Veranderlijkheid van mensen grootste probleem Waterstaat t ±.- ’.ZU ilfc Of nieuwe tunnels problemen oplossen blijft een vraag VOORZICHTIGER MET VOORSPELLINGEN OVER WEGGEBRUIK door Theo Klein I I I Ir. E M. E D'Amaud, hoofd van do hoofd afdeling vorksers en vervoer •planning (dienst verkeerskunde) van Rijkswaterstaat, komt er in ons gesprok meer dan osns op tanig. „One grootste probleem,” benadrukt hij, „Is do versnderiljkhoid van da mensen. Van het individu, maar ook van het oedraa van orota aroooon.” Dat hil daar zo zeer het accent oo laat is begrijpelijk. Een voorspelling van hot gedrag van do menoen (lees: wegge bruikers) vormt immers do boots voor hot vorkoorsbeieid dat door Rljksws torataat wordt uftoo voord. Do aanioa van waoen. bruooen. tunnels, noem maar oo aobourt oo arond van vorwachtinoen die da overheid on haar ambtenaren van bepaalde vorkoorsontwlkkollngen hebben Blijken die Tunnels Verstedelijkingsnota FORENSEN prognoses later te Hoppen, den Ie er geen vuiltje een de lucht In dat geval vijftig houdt dat in het Noordzeekanaalgebied hoofdzakelijk de aanleg van zal de automobilist op do snelwegen (want om hom goat hot hier hoofdzake tunnels in. In de jaren zestig noopte de aanzwellende verkeersstroom tot de lijk) geen enkel obstakel tegenkomen. Maar Is hot tegenovergestelde het bouw van de Velser-, Coen- en IJtunnel. Volgens de verwachtingen van de geval, wordt de hele ontwikkeling door onvoorziene Invloeden In een andere experts zouden die drie doorgangen de verkeersstroom tussen het zuidelijk richting gestuwd, dan komen onvermi|doll|k de ongemakken. Tegenvallers en het noordelijke deel van Noord-Holland lange tijd probleemloos op voor do automobiliet In do vorm van ffloo, onverwacht lange wachttijden kunnen vangen. Inmiddels is al vast komen te staan dat dat toekomstbeeld enzovoorts. veel te rooskleurig werd afgeschilderd. Er gaat momenteel geen dag meer Hoewel in sommige kringen de mening overheerst dat er rustig files voorbij zonder dat er op de radio filevorming voor de Coentunnel wordt gekweekt kunnen worden, om zo de automobilist tot een keuze voor het vermeld. De Velsertunnel komt minder in de verkeersmededelingen voor, openbaar vervoer te dwingen, gaat Rijkswaterstaat er nog altijd vanuit dat maar ook daar kan men slechts ten koste van veel kunst en vliegwerk en een files er zijn om opgelost (of nog liever voorkomen) te worden. Sinds de jaren groot aantal stoplichten voorkomen dat de wachttijden te lang worden. 7 g .t p R c 1 1 n ie n n i t t i s x r ge ving te verbinden. In dat verband moet ook de aanleg van de Hemspoortunnel, in plaats van een Hemautoverbinding zoals die door sommigen wordt gewenst, zien. Verder hoopt men op een gunstige invloed van de selectieve investeringsregeling, waarmee de regering het voor bedrijven aanlokkelijk wil maken zich buiten het gedrang in de rand stad te gaan vestigen. Luikens: „Vooral de planologische ontwik keling is van invloed op het verkeer. Dat er nu zo vaak lange files voor de Coentunnel staan komt grotendeels door de stagnatie in de groei van de werkgelegenheid in de groei kernen. Een geluk daarbij is dat de Neder landse bevolking veel minder snel groeit dan men indertijd aannam. In de periode dat de plannen voor de bestaande tunnels werden gemaakt, ging men er nog vanuit dat Neder land in het jaar 2000 twintig miljoen inwo ners zou tellen. Momenteel houdt men het al op niet meer dan 15.6. Waren die eerste voorspellingen wèl precies uitgekomen, dan zouden de files nu nog langer zijn.” Een aspect dat het verkeersaanbod, ook voor de tunnels onder het Noordzeekanaal, negatief beïnvloed heeft, is de hardnekkige weigering van het gros der autobezitters om over te stappen op het openbaar vervoer, alle geste gen kosten en maatregelen van de regering ten spijt. Ir D. Arnaud „Men verwacht dat wat de auto s betreft het verzadigingspunt bereikt zal worden bij 400 autos op 1000 inwoners. Momenteel is dat nog ongeveer 250 Het autopark zal dus nog flink groeien Niette- i Het antwoord op de vraag of al die proble men opgelost zouden worden door de aanleg van de Hemspoortunnel en de Buitenhuizer- tunnel blijft voorlopig nog onbeantwoord. Luikens „Je kan gewoon nooit zeggen wan neer we dat of dat gedaan hebben, dan garanderen we dat men voor de volgende twintig, vijfentwintig jaar uit de zorgen is. Die zekerheid zouden we zelf natuurlijk ook le P k ij i n j k n •r 3 t e »r li d e n de verspreiding van de werkgelegenheid (industrie) en het recreatieve gedrag van grote groepen. „Bij een prognose gaan we uit,” aldus ir. D. Wiebes, hoofd van de verkeersafdeling Noord-Holland van de Rijkswaterstaat, „van een aantal punten, waarvan een bepaald verstedelijkingsbeeld het belangrijkste is. Wordt die ontwikkeling echter een heel ande re kant opgestuurd door een wijziging in het politieke beleid, dan kloppen de gegevens waarop wij onze prognose baseerden ook niet meer en dan komt de prognose niet meer uit.” In de Noordhollandse situatie was die onvoorziene tendens het achterblijven van de werkgelegenheid in de overloopgebieden. Ir. Wiebes: „De mensen zijn zich wel in groeikernen als Hoorn, Alkmaar en Purme- rend gaan vestigen, maar de bedrijven waar ze werken zijn in Amsterdam of omgeving gebleven. Vooral toen het met de economie niet zo best meer ging, wilden de onderne mers niet meer naar het noorden verhuizen. Dus moeten de werknemers die bijvoorbeeld in Purmerend zijn gaan wonen nu dagelijks op en neer naar Amsterdam blijven rijden.” min wijzen onderzoeken op tekenen van een kentering ten gunste van het openbaar ver voer. Het kan zijn dat we steeds meer de kant opgaan van de autobezitter, die vooral voor zijn ritjes naar zijn werk toch het openbaar vervoer gebruikt.” Of die tendens zich inder daad in die richting voort zal zetten moet men echter nog afwachten. Niettemin moe ten met dergelijke gegevens als basis wel de verkeersontwikkelingen worden voorspeld en de maatregelen worden genomen om alles zo vlot mogelijk te laten verlopen. In het Noordzeekanaal wordt de moeilijkheidsfac- tor bovendien nog verhoogd, omdat de moge lijkheid om verantwoorde voorspellingen te doen, in een dergelijk gebied met zo’n grote planologische onzekerheid (een gebied dus waarvan men op veel punten niet vooruit kan zeggen hoe het zich precies zal ontwikke len) nog geringer is. Een onwrikbaar gegeven waar de experts intussen wel mee moeten werken is het feit Zoals gezegd is dat voor de experts van Rijkswaterstaat reden genoeg om zich niet met concrete uitspraken uit te laten over de ..toekomst" van de tunnels onder het Noord zeekanaal. Veel zal in ieder geval afhangen van het wel of niet slagen van het planologi sche beleid zoals dat onder meer in de Ver stedelijkingsnota wordt aangegeven. In aan sluiting daarop verschijnt binnenkort het structuurschema verkeer en vervoer, waarin de toekomstvisie op dit gebied zal worden geconcretiseerd." Maar zelfs na al die studie en inspraak zal je nog lang geen zekerheid hebben,” aldus Wiebes, „want neem nu bij voorbeeld eens de Coentunnel. Wanneer je nu zou constateren dat er tweehonderd au to's te veel voor staan, dan ben je er niet door ervoor te zorgen dat de capaciteit met tien percent vergroot wordt. Want niemand weet hoeveel mensen er door het oponthoud van voor de tunnel momenteel gebruik maken van sluipwegen Zij zouden door een verbete ring van de situatie wel weer eens naar de tunnel gelokt kunnen worden en wie weet zit je dan direct al weer met een file Plannen om aan die situaties het hoofd te bieden zijn intussen al in een vergevorderd stadium. Ten oosten van de Velsertunnel staat de Buitenhuizertunnel gepland, die de verkeersstroom via de nieuwe rijksweg 16 naar het noorden op moet vangen. Aan de Amsterdamse kant is men reeds begonnen met de aanleg van de Hemspoortunnel, ter ontlasting van de Coentunnel. Terwijl op langere termijn een nieuwe oeververbinding op de plaats van de Amsterdamse Schelling- wouderbrug (het is nog niet bekend of die een tunnel of een brug moet worden) voor de „interne” Amsterdamse problemen soulaas moet gaan bieden. In tegenstelling tot vroeger worden die nieuwe projecten niet begeleid met optimisti sche prognoses van de verantwoordelijke plannenmakers waarin een nieuw probleem loos tijdperk wordt aangekondigd. „In het verleden,” verduidelijkt ir. H. Luikens, van de afdeling mathematische modellen van de dienst voor verkeerskunde van de Rijkswa terstaat, „werden de prognosecijfers wel eens te absoluut gezien. Men hield dan onvol doende rekening met de niet te voorziene invloeden. Daardoor werd de plank wel eens mis geslagen.” Die ervaring heeft de betrok ken ambtenaren geleerd voorzichtiger met de voorspellingen om te gaan. Er zijn teveel factoren die de overheid niet in de hand heeft, maar die toch van zeer grote invloed zijn op de ontwikkeling van de verkeers stroom, zoals bijvoorbeeld de energiecrisis, dat een tunnel per baan maximaal 2000 voer tuigen per uur kan verwerken. En dan nog slechts wanneer alle chauffeurs keurig met een snelheid van vijftig kilometer achter elkaar blijven rijden. In de spitsuren is dat voor zowel de Velser- als de Coentunnel allang ontoereikend gebleken. Het totaal aantal auto’s dat de tunnels passeerde nam sinds de energiecrisis met sprongen toe. Uit de meest recente cijfers blijkt dat de Coen tunnel dagelijks gemiddeld 67.500 voertuigen verwerkt, tegen de Velsertunnel 60.800 (cij fers over de maand oktober 1975. Het jaarge middelde zal daar echter niet veel vanaf wijken). Dat de gebruikers van de Velsertun nel ondanks het vrij geringe verschil in aan bod in beide tunnels veel minder last van filevorming hebben, komt hoofdzakelijk voort uit het feit dat het aanbod in de spitsu ren in Velsen beter verdeeld is over alle vier de banen. In de Coentunnel daarentegen concentreert de stroom zich 's morgens voor tweederde op de noord-zuid richting, terwijl 's avonds de andere kant van de weg overbe last wordt. graag hebben, maar die zullen we nooit krij gen. En we hebben geleerd dat het doen van dergelijke uitspraken op basis van de gege vens die op dit moment bekend zijn een riskante zaak is. Daarvoor spelen er te veel factoren mee die invloed hebben op deze hele ontwikkeling.” Onderzoeken naar het gedrag van de weg gebruikers hebben de plannenmakers van Rijkswaterstaat wel enig houvast gegeven, maar de afwijkingen-kunnen nog zo gróót-I zijn, dat Voorspellingen in dé praktijk toch weer nieFUit ktittfiën Ttoritèfi.'Lüïkens: „ET’’ zijn natuurlijk onderzoekingen gedaan en er wordt nu nog steeds onderzoek verricht om inzicht te krijgen in het verkeersgedrag van de mensen. Maar het is hier net als bij de voorspelling van een verkiezingsuitslag: het gedrag van een vaste kern is eenvoudig te voorspellen, maar daarnaast is er altijd nog een grote opportunistische groep die zijn beslissing laat beïnvloeden door bepaalde omstandigheden op het laatste moment. Die categorie kan voor grote fluctuaties zorgen.” Een eenvoudig voorbeeld: In Den Haag en omgeving werd een onderzoek verricht naar het gedrag van de fietsers. Daaruit bleek een groot aantal van hen zich altijd volgens een vast patroon te gedragen. Zij gingen dage lijks op de fiets van en naar hun werk. Van die groep bleef echter weinig over zodra het weer omsloeg. Toen gaven velen de voorkeur aan de tram of de eigen auto. D’Amaud: „Op die dagen zijn de trams overvol. En dit is nu nog maar een van de voorbeelden van facto ren die van grote invloed kunnen zijn op het verkeer. In het algemeen is het zo dat de voorspellingen eenvoudiger zijn wanneer er alternatieven ontbreken. Bestaat er tussen twee steden maar één goede verbinding, dan is het niet moeilijk te voorspellen welke route men zal nemen. Zijn er echter meer moge lijkheden dan wordt het een probleem om uit te zoeken welke factoren er een rol kunnen spelen bij de keuze van een weggebruiker voor een bepaalde weg. Want op dat punt is een groot aantal weggebruikers erg wissel vallig. Wanneer je er dan met een prognose bijvoorbeeld tien percent naast blijkt te zit ten, dan vind ik dat, gezien alle mogelijke invloeden die je niet kan voorspellen, nog erg knap. In de praktijk kan dat echter beteke nen dat je het verkeersaanbod voor een van de tunnels op een bepaald moment op de maximale capaciteit van 2000 voertuigen per uur hebt geschat, terwijl het er in de praktijk 2200 (10 percent meer) blijken te zijn. Maar dan staan er na een uur al wel 200 auto’s te wachten en dat is een file van één anderhalve kilometer.” Doorgaans maken deze forensen in een verstedelijkt gebied de helft van het aantal weggebruikers uit. De experts schatten dat dat percentage in de Coentunnel nog iets hoger ligt, hetgeen inhout dat meer dan één op de twee automobilisten die in de spitsuren de Coentunnel passeert tot deze forensen behoort. Daarbij komt dan bovendien het recreatieve verkeer (de mensen die voor hun plezier uit zijn) en het voorzieningenverkeer (de huisvrouwen die op Amsterdam als dien stencentrum aangewezen zijn) In de vorige maand verschenen Verstedelijkingsnota heeft minister Gruyters aangegeven dat de overloop naar Noord Holland noord wordt voortgezet Tegelijkertijd wil hij echtei het autoverkeer terugdnngen door de nieuwe wijken in de groeikernen met optimaal openbaar vervoer met Amsterdam en om Voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van de Hemspoortunnel z V.6V7, ///'Ml

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 19