steeds meer op en gaan zelfs verontwaardigde brieven naar de krant schrijven. De Meen overigens niet dat de cyclus uitsluitend door de relatie Jenkins-Wid- merpool wordt getypeerd. Laatstgenoem de duikt telkens weer op, maar ont breekt vaak in lange, ook belangrijke gedeelten. Maar waar hij optreedt, wordt hij genadeloos gekarakteriseerd. Hij is veel te zelfzuchtig om zich echt voor Nicholas te interesseren, kan dan ook wel weer eens beschermend doen: „Heb je nog steeds geen vaste baan?” Nota bene, Nicholas heeft een stel uit stekende romans op zijn naam staan! Daarentegen weet hij hem wel te vinden als hij in moeilijkheden zit. Tot twee maal toe er liggen veel jaren tussen de incidenten vraagt hij Nicholas raad in liefdesaangelegenheden. En tij dens het jaar dat hij de tweede luite nant als zijn assistent inlijft, ontziet hij hem allerminst, evenmin als zichzelf trouwens. remd te werk gegaan, dat het allemaal te veel en te barok is. Zoals een andere criticus heeft gezegd, met wat meer beheersing van zijn materiaal, had Roth „Het Grote Amerikaanse Korte Verhaal” kunnen schrijven. Een dolle dwaze klucht dus, waarin echter ook heus wel goede en geestige dingen staan en het is duidelijk dat Roth veel van honkbal houdt en „the ins and outs” van het spel goed kent. En misschien is het boek voor honkbalenthousiasten zoals de Amerikanen, voor wie het tenslotte de nationale sport is, wel de moeite waard. Veel meer de moeite waard en aan zienlijk serieuzer is „Musea, vrouwen, meisjes” van John Updike, eveneens bij Meulenhoff verschenen. Het boek is ver zorgd door Jan Donkers, waarvan achter in het boek ook nog een interview met Updike staat. Het zijn korte verhalen waarvan de eerste veertien handelen over allerlei aspecten van het dagelijks Amerikaanse leven, die de titel hebben „Op andere wijzen”, en dan nog vijf verhalen over het wel en wee van de Flory (lees Orwell) is de zwakke held van het boek, zich scherp be wust van de beperkingen en de on echtheid van het koloniale leven. Door de andere Engelsen in het stad je Kyauktada in Birma wordt hij als buitenbeentje beschouwd. Dat hij drinkt, valt niemand op, want dat doen ze allemaal, maar zijn vriend schap met de Birmaan, dr. Veraswa- mi, die de Engelsen trouwens altijd hartstochtelijk verdedigt, is een on vergeeflijke zaak. De dokter is de enige met wie Flory een redelijk gesprek kan voeren. De anderen zijn allen in de sleur en de verveling vastgeraakt en brengen hun tijd door met Whisky drinken in de Engelse club, waar de Birmanen alleen als personeel binnen mogen. Als Elizabeth Lackersteen in het plaatsje arriveert, leeft Flory op en denkt in haar een bondgenoot te vinden en hoopt door met haar te trouwen uit zijn isolement 'gehaald te worden. Hij ziet niet dat ze egoïstisch is, even conventioneel als de anderen en een huwelijk met hem alleen overweegt omdat er niets beters lijkt te zijn. De zwakkke, eenzame Flory wordt steeds meer vernederd. Uitein- In de Music of Time reeks vertelt Nicholas Jenkins uit zijn leven sinds even voor de eerste wereldoorlog tot het begin van de jaren zeventig. Powell, in 1905 geboren, gaf zijn ik figuur ongeveer dezelfde leeftijd. Nicholas, Nick voor zijn vrienden, volgt nagenoeg dezelfde loopbaan als de auteur: Eton, Oxford, een functie bij een uitgever van kunst boeken, scenarioschrijver voor een film maatschappij, hij heeft een redelijk suc ces met zijn vooroorlogse romans, doet in de oorlog dienst als verbindingsoffi cier bij geallieerde troepen in Engeland, recenseert boeken, trouwt een meisje van adel. Een sleutelroman dus? Laten we voorzichtig zijn en liever op uitsluit sel wachten van Powell zelf: hij is bezig zijn autobiografie te schrijven. „Valmouth” (1919) is al even typerend, even decadent, vol exotische liefdesge schiedenissen, clericale intriges enz. Dit keer is het gesitueerd in een denkbeeldig kuuroord aan de westkust van Engeland. Alle bezoekers zijn heel oud en houden hun gezondheid op peil door bijvoorbeeld affaires met de lokale boerenbevolking. Het verhaal speelt rondom twee oude douarières Mrs Hurstpierpoint en Mrs Thoroughfare en haar erfgenaam Dick Thoroughfare. De boerendochter Thetis Tooke wordt verliefd op Dick, maar deze is al verloofd met de nergerin Niri- Esther, een princes van Tahiti. Deze laatste komt aan in Valmouth en gaat door voor de nicht van Mrs Yajnavalkya een masseuse in het stadje. Een voor beeld van Mrs Yajnavalkya ’s conversa- Firbank hoort beslist niet tot de hon derd beste romanschrijvers, maar dit zijn toch wel twee heel bijzondere ro mans, die zeker verdienen gelezen te worden. Het is te hopen dat er meer werk van deze aparte, maar begaafde - schrijver vertaald zal worden. Eveneens jong overleden en ook met als belangrijke oorzaak overvloedig alco- •holgebruik is Dylan Thomas, hoewel dat wel het enige is dat deze twee schrijvers met elkaar gemeen hebben. Dylan Tho mas is een dichter afkomstig uit Wales (1914-1953) die in ons land beroemd is geworden met zijn radiospel „Onder het melkwoud In Groot-Brittannië en Ame rika is hij echter vooral bekend om zijn gedichten met name de bundels „Twen- ty-five poems” en „Deaths and Entran- ces”. Het grootste probleem was echter het feit dat hij zo zwaar dronk. Om geld te Verdienen heeft hij een aantal jaren scenario’s geschreven voor een aantal filmmaatschappijen, waarvan „The doc tor and the devils” over het algemeen het meest succesvolle Wordt gevonden. Het tragische is echter dat er van de tien of meer scripts waar hij aan begon nen is, er maar een paar zijn afgemaakt en dat er vrijwel nooit iets van verfilmd is, zeker niet tijdens zijn leven. Boven dien schreef hij in die periode vrijwel geen gedichten, hetgeen volgens de meeste critici een verspilling van talent was. Als de oorlog uitbreekt heeft Widmer pool het voordeel van zijn vooruitziende geest: hij is bij de Territorials (land weer) en begint het grote avontuur als kapitein. Nicholas, eigenlijk te oud, moet al zijn relaties te hulp roepen om. als tweede luitenant (de grote voetveeg van het leger) te wonden ingelijfd. Hij ver laat de dienst als majoor, Widmerpool als generaal-majoor. Soms welwillend, soms geërgerd gadegeslagen door Nicho- „Het grillige leven van kardinaal Pirel li,” dat postuum verscheen in 1926, is volgens velen het geestigste en meest subtiele boek dat hij geschreven heeft. Het is gesitueerd in Spanje en het begint als de kardinaal, Don Alvaro, bezig is met een doopceremonieel, niet van een baby, maar van een zeven dagen oud herdershond je. Waarom, vraagt men zich misschien af: „Wat onrustbarende twijfel wanneer het toch een nako meling van Hare Genade was? De hemel zij dank: hij was wat de wonderlijke wegen van de natuur betreft werkelijk onwetend, maar hij had in een oude lutrijn eens gelezen over een jonge vrouw die door haar neusgat een appel- lijster ter wereld had gebracht. Dat had in die tijd heel wat opzien gebaard, dat kon niet missen: de Heilige Inquisitie veroordeelde de brutale deerne dan ook per ommegaande tot de brandstapel.” Dit is niet de enige reden dat de kardinaal, die toch een verfijnd man is met goede bedoelingen, last krijgt met de autoriteiten, 's Nachts zwerft hij over straat op zoek naar vermaak en uitein delijk sterft hij zelfs als hij op typisch Firbankiaanse wijze een koorknaap ach terna zit, die hij met de naam „kuiken tje” aanspreekt. Andere karakters zijn Nu, ruim twintig jaar na de dood van Thomas, heeft de Arbeiderspers één van deze scenarios in een vertaling van Joop van Helmond uitgebracht onder de titel „Rebecca’s Dochters”. Nadatf hij het in 1948 had geschreven, verdween het ver- der in een la totdat een Engelse uitgeve rij het in 1965 publiceerde. De bedoeling van Thomas bij het schrijven van ..Rebecca’s' Dochters” Wé» tweevoudig(>Jenèrzijds «wilde hij eeiv-rey i man schrijven die tevens geschikt was als filmscript, anderzijds een script dat klaar was voor opname en tevens bij de lezer met woorden de filmbeelden zou oproepen en als niéuwe vorm van' litera tuur uitgegeven kon worden. Het is een redelijk geslaagde poging. Als roman is het een zeer beknopte, maar daarom vlot en boeiend avonturenverhaal. Re becca’s dochters .zijn de boeren in Wales die opstand zijn gekomen tegen de te dure tollen dié ze overal óp hun routes moeten betalen. Verkleed in de traditio nele kleding van de 'vrouwen in Wales steken ze 's nachts de tolhekken in brand, zetten de tolwachters voor gek en jagen de grondbezitters de schrik op het lijf tot er een oplossing voor gevonden wordt. Hiertussen door speelt nog een ontluikende liefdesgeschiedenis. Een ge noeglijk, vlot geschreven boek voor bij de warme kachel tijdens een koude winteravond. delijk wordt hij zelfs tijdens een kerkdienst door zijn oude minnares, een Birmaanse, te schande gezet. Het resultaat van deze misère is dat hij met zijn enige kameraad, zijn hond Flo, zelfmoord pleegt. De dokter ver dwijnt dan ook van het toneel, Eliza beth trouwt met een ander, een oudere man uit het stadje, en het leven gaat verder alsof er niets ge beurd is. Voor ons, kleine groep verstokte aan hangers van Anthony Powell, is een leegte ontstaan. We zullen het uitkijken naar een volgend deel missen. Nou ja, ik begin nog wel eens opnieuw aan de cyclus voor de vierde keer. Philip Roth laat het boek schrijven door Smith Word, een oude sportverslag gever, die aan hevige aanvallen van alliteratie lijdt, waar geen dokter iets aan kan doen. Bladzijden lang weet hij het vol te houden. „Noem me maar Smit- ty”, zo begint hij de proloog van het boek, in navolging van Melville’s „Moby Dick” (volgens vele Amerikanen werke lijk de grootste Amerikaanse roman), hetgeen begint „Call me Ishmael”. Dat brengt ons bij de literaire satire waar het boek ook vol mee zit. Naast de politiek-historische satire, parodieert Roth ook een groot aantal grote Ameri kaanse schrijvers, waaronder Melville, Hawthorne, Twain en niet te vergeten Papa Hemingway. Dit had allemaal erg leuk kunnen zijn, maar toch het boek is niet ge slaagd, evenals indertijd Roth’s „Tricky Dixon en zijn vrienden”, dat ook geen succes was. Het doet allemaal erg opper vlakkig en gewild aan. De ideeën zijn vaak nog niet zo slecht, maar in de uitwerking ervan is Roth dermate onge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 23