Daniel Wayenberg: ’Elk podium nog steeds verboden terrein9 ■I f I r Routine door Joh. Pameijer Gezelligheidsmens t t door Elly van Hoeven Voor geld Geen enkel geluid kwam uit de solistenkamer. Zonder twijfel concentreerde de meester zich. De ogen dicht. Het notenbeeld van Rachmaninoffs tweede concert haarscherp voor ogen. Afgesloten voor de buitenwerld. Toch klopte iemand aan. De meester moest naar het podium. De deur week. Dani& Wayenberg lag op zijn knieën over grote vellen papier gebogen, vol krabbels van werkte keningen. „Dat zijn schema’s voor de beveiliging van mijn model spoor”. Mi M.I I e n s /ipf Amsterdamse Leidseplein De sfeervolle stadsschouwburg Al in 1964, bij de oprichting van de Nederlandse Opera Stichting, is er over een eigen gebouw voor de opera gepraat. Dat nieuwe gebouw werd al in alle plan nen betrokken. Zelfs het speelplan, dat ook al gericht was op het nieuwe gebouw werd goedgekeurd door CRM. Door de bouwer van het Okura-hotel werd een plan ontworpen, en een maquette gemaakt, pre cies op de plek naast het Okura, waar de Oude RAI stond. Nu ineens zegt minister Van Doorn, langzamerhand befaamd om zijn contro versiële uitspraken, dat hij de gemaakte afspraken tussen Amsterdam en het Rijk sterk in twijfel trekt. En daar is Hans de Roo goed boos over. „Die afspraken zijn er, al heb ik dan de bewijzen niet zwart op wit hier in de kast liggen”, zegt hij. „En dan zijn wij in verhouding met de andere twee vaste bespelers nog spekko- pers”, zegt Hans de Roo, directeur van de Nederlandse Opera Stichting. „Het Pu- bliekstheater heeft nog minder tijd, en het ballet heeft op z’n best één definitieve repetitie in het eigen gebouw voor de pre mière. Dat is toch een onhoudbare toe stand. Als je hier rondloopt, dan denk je wel eens: het is hier net een grote pot met wurmen waarin iedereen krioelt, en waar bij je je dan maar niet moet afvragen hoe een produktie er nog uit kan komen”. Wat zijn die afspraken dan wel? „Am sterdam zal het gebouw neerzetten en de exploitatie op zich nemen. Het gebouw wordt dan om niet ter beschikking gesteld Hans de Roo. directeur van de Nederlandse Opera Stichting van de Nederlandse Opera Stichting, en de Opera Stichting op haar beurt komt dan weer ten laste van het rijk wat betreft de Amsterdamse voorstellingen. De andere steden leveren per voorstelling hun bijdra ge. De verhouding is op het moment, finan cieel gezien, tussen rijk en stedelijke over heid respectievelijk 85 percent en 15 per cent. Als het nieuwe gebouw er zou zijn, zo werd ons beloofd, zou dat komen te verval len. De opera zou dan voor de volle hon derd percent ten laste van het rijk komen voor het spelen in Amsterdam, mits Am sterdam het gebouw zou neerzetten. Dit verhaal fantaseer ik niet, er zijn werkelij ke afspraken gemaakt”. Per jaar geeft de Nederlandse Opera Stichting 170 grote voorstellingen. Datzijn er dan 100 in Amsterdam, 30 in Den Haag, 15 in Rotterdam, 10 in Utrecht en de 15 resterende voorstellingen worden ver deeld over Eindhoven, Nijmegen, Heerlen. Breda en Groningen. In het nieuwe ge bouw, zo is de afspraak, zou de Opera 150 voorstellingen geven, en het Nationaal Ballet 75. Spelen voor geld doet hij op de piano. En wel op een manier die hem wereld faam heeft gegeven. „Ik ben in Parijs geboren. Op mijn zeventiende ben ik teruggegaan om er te studeren bij Mar guerite Long. Zij was nog een vriendin van Debussy, Ravel en Fauré. Na de oorlog richtte ze haar eigen school op. Parijs ben ik altijd trouw gebleven. Ik heb een huisje even buiten de stad met een flinke tuin eromheen, zodat ik ’s nachts ongestoord kan studeren. In de solistenbranche maak je veel late uren. Ik studeer zeven uur per dag, maar niet achter elkaar, want dan ver kramp je. Het pianospelen is een zware fysieke inspanning”. „Het is toch vreemd dat een land als Nederland, met een stad als Amsterdam, geen eigen operahuis heeft. Goed, de be langstelling voor de opera is uitstekend. Maar vraag niet wat het ons, vooral lijfe lijk, aan inspanning kost. We maken op het ogenblik ook weinig propaganda, om de doodeenvoudige reden dat we de mensen niet kunnen bergen. Dat wordt in het nieu we theater als het er komt natuurlijk wel anders”. Als we afgaan op de vraag van theaterdi recteuren, kunnen we natuurlijk nog veel „Ik ben een echt gezelligheidsmens, dat erg gemakkelijk contacten maakt op menselijk gebied en erg moeilijk op zakelijk gebied. Zonder moeite kan ik tot drie uur in de nacht zitten praten over fotografie, voetballen of high fide lity, maar ik zou er geen munt uit kun nen slaan. Dat vind ik misbruik maken van een vriendschap. Ik vind het vrese lijk om een directeur, waarmee ik uren prettig heb zitten kletsen, voor een ge wetensconflict te zetten. Dat doe ik niet”. „Een van mijn grootste voldoeningen is het om meteen teruggevraagd te wor den. Dat is het bewijs dat ze je werk waarderen. Vorige zomer gebeurde dat in Engeland. Na jaren speelde ik weer eens onder Sir Charles Groves in Liver pool, bij een uitstekend orkest. Na af loop zegt Sir Groves: je bent hiér een tijd niet geweest. Dat zullen we voort aan maar eens proberen te vermijden. Van de zomer ga ik dus weer naar Liverpool”. „Op den duur heb je een naam te verhezen. Je mag geen wanprestatie In Amsterdam wordt bovendien ook ge fluisterd, dat het Okura-hotel, dat met verlies draait, zijn existentie in de hoofd stad heeft opgehangen aan de bouw van de nieuwe opera. Als er een andere plek zou „Natuurlijk moet er per plaats enorm veel geld bij. Opera is nu eenmaal een dure vorm van kunst. En hoe je het keert of wendt, alle componenten moeten betaald worden. Er is geen operatheater ter wereld dat zichzelf kan bedruipen. Vroeger niet, „Wethouder Treuman van kunstzaken beweegt hemel en aarde om het theater er door te drukken. Aan hem ligt het niet. Het punt is natuurlijk het geld. Maar dat is een kwestie tussen Amsterdam en het rijk; dat is god zij gedankt onze zorg niet, anders werden we helemaal gek. Er zijn ook men sen die zeggen dat de plek verkeerd geko zen is, omdat de buurt zo weinig riant is. Persoonlijk geloof ik niet dat de plek van enig belang is voor het bezoek. Waarom zou een muziektheater in een riante buurt moeten staan? Operas is toch geen aange legenheid voor de rijke happy-few. Opera is een normale kunstvorm, voor iedereen, met ongelooflijk lage prijzen. Prijzen die ook niet in eens drie, vier keer omhoog gaan als er een beroemdheid komt. Dat vind ik van dat enge elitaire gedoe, daar moeten we hier niets van hebben." Vttntël Wayeiibc^i op het Msastfiefitge Vifythaf De Nederlandse Opera Stichting is over igens wel bezig met een voorzichtige flirt in de richting van Rotterdam. „Rotterdam heeft ons gevraagd eens wat informatie te geven over vereiste faciliteiten voor een vast eigen huis. Rotterdam wil wel bou wen; de financiële moeilijkheden die Am sterdam heeft, kent Rotterdam niet, en Rotterdam is in deze zaak erg serieus, men zou daar een huis alleen voor de opera willen bouwen. Men is er bezig met ver schillende rapporten. In juni komt er een eindrapport, en daarna wordt bekeken of de plannen uitvoerbaar zijn”. „Of we daar dan gelukkig zouden zijn? Kijk, de opera heeft altijd in Amsterdam gezeten. In de hoofdstad hebben we de grootste publieke belangstelling. We willen er ook niet graag weg. Maar als dat nieuwe Amsterdamse huis niet snel van de grond komt, moet je dan blijven tobben in Am sterdam? Met 15 voorstellingen per jaar is Rotterdam natuurlijk niet de meest logi sche plek voor een nieuw operahuis, maar je zal die plannen dan toch moeten over wegen; toch moeten bekijken. Eens houdt het namelijk op Enfin, Amsterdam gaat inmiddels rustig verder met z’n ge hakketak over het nieuwe muziektheater Binnenkort is er een nieuwe nota te ver wachten van B. en W. en minister Van Doom gaat dan ook weer eens duchtig toegesproken worden. Maar of al dat ge praat ertoe zal leiden dat Nederland voor het eerst in zijn geschiedenis een eigen opera in de hoofdstad van het land zal krijgen, is natuurlijk nog maar helemaal de vraag. nu niet. Vroeger schonken de rijken enor me sommen geld aan de opera, nu heeft de overheid dat mecenaat overgenomen, en daar komt misschien ook wel eens een eind aan. dat kan geloof ik toch ook niet eeuwig doorgaan” e it Een van de bezwaren die ineens in Am sterdam gehoord worden, is dat het plan voor het nieuwe tehuis te luxueus zou zijn. Men heeft het er al over een „muziekpa- leis”. meer brengen. Maar hoe moeten we dat doen? Er zijn hele reeksen opera’s die we bijvoorbeeld niet kunnen uitvoeren, om dat we er stomweg geen plek voor hebben. Aida bijvoorbeeld. Die kan nog net in theater Carré. Maar een geweldige opera als Die Meistersinger kun je compleet ver geten. En dat is toch zonde!” t I Het gevaar zou erin kunnen zitten, dat je denkt: nou ken ik het wel, ik kan het op routine spelen. Dat mag je nooit dóén, want dan komen er gegarandeerd ongelukken. Je kunt hoofdpijn hebben, niet gedisponeerd zijn, de zaal is te droog of te vochtig, er zijn echo’s, er klapt een deur dicht, er kan van alles gebeuren. Duizenden oorzaken die je uit je concentratie kunnen halen. Als je dan op je routine speelt, ga je de mist in. Want dan ken je een concert maar half". „Het spelen van een concert is voor mij altijd een avontuur. Het is geen twee keer gelijk. Een concert is geen grammofoonplaat. Het contact met het publiek speelt er ook een rol bij die je niet moet onderschatten. George Szell van het Cleveland-orkest heeft een gul den regel die ik tot de mijne heb ge maakt; hij zegt: meneer Wayenberg, elke uitvoering moet de eerste zijn”. „Szell is overigens de enige van wie ik aanvaard dat hij „meneer” tegen me zegt. Voor ieder ander ben ik gewoon Daniël, of Daan of Danny. Met talloze orkesten in de wereld heb ik gespeeld. In elk orkest zit wel iemand met net zo’n tic voor mechanica als ik. Daar praat ik dan soms uren mee. Of ik hang achter het podium rond; praat wat met de brandweerman. Want ik ben geen man die zich urenlang gaat zitten con centreren in de solistenkamer. Dat zou ik niet kunnen. Ik concentreer me pas een paar minuten voor het concertt begint. Van concentratie word je moe. Het is een extra inspanning. Ik ontspan me bever, en ik hou met met iets heel anders bezig. Met dat schema voor be veiliging van mijn modelspoorbaan bij voorbeeld”. •t r n r visuele show van. Met een synchronisa- tor op de taperecorder en een mixerpa- neeltje”. Hij draait een sigaretje uit een half verfrommeld pakje shag. „Ja, dat vin den ze in het buitenland ook altijd gek. Jij kunt toch wel echte sigaretten ro ken, zeggen ze dan. Maar ik vind het leuk. En bovendien is het minder onge zond. Ik draai ze dunner. Hoewel ik de vorige heb verknoeid”. Hij werd 46 jaar geleden geboren uit een Russische moeder, violiste, werk zaam aan het conservatorium van het toenmalige St. Petersburg, en een va der die journalist was bij het Soerabay- a’s Nieuwsblad. „Die spelletjeswoede komt van het Russische element in mijn bloed. Ik ben voor elk spel te strikken. Als ik zelf maar actief kan zijn. Scha ken, monopolie, halve nachten. Maar spelen voor geld hoeft voor mij niet”. Veel van dit soort verhalen zijn over de in Parijs wonende Nederlandse pia nist in omloop. Zijn hartstocht voor het flipperspel, zijn schaakmanie, zijn trei- nen-tic, zijn fotohobby, zijn passie voor het voetbal. komen voor het muziektheater, dan zou Okura er de brui aan geven. Hetgeen Am sterdam uiteraard bepaald niet welkom zou zijn. „Een rare term”, zegt Hans de Roo. „Er zit geen stukje overdreven luxe aan. Als het gebouw er komt, dan is het voor de eerste keer, in de Nederlandse historie dat opera en ballet eindelijk eens op een nor male manier kunnen werken. Van dit soort theaters staan er tientallen in West- Europa, en heus niet alleen in de hoofdste den. In Karlsruhe bijvoorbeeld is er net een neergezet. Dat gaf prompt een explo sie in het bezoek te zien”. leveren. Daar moet je voortdurend waakzaam op zijn. Het gevaar is toch levensgroot. Een zeker aantal con certen wordt telkens weer gevraagd Zeg: het tweede van Rachmaninoff. Dat heb ik ontelbare malen gespeeld. Hans de Roo erover: „Of Okura nu nog een financiële rol speelt in het geheel, is me niet bekend. Wel weet ik dat het oorspron kelijk de bedoeling was dat Okura en de opera vlak na elkaar gebouwd zouden worden. Dat was dan terwille van het uitzicht en de rommel, enzovoorts. Ja dat gezanik over dat terrein: als je nou weer gaat praten over een andere plek, dan moeten we weer van voren af aan be ginnen. Dan kunnen we de bestaande ma quette wel meteen aan een museum geven”. „Het is wel gebeurd dat we bij mij thuis kwartet speelden, terwijl Daniël in de andere kamer naar het voetballen zat te kijken. In de rust kwam hij bij ons en moesten we het pianotrio van Schumann spelen”, vertelt Jan Willem Loot, directeur van het Overijssels Philharmonisch Orkest. André Rieu van het Limburgs Symfonieorkest kent hem als nachtelijk gesprekspartner over muziek. Met dirigent Hans Vonk is Daniël Wayenberg erg bevriend. „Na afloop van het concert spelen we bij hem thuis een partij schaak. Tot diep in de nacht. Bij een lekker glas wijn. Dan zetten we de plaat van de Falstaff van Verdi op. Het zijn hele felle partijen”. „Nederland heeft negen provinciale orkesten, en bij elk orkest kom ik heel graag steeds weer terug”, zegt Wayenberg zelf. En hij zeult overal zijn fotoapparatuur mee. „Altijd is er wel een vrije ochtend of middag waar op er geen repetitie is. Dan blijf ik niet op mijn hotelkamer zitten. Dan trek ik de stad in of ik ga naar kleine plaatsen in de omgeving, waar geen toerist komt. Je ziet er de meest fantastische dingen: schitterende kerkjes, prachtige archi tectuur. Dan schiet ik een plaatje. Te rug in Parijs maak ik er een audio- „Ik heb een lange aanloopperiode ge had. Van mijn zeventiende tot mijn twintigste zat ik altijd bij orkestconcer- ten. Het was een droomwens om ooit bij die orkesten piano te mogen spelen. Het duurde drie jaar voor die droomwens vervuld werd. Maar de invloed doet zich nog steeds gelden, want telkens als ik nu bij een orkest mag spelen, reali seer ik me dat ik op verboden terrein ben, dat niet meer verboden is”. „Die carrière van mij is heel lang zaam gestart. In het begin ben je onbe kend. Dan word je niet gevraagd De doorbraak kwam pas toen ik de prijs van de Stad Parijs behaalde. Dat is ruchtbaar geworden. Als je eenmaal voet aan de grond hebt, krijg je uitnodi gingen, en als je dan het geluk hebt met grote dirigenten te mogen spelen, dan kom je wel verder. Dan wordt er over je gepraat”. Eigenlijk zou Amsterdam al in 1974 zijn nieuwe muziektheater eigen huis voor de Nederlandse Opera Stichting en voor het Nationaal Ballet gehad moeten hebben. Maar in 1976 staan de zaken er nog steeds allerbelabberdst voor. Veel gekibbel, veel politieke touwtrekkerij, zuchtende operamensen en, om met Wim Kan te spreken: „het plan is nu zó oud, dat de maquette al op instorten staat' De Nederlandse Opera Stichting zit samen met het Nationaal Ballet en het Publiekstheater in de sfeervolle Stadsschouwburg aan het Amsterdamse Leidseplein. Enig om te zien, fijn om naar toe te gaan maar voor opera en ballet een wanhopig gebouw. De opera kan er bijvoorbeeld niet normaal repeteren. Dat gebeurt allemaal in het Circustheater in Scheveningen. Pas twee dagen voor de première kan men in Amsterdam terecht. f r L Hel terrein waar het eigen gebouw van (ie fc. opera zou moeten komen K? Op .(ie achtergrond het Okura-hotel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 25