fl DE DICHTE DEUR WERD EEN OBSESSIE fewW' Pompbediende gelukkig met smartegeld; niet om bedrag V ‘Wi- VA door Hans Rombouts Kalmeringsmiddelen Erg magertjes Bedenkingen Waarom hij? A Ik zat tien dagen onschuldig arlen vice ant- tele- ruis- •erg L- eur. I Na tien dagen werd Joosten, getrouwd en vader van twee kinderen, een dochter van dertien en een zoon van 10 jaar, vrijgelaten op grond van onvoldoende aanwijzingen ten aanzien van de bewijsvoering. Op 4 november kreeg Joosten de officiële kennisgeving, dat hij niet verder vervolgd zou worden. Zijn advocaat mr. M. Roethof uit Zwolle diende daarop onmiddellijk een schadeclaim in (smartegeld), die werd gehonoreerd met een bedrag van 15.500. Dat bedrag was een compensatie voor de met name morele schade aan Joosten en zijn gezin tijdens en na de inhechtenis-neming. Hans Rombouts had met Arnold Joosten en diens raadsman mr. Roethof een gesprek over deze zaak, waarin voor het eerst de nieuwe wet op schadevergoeding aan slachtoffers van een misdrijf werd toegepast voor ondergane voorlopige hechtenis en geld werd uitgekeerd. en van azijnen zijn itste met Op 14 augustus 1975 werden bij een spoorwegovergang bij Nunspeet vlak bij het motel aan de Zuiderzeestraatweg de zwaar verminkte lichamen gevonden van de eenentwintigjarige Lydia de Ruyter en de eenenzestigjarige Rosheuvel, beiden employees van het motel. De politie dacht aan een misdrijf en arresteerde op 27 augustus de zevenendertigjarige pompbediende Arnold Joosten uit Biddinghuizen op verdenking van doodslag op twee personen. kende ze natuurlijk heel goed, die twee. Ze zijn bij de spoorwegovergang gevonden. den ze het bovendien vreemd, dat ik van de avond van het ongeluk precies had geweten hoe laat ik naar huis was gereden. Ik had twee minuten over negen gezegd tegen de recherche. Men vond het verdacht dat ik het zo exact wist. Maar voor mij was hot een gewone zaak. Ik belde elke avond mijn vrouw op om te zeggen, dat ik naar huis vertrok. Dit in verband met het opzetten van het eten. Ik kijk dan altijd op mijn horloge hoe laat het is. Bij het verhoor in Dronten vonden ze het bedenkelijk. Hun afscheids woorden waren: Als we terugkomen, dan is voorgeleiding, maar nu kan dat onmiddellijk bij de in verzekering stelling. Het werd - zoals altijd - allereerst zaak om een basis van vertrouwen met de heer Joosten te vinden.” Zich wendend tot Joosten: „daar ben ik eigenlijk ook wel benieuwd naar: was dat vertrouwen in mij er vanaf het begin?” Joos ten: „Zeker. Dat was er direct. Ik had nu tenminste iemand, die naar mij luisterde. Dat geeft je een hele steun. Ik heb mr. Roethof ook nog een keer, op een avond gevraagd om te komen. Ik moest praten. Ik werd gek van angst, dat ik onschuldig ver oordeeld zou worden. Dat ik twintig jaar zou krijgen. De dichte celdeur werd een obsessie. Tien dagen vastzitten is gauw gezegd. Maar het is een hele tijd. Het was op zich al een verschrikking. En ik kon mijn onschuld niet bewijzen. Ik had nachten, dat ik niet kon slapen; dat het door me heen ging: hoe kun je in godsnaam in zo’n situatie terecht komen. Ik wilde dus mr. Roethof die avond nog eens persoonlijk vragen: Is het mogelijk, dat ik onschuldig veroordeeld zou kunnen worden? Hij stelde me gerust. Maar de angst bleef natuurlijk toch. Je voelt je ontzettend verla ten in zo’n cel”. Op vrijdagavond van de tweede week zei een rechercheur: „hoe zou jet het vinden als je maandag naar huis zou mogen? Misschien kan het morgen al weL Ik zal de rechter commissaris in Zwolle bellen.” Arnold Joos ten mocht de volgende dag, om elf uur ’s morgens naar huis. Hij kon in zijn auto stappen en naar Biddinghuizen rijden. Zijn vrouw wist het niet. Toen Arnold thuis kwam was zijn vrouw weg met de kinderen, naar een broer, die ze had gevraagd. Joosten werd opgevangen door zijn buurman en buur vrouw. „Over hun meeleven en steun ben ik nog altijd bijzonder blij. We hebben trou wens toch vrij positieve reacties gehad van de mensen dicht in onze buurt; van mensen die ons kenden. Maar hoe verder af hoe minder ze over je praten en denken. Vooral achter je rug hoor je het geklets”. ag net wilt - ms be lossing iruiken ter) of renden tra bo- an 35 orgt loek aan opa. tgen jn nint- het niet zo best voor je”. Toch kwam de arrestatie onverwacht, zo als Joosten zegt. „Ze brachten me naar Nun speet. De politie nam mijn auto mee voor een onderzoek. Daar zou ik tien dagen later mee terug naar huis rijden als vrij man.” prijs. ff roei- >0 mo- lelli jr Skiff roei- telbare door |s: kant ten ta- schenk van ij NV. <s ver- hrkhoff de op- voor- ijn ge- - 4 Waar precies weet ik nu nog niet. Ik ga nu nog regelmatig over die overgang heen. Dan denk ik bij me zelf: zouden ze hier rechts of of daar links gelegen hebben? Vreemd toch - dat heb ik nooit begrepen - dat de politie me nooit voor een confrontatie naar die plek heeft gebracht, als ze dachten dat ik het gedaan zou hebben”. >eeld) plakt u tn ten geldige extra, itionaal :apten m en a in de Arnold Joosten vond de ondervraging cor rect, hoewel hij in de loop van het gesprek toch wel zijn (verhulde) bedenkingen had. „Als je tien dagen achter elkaar tegen je hoort zeggen: je hebt het gedaan, beken nu maar, dan kom je op een gegeven moment tot een punt, dat je denkt: zal ik dan maar zeggen, dat ik het gedaan heb, dan ben ik tenminste van die verhoren af. Je wordt murw als twee man je van ’s morgens tot ’s avonds ondervragen. Ze hebben me wel direct gezegd, dat ik een advocaat toegewe zen kon krijgen, die ik kon spreken. Dat wilde ik natuurlijk wel.” Het werd mr. Roethof. Mr. Roethof: „Ik zat die avond (een dins dagavond) in de piketdienst. Ik had dus het geluk of het ongeluk, hoe moet je dat noe men, dat ik deze toch vrij geruchtmakende zaak kreeg toegewezen. Vroeger kon een verdachte pas een raadsman krijgen bij zijn Hoewel Arnold Joosten natuurlijk blij was, dat hij werd vrij gelaten vond hij de argu mentatie maar „erg magertjes”. Mr. Roethof had de officier van Justitie geschreven om te vernemen hoe de situatie nu was, zodat zijn cliënt wist waar hij aan toe was. Er volgde een kennisgeving van niet verdere vervol ging, in november wegens onvoldoende aanwijzing van schuld”. Naar buiten bleef toch een waas van verdenking hangen. Pas toen mr. Roethof een schadeclaim had inge diend en die ook toegewezen kreeg, werd naar buiten de onschuld van Arnold Joosten een officiële zaak. Ondertussen was er wel een periode ge weest van allerlei nare gebeurtenissen. Op een ochtend vond Joosten aan de klink van de deur van het pompstation een bundeltje opgerolde kranteknipsels over de affaire op gehangen. „Zoiets grijpt je aan. Dan zit je de hele dag in dé zenuwen. We kregen nogal wat anonieme telefoontjes, waarin ze van alles zeiden. Of de telefoon ging en er werd dan niets gezegd. Ik ben eens bedreigd ge worden, maar ik heb toch nooit echt narig heid ondervonden. Een andere zaak is of ik niet ga verhuizen uit Biddinghuizen. Een moeilijke beslissing. Elke keer als ik zeg: Joosten uit Biddinghuizen dan denk ik, dat ik die ander hoor denken: aha, Joosten uit Biddinghuizen. Als ik verhuis heb ik daar geen last meer van” Ook de vraag of hij in Nunspeet blijft werken is open Voorlopig zal hij daar nog wel blijven. De hele zaak werkt natuurlijk bij Joosten nog door, ook al is die juridisch afgesloten en wordt er verondersteld dat de twee mensen door een ongeluk zijn omgekomen. „Elke dag word je er nog mee geconfronteerd, als je in je bed stapt. Je kan het niet loslaten. En ik kom nog steeds langs die spoorwegover gang. Weet je; hoe raar dat misschien ook klinkt. Ik zou willen dat het niet een ongeluk maar een misdrijf was. Dan zou er tenminste nog eens ooit de kans zijn, dat de dader gevonden werd en ik volledig als onschuldig wordt gezien”. Arnold Joosten had niet, zoals hij zegt, opgezien tegen zijn thuiskomst. Maar het was natuurlijk toch wel moeilijk. Er werden en worden nog veel kalmeringsmiddelen ge bruikt. „Mijn vrouw is erg nerveus. Ze heeft geprobeerd tijdens mijn hechtenis een zo normaal mogelijk leven te lijden. Ze moest natuurlijk wel veel slikken. Van wat er werd geroddeld. En ze werd uiteraard in verwar ring gebracht door gesprekken met de re cherche. Ze is' gelukkig een verstandige vrouw. In andere gevallen zou het misschien tot een echtscheiding zijn gekomen. We heb ben gepraat, gepraat. Gelukkig is alles goed tussen ons. Maar ze had natuurlijk haar gevoelens en haar twijfels. Daar is ze - geluk- kig-ook mens voor. Het was een verschrik king. En dan de kinderen. Die werden na tuurlijk wel nagewezen en nageroepen. Maar hoe ze het hebben ervaren? Je kunt kinderen zo moeilijk doorgronden”. „Ik heb Lydia de Ruyter wel eens naar huis gebracht. Ja. Vandaar dat verhaal van die verhouding. Maar dat was gewoon - en dat heb ik, toen ik dat deed, ook tegen de be drijfsleider gezegd -, omdat ik het onverant woord vond om dat meisje op d’r brommer zo’n end door dat donkere bos te laten rijden ’s avonds. Verder niks. Nu heeft die meneer Rosheuvel eens een brief geschreven, dat het meisje - Lydia - moest kiezen tussen hem en mij. Ik heb daarover direct met de bedrijfs leider gesproken. Dat was al te gek. want ik had niets met het meisje Maar nu werd die brief natuurlijk wel een verzwarend stuk tegen mij. Bij het eerste verhoor in Nunspeet had ik niet over die brief gesproken. Ik vond dat niet belangrijk In Dronten kwam het wel aan de orde Mij werd toen verweten, dat ik die brief expres verzwegen had. Daar von k X wat sneller en zijn duimen draaien dan wat haastiger hun rondjes langs elkaar. Mr. Roet hof zit opmerkzaam te luisteren naar wat zijn cliënt vertelt, onderbreekt nu en dan, vult wat aan of stelt vragen. Arnold Joosten; „’t Is gek. Ik heb soms dagen dat het ontzettend goed en fijn gaat. Maar dan is het ineens weer mis. Dan heb ik een rottijd. Natuurlijk ben ik blij dat ik dat geld toegewezen gekregen heb. Niet om dat geld, hoewel ik het goed kan gebruiken. Geld is in dit geval volkomen onbelangrijk. Ik ben er blij mee, omdat het een erkenning is van mijn onschuld. Ik heb tien dagen onschuldig gezeten met alle ellende die er bij komt. Dat geld, tja. Ik krijg wel reacties van mensen, die zeggen: gefeliciteerd. Maar veel gaan er de andere richting op. Die zeggen niet: fijn, joh, nu staat er in de krant dat je onschuldig bent, Nee, die zeggen: hij heeft zich er aan verrijkt; hij heeft er een slaatje uit geslagen. Afschuwelijk toch, zoiets...” In de loop van het gesprek blijkt, dat de hele gang van zaken Arnold Joosten bepaald niet onberoerd heeft gelaten, al laat hij er uiterlijk weinig van merken, ,,’t Geeft me nog wel problemen, ja”, begint hij nuchter. En wat emotioneler: „Mijn vrouw heeft het nog altijd niet helemaal verwerkt. Ze heeft last van een zenuwontsteking in een arm. Ze kan geen kopje vasthouden”. Dina Joosten heeft ook een moeilijke tijd achter de rug. De vrouw van Arnold werd - evenals haar man - volslagen overrompeld, de avond van de zevenentwintigste augustus, om half tien, toen zes politiemensen, gewa pend, Joosten kwamen halen. Arnold: „Dat ging natuurlijk niet zo zachtjes. Ik was wel twee keer tevoren verhoord, maar dacht dat het daarmee afgelopen was. Dat ik in verze kerde bewaring gesteld zou worden (hij ge bruikt steeds de formele termen, HR) was voor mij een volslagen verrassing. Ik was verbijsterd. Mijn vrouw ging gillend de ka mer in. Het was afschuwelijk. Ze werd ook - terwijl ik vastzat - elke dag verhoord, door een mannelijke en een vrouwelijke recher cheur. Het beroerde van de zaak was, dat de politie haar steeds maar voorhield, dat ik een verhouding had gehad met het vermoorde meisje en dat ik allerlei dingen voor haar verzwegen had. Dat hoorde ik later. Ik zag mijn vrouw een hele week niet. Als ik vroeg hoe het met mijn gezin was - dat is toch logisch, dat je dat vraagt - zeiden ze: „Het gaat daar niet al te best”. Het was alles bij elkaar een ongelofelijke zaak: opgepakt te worden voor moord”. Joosten at zes dagen niet tijdens zijn ge vangenschap. „Waarom zul je vragen. Als een protest. Ik moest toch iets doen om te laten zien dat ik het niet gedaan had. Het was voor mij zelf gewoon belangrijk als daad. De rechercheurs drongen er steeds op aan. dat ik zou eten. Ik weigerde. Na een week mocht ik dan eindelijk mijn vrouw spreken. Er zat een rechercheur bij. Dina zei ook dat ik moest gaan eten. Ik bleef halsstarrig: ik word niet geloofd, dus eet ik niet. En tot de recher cheur, één van de twee, die me van ’s mor gens vroeg tot ’s avonds laat ondervroegen: U werkt steeds tegen me. U moet ook eens voor me werken. Ik ben onschuldig. Hij liet doorschemeren, dat hij wel in mijn richting kon denken. Toen ben ik gaan eten”. Voordat Arnold Joosten van huis werd gehaald, was hij twee keer ondervraagd. Eén keer in Nunspeet door een wachtmeester, die hij kende. Later door de rijksrecherche in Dronten. „Die laatste keer was - ik herinner me het nog goed - op een zondag, toen we net terug waren gekomen van Sail Amsterdam. Ze vroegen me of ik thuis met hen wilde praten of liever ergens anders. Voor mijn vrouw en de kinderen deed ik dat liever in Dronten. Ik begon me onzeker te voelen door de vele belangstelling van de recherche. Bij het vertrek na dat gesprek zeiden ze: „Als het aan ons gelegen had. zouden we u meteen vastgehouden hebben, nu”. Arnold Joosten is zo van de pomp in Nun speet, waar hij onmiddellijk weer kon gaan werken na zijn vrijlating („mijn collega’s van het motel hebben erg fijn gereageerd”), naar het kantoor van mr. Roethof in Zwolle geko men. Hij wil wel praten over de nachtmerrie achtige toestand, waarin hij sedert de veer tiende augustus terecht gekomen is. Hij is een rustige man, niet druk of rumoerig. Hij windt zich niet extravagant op tijdens het gesprek, zelfs niet als hij het over de moei- lijkste momenten heeft. Hij praat dan wel Waarom werd juist hij, Joosten, er uit gepikt, terwijl toch het hele personeel van het motel werd verhoord? Arnold Joosten knikt „Dat kan ik u vertel len. Ik kwam ’s morgens op mijn werk Een meisje van het motel kwam huilend naar me toe: weet je ’t al van mijnheer Rosheuvel en Lydia de Ruyter? Nee, zei ik, is er een onge luk gebeurd? Zijn ze gewond9 ’t Is veel erger. Ze zijn dood door een schoonmaker gevon den bij de spoorweg. Ik was verbijsterd. Ik •KL KAS MfTl k.1 V. .|,-O

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 15