Corpseer op het spel in koloniaal verleden FILMS „MIJN PAPIEREN CAMERA” KREEG ONGELOOFWAARDIG KARAKTER Sfllnr t Amsterdam te Ijl lillik 5 Shout at the devil Michael Anderson blijft onpersoonlijk in Rode Lanciers Cousin, Cousine h» rJfaMI ■KHTaMHiWM V R IJ D A G 2 1 MEI 1976 FILMS 19 18 J i i WAAR DE FILM „De Nacht van de Rode Lanciers” gaat over het gedrag van een groepje Engelse militairen op een eenzame post aan de noordwest grens van het voormalige Brits-Indië, is de oorspronkelijke titel „Conduct Unbecoming” aanzienlijk toepasselijker dan de weinig zeggende Neder landse vertaling. 1 11 ■KI B B D Gerard Rutten schreef het draaiboek van zijn leven beschrijft Rutten soms waarmee E3 franse ur met lingen and. cheelt ks bij Van •ossier timers Hoen- m een 50 gul fs veel ar kij- is van js kunt uur de aom in ;ebouw P par- akking om uw er be de kof- w auto Hoen- lar ’m Een niet omvangrijk maar wel geva rieerd oeuvre (vooral in kwaliteit) dat interessante stof biedt om er althans een deel van het boek mee te vullen. Want Gerard Rutten heeft in zijn leven meer meegemaakt dan zijn contacten met de Nederlandse filmwereld. Hij blijkt een rusteloos zwerver te zijn geweest die zich met veel dingen heeft beziggehou den, veel gezien en meegemaakt heeft met als hoogtepunt zijn vlucht in de oorlog naar Engeland, zijn aanstelling als voorlichtingsambtenaar bij de RVD, later bij Militair Gezag, in welke functie hij de koningin vergezelde bij haar eer ste bezoek aan het bevrijde zuiden van ons land en tenslotte zijn benoeming tot lid van de staf van de prins. Michael York als Drake en James Faulk ner als Millington in „Conduct Unbeco ming” (De nacht van de Rode Lanciers). in in een de glazen kast officiersmess. Marie-Christine Barrault en Victor La- noux in Cousin, Cousine. vielfa- aerten cstraat taalt u es- of orraad u bij oor de i wordt iurder. n! In Tuschinski 4 kan men een Franse muzikale klucht te zien krijgen onder de titel „Un Jour, la Fête” en in het Leidseplein wordt de op deze pagina uitvoerig besproken „Conduct Unbeco ming” vertoond. Gerard Rutten filmde onder meer „Ster ren stralen overal", waaruit deze scène komt met een zeer jonge Guus Oster en Kitty Jansen. aalt u L- voor slot, :hting. e Sim met 3 ilechts winkel 30 gul fs veel Ze zijn neef en nicht geworden door het huwelijk van Marthe’s moeder met de oom van Ludovic, een huwelijk waarmee de film opent. Daarna speelt de film zich af tegen een achtergrond van huwelijken, doopfeesten en begrafe nissen, de onvermijdelijke familiere ünies die des te frekwenter voorkomen naarmate er onderling meer getrouwd wordt en de gezinsuitbreidingen tot de orde van de dag gaan behoren. Op de smalle basis van deze beschei den handeling is een charmante en ver- derlichte komedie ontstaan die het voor al moeten hebben van rake typeringen en achteloos spel. En beide vereisten blijken in goede handen bij Jean-Char- les Tacchella die destijds al de aandacht trok met zijn in 1974 gemaakte „Voyage en Grande Tartarie”. NIEUW IS DEZE WEEK op de Am sterdamse filmagenda de Franse film „Cousin, Cousine”, gemaakt door Jean- Charles Tacchella en in première ge bracht door het Leidseplein Theater. „Cousin, Cousine” behoort tot het gen re lichte Franse komedies zoals we er de laatste tijd meer zijn tegengekomen, zo als onlangs nog Joël Seria’s „Les Galet- tes de Pont-Aven”. Het zijn luchtig ge houden films met een kleine intrige, een uitgewerkte situatie of een vrolijke menselijke verhouding die geen traditio nele verhaalconstructie kennen maar rustig voortkabbelen als waren ze uit invallen tijdens het draaien ontstaan. Regisseur Tacchella heeft, over zijn eigen film sprekend, gezegd een film te hebben willen maken over een man en een vrouw die elkaar erg mogen, maar besluiten niet met e Ikaar naar bed te gaan om hun relatie exclusief te houden. Terwijl de buitenwereld en in de eerste zo’n klein garnizoen een vaak hopeloze strijd vocht tegen opstandige stammen, als op de frustraties en onderlinge vetes die binnen een dergelijke besloten en geïsoleerde samenleving welig tierden. Over dat aspect van de situatie gaat „Conduct Unbecoming”. Geen strijd met de vijand dus, wel innerlijke conflicten die naar buiten breken als een van de leden van het selecte corps Lichte Cavalerie zich niet gedraagt zoals het hoort en er bovendien een algemeen geachte vrouw in het spel is. Die eenzame vrouw in de mannenko lonie is de weduwe van de enige jaren geleden gesneuvelde kapitein John Scar lett, wiens moed posthuum geëerd is met het Victoria Kruis en wiens met bloed bevlekte uniform tentoongesteld is Marjorie Scarlett is in de garnizoen splaats blijven wonen, een „lustige Wit- we” die haar gunsten verdeelt over de hogere officiëren hoewel deze tegelijk bewust zijn van het feit dat haar gedrag met past bij haar staat van weduwe van een oorlogsheld. In de muffe en hypo criete sfeer van dit in tradities getrainde garnizoen komen twee jonge cadetten, Drake (Michael York) en Millington (Ja mes Faulkner), van wie de eerste alle ambities heeft een geslaagde carrière op te bouwen, terwijl de ander de zaken met meer cynisme bekijkt en niet onder de indruk komt van alle reglementen en rituelen die als vanzelfsprekend in dit garnizoen worden nageleefd. Het is dan ook Millington die het eerst in moeilijkheden komt. Nadat hij op het jaarlijkse Regimentsbal flink ge dronken heeft volgt hij de uitdagende weduwe Scarlett (Susannah York) in de verlaten tuinen rond de barakken. Als deze enige ogenblikken later de mess komt binnenstrompelen in een gescheurd avondtoilet is het voor iedereen duide lijk dat de jonge Millington in een overmoedige bui haar aangerand heeft. Nog diezelfde avond wordt een onoffi ciële rechtbank uit de aanwezige officie ren samengesteld die als krijgsraad zal optreden. Drake wordt aangewezen om als verdediger van de beklaagde op te treden. Hij heeft weinig sympathie voor de voortdurend onhebbelijk optredende Millington wiens gedrag op het regi men tsbal natuurlijk helemaal hoogst „unbecoming” was, maar toch wordt ge prikkeld om zijn rol als verdediger toch ernstig te nemen als hij van de presi et met >t en i geen, en en Cash ijf is, t on- e prij- erland en ga- 'olledi- Hoen- zonder IN HAARLEM is vrijwel alles bij het oude gebleven. Enkele goede premières zijn gebleven zoals „One flew over the Cuckoo’s Nest” in Palace, „Dog Day Afternoon” in Studio en Serge Leone’s „My name is Nobody” in Lido. En enkele goede prolongaties zijn door goede reprises vervangen als in Luxor dat „Smokkelschip Lucky Lady” inge ruild heeft voor Kubrick’s „Clockwork Orange” en Roxy dat Bunuel’s „Belle de Jour” heeft laten vallen voor Visconti’s „De Tijgerkat” met Burt Lancaster en Claudia Cardinale. De boeiendste nacht- voorstelling kan men ook vinden in Roxy die dan Kubrick’s „Dr. Strangelo ve” op het programma heeft genomen. In de kindermatinees van Palace wordt een „Woody Woodpecker’s Festi val” gehouden, Studio vertoont voor de jeugd „De gelaarsde Kat als kracht mens”. inmiddels na de oorlog beland en Rutten is eervol ontslagen uit Harer Majesteits dienst) dat Rutten met de schrijver Jan Gerhard Toonder, na geconstateerd te hebben dat het de Nederlandse filmwe reld aan geestelijke en artistieke poten tie ontbreekt, in stilte de hoop koesteren Rudi Meyer toch verder te kunnen acti veren. Dat lukt dan een paar jaar later met „Sterren stralen overal” en het verwondert de lezer dan al niet meer dat de man die zoveel bezwaar had tegen buitenlandse vakmensen in de Ne derlandse studio’s, erop staat Eugen Schüfftan achter de camera te hebben en woedend is als hem dit niet lukt. Ook zal de lezer er niet van opkijken als Rutten nu ineens ontdekt „het werken met Hollandse acteurs is en blijft een moeilijke zaak. Het kost de meesten de grootste moeite om het „te zware toneel spelen” weg te laten”. En als „der Rudi” niet in de buurt is, dan zijn er altijd nog de hh. critici op wie het misgaan van een film of een filmplan kan worden afgewenteld. Daar- ke en historische waarde van dit filmdo cument benadrukt”. Het is jammer dat Gerard Rutten na zoveel jaren zijn gevoelens van gekrenk te ijdelheid en van door de tijd achter haalde rancune niet onder controle heeft weten te houden. Zijn levensverhaal wordt daardoor ontsierd door absurde aantijgingen en insinuaties die de ge loofwaardigheid van de rest van zijn „draaiboek” ernstig aantasten. Die rest behelst zijn belevenissen uit de jaren dertig in de opwindende kringen van film en theater in Berlijn en Parijs, zijn wonderlijke reis vah Berlijn (waar men hem een contract met de UFA wil laten nakomen) via Parijs en Madrid naar Londen in oorlogstijd en tenslotte zijn contacten in Israel waar de nu 73-jarige filmer een van zijn vele filmplannen wil realiseren. Een boeiend en avontuurlijk leven dus dat, naverteld, alleen maar gewonnen zou hebben door een soberder stijl, zonder zinnen als „Ik ontmoette hoofdrolspelers uit het wereldspel. Men sen die tijdens hun leven legenden wa ren. En mensen die al vergeten waren voordat ze bekend waren geworden.” De film schakelt gemakkelijk over van slapstick naar e en Duits bloedbad en vandaar naar een heroieke vergelding en laat niets na om te bewijzen dat er een uiterst lichtzinnige scenarioschrijver aan het begin van deze slordige produk- tie stond. Door tijd en plaats van hande- ling (Engelse kolonies in Zuid-Afrika, door Duitsers bedreigd in de eerste we reldoorlog) doet „Shout at the Devil” even denken aan John Huston’s onver gefelijke „The African Queen” met Humphrey Bogart en Katharine Hep burn, zoals het idiote gevecht dat maar geen einde wil krijgen, herinneringen oproept aan de over kilometers lengte uitgevochte strijd tussen John Wayne en Victor McLaglen in John Ford’s „The quiet Man”. Maar het doet „Shout at the Devil” geen goed hem te vergelijken met filmhistorische hoogtepunten, waardoor alleen maar zijn tekortkomingen nog vergroot worden. Zoals bij een bezoek aan Tuschinski 1 gemakkelijk geconsta teerd kan worden. slot, :hting. nellin- 18,- maarl en- in I ÜPt ui s dui-1 i hun II lenson II lurlijk II i gaat II ■v. toe dienen dan vaak de ingewikkeldste gedachtesprongen. Als de overheid na de oorlog zich begint te interesseren voor de ontwikkeling van de Nederlandse film, maar zich voorlopig beperkt tot de korte film heet het: „Een aantal zeer cultureel gestremde H.H. filmcritici had jarenlang,' zittend in hun fauteuils de Nederlandse film bekeken en afgewe zen.” En als in 1963 „Wederzijds” op het punt staat vertoond te worden laat Rut ten zich door zijn medewerker Jan Ger hard Toonder wijs maken dat de H.H. filmcritici weinig welwillend gestemd waren. Toonder had zelfs horen beweren dat ze hem (Rutten) eindelijk eens de „doodsteek” zouden toebrengen. Ruttens reactie, althans in zijn „Draaiboek”, is van een superieure hooghartigheid: „Daar kleine mensjes maar kleine mes jes dragen. interesseerde het mij ma tig”. Korte tijd daarop wordt een achter- af-subsidie aan „Wederzijds” door de Raad voor de Kunst geweigerd. Die Raad wordt nu onmiddellijk als „maffia” omschreven en tegen het besluit wordt het oordeel van de pers in stelling gebracht die „eenparig de grote artistie- .Conduct Unbecoming” slaat op wat ongepast, on welvoeglijk is in het gedrag van een Engels gentleman-militair en dan gezien in de tijd waarin de film speelt, het einde van de vorige eeuw. WAARSCHIJNLIJK dadelijk na „Gold”, een produktie van Michael Klin ger met Roger Moore die zich onder regie van Peter Hunt, in Zuid-Afrika afspeelde, heeft hetzelfde team cp de zelfde locatie „Shout at the Devil” ge maakt. Het resultaat verschilt in mid delmatigheid niet veel van Gold al is er ditmaal Lee Marvin bijgehaald om aan het avontuurlijk geheel wat Amerikaan se „Schwung” te verlenen. Maar onder de zwakke regie is van de suggestieve acteur die Marvin kan zijn, weinig over gebleven, er is een oude, springerige dwaas van hem gemaakt die nog op de vuist gaat met zijn aanstaande schoon zoon (Roger Moore) in een volstrekt onaannemelijk handgemeen en tenslotte zich opoffert als Moore en hij een Duitse kanonneerboot (de oorlog van 1914 is inmiddels uitgebroken) in de lucht laten vliegen. dent van de rechtbank (Stacy Keach) de aanbeveling krijgt zich niet uit te sloven omdat de schuld van de verdachte al vaststaat evenals zijn straf. Drake gaat zich nu verdiepen in de affaire die voor iedereen zonneklaar is en tijdens de zittingen van de rechtbank toont hij zich agressief, houdt streng vast aan de regels van een echte rechts zitting en wint daardoor tijd om links en rechts informaties in te winnen. Die inlichtingen brengen kwalijk riekende zaken naar boven, vooral wat betreft het gedrag van de zich superieur voelen de officieren tegenover de aanwezige vrouwen. Dat zijn voornamelijk Indische vrouwen met wie men in het openbaar niet omgaat maar die in het bed getole reerd worden hoewel ze na afloop weet gestraft worden voor hun „zondig” ge drag als overspelige vrouwen. Zelfs de weduwe Scarlett ontkomt niet aan het ritueel van „pigsticking” omdat ze zich als weduwe van een oorlogsheld niet waardig gedraagt. Al die onthullingen worden openbaar door de bekwame manier waarop Drakt zijn verdediging leidt en doordat hij. ondanks dreigementen van zijn supe rieuren ook de hoogstgeplaatste militai ren in de getuigenbank weet te krijgen. Willington wordt tenslotte van rechts vervolging ontslagen en de ware schul dige van de bloedige aanranding van Marjorie Scarlett pleegt later zelfmoord om zodoende de eer van het corps te redden. Maar voor Drake valt er niets meer te redden, hij biedt de kolonel (Trevor Howard) zijn ontslag aan, nadat deze zelf al te kennen heeft gegeven de dienst vervroegd te willen verlaten. „Conduct Unbecoming” is door Michae' Anderson gemaakt naar het gelijknami ge, in Engeland erg populaire toneelstuk van Barry England. De afkomst van het toneel is duidelijk merkbaar in de film die met kleurige uniformen en „fin de siècle interieurswerkt maar de eigen lijke intrige via vraag en antwoord in de geïmproviseerde rechtszaal tot ontwik keling laat komen. Regisseur Anderson die zich in specta culaire films gespecialiseerd heeft („The Dam Busters”, „Around the World in Eighty Days”, „Yangtse Incident”, „The Shoes of the Fisherman”), heeft het ditmaal wat kalmer aan gedaan maar hij blijft een onpersoonlijk filmer die zich overeind houdt door een boeiend gegeven en door de aanwezigheid van enkele gerenommeerde acteurs als Mi chael York, Richard Attenborough, Tre vor Howard, Stacy Keach (de enige Amerikaan), Christopher Plummer en Susannah York. Zo beschrijft Gerard Rutten zijn vroegste ontmoeting met de film, een fenomeen dat een belangrijke rol in zijn leven zal gaan spelen en dat hem bij de eerste kennismaking al danig van streek blijkt te hebben gebracht. Men kan deze passage vinden in het dezer dagen bij Van Dishoeck te Bussum verschenen „Mijn papieren Camera”, een autobio grafie van de filmer die „Dood Water” tn „Rubber” op zijn naam heeft staan maar ook „Sterren stralen overal”, de Willem Parel-film met Wim Sonneveld. de Fokker-film met Ton Kuyl en de compilatiefilm „Wederzijds” waarin de 40-jarige regeringsperiode van koningin Wilhelmina behandeld wordt. „EEN GROTE GEBEURTENIS in mijn jeugd was mijn eerste bezoek aan de bioscoop. Een tante nam mij mee. naar het gebouw van Kunsten en Weten schappen. Op een zondagmiddag. Op het toneel was een groot wit laken gespan nen dat vanachteren nat werd gespoten. Een heer in rokkostuum verscheen en boog. „Hooggeacht Publiek”. Willy Mul lens, Rol des Bioscopes. Trillende licht beelden. Aanstormende treinen, Char lie met zijn stokje, 's Nachts had ik koorts.kon ik niet slapen. Ik was met iets in aanraking gekomen dat mij sterk had aangegrepen. Ik was iets verder doorgedroegen in de wereld buiten de lichtkring van de gaslamp thuis”. Dit onderdeel van Ruttens avontuur lijk leven beslaat alleen al bijna eender de van zijn „draaiboek” en het is naar stijl het beste en naar inhoud het span nendste gedeelte van het boek. Als hij na „Dood Water” (1934) en „Rubber” (1935) niet onmiddellijk meer aan de slag komt en zelfs uit dépit in Berlijn naar filmkansen gaat zoeken (waar hij persoonlijke ontmoetingen met Hitler en Goebbels heeft) heet het hoofdstuk over de situatie in de Neder landse filmstudio’s betekenisvol „Ach- tung.Aufnahme” en komt men er zinnen in tegen als: „Omdat in de voor oorlogse periode de Nederlandse filmer vrijwel buiten de studio’s werd gehou den, was er in die periode nauwelijks sprake van een artistieke en technische ontwikkeling in de zuiver Nederlandse film. De producenten en vooral Rudolf Mei jer, „der Rudi” genaamd, waren van opvatting dat geen Nederlander een bij drage van betekenis aan de film kon gaven. Zij betreurden het al dat de rollen door Nederlandse acteurs bezet moesten worden. En deze opmerking komt dan nadat eerst is gemeld dat de Nederlandse studio’s hoofdzakelijk geïm migreerde Duitse filmmakers herbergden die zo wordt lichtelijk honingzoet vastgesteld begrijpelijk voor hun pro- Engeland heeft in die tijd heel wat van die afgelegen militaire posten in zijn Brits-Indische kolonie gekend en er zijn diverse films over gemaakt, zowel met het accent op de heldenmoed dukties vroegere medewerkers en vrien den inschakelden. Vooral „der Rudi” heeft het bij Rutten verbruid. „De grote man in de Nederlandse film werd Ru dolf Meijer (de IJ moet een Y zijn) en daarmee werden ook de grenslijnen van de artistieke ontwikkeling van de Ne derlandse film afgebakend. Voor „der Rudi” telde alléén de recette. Hij had zijn eigen filmverhuurkantoor Filmex dat nauw verbonden was met het Tu- schinsky (moet zijn Tuschinski) Film Concern. Rudolf Meijer was vooral een meester in het uitbrengen van een film en het bespelen van HH critici.” Na een dergelijke min of meer insinu erende zin doet het dan wonderlijk aan 150 pagina’s verder te lezen (we zijn inmiddels na de oorlog beland en Rutten plaats de wederzijdse familei, aan sex, erotiek en overspel denken, gaat het tweetal, Ludovic en Marthe, beiden ge trouwd voort elkaar zonder enige ge heimzinnigheid te ontmoeten en van ei kaars-gezelschap te genieten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 19