KORNELIA ENDER: EINDRUSH VAN RACE NAAR WERELDTOP Uniek maar discutabel sportbeleid in de DDR SPORTIEF B Montreal 1976 i BIB V R IJ D A G Griezelige drang Minder interesse Risico’s nemen Meisjes sneller Geheimzinnigheid 20 21 SPORT I - 1970 1.07.7; 1973 56.50; 1976 Kornelia Ender: „Indeling op de 200 meter is veranderd”. Zwemmacht door meedogenloos systeem (Van onze speciale verslaggever) Roland Matthes is met Roger Pyttel Roland Matthes: „Het plezier in de trainingen is minder”. OOST-BERLIJN De Oostduitse zwemtop blinkt in eerste instantie uit door een enorme veelzijdigheid. Met haar recente vijf wereldrecordverbete- ringen binnen vier dagen op de slagen crawl, vlinder en rug bevestigde Kor- nelia Ender nog eens haarscherp die theorie. Chef-trainer prof. dr. Rudolf Schramme daarover: „Onze zwemsters dienen top-fit te zijn. Daardoor kunnen zjj een voortdurend grote belasting ook gemakkeljjk aan”. 100 vrij 200 vrij 100 vlinder 100 rug „In Montreal”, voorspelt Kornelia Ender nu reeds, „zullen er op dit onder„ deel tenminste twee zwemsters zjjn die onder de twee minuten blijven. Veel verwacht ik bijvoorbeeld van Shirley Babashoff, want dat zjj sneller kan dan ze tot dusver heeft laten zien, daar ben ik van overtuigd. Ook in Amerika is de ontwikkeling vanzelfsprekend niet blijven staan”. ineens allemaal wat minder. Bij nader inzien is dat eigenlijk niet zo vreemd. Na zoveel jaren heb je je volledig op een bepaalde trainer ingesteld. Marlies Grohe kent mij van haver tot gort, ze kent precies m’n sterke en m’n zwakke punten. Voor een topsporter is zoiets natuurlijk vreselijk belangrijk.”' Gelet op de reeds ver daarvoor gezwommen tijden op de 100 meter, kwam de doorbraak op de dubbele afstand relatief erg laat. Kornelia Ender geeft daar voor als verklaring: „Normaal gesproken had de 200 meter eigenlijk al veel eerder binnen de twee minuten moeten zijn afgelegd. De meeste zwemsters hebben er echter nog steeds moeite mee het hoge tempo van de eerste 100 me ter in het tweede deel vast te houden. Veel meisjes vallen dan vaak sterk te rug. Daarom heb ik mijn indeling nu zodanig veranderd, dat ik na 100 meter meestal niet als eerste keer, maar dat ik wel in staat ben op de laatste 100 meter het tempo te verhogen. Vooral de laatste 25 meer gaan nu duidelijk sneller dan een paar jaar geleden. De puur wetenschappelijke begeleiding van de prestatiesport vormt de laatste en tevens belangrijkste schakel in de Oostduitse succesformule. De leer van de antropometrie wordt daarbij veelvuldig toegepast. Dat is het meten van bepaalde Aan die machtspositie van de DDR zal volgens prof. dr. Schramme ook geen einde komen zolang het buitenland wei gert de trainingsmethodiek van de DDR over te nemen. „Onderzoekingen bij ons hebben uitgewezen, dat meisjes in de training net zo zwaar belast kunnen worden als jongens. In dat opzicht ma ken wij ook totaal geen onderscheid. Meisjes en jongens zitten ook in dezelfde trainingsgroep. In die bijna griezelige en daardoor discutabele drang naar topprestaties worden de vedetten-van-morgen bijna dagelijks onderworpen aan een meedo genloos selectiesysteem, waarbij alleen de sportieve prestatie telt. De afvallers, en dat is nog altijd het overgrote deel, zullen straks hun eigen weg moeten vinden. De overblijvers van deze be kwaam gestructureerde speurtocht naar talenten kunnen rekenen op talloze facili teiten en privileges en behoeven zich wat betreft hun maatschappelijke toekomst nog evenmin zorgen te maken. OOST-BERLIJN. De stortvloed van wereldrecords (17 in totaal) begin vorige maand in Oost-Bertjjn heeft het laatste restje twijfel weggenomen: de Deutsche Demokratische Republik is uitgegroeid tot de veruit machtigste zwemnatie ter wereld. Zo mogeljjk nog imposanter is echter de enorme sterkte in de breedte. Die omstan digheid vormt ook de waterdichte garantie dat de DDR de eerstkomende jaren zijn monopoliepositie bij de dames gemakkeljjk zal kunnen continueren. Na die vijfdaagse van Óost-Berljjn werden alle wereldrecordlijsten aangevoerd door DDR-zwemsters. op tal van onderdelen werden echter ook de posities pal daarachter ingenomen door Oostduitse meisjes. De zwemwereld kan er nauwelijks bljj mee zijn; de DDR daarentegen grjjpt zo'n onthutsende overmacht onmiddelljjk aan als een soort levend bewjjs hoe super- gezond de Oostduitse jeugd door het leven gaat. Die alles en niets ontziende jacht naar de absolute wereldtop, waarbij slechts de lichamelijke en geestelijk sterksten overeind blijven, moet deze jonge staat straks in Montreal internationaal nog meer aanzien geven middels een ongehoord groot aantal Olympische medailles. Het streven naar internationale erkenning heeft de Deutsche Demokratische Republik inmiddels achter zich. Voorzichtig formulerend oordeelt Mat thes: „Het plezier in de trainingen is nu weliswaar wat minder dan in de periode tussen Mexico en München, maar de begeestering om m’n land in het buiten land te mogen vertegenwoordigen is nog onderminderd aanwezig. Dat is voor mij ook het belangrijkste motief om mij tijdens trainingen en wedstrijden opti maal te geven. Maar vooral in eigen land wordt de concurrentie steeds ster ker. Daardoor wordt het voor mij ook steeds moeilijker om mij aan de top te handhaven. In Cali heb ik echter bewe- - zen op het juiste moment in topvorm te kunnen zijn. Dat ik minder zou trainen dan m’n collega’s is trouwens slechts ten dele waar. Als sprinter train ik elke dag nog vier a vijf uur, hetgeen neerkomt op zo’n acht kilometer. In de winter maanden train ik minimaal tien kilome- tetr, en dat vind ik eerlijk gezegd niet meer zo leuk.” In Oost-Berlijn werd de onderontwik keling van de zwemsport met name bij de dames nog eens haarscherp geïllus treerd. Dat bewees bijvoorbeeld Kornelia Ender met haar vijfvoudige verbetering van een wereldrecord. Dat het dameszwem- men de eigen limieten nog lang niet is genaderd, werd echter het meest tref fend aangetoond door het verenigings- team van SC Dynamo Berlin met wereld records op de 4x100 meter vrije slag en dt 4x100 meter wisselslag. Die record- verbeteringen mogen tevens als bewijs dienen voor het enorme potentieel aan topzwemsters waarover de DDR momen teel beschikt. Prof. dr. Schramme: „Die tijden van Oost-Berlijn zeggen naar ver houding niet eens zoveel. Deze wedstrij den waren voor ons slechts een tussen station. In Montreal zullen onze meisjes gegarandeerd nog sneller gaan.” Over dit facet van de wetenschap, dat overigens niet alleen in de DDR wordt toegepast, wordt bij voorkeur weinig tot niets onthuld. Eenzelfde geheimzinnig heid valt te bespeuren zodra de erfelijk heidsfactor ter sprake komt. Prof. dr. Schramme volstaat met: „Vanzelfspre kend kijken we bij de selectie van zwemsters naar de ouders. Grote ouders garanderen nu eenmaal meestentijds ook grote kinderen. Maar dat geldt niet al leen voor de DDR. In Amerika staan trouwens ook niet de kleinsten op de startblokken. Maar dat we erfelijke ei genschappen bestuderen is een legende.” methode, maar wie stoort zich daaraan in een land, waarin het internationale sportsucces ver boven alles verheven is. De verloofde van Kornelia Ender zal het echter nooit wagen openlijk toe te ge ven, dat hij inmiddels schoon genoeg heeft van de zwemsport, waarin hij nu al sinds 1968 aan de wereldtop staat. In. die periode stelde Matthes liefst 21 keer een wereldrecord scherper. De inmiddels k 26-jarige aan de sporthogeschool van Leipzig studerende Matthes had zich ook liever willen specialiseren op de vlinder slag. Zijn kansen op Olympisch ereme taal op de rugslag moeten echter aan zienlijk hoger worden aangeslagen. Van daar ook, dat de Oostduitse zwemleiders afwijzend hebben beschikt op zijn vlin- derslagverzoek. tot dusver eigenlijk de enige DDR- zwemmer die zich internationaal heeft kunnen manifesteren en zich ook aan die wereldtop heeft kunnen handhaven. De ineens wat verlegen voor zich uitsta rende Matthes blijft het antwoord op die vraag kennelijk liever schuldig en speelt hem door naar prof. dr. Rudolf Schram me, de chef-trainer van de Oostduitse zwem bond. Onze meisjes doen in kracht ook nau welijks iets onder voor jongens, zoals uit tests met het mini-gym-apparaat is ge bleken. Je moet daarnaast het risico durven nemen kinderen af en toe te zwaar te belasten. Vanzelfsprekend houdt zoiets bepaalde risico’s in, maar een eventueel verkeerde afloop tijdens de wedstrijd moet je op de koop toene men. Het land dat deze methode niet overneemt, zal altijd een achterstand houden.” Tijdens dat zwemonderricht vindt in feite reeds de eerste schifting plaats. Bij gebleken aanleg, waarbij tal van neven aspecten een dominerende rol vervullen (daarover later meer), wordt het kind- met-aanleg na een groot aantal selectie wedstrijden en een soort trainingskamp, waar tal van onderzoeken worden ver richt, uiteindelijk overgeheveld naar een kinder- en jeugdsportschool. Op deze school worden dagelijks vele uren (meestal vier tot vijf) gevuld met zwem- training. Het gebruikelijke lesrooster wordt daartoe volledig toegepast. Zijn laatste wereldrecord vestigde Ro land Matthes in 1973 bij de wereldkam pioenschappen in Belgrado op de 200 meter rugslag (2.01,87), een jaar daar voor realiseerde hij zijn tot dusver niet overtroffen toptijd op de 100 meter rugslag (56,30) tijdens de Spelen van München. Bij de WK van vorig jaar in Cali tikte de Oostduitser weliswaar nog als eerste aan op de 100 meter rugslag (in 58,19), op de dubbele afstand bereikte hij echter niet eens het erepodium: vier de in 2.07,09. Wat de plannenmakers van de zo uitgekien- de Oostduitse voorbereidingswerkzaamtieaen uiteraard niet in de hand hebben, is de factor „pech” en die is onverwacht in het systeem geslopen. Niemand minder dan de wereldre- Cordhoudster op de 400 meter vrije slag Barbara Krause, heeft zich donderdag moeten afmelden. Ze werd met een keelaandoening opgenomen in een ziekenhuis. Zijn superieuren hebben Roland Mat thes zwijgend aangehoord, maar onder breken wel abrupt de dialoog die han delt over Matthes’ trainster Marlies Grohe, de vroegere schoolslagzwemster. die Matthes in 1963 ontdekte. In de anderhalf jaar die volgde op de WK van Belgrado (1973) werd Matthes getraind door Wolfgang Fricke. Sinds de Europe se kampioenschappen van Wenen coördi neert de aan een ernstige ziekte lijdende Marlies Grohe weer Matthes’ trainingen. „Tijdens haar afwezigheid”, verklaarde Matthes voor de interruptie, „ging het De DDR voert ontegenzeggelijk een uniek sportbeleid. Van enige spelvreugde is daarbij echter nog nauwelijks sprake. Maar het is wel een methode die uiterst efficient werkt, wanneer het grote doel het kweken van kampioenen is. En uit sluitend daarom gaat het in de DDR. In de zwemwereld is Roland Matthes daar van een schrijnend voorbeeld. Ofschoon de meervoudige olympisch en wereld kampioen reeds twee jaar geleden dui delijk de wens te kennen heeft gegeven zich uit de zwemsport te willen terug trekken, moet hij bij gebrek aan een opvolger van internationale allure nog dagelijks (verplicht) vele uren in het zwembassin doorbrengen. Tegen heug en meug klimt hij dagelijks op het start blok om de DDR straks in Montreal die door de partijbonzen zo felbegeerde Olympische titel te bezorgen. Een weinig spelvreugde opwekkende lichaamsdelen om zodoende te kunnen vaststellen voor welke tak van sport iemand in de wieg is gelegd. In de loop der jaren werden daarvoor tal van on derzoeken verricht bij de geslaagde sportman en -vrouw. Daardoor beschikt de DDR thans over tal van prototypen, aan de hand waarvan een vaak dwin gend advies wordt uitgebracht om een bepaalde tak van sport te gaan beoefe nen. Gabrielle Wetzko is een van de vele voorbeelden die het gelijk van de we tenschap aantoonde. Zelf had zij geko zen voor de tumsport, als zwemster bereikte zij echter de wereldtop. Een tak van sport die haar echter wel was opgedrongen. Met welke tijd hij liefst twee volle seconden achterbleef bij de Hongaar Zoltan Verraszto, de wereldkampioen. Roland Matthes, medio mei geopereerd aan de blindedarm en daardoor afwezig tijdens de nationale kwalificatieduels voor Montreal, wijt die terugval bijna volledig aan ziekte en studieproblemen en niet aan het door insiders duidelijk gesignaleerde gebrek aan trainingsijver en sterk verminderde interesse. Diens verklaring klinkt alleszins rede lijk: „De statistieken hebben uitgewezen, dat jongens relatief later de top berei ken dan meisjes. Dat scheelt vaak twee tot drie jaar. Doordat onze trainers 'in het verleden veelal te duidelijk hebben gemikt op het snelle succes, raakten veel trainers ongeduldig en haalden daarvoor veel jongens vaak te vroeg uit de trai ningsgroep. Van die fouten hebben we geleerd. We wetep nu dat jongens een paar jaar meer nodig hebben om de top van hun mogelijkheden te bereiken. Daardoor zijn jongens vaak ook iets minder gemakkelijk te begeesteren dan meisjes.” Het begeerde doel van erkenning en respect stond de Oostduitse zwemleiders aanvankelijk slechts voor ogen, toen zij in de maanden volgende op de Ameri kaanse zwemdeceptie bij de Spelen van Rome (1960) in opdracht van de partij bonzen een plan de campagne ontwier pen dat moet uitmonden in de wereld hegemonie. Bij de heren verliep dat proces heel wat stroever dan gepro grammeerd. de dames daarentegen vol deden in alle opzichten aan het gestelde doel. Slechts een klein regiefoutje was er uiteindelijk de oorzaak van, dat die geprogrammeerde top niet werd bereikt bij de Spelen van München (1972) maar een jaar later bij het mondiale titelge vecht in Belgrado. Aan die machtsovername werd alles ondergeschikt gemaakt. Het sportsucces werd verheven tot een zaak van het allerhoogste belang. Miljarden guldens werden geïnvesteerd in de aanleg van zwembaden (1200 nu), in de opleiding van zwemtrainersi en sportartsen en in de wetenschappelijke begeleiding. Het zwemonderricht werd een verplicht leer vak op het lesrooster van elke zevenja rige, in verschillende plaatsen werd die leeftijd inmiddels reeds teruggebracht tot vijf en zelfs vier jaar. Tijdens die zwemuren (twee of drie per week) wordt vooral sterk de nadruk gelegd op een volmaakte beheersing van de tech niek op tenminsite twee slagen. Het aan tal bij de zwembond aangesloten leden steeg in die periode van 20.000 naar bijna 80.000 nu. Bij de komende Olympische Spelen in Montreal moet de opvolgster van Shane Gould als „leading lady” in de zwemwereld ook in staat worden geacht haar razendsnelle en imposante opmars naar de wèreldtop te bekronen met ten minste vier gouden medailles. Een dergelijke medaille is ook de enige zwemonderscheiding die nog ont breekt in de inmiddels rijkelijk gevulde prijzenkast van Kornelia Ender. Voor dit zorgvuldig gkweekte supertalent kwamen de Spelen van München net een jaar te vroeg, waardoor zij genoegen moest nemen met drie keer zilver. Dankzij een onblusbare trainingsijver en een grote mate van zelfdiscipline reikte zij het jaar daarop (bij de WK in Belgrado) echter naar de aboslute^ wereldtop. Ook de dit seizoen bijna unaniem voorspelde machtsgreep van Barbara Krause kon de verloofde van Roland Matthes, die daarvoor de ver loving met Ulrike Richter verbrak, tijdens de DDR-nationale betrekkelijk een voudig verijdelen. Ook Kornelia Ender deelt de visie van chef-trainer Schramme, dat het da- meszwemmen de eigen limieten nog lang niet is genaderd. Als eerste vrouw doorbrak de 18-jarige Oostduitse begin juni in Oost-Berlijn de droomgrens van twee minuten op de 200 meter vrije slag. Maar het is juist die bijna mechani sche manier waarop de vedetten uit de DDR hun taak volbrengen die vaak zoveel weerstanden oproept. Schramme: „Voor een klein land als het onze is het de enige methode om aan de top te komen en die top vast te houden. Wij kunnen niet, zoals in Rusland en Ameri ka, rusitig wachten op het talent dat vanzelf naar ons toekomst. Wij moeten het talent opsporen en maken.” Shane Gould, de opvallendste zwem ster van de spelen in München. Haar opvolgster heet zo goed als zeker Kornelia Ender. Hoe snel de zwemontwikkeling van Kornelia Ender zich heeft voltrokken, mag blijken uit onderstaand staatje:. 58.25; 1975 56.50; 1976 55.73. 1970 2.25.6; 1973 2.05.79; 1975 2.02.69; 1976 1.59.78. 1970 1.13.6; 1973 1.02.31; 1975 1.01.24; 1976 1.00.13. 1973 1.10.6; 1976 1.01.62. Ulrike Richter: een van de topzwemsters die het harde Oostduitse selectiesysteem opleverde. ifc

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 21