GUESTS ARE DRINKING AND VICE VERSA ANIMALS ARE REQUEST! TO BE QUIET WHILST isl iJlll I. iillif - W' J |S|||m SI Toeristische notities door Mo J. Buys n ■i I Aan de voet van de Kilimanjaro VEEL BEWEEGLIJKER zijn de oli- 5 Een kudde olifanten verlaat na het ochtendbad de rivier. Hugo en soortgenoten komen gehoorzaam uit de plomp bij het horen van het geroep van de Duitse „madam”. Een meter of tien van de dubbele scotch wordt het vlees op het gazon gestrooid, er een floodlight op gericht en de voor stelling kan een aanvang nemen. tegen de andere passagiers op de achter bank, waardoor de chaos compleet werd en armen en benen vochten om lijfsbe houd. HET TERRAS VAN de Kilaguni Lod ge kijkt uit over een immense vlakte, waar de handige exploitant een vijver heeft laten aanleggen, die, in het uitge droogde gebied, al snel door de dieren als drenkplaats werd ontdekt. Zonder enig argwaan maken ze er gebruik van, zonder ook op te kijken naar de lodge, waar de toeristen al dan niet met telelenzen uitgerust hen bespieden. Een gezin bavianen, van vooroorlogse grootte, doet de vijver spattend aan. In de verte nadert een olifant, alleen, en zonderling verschijnsel. Hij doet mij denken aan Branoul, die de hoofdper soon is in een verhaal van Anton Kool haas. Een mannetje in de kop en de vis heet het en staat in de bundel Gekke Witte. Als hij bij de vijver gekomen is, hangt hij de slurf in het nat en blijft minutenlang onbeweeglijk staan. Alsof hij, zoals Branoul, naar de verrichtingen van een vis aan het spieden is. Maar bij de Branoul van Koolhaas brengt de vis grote onrust in het olifantenbrein en „onze Branoul” blijft rustig en de minu ten worden een kwartier en een half uur. VLIEGEND TERUG naar Nairobi, in een Fokker Friendship. De wereld is rood en gebarsten, Kenia heeft hard een flinke regenbui nodig. En, zo zegt de minister van toerisme, me ’s avonds in de typisch Engelse pub van het steilvolle Norfolkhotel, meer toeristen. „Als ze geen wild meer willen zien en de safa ri’s moe zijn, bouwen we hotels in onze koffieplantages, dat is ook heel erg inte ressant”, zegt hij vastberaden., .Iedereen is welkom, maar schrijft u wel dat ze de mensen niet ongevraagd mogen fotogra feren”. Dat had ik al gemerkt, net zoals IN. HET TOESTEL van East African Airways is het benauwd vol. De Itali aanse vliegers hebben de zaak weer eens plat gegooid, met het gevolg dat ieder een die een ticket heeft een plaatsje probeert te vinden op de laatste kist die die avond uit Rome richting oost-Afrika vertrekt. Op een haar na word ik in elkaar getimmerd door een wat agressie ve neger, die meeht dat ik er racistische taal uitgooi. Geen haar van waar, maar er moet wel een steward aan te pas komen om de man te sussen- Erg op blanken lijkt hij het niet te hebben begrepen. In de conversatie met mijn buurman vermijd ik vervolgens maar zorgvuldig woorden, waarvan de klank ook maar iets uit te staan heeft met uitdrukkingen of begrippen die het vuur opnieuw in hem zou kunnen laten op- laaien. Zo praten heeft wat weg van het geen-ja en geen-nee-spelletje van de vrouw van trainer Barry Hughes op de radio op zondagmorgen. EEN BENIGE FIGURANT komt aan snellen, werpt zich op een bot en gaat er mee aan de haal; extra de pas er in na het oplaaiende flitslicht waarmee de toeristen trachten dit avontuur, althans in de koffer, mee huiswaarts te torsen. Het moet gezegd, er zijn werkelijk span nende momenten bij TERUG NAAR DE LODGE waar net het voederen der dieren een aanvang zou nemen. Een eenakter voor één be diende, ujtgerust met een kruiwagen met vlezige botten en vleesafval en een ver zameling uitgehongerd, maar vooral schichtig, „klein wild’\ Het is een tradi tioneel schouwspel in de lodge. Elke avond drommen de gasten weer in ge makkelijke fauteuils op de waranda sa men om niets ervan te moeten missen. kans te geven. Aan flipt het weer en zie daar, behalve Hugo Otto en Leo zijn nog wat soortgenoten gearriveerd. Een wat overmoedige toerist met een kennelijk door de te warme wijn geteisterd ze nuwgestel, snelt daarop op de krokodil len in. Een van de dieren geeft een verbeisterde snauw in zijn richting, maar nog geen tien seconden later zijn de dieren in de plas verdwenen. Madam lacht zoetzuur. HAAR POGINGEN hebben succes. Een voor een komen de dieren uit een nabije stroom gesukkeld, het lijf moei zaam opwaarts bewegend. Dan gaat het licht uit, om de spanning te verhogen en de wat minder moeige dieren ook een „GOOD MORNING SIR”, klinkt het al rond zessen, opgewekt langs de tenten, die met alle comfort zijn uitgerust. Op een tafeltje voor de deur staat een dampende pot thee- Madame weet hoe het hoort. Op het muurtje van de kro kodillen zit haar vriend, een breed ge schouderde innemende neger, die park wachter is en het in het Tsavo voor het zeggen heeft. Hij vertelt over zijn onmogelijke taak het uitgestrekte park vrij van stropers te houden en verhaalt over de meedogenloze jacht op ivoor. Inderdaad stuitten we de vorige dag herhaalde malen op een kolossaal dood olifantenlichaam, ontdaan van de enor me slagtanden. „Als ze zo door gaan, blijft er geen dier over”, zegt hij. „Giste ren hebben we twintig stropers gegre pen. Maar als ze om negen uur voor de rechter staan en een boete krijgen, wordt die door de handelaren graag betaald en lopen ze een kwartier later weer met het geweer door het park”. Wat de stropers voor hun moordpraktij ken van de handelaren krijgen staat in geen enkele verhouding tot de kapitalen die het witte goud hen zelf opbrengt. „Maar een stroper kan daar niet over klagen, wat hij doet is illegaal en hij zou het ivoor toch bij niemand anders kwijt kunnen”, zegt de wachter, die Mombassa als het centrum van de han del in ivoor aanduidt. DIE AVOND ZIE IK, als ik naar de lodge terugkeer en het gehuil van de- jakhalzen inzet, de berg in de duisternis verdwijnen en de top in de nevel van de nacht wegzakken. Aan de voet van de Kilimanjaro, na het avondmaal van de toeristen in de lodqeg komen de dieren buiten aan de beurt. Eigenlijk een pot sierlijke grap. Even potsierlijk als de leeuw zich die middag gedroeg, die om singeld door voer „zebrabusjes” en hui zenhoge stofwolken, zijn dommelen en kel even onderbrak voor een uitbundig gegeeuw. De koning der dieren schudde daarop zijn manen, gunde ons nog een reeds geloken blik en dommelde door. Bekijk het maar jongens, moet het dier gedacht hebben, zolang er geen gloeiend lood uit jullie camera’s komt, mag je je best eën uurtje aan me vergapen. EVEN VERDEROP ontwaren we nog een leeuwin met welpen. De chauffeur heeft zich nu echter van de uitgestippel de weg gewaagd, wat hem een bon kost van een toevallig passerende wildpark- wachter. De vreugde die de chauffeur een kwartier later kent is tomeloos groot, wanneer hij verbalisant met de handen in het haar naast een jeep met twee lekke banden ziet staan. Een hel pend handje kwam er niet aan te pas. vloeken, wanneer je enkel met een automatische belichtingsmeter uitgerust knipapparaat bij je hebt. De westelijke top heeft van de Masai een vroeger nomadenvolk dat zich nu voornamelijk met de landbouw bezig houdt de naam „Ngaje Ngai” meegekregen, het huis van God. Dicht bij die top bevindt .zich het bevroren karkas van een luip aard en niemand heeft ooit weten te verklaren wat het dier op die hoogte zocht, zo meldt ook Hemingway nog bij het begin van zijn verhaal. DE VOLGENDE AVOND, in het be faamde Crocodile Camp, maakt de eige nares het een stuk bonter. De naam van het kamp zegt het al, er zijn krokodillen in de buurt. De pleisterplaats, twee kilo meter verwijderd van het Tsavi National Park, met 20.570 vierkante kilometer het grootste in Oost-Afrika. Het land is er verschroeid, de droogte heeft in het park hard toegeslagen en honderden slachtof fers geëist. Op de rood verbrande grond liggen de kadavers bij bosjes. Ik zag een volledig uitgeputte zebra zijn laatste passen maken. De gieren begeleidden ze met een naargeestig gefladder. Toen viel het neer, niet door de knieën, maar gewoon omver. Een nog warme maalijd voor het gefladder. In het krokodillenkamp is van die ellende niets te merken, de eigenares, een „madam” uit Keulen, die aan haar frivole werkzaamheden aldaar genoeg centjes heeft overgehouden om het ten tenkamp te beginnen, verwent haar gas ten met een levendige show. Als het aardedonker is nodigt ze hen bij een muurtje plaats te nemen, waarachter op een miniscuul strandje het spektakel gaat plaats hebben. Weer springen schijnwerpers aan en de madam roept door de broeierige nacht, terwijl ze vlees in de piste werpt: „Hugo, Hugo, kom dan Hugo, Otto, Otto, Leo, kom maar Leo, kom maar”. En dat met een gedra gen stemgeluid, waarmee ze ooit in Keu len naar de eenzaamheid van passanten moet hebben geïnformeerd. ROND HET MIDDAGUUR arriveren we in Nairobi, dat, ondanks z’n met het oog op de temperatuur geriefelijke hoogte, broeiheet is. Een taxi brengt me naar de eigenlijk maar bij toeval ontsta ne stad. Gebouwd op de plaats waar rond de eeuwwisseling min of meer per ongeluk een Engelse militair het depot aanlegde voor de bouw van de spoorver binding van Mombassa naar Oeganda. Het hoofdkwartier van de bouwers groeide uit tot een stad die de naam Nairobi (een Masai woord voor plaats van koele waters) kreeg en later, in 1907. de hoofdstad werd van het land. Mombassa werd daaraan geofferd. De safarifoto’s op deze pagina zijn van fotograaf Guus de Jong. Inlichtingen over een safari-vakantie kan elk reis bureau u verstrekken. Specia le arrangementen vindt u on dermeer in de gidsen van Neckermann Vliegreizen. In de meeste gevallen gaat het om gecombineerde safari- strand-vakanties, waarbij na de safari gelogeerd wordt in hotels in Malindi of Mombas sa aan de Indische Oceaan. Voor een dergelijk (14-daags) arrangement moet u rekenen op ongeveer 2000. HET BOULEVARD HOTEL ligt er aan de rand van de stad fraai bij. Achter veel groen, een open bar en een koel terras, waar de wind licht doorheen speelt. Een vriendelijk in hagelwit gesto ken ober brengt me pijlsnel een koud glas. ,,Call me boy sir”, zegt de man. „Ja maar”, werp ik bedeesd tegen, „wat is je echte naam”, beducht dat het thuisfront me bij het horen van het verhaal dat ik een negerober met „boy” aanspreek me voor neo-koloniaal zal verslijten. „Ge woon boy, meneer, boy”, herhaalt hij geduldig en vrijwaart me met een schop, waar ook de daar bekende „Croif” nog wat van zou kunnen leren, van een wat al te opdringerige hond, die het vooral gemunt heeft op een bordje krakkemik kige chips, die bij wijze van vriendelijk heid naast m’n drankje zijn geplaatst. NOG DIEZELFDE MIDDAG dwaal ik door de stad, moderne hoge gebouwen, brede straten en ruime pleinen. In een winkeltje schaf ik een safari-pak aan. „You, from Holland?” informeert de be diende bij het horen van het niet be paald luisterrijke Nederlands dat m’n reisgenoten en ik uitstoten als juist op het moment dat we bij gebrek aan een paskamer in de winkel uit de te warme Europese pantalon stappen en wat bleke vrouwelijke Duitse toeristen nog bleker wordend het tafereel gade slaan. „Ja, ik hoor uit Holland”, gaat de man vriendelijk knikkend verder, „uw ambassadeur koopt hier elke maand een nieuw pak”. De Duitsers zijn inmid dels weg, met de schrik vrijgekomen. Ze zijn in het land immer in grote getalen aanwezig, de vroegere koloniale aanwe zigheid in Oost-Afrika (Tanganjika) zal daar wel niet vreemd aan zijn- Pas hinderlijk aanwezig wordt het wanneer de winkeliers hun verkoop jargon gaan aanpassen. Zoals in het feestelijk kleine Malindi aan de Indische Oceaan, waar ik in een typisch inheems buurtje ineens een winkel met het opschrift „Billige Jakob” ondekte. Jakob boerde goed, wist alles van Wassersport, had een Deutsche Fachschule en als je een Schiff wilde hebben kon je ook bij hem terecht. EEN DUITSE MISSIONARIS ontdekte in 1848 de hoogste berg van Afrika- Toen hij de Heimat berichtte een berg te hebben ontdekt waarvan de top met sneeuw was bedekt, werd de goede man ongeveer krankzinnig verklaard Zoiets kon in dat hete Afrika niet waar zijn. Maar, ook ik kan het nu getuigen, het is waar. En wanneer de avondzon half achter de berg schuil gaat, hult de sneeuw zich in een betoverende gloed. En kan je alleen maar hardgrondig „Branoul” geduldig bij de drenkplaats waar het terras van de Kilaguni Lodge op uitziet. HET ZIEN VAN HET WILD went snel. Het reageren van de „inhoud van de bus” wordt, naarmate de uren ver strijken minder alert. De melding van de chauffeur dat er links weer wat giraffen te zien zijn, krijgt dezelfde attentiewaarde als een legertje fris ge poetste melkbussen zou krijgen in een gezond groen poldergebied. Die avond wordt Malindi bereikt, ja van billige Jakob. Ontdekkingsreiziger Vasco da Ga ma is er ook gesignaleerd, maar dat was het eind van de 15de eeuw. Een lieve plaats, waar het Lawfords Hotel een eigen hotel van de reisorganisatie Nec kermann een oase is aan een werke lijk wit strand. Zoals de meeste hotels die we aandon is het ook hier een Engelsman die het management in han den heeft- Met vele anderen zijn ze gebleven nadat het land in december 1963 onafhankelijkheid kréég. In Mom bassa ontmoet ik ze in het exquise restaurant Tamarind dat uitziet op de schilderachtige oude stad. fanten die we gadeslaan tijdens een wandelsafari vanuit Crocodile Camp. De parkwachter is onze geoefende gids- Hij waarschuwt vooral kalm te zijn als hij een kudde olifanten hoort naderen. Bo men en struiken worden ontmanteld, armdikke takken als minder dan een lucifer van bomen gerukt. Op weg naar het ochtenbad, in de rivier waarde vorige avond der Otto uitkroop. De logge lichamen dansen en spetteren als een kostschoolklas. Schoon uit het water be dekken ze zichzelf met stof, een extra jas tegen lastige insekten. DE SAFARI BEGINT de volgende dag. Kenia heeftv de beschikking over een aantal prachtige parken. Die eerste dag staat de Masai Amboseli Game Re serve op het programma, 3250 vierkante kilometer groot en noordwestelijk gele gen van de zo imponerende Kilimanjaro. De tocht wordt gemaakt in zebrakleuren uitgedoste VW-busjes. Fotografen kun nen er zich bijzonder vermaken. De Kilimanjaro, die Hemingway in een van zijn novellen gebruikte (The Snows of Kilimanj aro) is het gelief de decor voor foto’s van grazende zebra’s, voortsnellen de antilopen, gepantserde olifanten of halsreikende giraffen. De berg is 5895 meter hoog en domineert waar je ook gaat het landschap op een betoverende manier. TERUG NAAR NAIROBI en terug in het Boulevardhotel, waar de avondzon plaatselijke schonen naar het hotel drijft, die zich in rüil voor enige fysieke tegenprestatie gaarne over wat vreemde valuta ontfermen. DE DAG TEVOREN sla ik een olifant urenlang gade. Het is vanaf het tot mijmeren verleidende terras van de Ki laguni Lodge. Dat we er heelhuids arri veren is enkel en alleen te danken aan de stuurkracht van de chauffeur, die mét een krachtige wending de zebrabus uit de horizon van een aanstormende neushoorn weet te manoeuvreren- Een medereiziger zag zijn flank al ver scheurd door het dier en perste zich AF TE LEIDEN aan de rijstijl en vaart waarmee de taxichauffeur me naar de stad vervoert, moet de man in de veronderstelling verkeren dat ik elk moment kan gaan baren en met spoed naar een kraamkliniek dien te worden overgebracht. Een manend woord vanaf de achterbank, waar ik licht onwel in de kussens toch nog enig houvast probeer te vinden, beantwoordt hij grijnzend met een „no understanding sir, no un derstanding”. We rijden over de Uhuru Highway, Hoofdweg van de Vrijheid, en de Haili Selassie Avenue. Kenyatta heeft de Leeuw van Juda die als een gevange ne stietf, in zijn eer gelaten- voor foto’s worden betaald Malindi: Billige Jakob Masai-krijgers in een rondedans: vast programmapunt op een Safarireis.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 13