Nieuwe boerenleider
David Luteijn
man van de achterban
Rechtshulp in
Nederland
op de helling
I
DENUYL lmkt
ij
w
yoopwêt
itjs ‘advi g
Xvoorli
len
1
■B
yfi
ER ZOU EEN BOERENPARLEMENT MOETEN KOMEN
zwakken
Angst dat sociaal
in de kou blijven staan
Bil
w I
t
1
F
22
door Jan Werts
Boerenparlement
Minimum-inkomen
door Rian Kuppenveld
I
I
I
I
Ir. David Luteijn, binnenkort voorzitter van het Koninklijk Nederlands Landbouw
Comité (KNLC) is tegen protestacties van boeren die de wet overschrijden. Toch
zullen we vaker gaan horen van de grote agrarische organisatie KNLC. Want
Luteijn wekt de indruk een „vakbondsachtige” boerenleider te zijn. Hij is erop uit
de verlangens van zijn achterban dwingend onder de aandacht van politici en
publieke opinie te brengen.
Eerstelijns-hulp
- - ,1.
Ir David Luteyn. 1 mei voorzitter van de KNLC
üw 1
Radio en televisie brengen ons tegen
woordig regelmatig berichten over boeren
die in zuidelijk Europa treinen blokkeren,
stalmest in winkelstraten deponeren, het
verkeer lamleggen en andere voor het pu
bliek vervelende acties voeren. Oorzaak:
een gevoel van ongenoegen. De boeren en
tuinders menen in deze industriële samen
leving niet voldoende aan hun trekken te
kunnen komen.
Ons land kent dit probleem pas kort. In
de zomer van 1974 trok de tot dan toe
„brave” land- en tuinbouw aller aandacht
met straatacties zoals ons land die nauwe
lijks eerder in zulke massale vormen had
gekend. Bruggen en wegen, straathoeken
en grensovergangen waren bijna een week
lang geblokkeerd. Het grote ongenoegen
was tot Nederland doorgedrongen. De ac
ties van 1974 waren bepaald niet alleen
gericht tegen de overheid. Ookde boeren
organisaties kregen een flink pak voor
hun broek. Galgenwaard, het Utrechtse
stadion waar 30.000 agrariërs op een zater
dagmiddag in augustus ’74 hun ontevre
denheid de vrije loop lieten, leverde het
bewijs.
De top van de drie grote organisaties die
ons land telt, is sedertdien aanmerkelijk
verjongd. Mertens (KNBTB, rk, circa
70.000 leden); Zijlstra (CBTB, christelijk.
25.000) en Knottnerus (KNLC, algemeen,
50.000 leden) maakten plaats voor Joris
Schouten, Piet Bukman en David Luteijn.
Gevestigde namen die een kwart eeuw
land- en tuinbouw vertegenwoordigden
werden vervangen door figuren met voor
namen. Dat betekent wat. De aftredende
voorzitters waren getekend doordat be
sloten overleg aan de top (met ministers,
politici en de directies van de grote agrari
sche ondernemingen) bij hun werk cen
traal stond.
Eind 1971 kwamen de juridische stu
denten aan verschillende universiteiten
tot de slotsom dat er nu lang genoeg
geklaagd was en dat er iets gedaan
moest worden. Zo ontstonden de wets-
winkels. Studenten stelden zich be
schikbaar om gratis informatie te ge
ven op juridische terreinen. De initia
tiefnemers wilden zich vooral richten
op de sociaal zwakken in onze samenle
ving. De verwachting was, dat die met
problemen zouden komen waarvoor zij
elders niet geholpen konden worden.
De groep waarop men zich richtte,
kwam echter niet opdagen. Wel de mid
dengroep, de mensen met een inkomen
net onder de ziekenfondsgrens. Deze
bezoekers kwamen vaak naar de wets-
winkels om aanvullend advies. Voor de
mensen waarop in eerste instantie ge
mikt werd, was de drempel blijkbaar
toch nog te hoog.
Een van de oorzaken hiervoor zou
kunnen zijn, dat juist deze groep men
sen vaak de aard van de problemen niet
onderkent en er maar mee doorsukkelt,
er vast van overtuigd dat niemand hen
kan helpen en met de ervaring in het
De opvolgers hebben er bij hun komst de
nadruk op gelegd, dat het woord „achter
ban” hen sterk bezig houdt. Luteijn zegt
dat hij in het opbouwen van een betere
relatie tussen de top van zijn organisatie
en de gewone boer en tuinder zelfs zijn
belangrijkste doelstellin ziet. Verder hoopt
hij te bereiken dat de leden in het KNLC
duidelijker hun belangenbehartigende or
ganisatie zien. Nu voelen zij zich vaak nog
meer lid van één van de tien provinciale
landbouwmaatschappijen die gezamenlijk
dat KNLC vormen.
achterhoofd dat zij toch wel „gepakt”
zullen worden.
In de vier jaren dat wetswinkels nu
bestaan, hebben zij hun bestaansrecht
wel bewezen. De toeloop is groot en het
werk wordt erg gewaardeerd.
In Amsterdam kwam het in 1974 tot
een bundeling van activiteiten van deze
rechtshulp verlenende instanties. De
stichting Rechtshulp Amsterdam werd
opgericht. Dit ook wel Droogbak
Project genoemde instituut bleek in een
enorme behoefte te voorzien: in de eer
ste vier maanden van haar bestaan
kreeg het Bureau voor Rechtshulp
maar liefst 3000 gevallen te verwerken.
de hoogte te brengen. De regionale voorzit
ters zouden alles wat ze horen weer moe
ten doorgeven aan de kringen en afdelin
gen van hun eigen organisatie."
Uw voorzitterschap is mede het ge
volg van een harde opstelling tijdens de
genden. Het definitieve rapport is aan
minister Van Agt aangeboden.
actie in de zomer van 1974. Als secretaris
van de Zuidelijke Landbouwmaatschappij
(ZLM) deed u uitspraken die ruime aan
dacht trokken. In eerste instantie hebben
sommige boerenleiders toen de acties wil
len bagatelliseren. Het oude verhaaltje dat
kosteloze advocaat krijgt men eigenlijk
alleen als men al in een proces gewik
keld is. Huurrecht, arbeidsrecht, socia-
le-verzekeringsrecht, alle zaken die ge
regeld kunnen worden zónder dat het
tot een proces hoeft te komen, staan
daarbuiten. Bovendien werkt het sys
teem van kosteloze rechtsbijstand dis
criminerend ten opzichte van de cliënt
Een nieuw stelsel van rechtshulp
moet dan ook als uitgangspunt hebben
dat iedereen recht heeft op rechtskun
dige bijstand, zonder dat er financiële
belemmeringen mogen zijn. Dit houdt
in dat iedereen, ongeacht zijn inkomen,
advies kan vragen aan het bureau, en
pas als er een advocaat in de arm moet
worden genomen, zal op basis van
draagkracht een vergoeding dienen te
worden betaald
De commissie-Boekman gaat ervan
uit, dat de kring van mensen die een
advocaat uit eigen zak kan betalen zó
klein wordt, dat de bureaus erop moe
ten rekenen dat niemand het volle pond
betaalt. Want wie dat wel kan, stapt
hoogstwaarschijnlijk toch niet naar het
bureau.
Het voordeel van het door de commis
sie voorgestelde systeem is ook, dat
advocaten, deurwaarders etc. door het
subsidiestelsel een normale vergoeding
krijgen en niet met een fooi afgescheept
hoeven te worden.
Over het landbouwbeleid van de rege
ring noteren wij vooral kritische opmer
kingen. De plannen voor een minimum
inkomen voor de kleine zelfstandigen
Minister Van Agt reageerde positief
op het rapport van de commissie-
Boekman. De nieuwe wet op de rechts
hulp (die al enige tijd op stapel staat)
zou het kader moeten zijn waarbinnen
de bureaus voor rechtshulp werken. De
wet zal de financiering moeten vastleg
gen en de verantwoordelijkheden van
de bestuurders van de bureaus.
Het compromis dat de winkels in de
'wijken blijven bestaan, naast een bu
reau voor rechtshulp, lijkt niet erg
reëel. Minister Van Agt heeft in de
Tweede Kamer gezegd dat hij, als de
winkels niet mee willen werken, op den
duur met van plan is hun begrotingste
korten te gaan dekken. Als ze niet mee
willen werken, moeten ze dat zelf we
ten, maar meer dan 5000 gulden aan-
moedigingssubsidie per jaar (bestemd
voor experimenten) zullen ze dan toch
niet krijgen
De opvattingen over de opzet van de
bureaus voor rechtshulp, waar ieder
een binnen moet kunnen komen, en
over de neutraliteit wordt door hen niet
gedeeld: er moet bewust gekozen wor
den voor een bepaalde groep. Het feit
dat in het verleden de sociaal zwakken
niet naar de winkels kwamen, doet hen
de conclusie trekken dat zij ook niet
naar de bureaus zullen komen en dus in
de kou blijven staan
Aanmerkelijk meer bezwaren dan
Van Agt hebben de rechts- en wetswin
kels tegen bureaus voor rechtshulp.
Veel winkels hebben de afgelopen ja
ren voor een bepaalde strategie geko
zen: de sociaal zwakste moet het eerst
geholpen worden en daarna komt de
rest pas. Ze zijn dan ook „de wijk in”
gegaan en hebben zich voor een groot
deel toegelegd op het bestrijden van
sociale misstanden. Zij nemen deel in
acties of organiseren ze zelf.
hand gewezen.
„In het algemeen vind ik dat de regering
met haar economisch beleid op de verkeer
de weg is gekomen. Zij legt sterk de na
druk op het helpen met sociale maatrege
len overal waar het mis dreigt te gaan. Dat
valt te waarderen. Liever zag ik echter een
algemeen economisch beleid dat de be
drijven weer kansen biedt om hun rende
ment blijvend te verbeteren. Dit geldt ook
voor de land- en tuinbouw. Ik vind wat nu
gebeurt te veel korte-termijnpolitiek van
het kabinet."
Over het door de overheid gegarandeer
de minimum-inkomen: „Ieder landbouw
bedrijf waar een m.an werk vindt en dat
technisch ook bij de tijd is, moet een
redelijk inkomen opleveren. Dat is dus
heel wat anders dan te zeggen dat een boer
of tuinder zoveel moet produceren dat hij
een inkomen bij elkaar krijgt. Dat leidt
immers tot steeds grotere eenheden. Wij
zien nu al veehouders die 90 koeien melken
en meer dan 70 uur per week moeten
werken om per jaar 35.000 gulden te ver
dienen. Dat is onverantwoord. Ook de
agrariër heeft er recht op on in een onge
veer normale werktijd de kost te kunnen
verdienen. Daarop moet het markt- en
prijsbeleid zijn afgestemd. Totnutoe is dat
echter niet het geval.”
De heer Luteijn wil wel toegeven dat
steeds meer wordt betwijfeld of de Brus
selse EG-prijspolitiek melk, granen, vlees
en andere produkten zodanig kan waarde
ren dat iedere ondernemer fatsoenlijk ver
dient. Daarom ziet hij het gegarandeerde
minimum-inkomen als een welkome tijde
lijke aanvulling. Het zou op de eerste
plaats gegeven moeten worden aan de
ondernemers die buiten hun schuld in
moeilijkheden komen. Verder aan de wat
ouderen die hun bedrijf toch van de hand
doen zodra zij aow gaan ontvangen.
„Een ingewikkelde, uitputtende regeling
van het minimum-inkomen is minder wen
selijk. Liever zie ik de bestaande regelin
gen voor zelfstandigen, met name in het
kader van de algemene bijstandswet, ver
der uitgediept. Op die manier blijft het
voor de overheid ook betaalbaar en wordt
alles niet al te ingewikkeld. De meeste
zelfstandigen vinden zo’n regeling wel vol
doende.”
Wat de organisatie betreft, ziet de
commissie een landelijk centraal bu
reau voor rechtshulp en een aantal
plaatselijke rechtshulpbureaus, min
stens in ieder arrondissement een. De
plaatselijke bureaus zullen voorname
lijk fungeren als contactpersoon tussen
de cliënten en de rechtshulpverleners.
De wetswinkels zagen het echter veel
al als een handicap, dat er nog te veel
moest worden doorverwezen naar an
dere rechtshulp verlenende instanties,
zoals de Bureaus voor Consultatie
(waar men heen gaat om een advocaat
te spreken) en de Raden voor de
Rechtsbijstand (waar men terecht kan
als men met de rechterlijke macht ge
confronteerd wordt).
Het Bureau richt zich vooral op de
eerstelijns hulp: het geven van informa
tie en adviezen, en het verstrekken van
individuele hulp. Ook lost het bureau
kwesties op die zonder het inroepen
van de hulp van een advocaat geregeld
kunnen worden. Als de problemen te
specialistisch van aard zijn, wordt de
cliënt doorverwezen naar de medewer
kers van het Bureau voor Consultatie
(de tweedelijns hulp, die conflicten over
huurrecht, arbeidsrecht en sociale-
verzekeringsrecht behandelt). Als ie
mand met een probleem komt waar
absoluut een advocaat aan te pas moet
komen, dan wordt deze toegevoegd (de
zgn derdelijns hulp)
Naast de bestaande overlegvormen zou
er volgens de heer Luteijn een „boerenpar
lement” moeten komen. De voorzitters van
de 23 zelfstandige regionale landbouwor
ganisaties die ons land telt, zouden daar
regelmatig moeten praten over de hoofd
lijnen van het beleid. Deze regionale voor
mannen komen nu niet rechtstreeks in
contact met ministers en andere beleids
makers. Dat overleg loopt via hun centrale
organisaties en het Landbouwschap. Het
„boerenparlement" moet bruggen slaan
tussen bijvoorbeeld de Friese, de Zeeuwse
en de Gelderse voorzitters onderling en
verder met de mensen in Den Haag en
Brussel. Vaak weten die nog te weinig wat
er leeft bij hen die op het land werken. Dat
was de les van 1974.
Dergelijk beraad is spontaan gegroeid
tijdens de wilde acties toen. De actiecomi
té’s bleken op een bepaald moment meer
greep te hebben op de leden van de organi
saties dan sommige officiële en gekozen
voormannen. Luteijn beseft dat in dit
„parlement” niet alle belangrijke zaken
doorgepraat kunnen worden. „Het gaat er
meer om hoofdlijnen te trekken; samen na
te gaan wat er bij de leden aan de basis
leeft en ten slotte, de mensen die het beleid
moeten formuleren meer rechtstreeks op
Een van de belangrijkste conclusies
van de commissie ten aanzien van het
huidige stelsel van rechtsbijstand (en
dan met name de kosteloze) is, dat dit
onvoldoende gericht is op de rechts
hulp die buiten een proces valt: een
De Nederlandse Orde van Advoca
ten, die ook haar bijdrage wilde leveren
aan de oplossing van de problemen
rond de rechtshulp, had al eerder de
commissie-Boekman ingesteld. Deze
commissie hield zich bezig met de
rechtsbijstand aan on en mmvermo-
Wat de bezetting van de bureaus be
treft, denkt de minister aan een stelsel
waarbij iedere advocaat, deurwaarder
en juridisch deskundige die zich be
schikbaar stelt, in een rouleringssche-
ma wordt opgenomen. Met het instellen
van de bureaus had de minister hoege
naamd geen problemen; wel met de
financiering ervan. Met de oprichting
van dit semi-welzijsorgaan zou de door
Van Agts collega Duisenberg gehan
teerde één-procentsgroeigrens voor de
welzijnsvoorzieningen worden over
schreden. Die grens zou door cjit appa
raat wel eens flink overschreden kun
nen worden, want het leeuwendeel van
de centen zal van het ministerie moeten
komen en niet van de cliënten.
Om drempelvrees te voorkomen,
werd spreekuur gehouden in een buurt
huis of een ander gemakkelijk toegan
kelijk gebouw, en de te geven adviezen
waren gratis.
Is het met de rechtshulp in Neder
land niet zo goed gesteld ais nodig is?
Sommige mensen beweren zelfs dat
het er uitgesproken slecht mee gesteld
is. Wie met problemen zit, weet vaak
niet waar hij terecht kan. Als er een
advocaat of jurist in de arm wordt
genomen, is het vaak te laat (bijvoor
beeld bij dwangbevelen). Bovendien
mag je maar hoogstens ongeveer 20.000
gulden verdienen om voor een verdedi
ging pro deo (gratis) in aanmerking te
komen. Voor velen is de advocaat te
duur, en degenen die hem wel gratis
kunnen krijgen, willen vaak niet met
een „bewijs van onvermogen” opgeza
deld zitten. Het resultaat is dan: geen
advocaat nemen en naderhand met de
brokken zitten.
(bewijs van onvermogen, bijzonder
laag inkomen). De advocaten worden
door dit systeem met te lage vergoedin
gen afgescheept. Het verwijt aan de
balie, dat de „pro deo”-zaken de sluit
post zijn en niet werkelijk de interesse
van de advocaat wekken, zou hieruit
verklaard kunnen worden. De balie zelf
heeft overigens deze verwijten altijd
ten sterkste ontkend.
veel boeren zijn en er dus een flink aantal
ander werk moet zien te vinden. U echter
steunde de actieleidrs volledig; kritiseerde
zowel de top van de agrarische organisa
ties waar u zelf werkzaam was als
het kabinet en de Europese gemeenschap-
oen te Brussel. Krijgt het KNLC een voor
zitter die desnoods polariseert.
Luteijn: „Als provinciaal voorman leg je
de accenten natuurlijk wat anders dan als
landelijk voorzitter. Ik wil de hier en daar
misschien bestaande indruk dat ik minder
hecht aan overleg beslist wegnemen.
Faalt het overleg echter en krijg je de
indruk met een kluitje in het riet te worden
gestuurd, dan zijn acties voor mij bepaald
mogelijk. Ze moeten echter intensief met
de leden zijn voorbereid en mogen ook niet
over de schreef van de wet gaan. Van
chantage-achtige acties „wij gaan door
totdat de overheid zwicht” moet ik niets
hebben. In dat kader keur ik het ophouden
van treinen bijvoorbeeld af als zijnde ille
gaal. Maar ik kan mij best voorstelen dat
de boerenorganisaties in een bepaalde si
tuatie een mars op Brussel of Den Haag
organiseren. Daar zitten risico’s aan. Maar
die moet je dan nemen.”
Sedert jaar en dag is het gewoonte dat de
voorzitter van de KNBTB actief KVP-
politicus is; dat zijn CBTB-collega de ARP
vertegenwoordigt, terwijl het liberale
KNLC een WD-voorzitter heeft. Luteijn
heeft echter geen bindingen met enige
politieke partij. Hij voelt zich aangetrok
ken tot het liberalisme; is echter geen lid
van een partij. Vanuit die positie hoopt hij,
met alle politieke groeperingen „Ook
met die waarmee ik het zelf niet eens ben"
eeen goede relatie op te bouwen. „Het
KNLC is een algemene organisatie; staat
dus voor uiteenlopende meningen open.
Dat moet ook voor de voorzitter gelden.
Hij dient alle richtingen te kunnen verte
genwoordigen."
Boeren en tuinders demonstreren in Stadion Galgenwaard te Utrecht
een originele vondst van dit kabinet
er communisten achter staken is zelfs ge-