ORMATIE WJ Het kind van de rekening door de loop der eeuwen Wat voor weer? LICHTGEWICHT FIETSTASSEN o r tips voor vrije tijd Vasthechten in beton DECORATIEF VERWAARLOOSDE KINDEREN WERDEN GEVEILD Vodden haken 1 Ife U| Kunstgebitlijmen li a? w 2» r Veilingen Amateurs Wezen en verwaarloosde kinderen zijn in het verleden altijd het kind van de rekening geweest. Er is heel wat afgesold met die kinderen; er is heel wat misbruik van ze gemaakt, rechteloos als ze waren. In een voortreffelijk boek „Het kind van de rekening” heeft H. ter Schegget, die een levenlang gewijd heeft aan de jeugdzorg, de voorgeschiedenis van de huidige kinderbescherming geschetst met als startpunt de tijd van de Reformatie. Er bestaat over kinderen in de voorbije eeuwen wel veel litteratuur, maar die is steeds geschreven vanuit de burgerij: hoe kinderen zich vermaakten, hoe ze onderwezen werden. Maar dan ging het steeds over de kinderen van de burgerij uitgezonderd wat smartlapperige verhalen of vals-sentimentele liedjes Over de groep verwaarloosde kinderen is nooit veel op papier gezet. Ter Schegget nu heeft een uitstekend overzicht geschreven van wat er zich bij en rond die kinderen afspeelde. Hij heeft er heel wat bronnen voor bestudeerd. Daarbij is het ook nog in een plezierige stijl neergezet. Ter Schegget aarzelde bovendien niet om stevige kritiek te leveren op bestaande instituties en eens bewierookte figuren (zoals Jacob Cats of Nicolaas Beets). ;l ij I B BS Lange rijen weeskinderen trekken een I JK 1 HR HANS ROMBOUTS op zondag door de Londense Oxfordstreet naar de kerk begeleid door suppoosten Een plastic kleedje is geschikt voor plaats waar het vochtig kan zijn. we massa van kinderen, losgeslagen en ronddolend tot ze als handzaam en goed koop materiaal in handen vielen van grote re of kleinere industrieën. Voorraad aan dat soort kinderen was er volop en mocht er aleens de klad in komen zoals door de pest in 1636 dan werden ze wel uit de nabije landen geïmporteerd (het gaat hier over kinderen). Vele kinderen raakten op drift. Trek kend door het land mengden zij zich onder de scharrelaars: kwakzalvers, ratten- en muizenvangers, kattenmeppers, kunsten makers en muzikanten. De overheid pro beerde er wel het een en ander aan te doen, trachtte de kinderen onder controle te krijgen door het instituut van het am- bachtskind wie een kind in dienst nam moest het ook voeden en kleden, maar daar werd natuurlijk de hand mee gelicht. brengen van een vondeling vijftig cent. Ter Schegget gaat, zoals op vele plaatsen en mistoestanden, waardoor deze proble men ontstonden. Al deze dingen vermochten de burgerij en zeker de rijken geenszins uit het lood te slaan. Daar was voor hen niets Tenslotte kwamen er in het begin van de twintigste eeuw de leerplichtwet en de kinderwetten. Uitvoerig gaat Ter Schegget hier weer in op de maatschappelijke toe stand in Nederland. Tenslotte stelt hij dat het opnemen, verzor gen en opvoeden van verwaarloosde en min of meer gederailleerde jeugd in het geheel genomen altijd werk van ama teurs is geweest. Er was bewogenheid met het lot van deze kinderen. Vakkennis kwam er zo goed als niet aan te pas, hoogstens aanleg. Te weinig vinden we, zegt Ter Schegget, in de litteratuur van het gestichtsleven in de twintiger en dertiger jaren iets van de strijd die van onder af gevoerd werd tegen de, door isolatie, ont stane vervreemding van de traag voort schrijdende tijd. Er ontstonden conflictsi tuaties met aan de ene zijde de totale, almachtige stichtingshiërarchie en aan de andere zijde de totaal onbeschermde, maar capabele groepsleiders (We zien trouwens vandaag weer dezelfde strijd). De verbeteringen zijn dan ook aanvanke lijk niet van bovenaf ingevoerd. „Het kind van de rekening’ van H. ter Schegget, uitgeverij Samsom, prijs 24,50. Er komen steeds meer soorten lijm in de handel. Voor de leek is het onover zichtelijk geworden. Daarom is elk hulpmiddel om enigszins wegwijs te worden in de mogelijkheden welkom. Nu had Perfecta Chemie (postbus 160, Goes) al jaren een handig boekje „Bi son Lijmtips”. Maar dat raakte verou derd. Er is nu een nieuwe bijgewerkte editie van gekomen. In deze uitgave van „Bison Lijmtips” worden 28 lijmen en kitten besproken, met de nodige toepas- singsvoorbeelden in beeld en tekst ge bracht. Een handig onderdeel van het geschriftje is de zg. lijmwijzer. Met be hulp van deze wijzer kan men snel zien, welke lijm men voor welk materiaal moet gebruiken, dus bijv, bij het sa menvoegen van spaanplaat op beton, koper op PVC of het lijmen van een kunstgebit. Er zijn 123 verschillende materialen in de lijmwijzer opgeno men, waarmee honderden combinaties te maken zijn. Het boekje is gratis ver krijgbaar. Een fototoestel bij een naderend onweer geplaatst op een statief met geopende lens, kan - zoals hier - soms negen ontladingen op het negatief vastleggen. gen. Wellicht is hij bang, dat er nieuwe weerprofeten onder ons zullen op staan? Dat gevaar lijkt ons niet als een donderwolk boven het hoofd van Pelle- boer te hangen. Als het aan de Zweedse heer Oran Eckström ligt zullen er in woningen en gebouwen, waar wanden en vloeren van beton zijn, geen forse uitdrukkin gen meer opstijgen, omdat dat beton te hard was om er iets in of aan te bevesti gen. Men kent de ellende: er moet wat aan een betonnen muur worden opge hangen. Je kan dan aan het werk gaan met een klopboor en pluggen. Je stapt af van stalen spijkers (om van gewone draadnagels maar niet te spreken) om dat de stukken alle kanten opvliegen. Natuurlijk kun je iets met plakken be reiken, maar dan moet het op te hangen voorwerp niet te zwaar zijn. Eckström is nu op de markt gekomen met een uiterst dun staalnageltje met een vlijm scherpe punt, dat wel doordringt in het beton. Voor de Orjan-bevestigingsarti- kelen gebruikte hij Zweeds gehard staal. Zo is er een betonhaakje van kunst stof, waarin vier van die minuscule staalnageltjes passen. Men kan dat haakje simpelweg bevestigen met een hamer. Op dezelfde basis van die spij kertjes heeft Eckström plantengelei- dertjes van kunststof ontworpen en een plaat, die als houder dienst doet voor het ophangen van grotere artikelen zo als schemerlampen enz. Importeur in Nederland is W. Luiff, postbus 625, Breda. n De Amerikaanse verf-gigant Sherwin Williams (in Nederland Dijnselburger- laan 7, Zeist) heeft een aantal zg. deko- ratieproducten op de markt gebracht. Naast het bekende verguldsel (de oude ren kennen dat nog wel van de figuur- zaagclubs) is er ook van dat materiaal in zilver- en koperkleur onder de verza melnaam Brush ’n leaf. Het is ragfijn metaalpoeder, dat gemakkelijk meteen penseel is aan te brengen op bijna elk schoon en droog oppervlak zoals me taal, hout, textiel, glas, plastic enz. Het is sneldrogend en gifvrij. Er is een „brush” voor binnen- en buitengebruik (uithangborden, huisnummers). De fa brikant heeft ook iets om lijsten en voorwerpen een waas van antiek te geven, het zg. Antique ’n glaze in de kleur koloniaal bruin, aan te brengen met een kwast of doek. Dan heeft Sherwin „Rub en buff”, een afwerkingsprodukt van metaalpoe der op wasbasis, verpakt in een tube. Het is bestemd om voorwerpen als Boer Maritiem, prijs 14,50), waarin hij de meest voorkomende weersituaties bespreekt en vooral wat er aan de situa ties voorafgaat, zodat we zelf kunnen bevroeden of er nu wel of niet een storm of een regenbui op komst is. Wist u, dat krimpende wind (een wind die tegen de wijzers van de klok in draait, dus bijv, van west via zuidwest naar zuidoost) meestal duidt op een naderende depressie? En morgenrood inderdaad vaak water in de sloot brengt. Pelleboer geeft een schat aan informatie, vooral feitelijke: hoe dit en dat (onweer, hagel) ontstaan, in welke maanden de kans op mooi weer het grootst is, of onweer op het water ge vaarlijker is (nee), hoe lang de dagen zijn, wat een koude put is enz. Toch hebben we de indruk, dat Pelle boer niet het achterste van zijn tong laat zien op het gebied van voorspellin- laten bedelen.... Kostelijk is in het boek het intermezzo van de jongens van de vis markt in Amsterdam, die nog een beetje bemoederd en vertroeteld werden door de Er kwamen aalmoezeniers of armva- viswijven, ders, die met provoosten bedelende kinde ren van de straat moesten oppikken. De aalmoezeniers moesten die kinderen dan proberen onder te brengen bij gezinnen. Overheid en kerk werkten hierbij samen. Die kinderen grijpen was overigens niet zo eenvoudig. Ze hadden hun vrijheid lief, ’s Nachts was de kans op succes voor de provoosten het grootst. Men kon dan de kinderen aantreffen op stoepen, onder lui fels, in viskorven, in paardekisten, onder bruggen, op pothuizen, in pisbuizen in lichters, schuiten, tonnen en onder de vis- banken. Er bleken zoveel van die zwerver- En Ter Schegget haalt er de uitspraak van Busken Huet over Cats bij: „Hij (Ja- ze de andere helft in bewaring hielden, cob Cats) heeft geen hogere eerzucht bij ons gewekt dan om, met Gods naam op de lippen en een aalmoes in de uitgestrekte nachtwacht kreeg voor het vinden en aan- hand, te sterven als miljonair”. Het zou, aldus de auteur, onterecht zijn aan te nemen, dat er helemaal niets ge- kaarsen aardewerk, houtsnijwerk, gipsen of pa- piermaché-voorwerpen, schilderijlijs ten enz. te kleuren (er zijn achttien basiskleuren; door menging zijn er veel andere mogelijkheden). Het aanbren gen gebeurt simpelweg met de vinger toppen. Als het „Rub” gedroogd is kan het uitgepoetst worden met een zachte doek tot het glanst. Tenslotte zit er in de dekoratie-serie het zg. „Stain en buffeen houtverede- lingsmiddel op wasbasis. Het is voor het opknappen van verweerd hout of leer, zonder dat er per se voorge schuurd hoeft te worden. Schuren geldt wel voor nieuw blankhout of reeds ge lakte voorwerpen. De „Stain” en buff” kan met penseel of doek opgebracht worden. Het is vooral gemakkelijk bij het herstellen van beschadigde meubel stukken. Op het platteland lag het nog wat moei- lijker dan in de steden, omdat er in de dorpen geen weeshuizen waren en er ook geen pleeggezinnen voldoende waren, om dat het onderhoud te kostbaar was. Er werd een oplossing gevonden: men kreeg van overheid of kerk een vergoeding, maar die was erg laag. Er ontstonden complete kinderveilingen (industriëlen wilden graag kinderen voor arbeid heb ben). Zo werd in West-Souburg een der tienjarige knaap voor 60 per jaar „ver kocht” (in 1696). In 1774 werden arme kinderen aanbesteed, waarvoor openlijk een biljet aan het gemeentehuis werd Nu moet gezegd, dat de kinderen, gewend gehangen. Sommige kinderen werden uit geraakt aan het vagebonderen, er zelf ook eindelijk voor een kwartje gekochtom ze te niet veel voor voelden om vast te gaan werken. Ze vormden liever rondzwerven de bendetjes. Die dan weer door de zg. „armenjagers” uiteengeslagen werden. Ter Schegget gaat natuurlijk uitgebreid in op de inrichting en de gang van zaken in de armenhuizen, weeshuizen en aalmoeze niershuizen. Zo vermeldt hij over het sla pen soms met vijven in één bed „waaschijnlijk om het inpassen te verge makkelijken ontmoeten we in verschillen de van die tehuizen de bepaling, dat men verplicht was allen te slapen op ’t rechter oor, waarbij dan nog de dreiging dat hij, die zich daaraan niet hield met de roede gestraft kon worden.” Met de hygiene was het natuurlijk ook niet al te best gesteld (bedwateren). Dat de kinderen in hun ge- tjes te zijn, dat men geen pleeggezinnen stichtskleding vaak werden nagejouwd is meer kon vinden. De oplossing was een tehuis. Zo kwam er in Amsterdam één aan de Prinsengracht (in 1666 geopend; het tegenwoordige Paleis van Justitie). Daar kwamen de kinderen terecht, die niet in het Burgerweeshuis of het Weeshuis van de diaconie konden worden opgenomen: de zwervertjes, vondelingen en verlaten kinderen. daan werd. Er werd veel geregeld door allerlei bedelingsorganisaties: diaconieën, gemeentelijke instanties, tehuizen en vere nigingen van weldadigheid en niet het minst door particulieren. Maar dat alles raakte de diepste oorzaak van het kwaad niet en leverde per geval nog altijd een veel te lage bedeling op. Nu kwam er een man. Joh. v. d. Bosch, de latere Gouverneur- Generaal van N.O.-Indië. Hij bedacht dat het beter was de leeglopers, paupers en bedeelden naar Drente te sturen om ze daar te laten werken in de Koloniën. Nico laas Beets zou deze activiteiten „de grote opruiming” noemen. Ook wezen, vondelingen en verlaten kin deren werden verscheept naar het oosten van het land. Korting Willem I vaardigde daartoe een decreet uit, een Koninklijk Besluit. De opslagruimte in het huis aan de Amsterdamse Prinsengracht was te klein geworden. Dus moesten de kinderen weg. En dat gold niet alleen voor Amsterdam. En Drente was ver in die dagen. De Meppe- lerboot vervoerde in 1824 zijn eerste lading wezen en vondelingen over de toenmaals woelige Zuiderzee naar hun nieuwe ver blijf. Ze sliepen op stro. Een onderzoek iri 1836 bracht aan het licht dat het allemaal niet zo mooi was als men de burgerij en de overheid zich had gedroomd. Vele kinderen werden ziek. De Koloniën waren er niet op ingericht. Veel aandacht be steedt Ter Schegget in de beschrijving van dit tijdperk aan het werk van Heldring, gekaderd in het raam van de twisten in de kerken. Heldring stalde onvermoeid de rotte plekken in de samenleving uit voor het publiek. Dat viel helemaal niet in de smaak bij de kerk, noch bij het Nut noch bij de Koloniën van Weldadigheid. Langzamerhand maar dan heel lang zaam kwam er wat verbetering in de stand van zaken. De kinderen werden te ruggehaald uit de veenkoloniën. Ook de justitie ging iets doen. Er kwam een opvoe dingsgesticht in Alkmaar, zodat de kinde ren niet al zo jong in aanraking kwamen met oudere misdadigers. Men ging nu ook iets ondernemen tegen de kinderarbeid. In Amsterdam kwam het Stadsbestedelin- genhuis. Men kwam in 1856 bijeen om een „Congres over het Armenwezen” te hou den. Het bleef allemaal wel moeilijk en moeizaam gaan.’ Vromen en niet-vromen waren het practisch met elkaar eens. Het kapitaal had geen gevaar te duchten zo lang men het gepeupel maar onder de duim wist te houden. En vooral bij dit laatste was de kerk een niet te onderschat ten bondgenoot. Immers, slechts aan de nederigen schonk deze zijn bedeling. In 1868 kwam het nog voor dat een meisje van nog geen zes jaar tot zes jaar tucht huisstraf werd veroordeeld wegens het stelen van snoepgoed en andere kleinig heden. Nog niet zo lang geleden hebben we in deze krant een interview gehad met onze weerkundige medewerker Jan Pelleboer. Daarin heeft men kunnen lezen hoe Pelleboer het weer voorspelt. In zijn jarenlange ervaring is hem ge bleken hoe weinig mensen afweten van verschijnselen in de natuur. Des te mer kwaardiger, omdat er bijna niets is waarmee we ons zelf en elkaar zo bezig houden als het weer En niet alleen bij de kapper. Pelleboer vindt het eigenlijk jammer, dat we ons niet kunnen be helpen met atmosferische gebeurtenis sen als we op ons zelf zijn aangewezen en dus niet kunnen terugvallen op het KNMI (of Jan Pelleboer). In de vakan ties kan parate kennis wel eens van groot nut zijn. Om de leek op streek te helpen heeft Pelleboer nu een boekje samengesteld. „Wat voor weer?”, han dig van formaat (uitgegeven door De Het type fiets is de laatste jaren drastisch veranderd. Het zware oersoliede rijwiel maakte plaats voor de sportieve tweewieler. De superlichte sportfiets deed zijn intrede bij het fietstoerisme. Op die fietsen kun je de ouderwetse zware kanvastassen (de zg. krantenbezorgerstassen) niet meer ge bruiken. Er zijn tassen op de markt gekomen, die als lichtge- wivht aangemerkt kunnen worden. Zo heeft Agu BV (Phoe- nixstraat 35, Alkmaar) tassen van waterdicht en weerbesten dig nylon, voorzien van nylon ritsen. Over de ritsen gaat een brede overslag. De kleuren zijn donkergroen, rood of blauw. Het merk is Agu-sport. De tassen zijn van Japanse makelij naar Amerikaans model. Er is voor gezorgd, dat de dubbele tassen aan de wielzijden extra verstevigingen hebben, zodat ze niet tussen de spaken kunnen komen. De bevestigings- riempjes zijn vastgestikt. Aan de tassen zitten extra lusjes om er diverse artikelen aan te kunnen vastmaken. Er zijn vier modellen die tegelijk of natuurlijk afzonderlijk kunnen wor den gebruikt: een zadeltas, stuurtas, voortas en achtertas. De gewichten lopen van 170 tot (de achtertas) 650 gram. Als het aan de schrijfster Lena Nessle ligt dan krijgen de voddenboeren (he ten die eigenlijk nog steeds zo of heb ben ze een aangepaste naam?) het min der druk. In het boekje „Doe iets leuks met resten stof” (uitgeverij Zomer en Keuning, prijs 14,90) geeft ze aan hoe je aardige, vrolijke dingen kunt maken van restanten textiel en plastic. Gooi geen kleren, hemden en noem maar op meer weg, knip ze in repen en ga daar mee aan de slag, hakend, vlechtend of knopend. Je kunt er vloerkleedjes van maken, wandkleden, pannelappen, stoelzittingen, hoeden, tassen en zelfs weer nieuwe kleren (zoals een kinder- manteltje als voorbeeld is gegeven). Terecht zegt Ter Schegget, dat we heel in het boek, in op de sociale achtergronden veel weten van de geboorteweeën van de Republiek. Van spectaculaire zee- en veld slagen. Van vervolgingen en brandschat tingen. Van geloofs- en oorlogshelden. Maar hoe weinig weten we eigenlijk van hen die in de hoek zaten waar de klappen onrustbarends aan, zolang het maar bin- vielen. En vooral van de duizenden kinde- nen bepaalde grenzen bleef en men zich ren, wier ouders er door het oorlogsgeweld maar rustig hield. God had het nu eenmaal niet meer waren of van alles beroofd hun zo gewild. En men verschool zich achter kinderen moesten achterlaten. Een grau- het door hen verzorgde bedelingssysteem en de door hen gestichte godshuizen. een bekend gegeven. In dit verband komen uiteraard ook de armenscholen, de kerk gang enz. ter sprake. Van de verpauperde jeugd uit de dagen van het einde van de achttiende eeuw weten we maar weinig, zegt de auteur: een Dickens hebben we niet voortgebracht. Wel veel rijmelaars en verhaaltjesschrijvers, die alles zo verte kenden, dat ze geen reëel beeld geven van die tijd. Voor kinderen uit beter gesitueer de kringen was het arme kind eigenlijk een VO nd ©I I nO 6 n soort leermiddel, dat diende om het kind te leren iets van het zijne af te staan, hem te De vondelingen vormden natuurlijk leren dankbaar te zijn omdat hem een weer een probleem apart. Ze waren de beter lot was toebedeeld en vooral braaf te slachtoffertjes van de sociale mistoestan- zijn, opdat hij niet in dezelfde ondeugd van den. Ze werden soms gevonden met mede- armoede zou vervallen Luiheid en on- delingen als „het is door zware armoede en deugd immers waren de oorzaak dat men gebrek dat ik niets te zuigen heb voor mijn tot armoede en bedelarij verviel. lieve wurm” Listig voegden sommigen een grillig afgeknipte halve kaart bij waar van zodat ze in latere, wellicht betere tijden, konden bewijzen, dat het hun kind was. De ss-ss C 7 Z ijhW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 29