tuin marcheren
Mevr. Gerding
zag kolonne
kabouters door
i
B
OW»
WlBKW&SW
BS
I
In
11
gu i
WANDELEN MET JODOKUS OP
ZOEK NAAR ZONNEDAUW
Kleine mannetjes
door terreur uit
Ierland verjaagd
ld
i j
JODOKUS
ONHEIL
door Arjeh Kalmann
VISIOENEN
„Ik heb dit nog nooit aan een vreemde laten zien”, zegt
mevr. A. A. Gerding-Le Comte terwijl ze aan komt lopen
met enkele schetsboeken onder de arm. De verslaggever
voelt zich vereerd en begint, gezeten in een luie armstoel
de tekeningen en schilderijen te bekijken. De oude dame
neemt plaats in een stoel tegenover hem en staart naar
buiten, naar de bossen rond het houten huis.
De verslaggever inmiddels ontwaart kabouters uit het
binnen- en uit het buitenland, tuinelfen en melancholieke
tuinkabouters. Engelse boselfen, freesia'smet elfen, wa
ternimfen, gnomen, kobolden, moerasandijvie met elfen,
rietwezens. Lang houdt hij stil bij een afbeelding van een
elfentrek: duizenden dwarrelende licht wezentjes komend
uit het niets en verdwijnend in het niets, trekken in de
vorm van een kronkelende slang door een fraai landschap.
„Prachtig”, zegt hij, als hij door de boeken heen is. „U,
beeft een rijke fantasie, mevrouw Gerding”. Maar de
schilderes schudt van nee en verklaart dat de feeërieke
taferelen niet uit baar fantasie zijn voortgesproten, maar
dat zij ieder figuur van de werkelijkheid heeft nageschil
derd. In de bossen rond Nuns peet barst bet namelijk van
de kabouters, van de elfen en van al die andere geheimzin
nige wezens, die in de schetsboeken zijn vereeuwigd.
-
ft
wil M
;rd’ 1
n
h
<7
een blik in de toekomst wordt gegund en
)irec-
i in
Die gave om geesten en lichtwezens waar
te nemen en zelfs met hen te communice
ren heeft Anna Aleide van haar grootmoe
der die uit Schotland afkomstig was;
Schotten geloven,-als bekend, heilig in
kwaliteiten (schrijven, musiceren en schil
deren) heeft ze naar eigen zeggen van haar
grootvader, een vluchteling uit Frankrijk
die jaren als dominee onder de kannibalen
heeft gewerkt en die dit even terzijde -
nooit een volwassen mens kunnen overtui
gen. Dat verdriet haar zeer.
■n
n.
Illustratie van Gustave Doré, overgeno
men uit Sprookjes van Moeder de Gans
‘O!
zonder gewetensbezwaren met zijn stam
genoten aan de dis te kunnen schuiven
teneinde mee te knabbelen aan een ritueel
geslacht mens.
Anna Aleide trouwde op erg jonge leeftijd
en kwam in 1939 gescheiden en met twee
kinderen naar Nederland Enige tijd
schreef ze door haar zelf geïllustreerde
boeken voor kinderen en voor de al wat
oudere meisjes en verzorgde ze kinderru
brieken in diverse dag- en weekbladen,
maar eenmaal getrouwd met haar huidige
echtgenoot, die uit zijn eerste huwelijk ook
enkele kinderen meebracht, verwaterden
haar artistieke aspiraties langzaamaan.
De opvoeding van zes kinderen en de soci
ale verplichtingen waaraan hoogleraars-
vrouwen zich hebben te onderwerpen, na
men haar geheel en al in beslag.
Pas vijf jaar geleden, toen het inmiddels
bejaarde echtpaar het Amsterdamse
woonhuis definitief inruilde voor het Nun
speetse Dakhuys, nam Anna Aleide Ger
ding haar oude passie weer op Op haar
oude dag is ze weer fervent aan het schil-
het bestaan van kabouters Haar artistieke deren en schrijven geslagen
w__ Hoezeer ze af en toe ook de visionaire
een inlander als zoon had aangenomen die beelden verre van zich probeert te houden,
weer, hoewel gedoopt, eens in het jaar drie ze kan het met helpen dat haar bij wijlen
dagen „verlof van godsdienst' vroeg om een blik in de toekomst wordt gegund en
Mevr. Anna Aleide Gerding-Le Comte
heeft van kinds af aan dingen waargeno
men die door het gros der mensen niet
worden opgemerkt. Dat begon al in Indo
nesië, waar zij in 1906 werd geboren en
waar ze tot iets voor het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog gewoond heeft. Tij
dens dagenlange zwerftochten door de
oerbossen in de binnenlanden (een „oer
bos” noemt mevr. Gerding een oerwoud
zonder moeras) zag zij vreemde wezens
tussen de grillige wortels van de tropische
bomen, vond zij plantensoorten die tot
dusver onbekend waren en ontmoette zij
geesten, waarvoor zij overigens nimmer
bang is geweest.
Mevrouw Gerding, zeventig jaar oud, echt
genote van een hoogleraar in de wis- en
natuurkunde aan de universiteit van Am
sterdam, sinds vijf jaar met haar man
woonachtig in het fraaie „Dakhuys” in
Nunspeet. Mevrouw Gerding dus gelooft
niet alleen in deze, wat zij noemt „lichtwe
zens”, zij ziet ze ook. Hoor wat haar on
langs is overkomen:
„Ik was een paar maanden geleden in de
bossen achter ons huis, op eigen terrein
nog, aan 't wandelen met twee wilde katten
en een oude hond, toen ik plotseling de
katten zag wegschieten, terwijl de hond
stokstijf stil bleef staan. Ik snapte er niets
van, maar toen ik goed om me heen keek,
zag ik plotseling duizenden kabouters in
één lange kolonne over ons land trekken,
van het zuidwesten naar het noorden. Klei
ne mannetjes, wit en doorzichtig, met hoge
puntmutsen op. Mij negeerden ze, maar de
katten, die als gekken om de stoet heen
bleven springen, schenen ze wél op te
merken”.
Mevr. Gerding bleef een wijle kijken en
spoedde zich daarna huiswaarts. Eerst
deelde zij haar man mee wat zij gezien
had, maar deze haalde zijn schouders op
en werkte onverstoorbaar voort aan zijn
boek over natuur-, genees- en heelkunde.
Een Nunspeetse vriendin die zij hierna
belde, raakte wél enthousiast na het aan
horen van het verhaal: volgens haar was
mevr Gerding getuige geweest van een
heuselijke kaboutertrek!
De twee dames sloegen aan het recon
strueren en kwamen tot de conclusie dat
de kabouters, verontrust door de instabie
le politieke situatie uit Ierland waren ver
trokken en dat zij via de oude handelswe-
gen van de Hessen en via de tuin van de
familie Gerding op weg waren naar Scan
dinavië, alwaar zij, zo bleek de dames bij
het in winnen van inlichtingen, door bijge
lovige kringen reeds werden opgewacht.
Voor mevr Gerding staat sindsdien onom
stotelijk vast dat zij een kaboutertrek
heeft gadegeslagen en dat de Ierse dwer
gen naar het Hoge Noorden geëmigreerd
zijn. „Alles goed en wel”, onderbreekt de
verslaggever, die immers geacht wordt in
elke situatie nuchter te blijven, „maar hoe
zijn die kleine mannetjes dan de Noordzee
overgekomen?” „Dat is heel simpel”, ant
woordt de dame, „via de Doggersbank
natuurlijk.”
Tragisch genoeg heeft mevrouw Gerding
zelf enige tijd geleden aan den lijve onder
vonden dat deze vertelsels bloedserieus
genomen dienen te worden. Toen zij inder
tijd met haar man het Dakhuys kocht,
hoorde zij van een oude Nunspeetse dat
sterfgevallen of grote ongelukken zich
voor de bewoners van dit huis plachten
aan te dienen in de vorm van rond het huis
vliegende uilen. Zij schonk aan dit verhaal
weinig waarde („Ik ben alles behalve bij
gelovig” zegt ze van zichzelf) totdat ze een
keef *s nachts een groot aantal uilen gil
lend rond het huis hoorde vliegen. De
volgende dag brak ze haar heup; dat ze, na
maanden aan bed gekluisterd te zijn ge
weest, nu weer kan lopen, mag met recht
een wonder worden genoemd
Mevrouw Gerding „Zo zie je, ik probeer
me voor mijn eigen helderziendheid af te
sluiten, want ik wil met in de toekomst
kijken, ik wil niet weten wie dood gaat en
ik wil iemands karakter met kennen voor
ik met hem gesproken heb Maai ik heb
het zelf niet in de hand als ik zelf weiger in
de toekomst te kijken, dan zijn het wel
uilen die me het onheil aankondigen”.
dat ze over magnetiserende gaven be
schikt. Soms ziet ze méér mensen een
kamer betreden dan er werkelijk binnen
komen, soms voelt ze intuïtief aan dat in
een bepaalde woning boze geesten huizen.
Ze kijkt vaak dwars door de mensen heen,
want ze ziet de „aura” van de mens, dat
niet stoffelijk omhulsel, waarin het karak
ter van een persoon volledig besloten ligt.
Ook is ze in staat de uitstraling van plan
ten en bloemen waar te nemen en dat stelt
haar in staat om met deze over het alge
meen weinig spraakzame organismen te
communiceren.
Als ze vroeger met mensen over deze za
ken sprak, werd mevr. Gerding voor gek
versleten en in haar gezicht uitgelachen.
Maar sinds de para-psychologie en alle
verschijnselen die daarmee samenhangen
serieuzer genomen worden, kan mevr.
Gerding ook vrijelijker over haar eigen
belevenissen praten.
Haar man, een wetenschapper bij uitstek,
waagt het allang niet meer om haar visioe
nen te lachen Een bezoek, jaren geleden
van een bevriend echtpaar, heeft hem de
helderziende kwaliteiten van zijn vrouw
serieus doen nemen: nadat het echtpaar
vertrokken was vertelde mevrouw Ger
ding haar man helemaal overstuur dat zij
gezien had dat de bezoekende vrouw snel
dood zou gaan Prof Gerding lachte, maar
twee weken later bleek de vrouw in kwes
tie wél plotseling te zijn overleden
Ook al vindt zij voor dit soort niet bepaald
alledaagse verhalen een steeds aandachti
ger oor bij de mensen, haar vertellingen
omtrent ontmoetingen met kabouters en
elfen worden niet erg serieus genomen.
Pogingen om te bewijzen dat de door haar
waargenomen aard- en lichtwezens werke
lijk bestaan, hebben tot dusver nog geen
succes gehad Zo krijgen wij een kleuren
foto in de handen geduwd, voorstellende
de vijver achter het huis van de Gerdings.
„Ziet u daar op die waterlelie die gnoom?”,
roept mevrouw Gerding vol verwachting
uit, maai hoe ze met de punt van een
balpen ook de hoorntjes aanwijst en het
iele lijf je haai gesprekspartner vermag de
gnoom niet waai te nemen
Ook van hel bestaan van haai kabouter-
vnendje J odokus, met wie ze lange wande
lingen maakt en gesprekken voert en aan
wie ze een geheel met de hand geschreven
kinderboek heeft gewijd, heeft ze nog
„Mijn man en ik”, vertelt ze, „zochten een
tijd geleden zonnedauw voor in onze tuin,
maar dat plantje bleek in deze contreien
nergens te vinden. Toen zei ik een keer
tegen mijn man: als Jodokus mij nou eens
zonnedauw aanwijst en ik kom ermee
thuis, zul je dan geloven dat Jodokus écht
bestaat’ Mijn man beloofde dat en ik ging
naar buiten en riep in m’n gedachten Jodo-
kus op. Hij kwam en begon voor me uit te
lopen, kilometers aan 'n stuk. Toen merkte
ik dat ik midden in een moeras stond en
dat Jodokus weg was. Ik begon me al
ongerust te maken, totdat ik naar beneden
keek en zag dat ik pal naast een grote
struik zonnedauw stond Ik heb die struik
uitgegraven en mee naar huis genomen,
maar mijn man gelooft nog stééds niet dat
Jodokus echt bestaat Hij zegt: ik geloof
wel dat jij Jodokus ziet, maar ik geloof niet
dat die kabouter echt bestaat”.
Doordat ze zelf ook zulke vreemde wezens
ziet, is mevrouw Gerding altijd erg geïnte
resseerd geweest in soortgelijke waarne
mingen door anderen. Wat deze interesse
aangaat, had ze in geen betere streek kun
nen komen wonen dan op de Veluwe, want
Veluwenaren hebben de naam erg bijgelo
vig te zijn. „Veluwenaren”, zegt mevrouw
Gerding, en zij kan het weten, „zijn net zo
bijgelovig als Indonesiërs”
Ze is de boer opgegaan en heeft vooral
jonge mensen uit de buurt van Nunspeet
de verhalen laten vertellen die nun opa’s
en opoe s vroegei vertelden als het ’s
avonds vroeg donker was en het gezin zich
rond de haard verzamelde Die verhalen
wemelen van de geheimzinnigheden en
van het bijgeloof Mevrouw Gerding hoopt
er binnenkort een bundel van op de markt
te kunnen brengen.
Om een indruk te geven van de onderwer
pen waarover het hier handelt, mogen wij
één van de thema’s onthullen die, zij het in
verschillende variaties, in het boekje aan
de orde zal komen. Dat is „Blauw Garrit”,
een geheimzinnige geest die zich af en toe
op de Veluwe openbaart, die over het
algemeen het eerst door dieren wordt op
gemerkt, die met name paarden soms
urenlang doet verstijven van schrik en die
door een boer die hem zelf eens heeft
mogen aanschouwen, wordt omschreven
als „een zwart ding waar 't kwaad als
zwarte nevels van binnen uit komt”.
Blauw Garrit is in de loop der jaren gesig
naleerd in de bossen en op zandwegen in
de buurt van Nunspeet en Oldebroek,
maar ook, slechts éénmaal, in een emmer
die, totdat Garrit weer vertrokken was,
met geen mogelijkheid was op te tillen.
il
I
j 11
3