Geen gevoel voor de bal Westduitsers spelen voor zich zelf, niet voor hun vaderland r F J 24 Wie in West-duitsland over tophockey praat kan met geen mogelijkheid om Hugo Budinger heen. Niet alleen is Budinger nog altijd op de beste schutter die de Duitse hockeysport ooit opleverde (49 doelpunten in 59 interlandwedstrijden), hij vestig de zijn naam vooral als coach van de nationale ploeg. Vanaf 1962, een jaar nadat hij een punt zette achter zijn actieve carrière, is Hugo Budinger belast met de technische leiding van de Westduitse hockeysport in het algemeen en die van het nationale elftal in het bijzonder. Zin die hoedanigheid heeft het de 48-jarige Budinger niet aan successen ontbroken, met als absoluut hoogtepunt het veroveren van Olympisch goud tijdens ielpt de Spelen van 1972 in München. Moeilijker nog dan het winnen van de gouden plak vier jaar geleden was, zal het zijn om straks in Montreal aan de absolute top te blijven. Hoe dan ook de aanpak van Hugo Budinger, sinds oktober 1974 hoofddocent aan de toen in het leven geroepen trainersacademie aan de Sporthochschule in Keulen een instituut dat in de internatio nale sportwereld geen nadere introductie behoeft staat er borg voor dat de Westduitse Mannschaft in Canada optimaal voorbereid aan de start komt. Van de perfectionist die Budinger altijd geweest is, kan ook onmogelijk iets anders worden verwacht door Bert Brevoord Voorbij k - - ige- J draagt juist is, komt voor Bdumger dan.ook niet onverwacht. Hij wordt er duidelijk niet voor het eerst mee geconfronteerd. Budinger: „Mijn relatie tot de spelers is een demo cratische. Het is beslist niet zo dat de wil van rriijnheër BWingèr'zon der pardon wet is. Natuurlijke brengt een positie als de mijne met zich mee dat je wel eens een impo pulaire maatregel moet nemen, maar het woord democratie staat bij mij in hoog aanzien. Vanaf het moment dat ik als speler-trainer van het Westduitse elftal fungeerde <1954) tot op de dag van vandaag is er altijd volop ruimte geweest tot discussie. De spelers dragen zelf volop denkbeelden aan waarover gepraat wordt en waarvan ik op mijn beurt het nodige opsteek”. „De tijd dat je een maatregel aan- kondigde en dat die dan maar bot weg moest worden opgevolgd is voorbij en dat vind ik een gelukkige gang van zaken. De Westduitse hoc keyspeler anno 1976 is niet iemand die slaafs bevelen opvolgt. Als ik zeg dat alle spelers op die en die dag aan een hartonderzoek moeten wor den onderworpen, dan zal ik bij wijze van spreken meteen moeten motiveren waarom dat onderzoek dient plaats te vinden. De spelers die nu de nationale selectie vormen zijn zonder uitzondering intelligen te jonge mannen, die weten wat ze willen. Het zijn exponenten van de huidige Westduitse jeugd, die een enorme vrijheidsdrang heeft”. ,JDe ploeg die straks in Montreal gaat proberen opnieuw Olympisch mogelijk correcties toe te passen.! Voor het overige moeten de spelers' het waarmaken en ze kunnen dat alleen optimaal doen als factoren als motivatie, concentratie, voorbe reiding en fysieke fitheid goed op elkaar zijn afgestemd”. Dat zijn spelers geen robotten zijn die zo perfect zijn „afgesteld” dat ze onder alle omstandigheden of bij iedere gelegenheid tot absolute top prestaties in staat zijn, Budinger: heeft er alle begrip voor. „Je werkt met mensen, niet met machines. Zelfs de beste voorbereiding garan deert niet altijd een optimaal rende-, ment. Er is ook nog zoiets als de vorm van de dag. In een evenement als het Olympisch toernooi heeft iedere ploeg een zwakke dag, dat is een gegeven waarmee je moet leren leven. Het hangt samen met het biologisch ritme van de mens. Op Moei- illet of BV. v. lagen i een tlland. folder Zaan- Zeer IJZEN HUIF- 'enste atsen n. ca ieglas frans- 023- :RDE- maaP ns bij e sor- d. Alle Ged Tel staan voor het geval er een of meer spelers geblesseerd raken) is hele maal afgestemd op het toernooi- schema in Canada. De reeksen oefenduels worden afgewerkt vol gens, het ritme: twee wedstrijden, rustdag, weer twee wedstrijden en opnieuw een rustdag. Budinger: „Het loopt tot dusver allemaal vol gens plan. Ik geloof in onze voorbe reiding. Ook al zijn we amateurs, de aanpak voor een groot evenement moet professioneel zijn en we prij zen ons gelukkig dat we daartoe de middelen hebben”. bewuste plek neervallen terwijl hij de bal met beide handen een terugwaart- se draaibeweging geeft. De bal ploft daardoor niet vadsig neer in het gras, maar rolt nog enkele centimeters terug ■en drukt daardoor alleen met zijn eigen gewicht op het gras. Ik weet niet of het veel verschil maakt, misschien maar een kwart centimeter, maar dat kan bij het meegeven van een curve aan de bal uiteindelijk, bij het doel, weer net die halve decimeter schelen waardoor hij er wel of er niet in gaat Misschien is het ook alleen maar een psychologische handeling, en wil Dza- jic op die manier alleen maar het idee hebben dat hij met „levend materiaal’’ te doen heeft en niet met een „dode” bal, ongeveer zoals biljarters, „dode’ en „levende” ballen onderscheiden. Hoe dan ook, hij legt de bal voor een vrije schop altijd op die manier neer, en een scheidsrechter met een beetje gevoel voor voetbal weet dat niet alleen, maar houdt daar ook rekening mee. Dus wat doet Hungerbuhler? Dzajic vleit de bal op zijn manier in het gras, de scheidsrechter vindt dat het ding een centimeter te ver ligt, zet er zijn bazige plompe voet op, duwt de WAR- ikking, lood- nplete ingen Wille- IJmui- Kleiter, de wedstrijden van hun pupillen volgen. Geen nerveus geschreeuw vanaf de spelersbank, geen driftige armgebaren, niets van dat alles. Budinger volgt de verrich tingen uiterst stoicijns, zozeer zelfs dat het lijkt alsof hij in geen enkel opzicht betrokken is bij hetgeen zich voor zijn ogen afspeelt. Budinger: „Juist in een wedstrijd moet de zelfstandigheid van de ploeg als geheel en van de speler afzonderlijk blijken. Ik weiger inderdaad om als een bezetene te gaan schreeuwen, al was het alleen maar omdat ik niet goed kan beden ken wanneer ik me opwind. Ik kan er ook niet tegen wanneer een van mijn spelers tegen zijn ploeggeno ten staat te schreeuwen. Je moet, zowel coach als spelers, van tevoren weten waar je aan toe bent. In de rust van een wedstrijd is het nog Een gesprek met Hugo Budinger komt eigenlijk neer op het volgen van een hockey-college. Tijdens een onderhoud van bijna twee uur wordt heel duidelijk waarom Hugo Budinger zich in de loop der jaren de bijnaam „hockeyprofessor” heeft verworven. Budinger benadert de hockeysport in al haar facetten puur wetenschappelijk, iets wat overigens ook zijn landgenoot Horst Wein (de man achter de recente successen van het Spaanse team) en ook de Nederlandse bondscoach Wim van Heumen niet vreemd is. De Westduitse supervisor verstaat daarbij de kunst zijn werk als docent aan de Sporthochschule is daaraan natuurlijk niet vreemd zijn ideeen en zijn visie in glasheldere bewoordingen, zonder de geheimtaal die de superspecialist helaas maar ai te vaak kenmerkt, over te brengen. Praten met en (vooral) luisteren naar Hugo Budinger is dan ook een ongemeen boeiende bezigheid. 12000 37,50; >lle 60 artike- n. Tel. niet van voetbal houdt. Dragan Dzajic. de linksbuiten-aanvoerder van het Joegoslavische elftal, is een man met een fabelachtige traptechniek, waarin hij zich vooral bij het nemen van cor ners en vrije schoppen kan uitleven (hij liet de bal uit zo’n vrije schop op weergaloze wijze over het muurtje langs Schrijvers in de rechterboven hoek draaien, dezelfde hoek waarin zijn vrije schop in het Feyenoordstadi- on enige jaren geleden over het muur tje heen langs Jan van Beveren draai de, alleen nam hij hem niet vanaf de rechterpunt van het strafschopgebied, maar vanaf de linkerpunt). Als hij zo’n vrije schop moet nemen, geeft hij de bal een speciale „behandeling”. Zijn grote collega in het benutten van vrije schoppen over of langs het muurtje, Gunter Netzer. knikt in zo’n geval door de knieen en legt de bal met beide handen, zittend op zijn hurken, zoda nig in het hobbelige gras, dat er zoveel mogelijk raakvlak boven de grasmat uitsteekt. Dzajic doet het anders, iets zorgelozer kan je zeggen, maar toch altijd op steeds dezelfde manier: hij pakt de bal op en legt die niet neer op of in het gras, maar hij laat hem op de Het uiterlijk van Hugo Budinger lijkt in volmaakte harmonie met zijn vakkennis: de atletisch gebouwde bondscoach straalt de allure van een autoriteit uit. De vraag of het vooroordeel dat zijn relatie tot de spelers van het natio nale team een autoritair karakter commentator, die zich overigens tot nog heel wat krassere uitspraken laat verleiden dan Herman Kuiphof, zei dat Dzajic op moest schieten, omdat er volgens de officiële speeltijd nog maar 15 seconden te spelen waren (er was echter al enkele malen gestopt voor blessures, dus als het goed was waren er nog veel meer seconden te spelen). Dzajic nam de corner, maar in de vlucht van de bal floot Hungerbuhler af voor het einde van de eerste helft: „Als ik mijn horloge mag geloven, heeft hij te vroeg afgefloten”, zei de Joegoslavische commentator, „en mijn horloge is toch niet minder Zwitsers dan dat van de scheidsrechter”. Dit is natuurlijk geen doorslaand bewijs voor het feit dat de Zwitserse referee mogelijke complicaties liever met zijn fluit bezweert dan dat hij het voetbal de kans geeft zich normaal af te wikkelen (misschien was zijn Zwit serse horloge wel duurder of nauwkeu riger dan dat van de commentator), bovendien ben ik zelf een voorstander van de richtlijn „Tijd is tijd!”, zoals ik ook een voorstander ben van de richt lijn „Penalty is penalty"of „Free-kick is free-kick” (een ongecompliceerde filosofie, zoals u merkt). Maar het is natuurlijk wel erg onwaarschijnlijk dat het bij Hungerbuhler net altijd tijd is als de bal uit een corner voor het doel zweeft of als Kees Kist op het punt staat een solo met een doelpunt af te sluiten. Daar komt bij dat ik nog een ander bewijs uit het ongerijmde kan aanvoe ren voor de stelling dat Hungerbuhler Een van die middelen astroturf-accommodatie in fraai gelegen stadje Limburg an der Lahn, een accommodatie waarover de Duitse ploeg sinds begin mei de beschikking heeft, en waarop West- Duitsland en Nederland vandaag kampioen te worden doet dat niet met de gedachte dat zij voor haar vaderland het veld opgaat. Ook wat rd at betreft is er een nieuw type speler ontstaan. In de tijd dat ik zelf jin het nationale elftal speelde lag <dat allemaal nog heel anders. Wij .stonden te trillen als het volkslied werd gespeeld. Wij vochten als het ware voor de nationale vlag. Voor ,de groep spelers waarmee ik nu •werk hoeft dat chauvinistische gedoe helemaal niet, al weet ik, want dat wordt me vaak voor de voeten gegooid, dat daar in het bui- rtenland nog wel eens anders over wordt gedacht. Ik hoef u niet te •vertellen welke gebeurtenissen .debet zijn aan die gedachten”. klossen, dan gaat het zeker mis. Ik geloof daarom niet (zoals de meeste Joegoslaven) dat het in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit was, een gebrek aan mentale hardheid, maar simpelweg een fysieke kwestie, waarbij de hoogontwikkelde techniek bij voortschrijdende vermoeidheid geen hulpmiddel bleef, maar integen deel een struikelblok werd dat zich tegen de bezitters ervan keerde. De Joegoslaven reageerden erg cynisch op de wedstrijd tegen West-Duitsland. Terwijl wij Hollanders betoogden dat we zelden of nooit zulk betoverend voetbal hadden gezien als de 120 minu ten tussen Joegoslavië en West- Duitsland, wensten zij het negatieve resultaat niet weg te strepen tegen het vertoonde spel in de eerste helft. Bran- ko Pesic, een van de grootste voetbal- kenners van het Belgradose restaurant „Tri Grozda” („De Drie Druiven), en in zijn resterende tijd professor architec tuur en bouwer van Potato Beograd, het hoogste gebouw in de hele Balkan (en toch niet lelijk, rara hoe kan dat?), vertolkte de gedachte van alle Joego slaven toen hij me zei: „Niet die twee de helft was voor ons Joegoslaven abnormaal, maar de eerste helft!” Kortweg samengevat: als Kees Rij vers zijn eenmaal geventileerde gedachte ooit uitvoert om met de Phi lips Sport Vereniging naar het buiten land uit te wijken omdat daar de waar dering voor het vertoonde spel groter is dan in Nederland, dan moet hij toch maar liever niet naar Joegoslavië «aan STOPPER bal een of twee decimeters naar achte ren (ongetwijfeld een spoor van vernie lingen in het gras achterlatend), en beduidt Dzajic dat dit de plaats is waar de bal dient te liggen, en dat hij er verder van af moet blijven. Als ik zoiets zie, dan weet ik: die man is misschien een goede scheidsrechter, maar hij onderhoudt geen vriend schappelijke betrekkingen met het voetbal. Uli Höness heeft het na West- DuitslandJoegoslavië niet onaardig uitgedrukt: „Toen de Joegoslaven met 2- 0 voorstanden, hebben zij zich over? gegeven”. Zo was het natuurlijk niet helemaal, want we hebben in ons ach terhoofd weliswaar het idee dat de Joegoslaven in de tweede helft hun riante 2-0 voorsprong nog hebben weg gegeven om met 4-2 te verliezen, maar in werkelijkheid hebben de Duitsers die tweede helft alleen maar met dezelfde cijfers gewonnen zonder een zelfde superioriteit te demonstreren. Pas na de normale 90 minuten konden de Duitsers hun surplus aan energie en zelfdiscipline te gelde maken, maar echt niet eerder (ik zwijg daarbij nog over de vele kansen die Joegoslavië ook na die eerste helft nog kreeg om er 3- 0 of 3-1 of 3-2 van te maken!). De tragiek van de Joegoslaven was, dat zij hun hoogfrequente techniek niet'langer konden benutten naarmate ze vermoeider werden. Je kan ook met vermoeide handen nog wel twee rechts een averechts breien, maar als je han den gaan trillen van vermoeidheid ter wijl je bezig bent Brussels kant te een gegeven moment komt er een dood punt, het is alleen erg moeilijk te zeggen wanneer. Voor de een is dat na vijf dagen, voor de ander na zeven”. „Maar hoe dan ook, iedere ploeg krijgt in zo’n toernooi een of twee heel moeilijke dagen (voorbeeld: West-Duitsland had zo’n terugslag tijdens de Spelen van München, toen het in de groepswedstrijd tegen het zwakke Oeganda slechts tot een 1-1-gelijkspel kwam, en dan kun je alleen nog maar hopen dat de zaak niet uit de hand loopt. Dat je ondanks slecht spel toch een overwinning of tenminste een gelijkspel weet af te dwingen. Eén nederlaag in de groepswedstrijden kan al fataal zijn”. De opbouw qua wedstrijdritme van de Westduitse selectie (zestien man plus vier reserves die klaar „Maar echt, de tijd dat er koude rillingen over de spelersruggen lie pen wanneer de eerste tonen van het volkslied klinken is definitief voorbij. Natuurlijk is de drang om prestaties te leveren er ook bij deze spelers, daar zijn het tenslotte men sen voor die topsport bedrijven. Maar de gedrevenheid waarmee die prestaties worden nagejaagd is een heel andere. De spelers spelen voor zichzelf, niet voor West-Duitsland. Zij zijn voortdurend bezig met de vraag hoe zij het beste tot optimale prestaties kunnen komen. Wat dat betreft is hun eigen inbreng groot, vandaar die discussies, vandaar dat zoeken naar steeds nieuwe moge lijkheden. Vandaar ook die steeds groter wordende zelfstandigheid bij de spelers. Zelfdiscipline, dat is het begrip waaraan ik de grootst moge lijke waarde hecht. Ik probeer die zoveel mogelijk te bevorderen en ik durf te zeggen dat die aanpak erg aanspreekt.” De waarde die Hugo Budinger aan zelfdiscipline hecht weerspie gelt zich, althans voor de buitenwe reld, misschien wel het duidelijkst in de manier waarop de Westduitse bondscoach, en ook de trainer van de „Bundesmannschaft”, Klaus hockeykampioen in München. Links de rebellerende Pakistani, die voor sensatie zorgden tijdens de cérémonie protocolaire. is de het Er zijn van die scheidsrechters die niet van voetbal houden. Ze fluiten, op de keper beschouwd, niet slecht en ze maken er geen rotzooitje van, maar ze houden niet van voetbal. Typisch voorbeeld van zo’n scheidsrechter is de Zwitser Walter Hungerbuhler, die de wedstrijd tussen Nederland en Joego- lavie om de derde en vierde plaats floot. U herinnert zich ongetwijfeld dat Kees Kist vlak voor het einde, bij de stand 3-2 in de verlenging, door de Joegoslavische verdediging snelde, maar juist voordat hij alleen voor de keeper gekomen zou gaan doelpunten, werd „stukgefloten” door Hungerbuh ler. Het was tijd, had Hungerbuhler beslist. Dat kon natuurlijk waar zijn, maar dat betekende dan wel dat hij geen tijd voor blessures had bijgetrok ken. Bovendien had hij aan het eind van de eerste helft al bewezen dat hij tot het genre scheidsrechters behoort dat elke complicatie voor een der doe len liever in de wieg smoort, dan dat hij haar haar natuurlijke ontwikke ling gunt. Ik was voor die wedstrijd niet van Belgrado naar Zagreb terug gevlogen, maar heb haar op mijn gemak bekeken op het binnenplaats tuintje van Belgradose vrienden: TV- apparaat met verlengsnoer buiten, de houtskoolgrill met de pljeskavica erop binnen handbereik, gekoelde witte wijn in de fles, en aangenaam gezel schap, kortom de ideale manier om een voetbalwedstrijd te bekijken. Vlak voor het verstrijken van de eerste helft moest Dzajic op rechts een corner nemen. De Joegoslavische TV- tegen elkaar uitkomen. Budingëf „Later dan de bedoeling was, maar gelukkig heeft dat de voorbereiding (die zich voor een groot gedeelte in de zaal afspeelde, wat dat betreft heeft West-Duitsland overigens al jarenlang straatlengten voorsprong op de concurrentie) in het geheel niet geschaad”. De aanleg van de astroturf-mat, van hetzelfde materiaal waarop ook in Montreal zal worden gespeeld, was voor Hugo Budinger een abso lute voorwaarde. Hij wilde onder dezelfde mogelijkheden trainen als waaronder in Canada gespeeld wordt en stelde zich niet tevreden met een poligras-accommodatie, waarvan Nederland er inmiddels twee heeft. Budinger: „Poligras is stellig goedkoper, het scheelt zo’n 300.000 mark of je een veld van astroturf dan wel van poliglas laat aanleggen, maar ik ben ervan overtuigd dat astroturf verre te prefereren is. Ik dacht dat ik wat dat betreft wel een beetje recht van spreken heb, want op de Sporthochschule wordt al vijf jaar met astroturf gewerkt. Het is uitstekend materiaal. De accommo datie in Limburg, die zelfs beter is dan die in Montreal, heeft me nog eens in die mening gesterkt”. Het is een zeer persoonlijke mening van Budinger (de Canadese coach Errol Hartley was bijvoor beeld tamelijk enthousiast over het poligras van Rotterdam en Utrecht, terwijl hij toch het astroturf van Montreal gewend is), die zichzelf een voorvechter noemt van het spe len op synthetische velden. „De internationale hockeyfedera- tie heeft in mijn ogen een zeer toe te juichen beslissing genomen door het spelen op kunstgras toe te staan. Weliswaar is de federatie enigszins geprovoceerd door de COJO (Het organisatiecomité van de Spelen - red.), die in Canada geen optimale grasmat kon garanderen, maar het is dan toch zover. De ontwikkeling die nu op gang is gekomen, is niette stuiten. Montreal wordt het begin van een nieuw hockey-tijdperk. Het spel zal voor het publiek eindelijk attractief worden. Hockey wordt speelser, er zal zuiverder gespeeld worden, techniek komt op de eerste plaats. De speler die niet over een zuivere slag beschikt valt door de mand”. „Ik geloof dat hockey nu pas gespeeld gaat worden op de manier die eigenlijk altijd nagestreefd is, maar die er op de grillige natuur- velden nooit uit kon komen. Voor de Europese landen is het kunst gras bovendien de kans voor open doel om de achterstand op tech nisch zo goed geschoolde landen als India en Pakistan in te halen”. Het Duitse team als Olympisch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 25