IN DE BIOSCOPEN GERARD PHILIPE: EEN LEGENDARISCHE ACTEUR HLMS BINNENKORT „FAMILY PLOT” „Wie de góden liefhebben... F IK 3k TE( Veel IB W VR I FILMS 19 76 V R IJ D A G 9 JULI werk en met meer vertoon van zijn uniek talent om met de zenuwen van zijn publiek te spelen, afscheid zou hebben genomen. Want ieder neemt wèl aan dat „Family Plot” de laatste filmprestatie is geweest die het bioscooppubliek mag ver wachten van de man die 13 augus tus a.s. 77 jaar zal worden. Van die 77 jaar heeft „Hitch” er 55 in dienst gesteld van de film en in die tijd 53 avondvullende films gemaakt, daar mee een respectabel gemiddelde ha lend van ongeveer één film per jaar. BINNEN NIET AL te lange tijd zullen wij ook hier kennis kunnen nemen van de laatste Hitchcock film, „Family Plot” die in Cannes vertoond werd en daar vriendelijk, zij het met een lichte teleurstelling, ontvangen is. Men had gehoopt dat de meester van de thriller, de „mas ter of suspense” met meer vuur- ZA. kend kerkr mens kome Is 1 „Ja kerels Een r zeker, een 6 gered' is wei te we „The Hindenburg” N achtvoorstellin gen Tuschinski 5 ingewijd „Skyriders” Nachtvoorstellingen Jeugdvoor steil i ngen Filmcarrière Hitchcock in cijfers Ziet fete Frivoliteiten in „Ain’t Misbehavin’’. r s Alleen Alfred Hitchcock begon zijn filmcar rière in 1922 met een nooit afgemaakte produktie die, zoals te verwachten was-, „Nummer 13” heette. De opnamen von- Murder”, „Rear Window” en „To catch a Thief”) en Ingrid Bergman die zowel in „Spellbound” (1945) als in „Notorious” (1946) de hoofdrol mocht spelen. die en i en en AMk sterda', tal, de kers h te zeti het op Het ii meenti delijk waaru eerder Aloha verder hoteln, plein, echter veelbe wond boven Boq ge (So quin) dat in is. Enl met d bert S werd faëton tijdlan zaken werkti bij dt serie Eindh< naar, eigen van h Sweet dan h: .,Kij goeds achtervolging, belegering vanaf de grond en vanuit de lucht en uiteindelijke red ding, waarbij gebruik gemaakt wordt van een nieuwe Amerikaanse sport, het „armvliegen”, het eenmans zweefvlieg tuig dat de vlieger vleermuisachtige vleugels aan de armen geeft. Luxor komt met een echte Ook in een soort continuïteit van ca merawerk blijkt Hitchcock te geloven In ieder geval zijn 12 van zijn 30 Amerikaanse films opgenomen door Ro bert Burks.. En voor 8 van die films maakte de onlangs overleden componist Bernard Herrmann de muziek. Zo kan men in cijfers en grafieken de werk- Evei Neder broedj teveel veel waarb merkt nist E weer - lef, m groepe loos v Engels I opleve „Ik gebrui kende letters op mi nisere: niets kale b gemaa ferven jongs ik wil (groot' en te hande een k; markti dam r mijn die wi maar nog w straat, nog s breed) maniei leuren Vert ties? „Wa twaalf ook ze ren n ging c Al v en dat al op 1 eerste Want er is in deze terugblik op wat een halve eeuw en langer geleden op cellu loid werd vastgelegd veel opgenomen wat tot de vroege, „onschuldige” porno gerekend kan worden en in zijn tijd zeker niet zou zijn toegelaten in Tu- schinski, trouwens in geen enkele offi ciële bioscoop want onze Centrale Keu ring was toen nog waakzaam. Het is vermakelijk te kijken naar wat toen het projectielicht niet kon verdragen en tot welke resultaten de erotische fantasieën van onze grootouders aanleiding gaven. Een en ander begeleid door muziek van Fats Waller. Nat „King" Cole, Sophie Tucker en George Formby. OOK AAN DE Amsterdamse filmpr gramma’s deze week kan men de in vloed. van de aanhoudende hitte aflezen. Twee premières slechts en voor de rest prolongaties en reprises van zomerachti ge films. Zo bleef in Tuschinski 1 „The Genius” met Terence Hill, in Du Midi en Cinema International „The Hindenburg”, in Saskia en Calypso de Gouden Palm van Cannes „Taxi Driver” van Martin Scorsese en met een formidabele rol van Robert de Niro, in Flora „Het vergeten Continent” („The Land that Time for got”) rn Rialto „Grizzly”, en Corso „Pa per Tiger” met David Niven ‘Is in Cine ac Damrak de charmante kinderavontu- renfilm „Vlucht naar de Heksenberg” van John Hough, waarvan het trucwerk de afkomst uit de Disney-studio’s ver raadt. Beoordeeld naar het aantal optredens in zijn films, vond Hitchcock zichzelf de meest geslaagd acteur. Hijwas immers in praktisch al zijn films, zij het soms maar enkele seconden, persoonlijk aan wezig. En wat de technische medewer kers betreft, op die lijst komt Alma Reville als bewerkster van draaiboeken en als scenarioschrijfster maar liefst 18 maal voor. Wat niet zo verwonderlijk is omdat Alma Reville de meisjesnaam is van Mrs. Alma Hitchcock. Zij was al in 1925 zijn scriptgirl bij de produktie van „The Pleasure Garden” in de Islington Studio’s en kort daarop zijn vrouw met wie hij tot op de dag van vandaag scenario en script-problemen doorpraat. Hij was 4 december 1922 in Cannes geboren, ging na de middelbare school filosofie studeren, maar wil maar een ding: acteur worden. Via filmregisseur Marc Allegret, die een vriend van zijn moeder was, weet hij in september 1941 op het toneel te debuteren bij een plaat selijk gezelschap onder directie van Claude Dauphin. En in ’43, als ook het zuidelijkste deel van Frankrijk bezet is door de Duitsers, krijgt hij zijn eerste filmrol onder regie van Marc Allegret. Hij vertrekt daarna naar Parijs, krijgt een aanstelling bij het Theatre Jacques- Hebertot (zijn vader moet -het contract mede ondertekenen, omdat Gerand nog Gerard Philipe, zijn degen aan tafel hanterend, in „Fanfan la Tulipe’. den plaats in de Islington Studio’s bij Londen, daar neergezet door de Ameri kaanse filmonderneming „Famous Play- ers-Lasky en later overgenomen door een onafhankelijke Engelse combinatie waarin Michael Balcon en Victor Saville de leiding hadden. Oorspronkelijk was de 21-jarige Alfred ingehuurd door de studio voor het illustreren van de tus sentitels die onontbeerlijk waren bij de toenmalige stomme film. Later schreef hij ook scenario’s en ontwierp decors. Dat was in de jaren tussen 1920 en 1922 Daarna mocht hij zelfstandig regisseren en onder Michael Balcon maakte hij zijn eerste volledige film, „Woman to Woman”. De hoofdrolspeler was een ac teur die later een grote bekendheid zou krijgen: Clive Brook. Hitchcock bleef films maken in Engeland tot 1940, 23 in totaal, waarvan er 9 zwijgend waren en 14 geluidsfilms. Uit de zwijgende periode gaf alleen „The Lodger” met Ivor Novello aanwij zingen omtrent de toekomstige Hitch cock, evenals Hitchcocks eerste geluids film, „Blackmail” uit 1929. De rest van het werk in die jaren was wisselend van onderwerp maar bevatte geen uitgespro ken thriller-elementen. Pas nadat hij in 1934 „The Man who knew too Much” had gemaakt en dit succes het jaar daarop voortzette met „The Thirty-nine Steps” had Hitchcock definitief een weg ingeslagen die met enkele onderbrekin gen leidde naar een meesterschap in het genre van de „suspense”-film, de myste- riefilm, de angstfilm. Van de dertig films die in Hollywood ontstonden waren er 15 in zwart-wit, en 15 in kleur en ze werden gemaakt voor steeds wisselende opdrachtgevers, te be ginnen met producent David O. Selznick die Hitchcock naar Amerika haalde voor het maken van „Rebecca”. Daarna wer den het United Artists, R.K.O. Universal, 20th Century-Fox, Warner, Paramount M.G.M. die om beurten hun geld staken in een nieuwe Hitchcock. Ook in zijn keuze van hoofdrolspelers heeft de ondoorgrondelijke Hitch” geen grote stabiliteit aan de dag gelegd. De acteur die zijn voorkeur genoot was Leo G. Carroll die in zes verschillende films van hem optrad allereerst in „Rebecca” en vervolgens o.m. in „Spellbound”, „Strangers on a Train” en „North by Northwest. Cary Grant mocht viermaal meespelen, evenals James Stewart (o.a. in „Rear Window”) en de actrices die hij meer dan eenmaal in zijn films duldde, waren Grace Kelly die in drie achte reenvolgende films optrad („Dial M for De ruige Clint Eastwood samenge bracht met zuster Shirley McLaine kan men in „Two Mules for Sister Sarah” zien die Cineac Reg. Breestraat op zater dag 24.00 vertoont. „Nachtportier” met Charlotte Rampling Clint Eastwood nog eens waarvoor men naar daar eventueel van gedachten te veran deren en voor City 3 te kiezen, waar Paul Mazursky’s nostalgische „Next Stop Greenwich Village” te zien is. Kriterion heeft ’s avonds en ook in de nachtelijke voorstellingen gedurende het weekend Ferreri’s „De laatste Vrouw” weer op het programma genomen. In Rex op veler verzoek „Coffy” en in The Movies nog altijd „L’Important c’est d’aimer” en „At the Circus” met de Marx Brothers. „Performance” tenslotte met Mick Jag ger van regisseur Nicolas Roeg die on langs ook „The Man who fell to Earth” met David Éowie maakte. En Cinetol heeft „A History of the Blue Movie” ondanks de afwezigheid van een keuringscertificaat ongestoord kunnen vertonen. Opkomst en bloei van de pornofilm zou een goede ondertitel zijn voor deze historie van de „blue movie”, de term waarmee de Amerika nen de tot voor kort verboden vrucht omschreven. Volgens het oordeel van New York Times, een kwaliteitskrant die over „A History” al in januari 1971 schreef, heeft de film van Ale.x de Renzy alle kwaliteiten van de aanvaard bare pornofilm, hij is informatief, eer lijk en prikkelend. Vooral de opsporing van de vroegste vormen van pogingen tot erotische filmerij heeft de bewonde ring van de criticus van de N.Y.T. Deze ouderwetse vormen van sexfilms zijn minder agressief, minder erotisch ook, zijn meer grappig dan opwindend en tonen ons een Amerika dat zich minder verward en meer uitgebalanceerd aan ons voordoet. Na dit primitieve en „on schuldige” begin komen de steeds stren gere vormen van censuur, zodat porno „underground” gaat en daarna in specia le, achterbakse theatertjes terecht komt waar oogluikend soft-porno wordt toe gestaan voor volwassenen. In de zestiger jaren wordt de publieke opinie toleranter ten opzichte van sex en porno, ook al omdat de officiële speel films iets openhartiger van toon worden op dit gebied en geen gelegenheid voor bij laat gaan om met sterke aanduidin gen de liefdesbeleving aan bod te doen komen. En de criticus in the New York Times eindigt zijn beschouwing met de verzuchting dat De Renzy’s opvatting dat Amerika open staat voor de „blue movie” enigszins prematuur is (in 1971), dat het genre in de grote steden gemak kelijker toegankelijk is gemaakt, maar dat Amerika pas volwassen zal zijn als „A History of the Blue Movie” en soort gelijke produkties ook beschikbaar zou den zijn voor de inwoners van Dubuque. Waarbij Dubuque moet dienen als het provincieplaatsje dat model staat voor de achter gebleven gebieden in de VS. DE FILMLIEFHEBBERS hebben dus gisteren, als ze tenminste Pasolini heb ben laten vallen, een ontmoeting op het tv-scherm gehad me Gerard Phüipe, de legendarische Franse toneel- en filmac teur uit de jaren vijftig Hij speelde op het scherm in zijn laatste film, „La Fièvre monte a El Pao”, waarvan de opnamen onder Luis Bunuel grotendeels in Mexico plaatsvonden. Daar kondigden zich de eerste tekenen aan van de ziekte, waaraan Phi ipe enkele maanden later zou sterven. Voorlopig waren die ver schijnselen terug te brengen tot een grote vermoeidheid, die bij de altijd actieve en vitale acteur weinig paste, maar zo verklaarbaar waren na een periode van grote activiteit dat niemand er zich zorgen om maakte. Als veel gevraagd film- en toneelacteur die voor zijn beroep overmatig moest reizen, in Een en ander zou ook kunnen dienen ter inleiding van een van de twee pre mières van deze week: „Ain’t Misbeha vin’’, waarmee Tuschinski 5 onopvallend werd ingewijd. Het eens zo trotse film paleis van de showman zonder weerga, Abraham Tuschinski is dus nu buiten de grote zaal die intact is gebleven, in vier kleinere theatertjes opgesplitst, een overtuigend bewijs van de royaliteit waarmee destijds de zaken zijn aange pakt. De trots van Tuschinski was eens zijn publiek een grote, rijk gedecoreerde ruimte aan te bieden, waar men zich „uit” voelde, een majestueuze zaal met loges en balkons, met brede gangen er omheen, met geluiddempende trappehui- zen en feestelijke portalen. Hoewel veel van die opzet nog bewaard is gebleven, hebben handige architecten in de z.g. overtollige ruimten nog vier zaaltjes we ten te projecteren, waarmee het theater zijn expanslelimiet wel bereikt zal heb ben. Met „Ain’t Misbehaven”, de film met een oude populaire song als titel is dus dit vijfde zaaltje geopend, geen groots filmwerk dat hier waarschijnlijk mis staan zou hebben, maar een bescheiden compilatiefilm, samengesteld uit frag menten van films uit grootvaders tijd die toen echter niet door grootvader gezien mochten en konden worden. ER IS DEZE WEEK in de meeste bioscopen van ons land een begrijpelijke „bevriezing” van de lopende programma’ S. De gewone formule die de bioscoop exploitanten meestal toepasten om uit te maken of een film geprolongeerd zou worden dan wel van het programma moest verdwijnen, bestond hierin dat op maandag de recettes van het achterlig gende weekend geteld werden en de grootte ervan bepalend was voor het al dan niet prolongeren. Het weer geduren de het weekend dat van grote invloed kan zijn op het bioscoopbezoek, speelde in deze besluitneming uiteraard een voorname rol. De constante hitte van de laatste we ken geeft echter nauwelijks meer enige indicatie van betekenis. Iedere film zou het onder deze weersomstandigheden hebben moeten laten afweten en hèt heeft dus weinig zin het ene meester werk op basis van de wrede wet van de recette te vervangen door een ander dat ook geen kans maakt. In ieder geval geen nieuw kruit verschieten zolang het zo droog blijft. Dus houdt Roxy vast aan „One flew over the Cuckoo’s Nest”, de succesvolle Amerikaanse film van de Tsjech Milos Forman met een prachtige solo-rol van Jack Nicholson, Lido prolongeert „Geni us” met een luie rol van Terence Hill in een wat lange western-parodie en Pala ce laat ’s middags de kinderen - indien aanwezig - genieten van Walt Disney s „Alice in Wonderland” met een uitste kende Nederlandse na-synchronisatie en ’s avonds de volwassenen met de oor- logssatire „M.A.S.H.” van Robert Altman en met geestige rollen van Elliott Gould en Donald Sutherland. Frans Hals be strijdt de warmte met „Irma la Douce”, het onverslaanbare hoertje uit de film van Biilly Wilder en Studio komt met een wat gedurfder erotische film, de veel omstreden en weinig omklede „L’Histoire d’O”, waarin een modefoto grafe (Corinne Clery) zich vrijwillig on derwerpt aan alle lusten en erotische invallen van een groepje doorgewinterde mannen. Alfred Hitchcock als regisseur van „Psycho”. zaamheden van Alfred Hitchcock over meer dan een halve eeuw vastleggen. Maar ook deze methode is evenals de vele interviews en speculatieve artikelen en boeken over de filmer, onvoldoende om achter het mysterie rond deze, steeds meei- op een Boeddha lijkende figuur te komen die de angsten, ,de onrust en het geweld van deze eeuw in zijn films verwerkt tot actuele gruwelsprookjes. eigen land en daarbuiten, was Gerard Philipe een drek bezet man zonder ooit de ambitie te hebben zich beroemd te spelen. Ook in de nacht Dirk Bogarde en in Calypso Club. in Joe Kid, City 1 moet om De tweede première is te vinden in Cinerama en Rembrandtplein Theater en is van grotere allure. „Skyriders” heet de gecompliceerde avonturenfilm die daar draait en een combinatie is van bijna alle bestaande spanningselementen die het genre kent, zoals kidnapping, minderjarig voor de wet is) maar moet toezeggen dat hij op het Conservatoire de toneellessen zal volgen. Zo begint dan een acteursloopbaan, dóe zijns gelijke nauwelijks kent. To neel- en filmcontracten volgen elkaar snel op, het jonge talent rijpt en binnen tien jaar na het schuchtere begin is Gerard Philipe een prominente figuur op de planken en in de filmstudio’s. Hij heeft dan al filmsuccessen als Diable au Corps” (1947) en „Une si jolie petite plage” (1948) achter de rug, op het toneel heeft hij in ’45 „Caliigula” van Albert Camus gespeeld en bij Jean Vil lard in 1950 ,,Le Cid” van Corneille. En dan komt in 1952 de doorbraak naar het grote publiek met „Fanfan la Tulipe”, een film van Chrtstian-Jacqiue, waarin hij met elan en acrobatische behendig heid de beminnelijke vrouwenjager en overmoedige vechtersbaas Fanfan speelt tegenover Gina Lollobrigida. Zijn repu tatie is voor goed gemaakt. Bij het publiek kan hij geen kwaad meer doen, zijn naam op theateraankondiging of bioscoopaffiche is voldoende voor een grote toeloop, Jean Villar kan met Phili- pe als eerste acteur zijn Theatre Natio nale Populaire (T.N.PJ in het Palais de Chaillot en ’s zomers in Avignon begin nen. Rene Clair regisseert zijn films Claude Autant-Lara, Roger Vadim tenslotte Luis Bunuel. Samen met Joris Ivens maakt en speelt hij „Tijl Uilen spiegel”. Het succes stijgt hem niet naar het hoofd, hij blijft een bescheiden, steeds hard werkende acteur en in zijn priveleven een gelukkig getrouwd huis vader. Zelden heeft Frankrijk een speler voortgebracht die zoveel natuurlijke charme bezit en internationaal zo ge waardeerd en bewonderd wordt als Ge nard Philipe. Als zijn vermoeidheid in de zomer van 1959 vormen aanneemt, die een dokter- sonderzoek noodzakelijk maakt, wordt het begin van leverkanker ontdekt, die niet meer te stuiten valt. Hij leeft dan nog twee maanden in onwetendheid over zijn feitelijke situatie en in vrij goede gezondheid. Dan komt op 25 november 1959 de dood toch nog onverwacht tij dens zijn slaap. Een golf van ontroering en rouw gaat door het land en ver daarbuiten, zijn begrafenis drie dagen later op het kerkhof van Ramatuelle in de buurt van zijn geboorteplaats heeft de allure van een nationale rouwplech- tigheid. Schrijvers van naam wijden herdenkingsartikelen aan hem. ,,La Mort de Fanfan” noemt de een zijn bijdrage, „Gérard Philipe, notre eternelle jeunes- se”, roept een ander uit. Maar de ont roerendste herinneringen die men over deze beminnelijke man en gevierd ac teur kan lezen heet eenvoudig. „Grard Philipe” en is geschreven door zijn vrouw Anne Philipe. nieuwe film, „The Hindenburg”, zij het niet van een nieuw genre. „The Hinden burg” behoort tot de rampenfilms, want hij eindigt met de dramatische brand van de Duitse zeppelin als deze in mei 1937 landt op het Amerikaanse vliegveld van Lakehurst. Dat is een historische maar nooit helemaal opgehelderde ge beurtenis, die nu in de film een specula tieve verklaring vindt in de veronder stelling dat hier sabotage in het spel was. Een veronderstelling die hout snijdt omdat Hitler de Hindenburg als propa gandamiddel voor het Derde Rijk ex ploiteerde. In de film bevindt zich dus aan boord van het luxe-luchtschip een anti-nazi met boze plannen en George Scott die als Duits militair tegen zijn zin aangesteld is om rampen te voorkomen, kan niet beletten dat uiteindelijk door explosieve stoffen de Hindenburg vroeg tijdig ontploft en in brand vliegt. Het verhaal is boeiend maar men kent bij voorbaat de afloop die immers historisch is vastgelegd. Als voorbeeld van moder ne trucage-mogelijkheden biedt de film nog voor technisch aangelegde bezoekers speciale attracties. In Luxor kan men in het weekend ’s nachts griezelen bij „Blind Terror”, een film van Richard Fleischer waarin een blinde Mia Farrow op zekere dag de schokkende ontdekking doet dat alle be woners van de eenzame villa waar zij tijdelijk verblijft, vermoord zijn. Mia’s handicap wordt verder op sensationele wijze uitgebuit als ze op zoek gaat naar haar vriend, terecht komt bij de familie van de moordenaar en uiteindelijk arge loos onder de hoede gelaten wordt van de moordenaar. Een niet onaanzienlijk melodrama dat maar gedeeltelijk gered wordt door de routine-vakkundigheid van veel-filmer Fleischer en door de prachtige fotografie van Gerry Fisher, de bekende Engelse cameraman, o.a. van Joseph Losey („Mo desty Blaise”, „Accident”). Lido brengt het pop-festival „Concert voor Bangla desh”, Palace blijft niet achter met de „Rolling Stones” en Roxy handhaaft „Siddhartha”, een verfilming van de ge lijknamige roman van Herman Hesse. In Frans Hals treft men een in 1953 gemaakte oorlogsfilm aan die in Korea speelt en „Helden zonder Glorie” heet. Nu vrijwel onbekende acteurs spelen onder regie van Allan Dwan een con ventionele liefdesintrige tussen een ver pleegster en een moedige frontpiloot. Op de matinees van Palace Disney’s „Alice in Wonderland” en in Studio de aandoenlijke hondefilm „Benji”. flii Of r^»»»«<zzzzzzzzzzzzzzzzzzz-'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 14