Het merkwaardige talent
van Ronald Firbank
EEN DANS OP
DE MUZIEK
VAN DE TIJD
Ongeremde politieh-historische satire
VAN GEORGE OR WELL
van Philip Roth treft geen doel
,BE JAREN IN BIRMA
I
M
„Vergeren” auteur eindelijk vertaald verschenen
iiniiiiiiiuiiiiii/iiiiiniiii/iintiiih
FILMSCRIPT EN
ROMAN VAN
iiiuiiii/in/iiniii/iuiiiiiiiini/iiih
in goede verhalen van John Updike
slraWWwi
I
DYLAN THOMAS
t, 3
led
RONALD FIRBANK is een van de merkwaardigste talenten van deze
eeuw geweest. Hij werd geboren in 1886 als zoon van rijke ouders, wiens
directe voorouders waren opgeklommen van mijnwerkers tot zeer ge
goede zakenmensen. Ronald’s vader was in 1902 zelfs geridderd en par
lementslid geworden. Ronald had een zwakke gezondheid, hetgeen er
mede de oorzaak van is dat hij al in 1926 is overleden. In zijn Cambridge-
jaren zijn twee zaken opvallend: ten eerste dat hij er nooit enig examen
heeft afgelegd en ten tweede dat hij in die tijd katholiek is geworden. Dat
hij toch altijd zo kritisch over de r.k. kerk heeft geschreven is te verklaren
uit het feit dat hij in dienst van het Vaticaan wilde treden, maar daar
nooit voor geaccepteerd is. Hij heeft wel heel veel gereisd in zijn korte
leven, onder andere in Frankrijk, Italië, Noord-Afrika en West-Indië.
„Amerikaans leven”
„DE GROTE AMERIKAANSE ROMAN” is de nieuwste roman van
Philip Roth, uitgegeven door Meulenhoff in de vertaling van J. Verheydt.
Het is een boek over honkbal en met name de vernedering en de onder
gang van het legendarische team van de Ruppert Mundy’s. De Tweede
Wereldoorlog heeft alle goede spelers voor zich opgeëist en ook hun eigen
stadion is voor legerdoeleinden gevorderd. Wat er overblijft is een team
vol kneusjes en veteranen, dat alleen maar uitwedstrijden kan spelen en
dus het hele land afreist, maar vrijwel alle wedstrijden verliest. Alles
verloopt even vreemd. Regelmatig weet een „goedgemikte” bal bijvoor-
een tegenstander of zelfs de scheidsrechter voorgoed invalide te gooien.
Niets loopt goed af. Chaos heerst alom. Eén van de spelers is Gil Gamesh,
een balling uit Rusland, die een dubbelspion blijkt te zijn. De finale van
dit doldwaze geheel is een onderzoek naar het communistisch komplot dat
Amerika wil ondermijnen en dit doel tracht te bereiken via het honk-
balspel
Honderdduizenden Engelsen en Amerikanen en
een handjevol Nederlanders hebben popelend van
ongeduld uitgekeken naar de verschijning van een
boek. Korte tijd geleden is de spanning gebroken: het
twaalfde en laatste deel van de romancyclus A Dance
to the Music of Time van Anthony Powell, getiteld
Hearing secret harmonies, is uitgekomen. Hiermee is
een literair reuzenwerk, in 1951 begonnen met A
question of upbringing tot een bewonderenswaardig
einde gekomen.
Dit laatste deel is intussen door een grote meerder
heid onder de critici tot de beste roman van het jaar
gebombardeerd. John Bayley heeft in het Times
Literary Supplement een tien koloms artikel(!) ge
schreven, waarin hij de hele reeks heeft geanalyseerd
en het geheel onvoorwaardelijk als meesterwerk
heeft bestempeld. Maar tot dusverre is voor deze
roman van ruim drieduizend bladzijden nog geen
Nederlandse uitgever gevonden.
Of heeft men misschien gewacht tot het laatste deel
in de boekwinkels lag? Dat kan, dunkt me, de enige
reden zijn figuren als Evelyn Waugh, Kingsley
Amis, John Braine, Sir John Betjeman, V.S. Pritchett
en vele anderen hebben herhaaldelijk hun enorme
bewondering voor Powells „social comedy” uitgespro
ken. Een anonieme recensent in het T.L.S. heeft de
cyclus op driekwart van de rit „de belangrijkste
roman in het Engelse taalgebied sinds Ulysses” ge
noemd. Als ik dus mijn lof nederig bij deze groten in
het vak voeg, bevind ik me in uitstekend gezel
schap.
I
BI
22
T
ANTHONY POWELL
DYLAN THOMAS
ri
BAUDINE BOOTLE.
HANS KEMMING
PHILIP ROTH
erg
BAUDINE BOOTLE
BAUDINE BOOTLE
I
A
namen bedenken!), is ze Iris Murdoch of
Margaret Drabble? Is het commercieel
imperium van Sir Marcus Donners Uni
lever? Misschien zullen we het te weten
komen als de autobiografie uit is.
allerlei oude vrouwen, praatziek en al
tijd roddelend, terwijl ze allemaal wen
sen dat ze jong waren en de jeugd
benijden. Alles draait bij iedereen., om
sex. Onschuld en deugdzaamheid bestaan
niet, komen althans niet voor. De jonge
ren voldoen maar al te graag aan de
verlangs van de ouderen, in de hoop dat
ze er hun voordeel mee kunnen doen.
las, loopt zijn privé carrière uit op het
lidmaatschap van het Lagerhuis (voor
Labour), tot de verlening van het predi
kaat Sir en zelfs tot verheffing in de
adelstand. Lord Widmerpool gaat het
echter niet tot het laatst toe naar den
vleze.
Zoals gezegd, Powell is (tot nu toe)
niet in het Nederlands vertaald. Wel in
het Duits en in Amerika geniet hij een
gevestigde literaire reputatie. Jammer
dat zijn volgelingen door dik en dun in
ons land zo gering in getal zijn. Hij leest
niet altijd gemakkelijk door zijn res-
pektabele eruditie en 'rijke woordenschat
dient ook de regelmatige lezer van En
gelse romans niet te snel door sommige
passages heen te vliegen. Maar als men
de misschien hier en daar wat lange
uitweidingen voor lief neemt, geniet
men op elke pagina van zijn prachtige
taal. En van zijn karakteristieke, inge
houden humor. Moeten Nederlandse le
zers die het Engels niet of onvoldoende
machtig zijn dit werkstuk blijvend ont
beren?
Zijn grote liefde voor Proust hij
leest en spreekt vloeiend Frans voor
al voor diens A Ia recherche du temps
perdu, heeft er mede toe geleid dat men
zijn cyclus als sleutelroman is gaan
beschouwen. Er wordt dan ook na het
uitkomen van het twaalfde deel enthou
siaster dan ooit in literaire kringen ge-
spekuleerd over de ware identiteit van
diverse hoofdfiguren.
Zwaar beïnvloed door mensen als Au
brey Beardsley, Oscar Wilde en de Fran
se dichters van het eind van de negen
tiende eeuw, bouwde hij het image op
van de rijke verwijfde estheet, in hoge
mate excentriek. De meest bizarre ver
halen doen over hem de ronde zoals het
feit dat hij soms iemand weigerde te
ontmoeten, omdat de man te lelijk was.
Hij dronk zwaar en hij at nauwelijks
(hij heeft het gepresteerd om een tijdens
een diner niet meer te eten dan één
groene erwt). Irj 1905 begon hij met
publiceren en deed dat vrijwel altijd op
eigen kosten, want er was geen uitgever
die het werk durfde te publiceren. Zijn
boeken hebben dan ook altijd maar een
kleine kring van bewonderaars gehad en
het is pas sinds kort dat er weer meer
belangstelling is voor zijn leven en wer
ken. De ook in ons land bekende roman
schrijfster Brigid Brophy heeft in 1973
een uitvoerige maar nogal warrige bio
grafie over hem geschreven, getiteld
„Prancing Novelist”.
Twee van zijn, altijd korte, romans
zijn nu door Meulenhoff in één band
uitgegeven in de vertaling van Gerrit
Komrij, en wel „Het grillige leven van
kardinaal Pirelli” en „Valmouth.” In
beide boeken wordt de katholieke kerk
kritisch onder de loep genomen. Even
min als in zijn andere werk is er sprake
van een duidelijk verhaal. Wat losse
gebeurtenissen houden het geheel bij
elkaar. De karakters komen zeer impres
sionistisch over door middel van flarden
conversatie en gedachten. Men springt
van de hak op de tak. Evenals b.v. Joyce
maakt hij gebruik van de zgn. stream of
consciousness. Het zijn verhalen die men
heel zorgvuldig moet lezen omdat ze vol
met double entendres zitten.
Uiteraard komen in een roman van
deze omvang honderden personen voor.
Velen van hen zijn thans ook subjekt in
het raadsel: wie is hij of zij In werke
lijkheid? Wie is de componist Moréland,
een goede vriend van Nick? Achter wie
gaat de veelbesproken schilder Isbister
R. A. (dat wil zeggen lid van de Konink
lijke Academie van Schilderkunst)
schuil? Ik heb even aan Augustus John
gedacht, tot die naam in een ander
verband viel. Is de succesauteur St. John
Clarke mogelijk gemodelleerd naar So
merset Maugham, naar Compton Mac
kenzie? En Ada Leintwardine (hij kan
Thetis Tooke wordt na een zelf
moordpoging in het klooster opgenomen,
het huwelijk van Dick en Niri-Esther
wordt gevierd, nadat hun eerste kind al
gearriveerd is. Daar door heen zitten
allerlei affaires van de anderen, vaak
alleen maar gehint. Mrs. Hurstpierpoirit
bijvoorbeeld wordt verliefd op Niri-Es
ther.
Dat geldt in het bijzonder voor de
belangrijkste, Kenneth Widmerpool, tot
wie Nicholas Jenkins in een ambivalente
verhouding staat. We maken kennis met
hem in Eton Widmerpool doemt uit
de najaarsmist op terwijl hij zich traint
voor een veldloop. Hij is niet gezien, een
achterbaks jongetje, dat zelfs een mede
scholier verraadt. Van die tijd af krui
sen de wegen van Nicholas en Widmer
pool elkaar herhaaldelijk. De laatste
gaat niet naar Oxford, studeert daaren
tegen rechten op de unieke Britse wijze
door opgeleid te worden op een advoka-
tenkantoor. Hij maakt het goed, heeft
een geweldige geldingsdrang, is een ex
cellente organisator, loopt bulderend
over mensen heen. Gedurende dé vroege
jaren twintig komen ze elkaar vaak
tegen, al was het maar op bals, georga
niseerd door rijke en adellijke lieden
voor een dochter die in de Society
debuteert. Widmerpool is daar bijna al
tijd als de plaatsvervanger voor\een
jongeman die op het laatste moment is
verhinderd.
mensen worden bang voor de hillies. „De
mensen halen de luiken van hun zolders
en zetten ze weer voor de ramen”. En
het verhaal eindigt als volgt: „De stad
beneden lijkt zich te spannen als een
vuist, een glinsterende kluit als door
beroertes en zonnesteek getroffen uit
hangborden en geparkeerde auto’s. En
de hillies trekken zich langzaam naar
boven terug en groeperen zich rond de
drinkers en accepteren hen als leiders.
Ze bereiden zich voor op de aanval”.
„Toen iedereen zwanger was” denkt
terug aan de jaren vijftig. Een handelaar
in effecten die veel in treinen reist denkt
terug aan de verre tijd, toen iedereen
jong, pas getrouwd en ouder werd of het
net was. „Hebben de jaren vijftig be
staan?” vraagt hij zich af. „Weelderig
behang. Gek kind. Weemakend gevoel
van liefde, de trein glijdt voort. De
jaren glijden weg naar zee en voeren
ons mee. Nog steeds ben Ik bang Nog
steeds ben ik dankbaar”.
Het concipiëren van een twaalfdelige
roman is, het valt te begrijpen, een
gigantische onderneming. Voor de tech
nische opzet heb ik de grootste bewon
dering. Herhaaldelijk vallen staaltjes
van planning op lange termijn op een
voorval waarbij Widmerpool in zijn
Etonjaren in ongunstige zin betrokken
is, krijgt in het twaalfde deel een sinis
tere afronding. Dergelijke voorbeelden
zijn ad infinitum te vinden.
„DE JAREN IN BIRMA” van Ge
orge Orwell is nu, in de vertaling van
Anneke Brassinga bij Meulenhoff in
Amsterdam verschenen. Het boek is
gebaseerd op Orwells eigen ervaringen
in Birma waar hij van 1922-1927
politieman was. Hij heeft zich daar
nooit gelukkig gevoeld. Hij keerde
terug met de overtuiging dat de En-
gelsen hun koloniën moesten opge
ven! Hij schreef het boek waar
schijnlijk vrij spoedig na Zijn terug
keer uit India, maar het werd pas
gepubliceerd in 1934.
I
De ware organisator van dit alles,
de man op de achtergrond is de
Birmaan, U Po Kyin, een ware mani
pulator. Hij ruïneert Flory door diens
ex-maïtresse tegen hem op te zetten,
„regelt” de ondergang van dr. Veras-
wami zodat hij zelf in plaats van de
dokter als eerste Birmaan het lid
maatschap van de Engelse, tot dan
volledig blanke, club aangeboden zal
krijgen. Hiervoor organiseert hij ook
nog een opstand van de Birmanen
tegen de club, maar zorgt tegelijk dat
de boosdoeners in de gevangenis be
landen. Hij is een rijk man, die met
omkoperij alles gedaan weet te krij
gen.
Ondanks deze corrupte „slechterik”
ligt Orwells sympathie over het alge
meen bij de Birmanen. Hij is altijd
bijzonder begaan geweest met het lot
van de Birmanen en Birma en de
situatie van de Engelsen daar. „De
jaren in Birma” geeft op een uitste
kende manier Orwells Birmaanse te
leurstellingen weer. Zijn journalistie
ke gaven, maken dit gepassioneerd
geschreven boek daarom bijzonder le
vendig en interessant, ondanks het
feit, dat het onderwerp gedateerd is
en de Engelsen al lang uit India weg
zijn.
tie is: „Kleren van Niri-Esther, denk ik
soms wel, zijn beetje te opzichtig!! Op
haar leeftijd, en tot aan toen ik achttien,
had ik een héél jaar lang nooit meer
dan een stuk katoenen lendedoek. Je
mag het dragen zoals je wilt, zei mijn
arme moeder altijd, maar is alles wat je
krijgt! En daarom, zeg, droeg ik het
meestal maar op mijn hoofd
I
doorsnee en ietwat pathetische familie
Maples. Het zijn nooit verhalen met
belangrijke sociale problemen als uit
gangspunt, maar het gaat over mensen
met hun dagelijks terugkerende sleur
en problemen, en dat doet hij wel goed,
hoewel zijn werk altijd een wat koele,
afstandelijke indruk maakt. Updike kent
het leven in de Amerikaanse suburbia
goed en hij weet de sfeer goed weer
tegeven: het triviale gedoe van de coc-
tailparties, de drukte om een verhuizing,
de keuken, dé tuin, een picknick, een
uitje met de kinderen, het weinig stabie
le van een buitenechtelijke verhouding,
waar het huwelijk juist de hartstocht
van die verhouding mist, de generatie-
verschillen enzovoort. En al deze proble
men zijn eigenlijk nogal triest en een
beetje schrijnend, omdat de mensen niet
weten wat liefde, gewoon houden van,
is. Ze kunnen alleen maar met elkaar
naar bed gan.
Het korte verhaaltje „Onder de micro
scoop” laat zien dat er geen verschil is
tussen het communiceren en het elkaar
verslinden op een cocktailpartij. In het
titelverhaal vergelijkt Updike de manier
waarop mannen museums en vrouwen
binnengaan, met verschillende behoeften
op zoek naar verschillende dingen. Iede
re nieuwe ingang brengt minder vreugde
dan de vorige en een snellere ontgooche
ling.
„De hillies” behandelt het jeugdpro
bleem. Een groep jonge mensen in het
stadje Tarbox nestelen bij elkaar op -een
heuvel die uitkijkt op de hoofdstraat
van het stadje. Ze doen er niets, roken
hash, drinken bier en kijken passief neer
op de activiteiten in de hoofdstraat.
Eerst zijn de inwoners alleen maar licht
gealarmeerd, maar ze winden zich steeds
meer op en gaan zelfs verontwaardigde
brieven naar de krant schrijven. De
Meen overigens niet dat de cyclus
uitsluitend door de relatie Jenkins-Wid-
merpool wordt getypeerd. Laatstgenoem
de duikt telkens weer op, maar ont
breekt vaak in lange, ook belangrijke
gedeelten. Maar waar hij optreedt,
wordt hij genadeloos gekarakteriseerd.
Hij is veel te zelfzuchtig om zich echt
voor Nicholas te interesseren, kan dan
ook wel weer eens beschermend doen:
„Heb je nog steeds geen vaste baan?”
Nota bene, Nicholas heeft een stel uit
stekende romans op zijn naam staan!
Daarentegen weet hij hem wel te vinden
als hij in moeilijkheden zit. Tot twee
maal toe er liggen veel jaren tussen
de incidenten vraagt hij Nicholas
raad in liefdesaangelegenheden. En tij
dens het jaar dat hij de tweede luite
nant als zijn assistent inlijft, ontziet hij
hem allerminst, evenmin als zichzelf
trouwens.
remd te werk gegaan, dat het allemaal
te veel en te barok is. Zoals een andere
criticus heeft gezegd, met wat meer
beheersing van zijn materiaal, had Roth
„Het Grote Amerikaanse Korte Verhaal”
kunnen schrijven. Een dolle dwaze
klucht dus, waarin echter ook heus wel
goede en geestige dingen staan en het is
duidelijk dat Roth veel van honkbal
houdt en „the ins and outs” van het spel
goed kent. En misschien is het boek
voor honkbalenthousiasten zoals de
Amerikanen, voor wie het tenslotte de
nationale sport is, wel de moeite waard.
Veel meer de moeite waard en aan
zienlijk serieuzer is „Musea, vrouwen,
meisjes” van John Updike, eveneens bij
Meulenhoff verschenen. Het boek is ver
zorgd door Jan Donkers, waarvan achter
in het boek ook nog een interview met
Updike staat. Het zijn korte verhalen
waarvan de eerste veertien handelen
over allerlei aspecten van het dagelijks
Amerikaanse leven, die de titel hebben
„Op andere wijzen”, en dan nog vijf
verhalen over het wel en wee van de
Flory (lees Orwell) is de zwakke
held van het boek, zich scherp be
wust van de beperkingen en de on
echtheid van het koloniale leven.
Door de andere Engelsen in het stad
je Kyauktada in Birma wordt hij als
buitenbeentje beschouwd. Dat hij
drinkt, valt niemand op, want dat
doen ze allemaal, maar zijn vriend
schap met de Birmaan, dr. Veraswa-
mi, die de Engelsen trouwens altijd
hartstochtelijk verdedigt, is een on
vergeeflijke zaak. De dokter is de
enige met wie Flory een redelijk
gesprek kan voeren. De anderen zijn
allen in de sleur en de verveling
vastgeraakt en brengen hun tijd door
met Whisky drinken in de Engelse
club, waar de Birmanen alleen als
personeel binnen mogen.
Als Elizabeth Lackersteen in het
plaatsje arriveert, leeft Flory op en
denkt in haar een bondgenoot te
vinden en hoopt door met haar te
trouwen uit zijn isolement 'gehaald te
worden. Hij ziet niet dat ze egoïstisch
is, even conventioneel als de anderen
en een huwelijk met hem alleen
overweegt omdat er niets beters lijkt
te zijn. De zwakkke, eenzame Flory
wordt steeds meer vernederd. Uitein-
In de Music of Time reeks vertelt
Nicholas Jenkins uit zijn leven sinds
even voor de eerste wereldoorlog tot het
begin van de jaren zeventig. Powell, in
1905 geboren, gaf zijn ik figuur ongeveer
dezelfde leeftijd. Nicholas, Nick voor
zijn vrienden, volgt nagenoeg dezelfde
loopbaan als de auteur: Eton, Oxford,
een functie bij een uitgever van kunst
boeken, scenarioschrijver voor een film
maatschappij, hij heeft een redelijk suc
ces met zijn vooroorlogse romans, doet
in de oorlog dienst als verbindingsoffi
cier bij geallieerde troepen in Engeland,
recenseert boeken, trouwt een meisje
van adel. Een sleutelroman dus? Laten
we voorzichtig zijn en liever op uitsluit
sel wachten van Powell zelf: hij is bezig
zijn autobiografie te schrijven.
„Valmouth” (1919) is al even typerend,
even decadent, vol exotische liefdesge
schiedenissen, clericale intriges enz. Dit
keer is het gesitueerd in een denkbeeldig
kuuroord aan de westkust van Engeland.
Alle bezoekers zijn heel oud en houden
hun gezondheid op peil door bijvoorbeeld
affaires met de lokale boerenbevolking.
Het verhaal speelt rondom twee oude
douarières Mrs Hurstpierpoint en Mrs
Thoroughfare en haar erfgenaam Dick
Thoroughfare. De boerendochter Thetis
Tooke wordt verliefd op Dick, maar
deze is al verloofd met de nergerin Niri-
Esther, een princes van Tahiti. Deze
laatste komt aan in Valmouth en gaat
door voor de nicht van Mrs Yajnavalkya
een masseuse in het stadje. Een voor
beeld van Mrs Yajnavalkya ’s conversa-
Firbank hoort beslist niet tot de hon
derd beste romanschrijvers, maar dit
zijn toch wel twee heel bijzondere ro
mans, die zeker verdienen gelezen te
worden. Het is te hopen dat er meer
werk van deze aparte, maar begaafde -
schrijver vertaald zal worden.
Eveneens jong overleden en ook met
als belangrijke oorzaak overvloedig alco-
•holgebruik is Dylan Thomas, hoewel dat
wel het enige is dat deze twee schrijvers
met elkaar gemeen hebben. Dylan Tho
mas is een dichter afkomstig uit Wales
(1914-1953) die in ons land beroemd is
geworden met zijn radiospel „Onder het
melkwoud In Groot-Brittannië en Ame
rika is hij echter vooral bekend om zijn
gedichten met name de bundels „Twen-
ty-five poems” en „Deaths and Entran-
ces”. Het grootste probleem was echter
het feit dat hij zo zwaar dronk. Om geld
te Verdienen heeft hij een aantal jaren
scenario’s geschreven voor een aantal
filmmaatschappijen, waarvan „The doc
tor and the devils” over het algemeen
het meest succesvolle Wordt gevonden.
Het tragische is echter dat er van de
tien of meer scripts waar hij aan begon
nen is, er maar een paar zijn afgemaakt
en dat er vrijwel nooit iets van verfilmd
is, zeker niet tijdens zijn leven. Boven
dien schreef hij in die periode vrijwel
geen gedichten, hetgeen volgens de
meeste critici een verspilling van talent
was.
Als de oorlog uitbreekt heeft Widmer
pool het voordeel van zijn vooruitziende
geest: hij is bij de Territorials (land
weer) en begint het grote avontuur als
kapitein. Nicholas, eigenlijk te oud, moet
al zijn relaties te hulp roepen om. als
tweede luitenant (de grote voetveeg van
het leger) te wonden ingelijfd. Hij ver
laat de dienst als majoor, Widmerpool
als generaal-majoor. Soms welwillend,
soms geërgerd gadegeslagen door Nicho-
„Het grillige leven van kardinaal Pirel
li,” dat postuum verscheen in 1926, is
volgens velen het geestigste en meest
subtiele boek dat hij geschreven heeft.
Het is gesitueerd in Spanje en het begint
als de kardinaal, Don Alvaro, bezig is
met een doopceremonieel, niet van een
baby, maar van een zeven dagen oud
herdershond je. Waarom, vraagt men zich
misschien af: „Wat onrustbarende
twijfel wanneer het toch een nako
meling van Hare Genade was? De hemel
zij dank: hij was wat de wonderlijke
wegen van de natuur betreft werkelijk
onwetend, maar hij had in een oude
lutrijn eens gelezen over een jonge
vrouw die door haar neusgat een appel-
lijster ter wereld had gebracht. Dat had
in die tijd heel wat opzien gebaard, dat
kon niet missen: de Heilige Inquisitie
veroordeelde de brutale deerne dan ook
per ommegaande tot de brandstapel.”
Dit is niet de enige reden dat de
kardinaal, die toch een verfijnd man is
met goede bedoelingen, last krijgt met de
autoriteiten, 's Nachts zwerft hij over
straat op zoek naar vermaak en uitein
delijk sterft hij zelfs als hij op typisch
Firbankiaanse wijze een koorknaap ach
terna zit, die hij met de naam „kuiken
tje” aanspreekt. Andere karakters zijn
Nu, ruim twintig jaar na de dood van
Thomas, heeft de Arbeiderspers één van
deze scenarios in een vertaling van Joop
van Helmond uitgebracht onder de titel
„Rebecca’s Dochters”. Nadatf hij het in
1948 had geschreven, verdween het ver-
der in een la totdat een Engelse uitgeve
rij het in 1965 publiceerde.
De bedoeling van Thomas bij het
schrijven van ..Rebecca’s' Dochters” Wé»
tweevoudig(>Jenèrzijds «wilde hij eeiv-rey i
man schrijven die tevens geschikt was
als filmscript, anderzijds een script dat
klaar was voor opname en tevens bij de
lezer met woorden de filmbeelden zou
oproepen en als niéuwe vorm van' litera
tuur uitgegeven kon worden. Het is een
redelijk geslaagde poging. Als roman is
het een zeer beknopte, maar daarom
vlot en boeiend avonturenverhaal. Re
becca’s dochters .zijn de boeren in Wales
die opstand zijn gekomen tegen de te
dure tollen dié ze overal óp hun routes
moeten betalen. Verkleed in de traditio
nele kleding van de 'vrouwen in Wales
steken ze 's nachts de tolhekken in
brand, zetten de tolwachters voor gek en
jagen de grondbezitters de schrik op het
lijf tot er een oplossing voor gevonden
wordt. Hiertussen door speelt nog een
ontluikende liefdesgeschiedenis. Een ge
noeglijk, vlot geschreven boek voor bij
de warme kachel tijdens een koude
winteravond.
delijk wordt hij zelfs tijdens een
kerkdienst door zijn oude minnares,
een Birmaanse, te schande gezet. Het
resultaat van deze misère is dat hij
met zijn enige kameraad, zijn hond
Flo, zelfmoord pleegt. De dokter ver
dwijnt dan ook van het toneel, Eliza
beth trouwt met een ander, een
oudere man uit het stadje, en het
leven gaat verder alsof er niets ge
beurd is.
Voor ons, kleine groep verstokte aan
hangers van Anthony Powell, is een
leegte ontstaan. We zullen het uitkijken
naar een volgend deel missen. Nou ja, ik
begin nog wel eens opnieuw aan de
cyclus voor de vierde keer.
Philip Roth laat het boek schrijven
door Smith Word, een oude sportverslag
gever, die aan hevige aanvallen van
alliteratie lijdt, waar geen dokter iets
aan kan doen. Bladzijden lang weet hij
het vol te houden. „Noem me maar Smit-
ty”, zo begint hij de proloog van het
boek, in navolging van Melville’s „Moby
Dick” (volgens vele Amerikanen werke
lijk de grootste Amerikaanse roman),
hetgeen begint „Call me Ishmael”. Dat
brengt ons bij de literaire satire waar
het boek ook vol mee zit. Naast de
politiek-historische satire, parodieert
Roth ook een groot aantal grote Ameri
kaanse schrijvers, waaronder Melville,
Hawthorne, Twain en niet te vergeten
Papa Hemingway.
Dit had allemaal erg leuk kunnen
zijn, maar toch het boek is niet ge
slaagd, evenals indertijd Roth’s „Tricky
Dixon en zijn vrienden”, dat ook geen
succes was. Het doet allemaal erg opper
vlakkig en gewild aan. De ideeën zijn
vaak nog niet zo slecht, maar in de
uitwerking ervan is Roth dermate onge-