naar Nederland Geen heimwee De Van Breemens uit Driehuis maken het wel in Zuid-Afrika Namaakbasalt op de dijk t IS I ►r Tl hl I fel fel 2® 1 I \jfegTgWS lit t Hfcb 1 HHHI O Ingenieur Kant vond kunstblokken uit Mi R- 1 few F gWW 1® I: fesSte ;b:|| i door Herman Moscoviter l I - Ruim anderhalf jaar geleden vertrokken Joop en Riet van Breemen uit Driehuis met hun acht kinderen voorgoed naar Zuld-Afrlka. Zij emigreerden omdat Holland hun te benauwd werd. Volgens de middenstander Joop van Breemen, die drie bloeiende zaken leidde, was er voor hem en zijn kinderen In de toekomst te weinig kans op een redelijk bestaan. Hij sprak daar in de zomer van 1974 uitgebreid over met verslaggever Ton Kors, aan wie hij vertelde waarom hij zijn huis en bedrijven verkocht zijn spullen in kisten pakte en met zijn kinderen in augustus op het vliegtuig zou stappen om in dat verre land, duizenden kilometers weg, een nieuw bestaan op te bouwen. Geen onrust Bantoe-boys Oude vak I 11 I 1 '.M Aardig door Ton Kors Het is de familie Van Breemen in Zuid-Afrika goed gegaan. Na een korte periode van zoeken en aftasten wat de mogelijkheden waren, vestigden zij zich In een riant huis In Durban-Noord. Zij zijn daar gelukkig en hebben geen heimwee naar Holland. Over hun ervaringen vertelden zij opnieuw aan Ton Kors. die het gezin Van Breemen in Durban opzocht. L safest Stormen doorstaan Tevreden O Veel mogelijkheden cW "'kT z' Uw O W«y: s' Ir. Kant: Ambtenaar in dienst van de gemeenschap Gedeelte van proefdijk tussen Vlaardingen en Maassluis I I week of acht in een hotel gezeten; op staatskosten en een prima hotel. Ik heb in die tijd rondgekeken, maar kon toch geen werk vinden dat me leuk leek. Ik heb toen besloten m’n oude vak weer uit te gaan oefenen, dus ik ben gaan loodgieteren. Ik moest wel een beslissing nemen, want we hadden al een optie op dit huis en dat wilden we graag kopen. M’n zaak draait goed, ja, we kunnen er met ons allen lekker van leven." Alleen de oudste, Guido die twintig jaar is, zegt nog steeds moeite te hebben met zijn talen. „Niet zo zeer met het Engels, maar wel met het Afrikaans. Bij zijn sollicitaties werd hem door verschillende bankinstellingen gezegd, dat hij eerst iets aan zijn Afrikaans moest doen. „Het lijkt zo veel op het Hollands, dat ik het door elkaar haal. Maar ik heb een aardige baan bij de Volkskas-bank en ik ben verder aan het studeren. Dat moet je hier wel, want als je niet doorleert, word je zo weggedrukt en dat wil ik niet”, vindt Guido. En zijn vader: „Ja, het is hier geen luilekkerland ondanks alle zon, want je moet hier wel willen werken, maar gelukkig willen we dat allemaal.” Hoe kijken de Van Breemens terug op Holland. Joop van Breemen: „Ik heb je bij ons vertrek verteld waarom we vertrokken. Ik had drie zaken, waarmee ik bijna 24 uur per etmaal bezig was. En dan was het zo dat ik er nauwelijks mijn brood mee kon verdienen. Ik werkte eigenlijk alleen voor de belastingen en de sociale land worden gebruikt als oeverbescherming. Deze basalten zuilen hebben nog meer voordelen. Niet alleen dat de afgevlakte onderzijde de verwerking van de zuilen veel gemakkelijker maakt, zijn ze ook een fractie breder aan de basis, zodat ze elkaar bij opwaartse waterdruk als het ware vastklemmen en niet kunnen worden weggezogen. In de derde plaats kan hun lengte en dus gewicht aangepast worden aan de plek waar ze moeten komen. Er kan daarbij een verschillend soortelijk gewicht worden gegeven door gewoon beton te gebruiken, basaltbeton of ijzerslakkenbeton. We hebben hier nu onze eigen vrienden en kennissen; niemand van ons heeft het idee dat we hier geïsoleerd zitten. Je krijgt hier ook sneller contact door het klimaat. Het is hier altijd warm, je bent veel buiten, dat zijn andere mensen ook dus je spreekt elkaar wat sneller aan. verzekeringen. In die tijd had ik het idee dat er een flinke werkeloosheid zou komen en - zander dat ik daar nu trots op ben - mijn voorspelling is uitgekomen. Dat was ook een van de redenen dat we vertrokken. Ik moest tenslotte zorgen voor mijn kinderen. Als je het vooruitzicht hebt, dat ze na school niets eens kunnen werken, wat dan? En als ze in Nederland willen trouwen, moeten ze eerst drie jaar op een wachtlijst staan om een huis te krijgen. Nee, ik zag de toekomst in Holland niet zitten, maar wel hier in Zuid-Afrika. Er is hier werk, als je werken wil. Het klimaat is prettig, het is gezond leven hier.” Wat vindt hij dan van de apartheidspolitiek? De mogelijkheid dat in Zuid-Afrika een gewelddadig conflict ontstaat tussen blank en zwart, is reel. Dat geeft toch ook een stuk onzekerheid wat de toekomst betreft? Riet van Breemen zegt dat het leven in Zuid-Afrika veel goedkoper is dan in Holland. „Er is een enorm verschil bijvoorbeeld op het gebied van levensmiddelen. Een volkorenbrood kost hier vijf, zes dubbeltjes, een kilo vlees een paar gulden, en uitstekende kwaliteit hoor. Vruchten, melk, alles is hier goedkoper”, zegt ze. En Joop van Breemen: „De laatste avond dat we in Driehuis waren, gaf ik een dinertje voor ons gezin en een paar vrienden. We hebben toen heel eenvoudig gegeten, maar ik was wel vijf-zeshonderd gulden kwijt. Hier kan je voor dat geld met z’n allen drie keer gaan eten, en goed hoor". Dan Riet van Breemen weer: „Voor kleren ben je hier ook minder kwijt, omdat je bijvoorbeeld nauwelijks winterkleren nodig hebt. Dure verzekeringen hebben we niet en toch krijg je alle medische hulp die je nodig hebt. Een van onze kinderen brak hier een sleutelbeen, dus we moesten naar het ziekenhuis. We hebben daar per behandeling nog geen twee tientjes betaald”. Haar man: „Kijk nou eens wat ik hier per jaar aan belasting hoef te betalen, dat is echt een fractie van wat ik in Holland per week moest neertellen. We hebben het hier naar onze zin. De kinderen doen het goed op de scholen. We zijn een beetje ingeburgerd. De oudsten hebben prima werk, we hebben er wel vertrouwen in”. Holland hè, hoe zien we dat nou? Gewoon, als een fijn land, waar we geboren zijn en opgegroeid, waar onze familie woont. We zijn geen kankeraars in de zin, dat we hier op Holland gaan zitten schelden. Nee. daar is Holland ons veel te lief voor. We hebben alleen heel duidelijk gekozen voor een toekomst hier. En we zullen ongetwijfeld nog vaak naar Nederland teruggaan, voor de vakantie of zo. Trouwens Riet is al een keer teruggeweest, omdat haar moeder ziek was. Vijftien uur vliegen en je bent er.” meer in staat zijn dan heel eenvoudig handwerk. Als je blank en zwart dezelfde rechten geeft, loop je kans dat de zwarten weggedrukt worden. Daarom moet je hen ook beschermen en ontwikkelen, alleen heel geleidelijk, niet te snel. Zoals ik het bekijk, doet deze regering het goed. Ik heb daar alle vertrouwen in. Het is ook typisch Hollands om over een situatie die we nauwelijks kennen, een oordeel te geven en vooral aan een ander te vertellen hoe hij het moet doen. Zuid-Afrika heeft tijd nodig, dat is het enige wat het land vraagt. Ingenieur Kant, hoofd waterbouwkundige van Rijkswaterstaat en als zodanig hoofd van Dienstkring Hoek van Holland, 62 jaar, heeft een geldbesparend idee geleverd aan de dienst: kunstmatige basaltzuilen voor de verdediging van oevers. Betonnen zuilen met bepaalde afvlakkingen die in acht maten worden vervaar digd in betonfabriek De Hoorn in Alphen aan de Rijn in een speciale produktieme- thode. „Ik vind dat niet zo’n moeilijk probleem. Ik geloof niet zo in die onlusten. Daar heb ik in Zuid-Afrika nog helemaal niets van gemerkt. Ik zit er nou anderhalf jaar, maar niets geen onrust, echt niet. En net als de Zuidafrikaners heb ik toch wel veel vertrouwen in John Vorster. Hij probeert langs een heel geleidelijke weg de zwarten te ontwikkelen. Ze zijn anders, ze hebben een heel andere ontwikkeling en aanleg. Ik heb ook gemerkt dat de meesten tot niet Joost kondigt aan dat hij die middag naar het strand zal gaan om een beetje op de golven te surfen (in het Zuidafrikaans „plankies rij”. Het is een paar minuten fietsen, de helling af. „Dat strand is ook zoiets”, zegt Joop van Bremen. „Hier zit iedereen bij elkaar, blank, zwart, kleurling en ieder vindt dat heel gewoon. Maar als je nu een paar mijl terugrijdt naar Durban zelf, dan zie je dat daar allemaal aparte stranden zijn. Het verandert wel, maar heel geleidelijk. Hier gaat het misschien wat sneller dan een paar kilometer terug.” Later aan tafel - er wordt een uitstekend maal nasi goreng voorgezet - vertelt hij een paar bantoes in dienst te hebben, die hem helpen bij het loodgieten. „Het zijn vriendelijke boys” (in Zuid-Afrika wordt elke bantoe door de blanken een boy genoemd, ongeacht de leeftijd, T.K.) en als je ze vriendelijk en rechtvaardig behandelt, willen ze best werken, dan is er geen enkele moeilijkheid. Wat ik ze betaal? Bij mij krijgen ze zo’n vijfentwintig Rand in de week, schoon, netto dus. En daarmee kunnen ze hier heel goed leven.” .0.1 Het huis van de Van Breemens ligt in een van de duurdere wijken van Durban. Fairway is een smalle weg met veel groen en de prachtigste villa’s. Nummer 108 vormt daarop geen uitzondering. Een brede oprijlaan langs een groot zwembad brengt de bezoeker naar een riant huis, boven op een heuvel. De vijfjarige zoon Roland komt tegemoet lopen en denkt dat de melkboer zijn dagelijkse litertjes melk komt afleveren. Hij weet nog niet dat zoiets uitgesloten is, want een dergelijke baan kan alleen maar voor een andere bevolkingsgroep „gereserveerd” zijn. Het joch gaat zijn moeder halen. Die is stom verbaasd mij te zien, aan de andere kant weer niet omdat anderhalf jaar geleden afgesproken was dat ik de familie zou opzoeken om met hen over de ervaringen in Zuid-Afrika te praten. Ze vertelt dat haar man nog niet thuis is, maar dat hij wel elk ogenblik kan komen. De kinderen zullen ondertussen het huis laten zien, want haar aanwezigheid in de keuken is vereist. Zoon Joost, zestien jaar, werpt zich op als een soort reisleider en die functie is niet overbodig, omdat het huis zo kolossaal groot is dat je er gemakkelijk in kan verdwalen. We lopen van slaapkamer naar slaapzaal, badkamer in en uit (het huis telt er een stuk of zeven, alle kinderen hebben een eigen kamer), we dwalen over portalen, trappetjes, gangen en hallen. Heel het huis is smaakvol ingericht, luxueus ook, typisch Hollands, met veel herinneringen aan het moederland. Er is een grote zitkamer, een knots van een keuken, een bordes van waar je op zee kijkt; het huis heeft een sauna, allerlei bijvertrekken, kortom het maakt een geweldige indruk. Dat allemaal in een groene tuin, vol met tropische planten, bomen en heesters, compleet met rotsformaties. „Er zijn hier ook slangen”, zegt de zesjarige Marco, of het de gewoonste zaak van de wereld is. Hij probeert zijn best te doen om goed Hollands te spreken, maar de invloed van anderhalf jaar Zuid-Afrika is duidelijk merkbaar. „En vergeet de apen niet, die hier in de buurt zitten en ook wel eens in de tuin komen", gaat Joost verder. Dan komt er een auto over de oprijlaan en een bruinverbrande Joop van Breemen, gekleed in het Zuidafrikaanse zomerkostuum voor mannen (een safaripak met een korte broek, een jasje dat het midden houdt tussen een overhemd en een colbert, kniekousen, lage schoenen), komt handen schudden. Hij is enthousiast en wil graag praten over hoe zijn gezin het in Durban maakt. Dit gebeurt buiten, op het terras, in gemakkelijke stoelen; de zon die voor een temperatuur van dertig graden zorgt, staat bijna loodrecht boven ons. „We voelen ons hier thuis, we hebben het idee dat we in Zuid-Afrika zijn opgenomen, ik geloof niet dat er iemand van ons heimwee heeft", zegt Joop van Breemen. „Ik moet zeggen, het is allemaal voorspoedig gegaan. We kwamen in augustus ’74 in Johannesburg aan en daar stonden vertegenwoordigers van de Zuidafrikaanse immigratiedienst op ons te wachten. We zijn toen doorgevlogen naar Durban, omdat ik bij een eerder bezoek mijn keus op deze stad had laten vallen. Ik kon wel in Johannesburg blijven hoor, want daar had ik al een baan toegezegd gekregen bij een grootwinkelbedrijf in de functie van bedrijfsleider. Maar ik wilde toch liever naar Durban, naar de kust. In Durban hebben we met ons tienen een gelijk op ons af om te vragen of ze konden helpen. De Engelsen, maar vooral de Zuid-Afrikanen zijn erg behulpzaam. Ze vroegen ons gelijk om langs te komen en toen ze hoorden dat Joop ging loodgieteren, jfaven ze na een paar dagen de adressen van verschillende klanten op. En voor wie het nog niet had doorzien kan het produkt in Nederland gemaakt worden, wat betekent dat de economi sche voordelen binnen de grenzen blij ven. Tot voor kort was men geheel en al aangewezen op de basaltgroeven in het Duitse Westerwald. Er was geen fa- brieksprodukt dat dit natuurprodukt kon evenaren. Maar de tijd begon te dringen. Niet alleen werd het natuur produkt door zijn moeilijke winning steeds kostbaarder, ook waren er soms vervoersproblemen. De schepen, die de basalt vervoerden, konden bij laag wa ter van de Rijn betrekkelijk weinig meenemen, wat ook kostenverhogend werkte. En daarnaast waren er schat tingen die zeiden dat over acht tot tien jaar de groeven uitgeput zouden zijn. Ingenieur J. A. Kant: „Wij zitten hier in Hoek van Holland met het probleem om de Nieuwe Waterweg te onderhou den. Per jaar wordt er voor het verbete ren van de glooiingen zo’n 5 tot 6 mil joen gulden uitgetrokken. Dat moet ook wel want zo’n oever heeft niet alleen wat te lijden van natuurkrachten ook van de scheepvaart. Je kunt de Nieuwe Waterweg vergelijken met een snelver- keersweg op het land. Als je de nieuwe containerschepen ziet varen dan weet je met hoeveel geweld het water de Riet van Breemen vertelt over de hulp van buren die het gezin kreeg na hun aankomst op Fairway. „De mensen hier zijn ontzettend aardig. De buren kwamen Betonnen zuilen die bedachte onregelmatigheden vertonen, maar van onderen geheel glad zijn in tegenstelling tot de natuurbasaltzuilen die sinds eeuwen in ons mogelijkheden. Niet alleen omdat het afvalprodukt niet duur is, maar ook omdat er geen oplossing hoeft te wor den gevonden het ergens op een zinloze manier te storten. Kant: „Dat is steeds mijn uitgangspunt gebleven: eigentijds afvalmaterialen en kunstmatige pro- dukten zodanig verwerken, dat je een milieuvriendelijk eindprodukt krijgt, dat goed is te gebruiken voor ons werk". Inmiddels heeft hij zijn ideeën ook een mengvorm gegeven. Zijn nieuwste vinding, de basalton zuil, kan een soor telijk gewicht krijgen van ongeveer 2,4 met gewoon grintbeton, van 2,6 met basaltbeton en van 3 met metaalslak- kenbeton. Hoogovens en het Rijkswe- genlaboratorium hebben meegewerkt aan de vervaardiging van het laatste produkt Kant: „En daarbij allemaal binnenlandse materialen!” Kant, geboren in Zeeland, startte zijn loopbaan als bouwvakker, ’s Avonds volbracht hij een studie aan de HTS en sinds 1937 is hij in dienst bij Rijkswa terstaat. Hij maakte onder meer de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal mee, zat bij de directie wegen, was betrokken bij de drooglegging van Wal cheren in 1945 en Tholen in 1953. „Als ambtenaar”, zo zegt hij tenslotte, „moet je wat voor je eigen gemeen schap doen. Als ik dit idee had willen benutten, had ik drie jaar moeten wachten. Dan was ik gepensioneerd geweest. Maar ik vind dat niet fair. Als ambtenaar ben je verplicht de uitgaven van de gemeenschap te drukken, te beperken. Ik kan dat op deze plaats erg goed en dat geeft mij grote voldoening in mijn werk. Dat ik daarbij een stuk industrie voor Nederland op gang breng, is wel belangrijk, maar voor mij als persoon bijkomstig" oevers oploopt. Dat zijn tamelijk grote schepen, met een behoorlijke diepgang en een flinke vaart. De eisen die we aan de oevers van zo’n snelvaartweg stellen gaan dan ook jaarlijks omhoog. De onkosten van het onderhoud ook". Vraag die Kant zichzelf stelde: hoe kun je met een ander produkt de kwali teit van de oeververdeling zoals dat in het Rijkswaterstaatsjargon heet opvoeren en de kosten van het on derhoud drukken? Door een milieu vriendelijk fabrieksprodukt, was het simpele antwoord. Na jaren voorberei dend denken, heeft Kant er de laatste drie, vier jaar zijn zinnen op gezet iets te vinden. En basaltonzuilen zijn het helemaal. Na een onderzoek zijn er proeven ge nomen op plekken langs de Nieuwe Waterweg, tussen Vlaardingen en Maassluis en in de dijk langs de (even tueel) toekomstige Markerwaard. On der supervisie van respectievelijk de Directie Benedenrivieren en de Directe Dienst der Zuiderzeewerken van Rijks waterstaat werden stukken basalton beproefd. In totaal 8.000.000 kilo. En na de laatste stormen heeft men alleen maar kunnen constateren: alweer een excellent idee van Kant. Alweer. Jawel. Tien jaar geleden ont sproot ook al een idee aan zijn brein: grint te gebruiken bij de bekleding van glooiende kanaaloevers en dit grint bo vendien vast te leggen met een laag mortel. Dit idee heeft Rijkswaterstaat inmiddels veel meer dan 10 miljoen gulden bespaard sinds de uitvoering ervan. Reden waarom de dienst een jaar geleden een bedrag van 50.000 uitkeerde aan ingenieur Kant. De hoog ste uitkering ooit door Rijkswaterstaat voor een idee gedaan. En passant werd het idee door de dienst van octrooi voorzien. Kant: „Dat bedrag? Laag? Vanwege de besparingen? Tja, als ik zelf vee) geld had willen verdienen had ik geen ambtenaar moeten blijven, maar ik ben S 1 tevreden met mijn baan. Eer in je werk behalen, dat is heel belangrijk voor een ambtenaar en zo’n prijs is eigenlijk de allerhoogste eer. Of dit nieuwe idee beloond wordt weet ik niet. Dat is voor mij ook niet het allerbelangrijkste. Ze hebben ook op die basaltonzuilen oc trooi genomen en dat bewijst voor mij de waarde. Mijn naam staat er toch op als uitvinder!”. In 1960 was hij overgeplaatst naar het werk aan het Hartelkanaal in het Euro- poortgebied waar men hem opdracht gaf een oeverbekleding te ontwerpen die goedkoper was dan de gebruikelij ke zware constructies, omdat men ver moedde (wat later juist bleek) dat dit kanaal binnen afzienbare tijd wel weer voor verbreding in aanmerking zou ko men. Een gemakkelijk te onderhouden en eenvoudig te verwijderen taludbe- dekking dus. Kant: „Ook in dat geval dacht ik meteen aan binnenlands materiaal. Grint bijvoorbeeld. Wat is gemakkelij ker dan grint? Maar dat loopt alleen weg in de stroming. Dus moet je het zien vast te leggen. Zo kwam ik op het idee van een poreuze deklaag van mor tel. Dat is het hele eieren-eten. Het bleek allemaal een derde goedkoper dan het gebruikelijke procédé en in middels is het dan ook op diverse ande re plekken gebruikt”. In de Rijn- Schelde-verbinding, in verschillende sluizencomplexen, in het drinkwaterbe drijf Beerenplaat van Rotterdam. Hij herinnert zich nog hoe de eerste proeven waren. „Het vroor die winter behoorlijk en iedereen dacht: dat gaat kapot. Maar de oeverbekleding kwam er geheel schoon uit”. Dat werd een rijk-beloond idee. Een tweetal andere ideeën die niet (of nog niet) beloond zijn: een oeverbekleding bestaande uit platte blokjes met een opstaand randje, toegepast op Walcheren, en: de verwer king van het afvalprodukt ijzerslakken bij de oeverbekleding. Vooral dit laatste idee biedt Rijkswa terstaat en Nederland nog zeer veel Riet van Breemen bevestigt dat en vertelt dat het niet veel moeite heeft gekost om geschikte scholen voor de kinderen te vinden. Ze hebben bovendien op school, zoals alle kinderen immigranten, extra les en steun gekregen. De kinderen hebben niet erg veel moeite gehad zich aan te passen, ook niet wat de talen betreft. „De twee jongsten Marco en Roland spraken binnen drie maanden vloeiend Afrikaans en Engels.” En Joost vult aan: „In het begin heb ik toch wel moeite gehad met die twee talen, dan dacht ik nog wel eens aan Holland, maar dat is heel snel voorbij gegaan”. 1W I*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 16