Kees Verwey:
maak je samen
INDRUKWEKKENDE
EXPOSITIE
Intieme viering van vijftigste verjaardag
„Een goed portret
I
L il
ik
In Haarlemse hallen
t.1
JO
o
D
Vluchtig
door Hein Steehouwer
MM
„Een goed portret maak je samen”. Kees Verwey heeft het de
afgelopen jaren vaak gezegd. Het is dan meestal zijn conclusie als het
doek na een ochtendje poseren van de ezel in het atelier wordt getild en
op de overloop neergezet. Dan valt er ander licht op en vanuit een
opkamertje tegenover dat atelier kun je afstand nemen om het te
bekijken. Maar in zijn woonkamer ook, behalve als de schilderijen
daarvoor al te groot zijn. Juist aan heel grote doeken is Kees Verwey de
laatste jaren bezig. Het zijn z’n kopstukken, want zijn talent is nu op
zijn krachtigst. Er is kennelijk veel meer zekerheid gevaren in een man,
die eigenlijk ook een twijfelaar kan zijn als het om zijn werk gaat.
Voor dat twijfelen komt hij eerlijk uit. „Ik weet niet wat het wordt”,
zegt hij vaak, „er gebeuren nu zoveel mooie dingen. Het licht komt uit
de schaduwen. Het is een wonder dat er zoveel kleur in die donkere
partijen zit. Dat zie je niet altijd, dat openbaart zich als ik bezig ben. In
het begin zijn de schaduwkanten te donker maar als ik blijf kijken valt
het altijd weer mee. Het is een wonder dat ik deze winter op donkere
dagen in het atelier nog zoveel kleuren heb gevonden. Het zijn kleuren
die ie anders niet ziet.”
I
I
Een der grote atelier-inteneurs uit de laatste /aren
Interieur met figuur' het nieuwste doek van Kees Verwey waarvoor Hein Steehouwer poseerde
Hot
•-
HET IS EEN indrukwekkende expo
sitie in de beide hallen op de Grote
Markt, daar georganiseerd door het
Frans Halsmuseum, in de serie ere-
tentoonstellingen ter gelegenheid van
de 75ste verjaardag van Kees Verwey.
Op 20 april wordt hij overigens al weer
76 jaar en de serie, begonnen vorig
voorjaar in Venlo is nog niet ten einde,
want zeer waarschijnlijk wordt ze be
sloten in Sint Niklaas in België. En
overal waar de expositie te zien was.
Kees Verwey schildert eigenlijk tastend
verder terwijl hij zulke uitspraken doet.
Want hij is tegelijk tot het uiterste gecon
centreerd als hij een portret maakt, en
tevens ontspannen. Het gesprek is er vaak
juist om een teveel aan spanning te bre
ken, om de ogenblikken van creëren niet al
te zwaar te laten worden en om de geest
speelruimte te geven. Die speelruimte is
nodig om even later de geest weer span
kracht te geven bij een beslissing om met
een gedurfde kleurvlek de eerst bereikte
orde niet te verstoren. Want als die kleur
vlek toch komen moet, dan betekent dat
een ingreep die het nodig maakt dat het
hele schilderij wordt herzien. Dan krijgt
het spel der contrasten ineens een nieuwe
glans, het schildersavontuur een nieuwe
spanning.
kleur geweest, bijvoorbeeld een fel rood in
een overwegend blauwe omgeving, dan
kan dat een waagstuk zijn. Dan wordt
elders op het doek eerst verder gewerkt
om het evenwicht terug te vinden. En dat
behoeft dan geen rode kleurvlek elders te
zijn, het kan ook groen zijn of bijna wit in
de vensters of een papier op de vloer. Het
Ik wil mij gaarne op deze vernuftige
uitspraak beroepen: „U wordt
voorafgegaan, nietwaar?” Roland Holst
schrijft mij in een briefje, dat het voor hem
een bijzondere attractie is bij Koning
Lodewijk op bezoek te gaan! Zo hebben
wij het ook altijd beschouwd. Trouwens, u
zelf schrijft mij, dat u mij gaarne met mijn
gevolg verwacht! Is dit niet de taal van een
vorst? Maar ik kan u in deze trant helaas
niet volgen! Ik moet mij voegen naar
verhouding van mijn eigenwaarde en
persoon. En zo kom ik er toe u nederig te
verzoeken iets te mogen vertellen over wat
mij als schilder in uw werk zo zeer heeft
geboeid. Moeilijk is dat! Maar ik wil het
toch proberen!
Wat mij in enkele van uw werken zo zeer
heeft getroffen is, dat ik er de wereld van
de schilder in terug vond. Men leest er in
over de mens, levende in zijn omgeving.
Want uw belangstelling werd gewekt door
de kracht, die er schuilt in de plastiek van
het ons omgevende. Bijzonder trof mij dit
in „Mensen en Bergen”. Hier treft men
beschrijvingen aan, die geheel bedoeld
zijn als afbeeldingen van ruimte, dit het
zich om ons bevindende wonder, dat
beweegt en tegelijk onbewegelijk is,
waarin wij zelf bewegen en bewogen
worden! Ik doel hier op uw beschrijving
van de reiziger, die zich op weg bevindt.
Hij reist in een omnibus of wagen door een
landschap. Bij voortduring worden de
omtrekken der omgeving getekend en tot
bijna tastbare ruimtebeelden geboetseerd.
Enige voorbeelden, die ik opgetekend heb:
Van Deyssel beschrijft de reiziger, die zich
in de in beweging zijnde wagen bevindt.
„Het hele lichaam werd langzaam
voortbewogen, tussen ontzaggelijke
zwijgende hoog en hogere heuvels, die lief
en alleen schenen in verre mooie luchten!”
Men ziet hier niet alleen de man
bewegende in het landschap, maar voelt
tevens hoe de verhouding van de man tot
de bergen in het stemmingsbeeld is
vastgelegd. „Zijn beenmagerte stootte op
uit zijn grof stoffige schoenbonken.” Hier
Dat alles blijkt tijdens het poseren of in
de gesprekken daarna, als we voor de
lunch uitrusten bij een borreltje, ééntje,
hoogstens twee. Dat uitrusten is een nood
zaak, want schilderen is zwaar werk, po
seren ook. Dat is het als je je er sterk bij
betrokken voelt, bij de mens Verwey én
bij het doek waaraan hij bezig is. Maar
eigenlijk mag die scheiding niet worden
getrokken, want in zijn creëren zijn die
mens en dat werk volkomen één en het
wordt zelfs een drieëenheid als het model
zich in het avontuur laat opnemen, mee
kijkt, meepraat en Kees Verwey zijn gang
laat gaan ook als hij zijn hart vasthoudt
omdat de schilder met een zakmesje in de
verf staat te krabben of hij door Jiet doek
heen moet en even later met de zijkant
van zijn hand de verf staat „bij te vegen”.
Dan hoop je van harte dat het penseel
weer redding brengt en dat mislukt dan
gelukkig zelden. Je leert meeleven, daar
in dat atelier en uit dat meeleven ontstaat
het portret, want „een goed portret, dat
maak je samen”.
het is die opeenvolging van invallen, ge
paard natuurlijk aan een. steeds sterker
gegroeid inzicht in de mogelijkheden van
verf en penseel, die een schilderij zo le
vend houden. Als het straks gereed is,
draagt het doek overal de sporen van het
werken eraan. Het verraadt overal het
handschrift, de toets, het zoeken naar de
juiste kleur, het juiste licht, de worsteling
met talent en materie. Want Kees Verwey
is een worstelaar die alles telkens weer
opnieuw onderneemt, alsof hij elk doek
moet veroveren en of er geen vorig is
geweest.
Het is een ondoenlijke zaak een uit
voerige recensie te schrijven. Daarvoor
hangt er te veel dat eigenlijk genoemd
zou moeten worden. Maar vanaf 1968
heb ik al zeven keer over Kees Verwey
en zijn werk geschreven, waarbij tal
van schilderijen de revue passeerden.
Een herhaling is beslist niet zinvol.
De oudere werken in de Vishal laten
duidelijk zien dat er in het totale oeuvre
(waarvan de expositie tenslotte nog
maar een klein deel kan laten zien) een
gestadige groei waarneembaar is. In
het begin is uiteraard het stempel van
Henri Boot, zijn leermeester, duidelijk
bespeurbaar. Anderzijds is de echte
Verwey toch al helemaal aanwezig,
maar veel minder vrij als in veel later
werk.
In zijn olieverven is hij grootser en
vaak zelfs monumentaal. Zijn ontwik
keling heb ik al vaak beschreven, maar
hier wil ik er nog eens op wijzen dat de
werken van de laatste jaren eigenlijk
geen enkele inzinking kennen. Zijn gro
te atelierstukken hebben een enorme
kwaliteit. Wat hij daarin doet met licht
en kleur is van een intensiteit die ik bij
geen enkele tijdgenoot kan vinden. Het
is een huwelijk tussen alle variabelen
die er in de loop van de jaren bij Ver
wey te vinden waren. In die grote doe
ken hebben de fragmenten hun reali-
eitswaarde behouden en dragen bij tot
de juiste afbeelding van het totaal
beeld, maar eveneens zijn ze opgeno-
Ook hangt er een groot ontwerp voor
een wand, die het uitstekend zou doen
in een jeugdhuis of dergelijk gebouw.
Het is uitgevoerd in zwarte olieverf op
wit linnen en het is een uitstekend aan
gevoelde compositie, monumentaal op
gezet met behoud van het juiste karak
ter. De nieuwste tekening, een gorilla
met een karikaturale kop alsof hem
veel menselijks is meegegeven, toont
een meer speelse kant van Verwey,
overigens ook te bespeuren in vroegere
karikaturale koppen die hier ook
hangen.
Van
krij
bak
kaa
ovei
maf
zegt
saai
trou
dag
dagi
min
Tot
red.
sch
stie
WO1
Eei
ber
een
gri;
ale
Sp<
ger
Ma
var
Jot
dag
for
zijn niet altijd de kleuren die een composi
tie in evenwicht houden, het kunnen ook
de contrasten zijn, een donkere tegen een
lichte kleur.
Het avontuur gaat verder. Ook Verwey
weet niet precies wat er komt, want hij laat
zich door invallen leiden. Meestal zijn dat
goede invallen, zijn oeuvre bewijst dat. En
Die exposities zijn niet alle aan elkaar
gelijk geweest. Dat hing van de be
schikbare ruimte af en de mogelijkhe
den tot rangschikking. De rangschik
king in de Hallen is zinvol. In de Vishal
hangen de oudere werken en een groot
aantal aquarellen. Beneden in de Vlees
hal vindt men de grote monumentale
werken van de laatste jaren aan de
zijkanten en in het midden een reeks
oudere en kleinere portretten. De bo
venzaal is gereserveerd voor een groot
aantal tekeningen die een overzicht van
vroeg tot laat bieden.
Voc
dat
dat
Var
oge
gad
wat
Ver
seï
nini
trot
wel
lijk
ker
stre
dec
Zuii
ten.
het
,.D
doi
vei
me
scl
ma
ges
erg
„Da
ken
dru
uit
ond
dan
D
g*
vc
w
ni
P<
de
de
M
de
Hi
„J
w;
„Ne
moe
het
har
kijk
naa
is h,
zek
con
kra
„Ik
gep
tele
niei
leui
cor
Ikr
wiji
F
ir
d
n
z
d
ki
zi
Boot werkte hier in Haarlem ruim veertig
jaar onafgebroken voort. Al die jaren
stond hem dezelfde gedachte voor ogen en
riepen hem dezelfde plichten: werken en
les geven!” Beide taken heeft hij
voorbeeldig vervuld! Ik ken niemand,
waarbij het fijne en tot in de toppen der
vingers gevoelige wezen van de artist zich
zo harmonisch en dienstbaar aanpaste aan
zijn roeping als docent. Zacht en toch vol
overtuiging, sterk en toch vol speelse
beweeglijkheid! In latere jaren mocht ik
deze buitengewone man nog in allerlei
verhoudingen van vriendschap
ontmoeten. O, heel aardig, heel prettig!,
maar hij deed meer: hij legde het stramien
voor mijn gedachtenleven en dit Voorgoed!
Van Deyssel. In zijn Parijse causerieën
zegt Van Deyssel: „Ik liet mijn vriend
voorgaan. Ik gaf hem een duwtje tegen
zijn elleboog en voelde de juistheid
daarvan tintelen in mijn vingertoppen:
„Men wordt voorafgegaan”.
Sprekende over vrijheid, dan moet
die natuurlijk wel worden geconsta
teerd in de vele aquarellen in diezelfde
Vishal. Het aquarelleren is toch minder
aan discipline gebonden dan het wer
ken in olieverf. In die aquarellen heeft
Verwey zich ook vaak iemand getoond
die niet schroomt te experimenteren
met vorm en kleur, de ene keer realisti
scher van trant en een andere keer
bijna abstract of zich houdend aan an
dere stijlinvloeden. In het algemeen
blijkt hij een apart staand meester
schap te hebben verworven, vooral
door zijn kleursymfonieën.
men in de abstractie die vormen en
kleuren binnen een compositie nu een
maal ook zijn. Voeg daar als het derde
pluspunt dan ook nog bij, dat die facto
ren in dienst zijn gesteld van het be
reiken van een bijzonder raak getrof
fen sfeer, haar ontstaan dankend aan
Verwey's grote inlevingsvermogen in
een onderwerp. Die eenheid is tenslotte
het meest bepalend, de dienstbaarheid
van Verwey ten opzichte van wat hij in
zijn geïnspireerde ogenblikken als
schoonheid ervaart.
Kees Verwey is een groot vakman die
weet wat hij wil en die achteraf precies
weet te vertellen waarom een schilderij
hem wel of niet bevalt. Tegelijkertijd is hij,
al schilderende, experimentator, een zoe
ker. Hij durft het aan niet precies te weten
wat hij gaat schilderen. Hij durft het soms
ook aan om zonder enige voorstudie (een
houtskooltekening) een heel groot portret
in interieur te beginnen.
Met donkere streken worden zo onge
veer een paar omtreklijnen neergezet. Dan
staat er iets van een figuur of de omtrek
van een kop op het doek. De ruimte wordt
verder aangegeven door de omtreklijnen
van een venster, half achter de kop. Even
zo met een tafel opzij van het model. Die
ruimtelijke bepalingen moeten er zijn om
de compositie in beginsel vast te leggen en
om het model de volgende keer precies op
de juiste plaats in de stoel te kunnen
neerzetten.
Die paar vegen zullen voor iedereen niet
meer dan een schilderkunstig abracada
bra zijn, een geheimschrift. Niet voor Kees
Verwey. Voor hem zijn ze een geheugen
steun, althans zo lang als het duurt. Want
hij schildert die voorbereiding ook gerust
weer weg als hij in het vuur van het
werken tot andere beslissingen komt.
Elk schilderij is een avontuur, een ge
vecht met kleur en vorm. Het hele oeuvre
is typisch „Verwey” en toch zijn geen twee
schilderijen aan elkaar gelijk, zelfs niet als
hij hetzelfde onderwerp vaak schildert,
want hij houdt wel van series. Maar in elk
werk uit zo'n serie moet iets nieuws zitten,
zo ook in de portretten.
Kees Verwey plaatst een kleurvlak er
gens in een hoek van zijn compositie, loopt
even terug om afstand te nemen en gaat
heel ergens anders verdei*. Er schijnt to
taal geen systeem in te zitten. Dat is er
natuurlijk toch. Is het een „gevaarlijke”
Maar wel natuurlijk een paar algeme
ne opmerkingen, want een zo groot
aantal werken van Kees Verwey is in
Haarlem nooit eerder tegelijk te zien
geweest.
De kring waarin Kees Verwey zijn vijftigste verjaardag vierde Staand v.l.n.r. Otto B de Kat. C J Kelk
Godfried Bomans. F. Abbing, Mevrouw J. Verwey-THbusscher Kees Verwey. Marl Andriessen
Zittend Cornells Veth. Henri Boot. K J L Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deyssel) en Adriaan Roland
Holst
Over de portretten ben ik kort, de
echte belangstellenden kennen ze al
van vorige exposities. Bovendien geeft
de uitstekende catalogus, door Lam
bert Tegenbosch voor de expositie in
Venlo geschreven en hier in de Hallen
verkrijgbaar, daar zeer nuttige infor
matie over.
Van de acht grote interieurs die hij in
de laatste vijf jaar maakte zijn er hier
drie aanwezig, inclusief het doek dat hij
verleden jaar bij zijn huldiging aan de
gemeente schonk. Nieuw voor Haarlem
zijn ook drie grote atelierdoeken met
verdroogde distels naast een afgietsel
in gips van een Egyptisch beeld. Omdat
Kees Verwey een jstemmingsmens is en
omdat het licht sterk wisselend in zijn
atelier binnenvalt, is het hem mogelijk
om telkens een onderwerp opnieuw te
schilderen zonder ooit in copiëren te
vervallen.
Hoe soepel Verwey zich in zijn werk
kan opstellen blijkt ook uit het feit dat
er een tekening is „De ancestors” (voor
ouders), bedoeld voor een gebrand
schilderd raam, uit te voeren door zijn
vriend Joep Nicolas. Diens plotselinge
dood is er oorzaak van dat hun geza
menlijke experiment niet verder kwam
dan deze zeer boeiende tekening.
Het komt voor, dat een portret een
vluchtig moment in het leven van het mo
del vastlegt. De gelijkenis van dat ene
moment kan dan treffend zijn, terwijl het
model zich later moeilijk kan indenken zp
te zijn geweest. Een ander portret heeft
niets van vluchtigheid. Dan heeft Kees
Verwey diep gepeild. Dan is er vaak ook
lang op gewerkt.
Het portret dat op die manier is ont
staan, toont het innerlijk van het model.
De uiterlijke vorm is als het ware door
zichtig geworden. Het portret wordt een
aanwezigheid, een levend iets dat al dan
niet precies op de geportretteerde lijkt,
maar tevens veel meer is, de weergave van
iemands geestelijke inhoud. Want als je
vaker dan een paar keer poseert weet Kees
Verwey die inhoud feilloos te schatten. Dat
is de reden, dat hij ook in woorden precies
weet uit te drukken hoe hij de aanwezig
heid van iemand beleeft. In een paar zin
nen kan hij ook iemand precies schetsen.
onder andere in Apeldoorn. Hilversum
en Den Haag, waren de belangstelling
en de bewondering groot.
Kees Verwey is vaak officieel in het publiek gehuldigd. Hij is koninklijk
onderscheiden en kreeg de kunstprijzen die in dit blad al vele malen zijn genoemd
bij het signaleren van kroonmomenten in zijn leven.
Veel minder bekend is, hoe zo'n huldiging in intieme kring verloopt. Verwey
stond mij daarom toe hier de toespraak af te drukken, die hijzelf hield ter
gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag.
Toen Kees Verwey vijftig werd, betekende dat natuurlijk een bijeenkomst in de
vriendenkring. Lodewijk van Deyssel bewoog zich nog altijd als een oude vorst in
die kring en om hem te gerieven vierde Verwey zijn verjaardag in diens huis in het
bijzijn van Godfried Bomans, Adriaan Roland Holst, Mari Andriessen, Henri Boot
en anderen.
Kees Verwey sprak toen de volgende rede uit, waarin men de typisch
Haarlemse sfeer kan proeven waarin zo’n kring destijds leefde. Het is té Haarlems
om het de lezers te onthouden:
AA Het begon met het Engelenkopje
J] van Michel Angelo. Dat is een
schreiend kind zo goddelijk
verbeeld dat het is alsof het uit louter
zaligheid schreit. Maar voor mij was dat
nare engelenkopje veel te hard.
Het schreide zo koud als de steen waaruit
het was gebeiteld! En waarom moest ik dit
eigenlijk zo precies namaken? Later
volgde het „Stilleven met de drie boekjes
en de koperen kandelaar”. Naast de
kandelaar stond een teder bloempotje, niet
zo’n grote, maar zo’n extra kleine terra
cuite in olieverf. Voorzichtig leerde ik nu
de voorwerpen in het vlak achter elkaar
plaatsen. Achter het eigenlijke onderwerp
stond een vuurhouten plankje recht
overeind, midden in het tafelvlak
opgesteld. Eindeloos werden de
hoekpunten van de boekjes verplaatst
naar links en dan weer naar rechts, naar
boven of naar onder! Waarom al deze
nauwkeurigheid? Wat betekenen al deze
overwegingen? Lieve deugd, nu krijgt de
meester het woord: „Het zijn niet de
voorwerpen zelfwaar het tenslotte om
gaat, neen waar het om gaat is de door
deze voorwerpen bepaalbare ruimte,
waarvan ge u rekenschap wilt geven! Als
ge nu voor uzelf hebt bepaald, waar zich
uw tafereel bevindt, kunt ge gaan bepalen,
hoe zich uw onderwerp verhoudt tot de
grote, ook buiten de lijst van uw schilderij
om, zich voortzettende ruimte!”
Lieve vrienden, ik zal het u verder sparen.
In de linkerbovenhoek schuin achter het
vuurhoutenplankje bevond zich een
lichtgroenachtig boek, waar je alleen de
rugzijde van zag. „Dat”, zei Boot, „zijn de
opstellen van Van Deyssel. Je moet dat
boek vooral mooi schilderen! Als hij later
eens dit stukje mocht zien, zal het hem
goed doen!” Zo kwam Van Deyssel al
vroeg in mijn leven. Maar ik moet nog
meer over Boot vertellen.
En zo blijft Verwey de man die de
kijker immer voor tal van verrassingen
plaatst, een reden waarom een tentoon
stelling als deze niet alleen indrukwek
kend is, maar in zijn totaliteit tevens
een „portret" is van de vele kunste
naarsgaven die in zijn persoon zijn ver
enigd. Zelfs bij bedenkingen tegen som
mige aspecten in sommige werken kom
je er niet onderuit Kees Verwey de
grootste schilder van zijn jgeneratie bin
nen het typisch Nederlandse realisme
te achten. H. S.
A
Over de tekeningen schreef ik veel ter
gelegenheid van Verwey's expositie
van tekeningen in de Rijksacademie in
Amsterdam in 1971. Het is hier nu een
royaal overzicht met als middelpunt
tien portretten van Anthonie Kok uit de
bekende serie van dertig, die in het
bezit van het Rijksprentenkabinet zijn.
Ze vertonen alle een ander aspect van
Anthonie Kok, ook op telkens een ande
re wijze getekend, waarbij Verwey zich
mentaal liet beïnvloeden door de medi
tatieve instelling van Anthonie Kok.
Het was dus in feite een zeer merkwaar
dig parapsychologisch experiment
waaraan Verwey zich onderwierp. Hij
kon dat ook doen omdat Anthonie Kok,
zelf dichter en auteur binnen de Stijl
groep van destijds, de kunstenaars
mentaliteit van Verwey volkomen
begreep.
is de verticale opstand van de man tot het
horizontaal van de grond getekend.
Ook in „De drie rompen stonden aan
weerszijden van de tafel”, vindt men
dezelfde bedoeling verwezenlijkt.
In het overigens geheel anders geaarde
„De nieuwe dag” vindt men een mooi
voorbeeld van ruimte tekening. Zoals ik
eerder heb aangetoond in mijn
beschrijving van het stilleven. Ik zeg daar,
dat ook de ruimte buiten het eigenlijke
voorwerp om, in de aandacht wordt
betrokken.
Ik haal aan: „Om zijn kamertje heen stond
het huis hoog uit, met zijn recht wit
opstaande muren, waar 's middags
plekken goudgeel zonlicht op vielen.”
De bedoeling is aan te geven, dat het
kamertje daar niet is zonder samenhang
met een groter geheel: „Het Huis”. De
bijzonderheid, dat er 's middags plekken
goudgeel licht op vallen, maakt de
mededeling schilderachtig en warm. Dit
zij voldoende te laten zien, dat er
inderdaad een bewust streven bij an
Van Deyssel bestond, zijn
beschrijving ruimtelij k te
illustreren. X X