Koetsieren is net
pianospelen
zo licht gaat het
’s Mo^gens buiten aan
de kraan wassen
H
3
I
EENDRACHT
OVERGANG
KRAAN
HAGEDOORN
DRESSOIR
Mftlll
MEKKE
niet. Vruchtwater wel,
hebben”.
door
Tony van der Meulen
Het merkwaardig
ste geluid tijdens de tocht: de doffe plets waar
mee boer Horringa te Enumatil een forse nage
boorte op zijn erf wierp. Net voordat wij per koets
passeerden, was zijn merrie bevallen van een
fraai veulen. Een perfecte timing, waarvoor we de
organiserende Groninger VVV compimenteren.
De verbaasde passagiers verlieten hun rijtuig en
stapten wat onwennig door de wei om er te
bekijken hoe het verse veulen op zijn tengere
poten probeerde te staan. Boer Horringa stond er
glunderend bij te kijken, het bloed tot aan de
ellebogen: „Wat is het mooi, niet?”
En intussen sleepte de merrie maar met de
moederkoek achter zich aan. Als stedeling wil je
de jonge moeder dan wel graag een handje
helpen. „Nee”, zei de boer, „de natuur moet zijn
loop hebben”. Eindelijk ontdeed de merrie zich
met een flinke hap van haar sleep, en toen greep
Horringa in. „Ze mag het niet opeten, het verteert
dat mag ze allemaal
beetje aan de praat houden”. Tus
sen de beide koetsiers door zie je de
konten van Gea en Jolly zeer rit
misch bewegen. Alleen al daarnaar
kun je tijden kijken.
geerden de paarden zo: dieren waar
lijn in zit. Gea en Jolly liepen intus
sen rustig verder
vor-
naar
jijna
dat
eeft.
ook
)Cia-
ntte
is in
lodi-
teie-
I op
550-
den
jers
Op
iche
lield
i en
eef-
lee-
met
dre-
3; in
eld-
l uur
de
tak
sen
len
jes
ttel
)ze
;he
383
het
ten
jen
dijk
van
:he
aan
im-
Ve-
Ifde
stil-
dat
gen
a in
eft
lil-
In
tot
tri
a
de
in
eg
im.
id-
m-
„Olle Mekke scharrelt alweer op
zijn bult aan", zegt de koetsier. We
hebben de stad Groningen allang
verlaten en naderen nu het kerkje
van Oostum. Het eeuwenoude gods
huis ligt op een terp (,.de bult
Mekke van Dijk (78) is de koster Al
47 jaar, „en nog nooit weg geweest.
Nou ja, vroeger ben ik wel eens een
enkele keer weg geweest, maar ver
der nooit” Hij was ook altijd de
koster van het naburig Garnwerd
en Feerwerd Over hem gaat het
verhaal dat hij op kerstmis met een
kerstboompje tussen de drie kerken
op en neer fietste, en zo de kosten
Wat was de mooiste aanblik tij-
jens de rit? Het is moeilijk kiezen;
vellicht is het het beste dat u er ook
naar even bij komt zitten in de
reuken van de oude Allersmaborg
te Aduarderzijl. Vroeger zwoegden
hier de meiden in het plafond zit
nog het uitgesleten gaatje waar het
koordje van de bediendenschel
doorheenliep. Nu drinken wij er als
koetspassagier even een kopje kof
fie. Als je in de hoek" van deze
keuken een aantal treden opgaat,
kom je in de hal van de borg. Buiten
rusten de koetspaarden uit bij de
purperen ooievaarsbekjes, die net
in bloei staan. Vanuit die lager gele
gen keuken zie je achter de ruiten
van de hal de stam van een 300-
jarige kastanjeboom
s Heren geboorte laag hield. In
kosterswonmg staat nog de
Maar er is meer te zien. Aan de
zijramen trekken voortdurend com
plete schilderijen voorbij. Het voor
deel van een koets is, dat je een stuk
hoger zit dan in de doorsnee auto: je
hebt een prachtig uitzicht over de
omgeving. En door de kalme gang
(zeven kilometer per uur) kun je
alles rustig bekijken. Ruik je een
hagedoorn, dan is er alle tijd om
nog wat extra aandacht aan de
boom te besteden. Intussen hoor je
alleen het ratelen van de wielen, als
je tenminste op dat moment niet
wordt ingehaald door een modern
automobiel. Op zandwegen hoor je
helemaal niets. Behalve dan de
gesprekken tussen de koetsier en
Gea en Jolly In kringen van drank
zuchtigen valt af en toe het open
draaien van de jeneverfles te beluis
teren.
Als je zo reist, kom je niet ver,
maar dat hoeft ook niet, en er gaat
een enorme rust van uit. Je zo voort
bewegen is volslagen strijdig met
jachtige taferelen als: nog snel even
om vijf voor zes naar de super
markt om een pond sago
Een mooie vroege morgen op het.
cafeterras. Het heeft lange tijd
geduurd voordat horecabedrijven
in deze trek de stoelen buiten zetten.
Jaap Stienstra, de ons begeleidende
koetskenner, heeft er nog erg zijn
best voor gedaan. En met resultaat
„Op een mooie dag kwam ik langs
een cafe, en daar stond ineens alles
buiten: de zware clubfauteuils, de
salontafels, en twee dressoirs
We reizen verder Eerst nog even
de grote korenmolen bekijken Van
af de omloop zie je hoe benedfen de
paarden Gea en Jolly voor efe.koets
worden gespannen. Ze staan aan
liet begin van het langste traject, de
zaterdagtocht, 42 kilometer, zo
ongeveer wel het maximum. Ook de
mooiste tocht. Langs de oude
Allersmaborg. waar de bewoonster
de weefster Annie Vriezen, je nog
langdurig nazwaait en dan als van
zelf opgaat in hei geboomte Langs
En je hebt nog veel bekijks ook
Twee dagen lang zijn we grondig
toegewoven: echtparen kwamen
hun huis uit, oude mannen stonden
met een blik van herkenning te
zwaaien, in wat minder spontane
oorden ging de vitrage voorzichtig
opzij. Kinderen draven een eindje
mee; een koets!
Koeien, gewend als ze zijn aan de
Daf 66 en de Citroen GS Break,
krijgen het van zo'n koets helemaal
op de zenuwen. Op hun toch wel
wat stijve poten rennen ze met je
mee, terwijl hun soms onsmakelijk
grote uiers wild heen en weer klot
sen Ik vond het niet mooi; sommige
medereizigers waren er weg van.
Paarden, dat is mooi! Zij galoppe
ren bij het naderen van de koets tot
in de uiterste hoek van hun weiland
blijven daar even staan briesen, en
rennen dan weer terug Overal rea-
Na weer een nacht in.het stro is
het ontbijt 's morgens in een van de
mooiste kamers van het landgoed:
die Van Panhuys woonde leuk.
Maar eigenlijk is de overgang van
uit het stro te groot. Het gevoel van
de knecht die even, met de pet in de
hand, in de keuken van meneer mag
staan, omdat hij er een partijtje
kroten moest afleveren.
Als de aardbeien een kwartier op
de ontbijttafel hebben gestaan,
worden ze nog weer even wegge
haald om ze in de koeling de juiste
temperatuur te hergeven. Daarna
zoeken we tussen het stro onze
bagage bij elkaar.
De laatste dag. Praten met Jaap
Stienstra, de koetsenkenner. Hij is
zeer grondig gek op koetsen. Ver
stijft zichtbaar als een van de passa
giers roept: „Karren maar”. Vraagt
je vlak na de start: „Heb je al
gemerkt welk paard het felste
trekt? Het linker”.
Toen de Noord-Nederlandse stal
houderij met opheffing werd
bedreigd, reisde hij per koets naar
Den Haag om de staatssecretaris
van CRM hierover aan te spreken.
Als hij in zijn huis te Aduarderzijl
gasten te eten vraagt, laat hij ze per
koets uit de twintig kilometer ver
derop gelegen stad Groningen
komen. Halverwege brengt de vin
dingrijke schooltandarts dan in de
berm enige donderbussen aan om
de reizigers zo ook een echt^ over
val te laten beleven. „Het fascine
rende van het reizen per koets is,
dat je je teruggetrokken hebt uit de
competitie van de snelheid”, zegt
hij. „Als je zo reist, krijg je. een
relatie met het paard. Met een auto
heb je dat niet. Als de auto niet
loopt, bel je de garage op, en dan
zegt een man: de linker dop van de
carburateur is kapot. En hij haalt
een nieuwe dop. Maar als een paard
niet loopt, is er iets mis met jouw
relatie tot het paard”.
Voor op de bok is de relatie tussen
koetsier Jan Kuipers en Gea en
Jolly een uitstekende. Hij let scherp
op. „Ze lopen er met plezier voor.
De oren spelen mooi heen en weer,
ietsje naar achteren. En ze hebben
een ruime, vlotte stap; niet van die
kleine stapjes”.
Tijden heb ik ernaar ziften kijken
hoe subtiel de koetsier met de leid
sels omgaat. „Het is net pianospe
len, zo licht gaat het. Ik heb in mijn
leven wel duizend paarden gereden,
maar als je ze stuk voor stuk zou
voorspannen, en je zou mij een
blinddoek voordoen dan zou ik ze
allemaal herkennen Elk paard
heeft zijn eigen gevoel'
het mooie cafe Plaut te Niehove,
bekend om zijn jaarlijkse sigaren-
rookwedstrijd: wie kan het langste
de as eraan houden. Langs boer
Horringa te Enumatil, wiens, paard
net op tijd bevalt om nog in’ het
programma te kunnen worden
opgenomen. En al wuivend en
zwaaiend bereiken we tenslotte het
royale landgoed Nienoord bij Leek,
waar de familie Van Panhuys
woonde tot ze in 1907 in zo’n zelfde
type koets verdronk.
Op het landgoed staat het Natio
naal Rijtuigen Museum, en
mevrouw E. C. H. van Craaikamp is
er actief. Ze beheert het horecabe
drijf. Bedrijvig dribbelt ze voor ons
uit om te waarschuwen dat het, net
nu wij komen, zo n grote bende is,
terwijl ik zelden zo'n zindelijke uit
spanning heb gezien. Mevrouw Van
Craaikamp is ook bekend om de
fraaie bloemstukken, die ze zelf
schikt en dan op strategische pun
ten in het oude landhuis opstelt.
Vlak voor onze komst had een toe
rist met een schaartje een stuk uit
een bloem geknipt en verbouwe
reerd uitgeroepen: „verrek, ze zijn
echt".
Dan gaat de deur van de borg
open; onze 82-jarige koetsier, de
heer Gol, stapt de hal binnen en
blijft een tijdlang in het tegenlicht
staan. Laarzen, koetsiersjas aan,
hoge hoed. En in de hol klinkende
hal hoor je hem verzuchten: „Man.
man, wat hebben zie hier een olie
spullen”.
Het mooiste moment van de tocht,
maar dit is een tussenstand, want
we staan pas aan het begin van een
twee dagen durende rit door het
Groninger land. Per koets, vrijdag
avond weg. zondag terug. Twee
merries er voor, Gea en Jolly.
Als gewillige passagiers zich aan
dienen (kosten 199 per persoon,
acht tot tien klanten per tocht) zul
len Gea en Jolly regelmatig zo’n
koets over Groninger binnenwegen
trekken. Soms worden ze afgewis
seld door Rembrandt en Rubens.
De Groninger VW organiseert een
en ander, in samenwerking met de
Stichting Stalhouderij Noord-
Nederland en de Compagnie tot
Instandhouding van Bruine Cafes
en Tapperijen in de provincie Gro
ningen.
woorden: „Is this yarn worth?".
In die tijd was de kennis van het
Engels nog niet zo algemeen als
tegenwoordig, maar de bewoners
hier waren ook toen al helder van
geest, en men begreep* hem. Althans
een van hen zei: „Hki fragt of ’t
goaren nog wel weei-d is”. -Ter ver
duidelijking wellicht: Hij vraagt of
het het garen nog wel waa-rd is?”.
Later zou hieruit dan dfe naam
Garnwerd zijn ontstaan. Als een
herinnering aan die gebeurtenis
bestaat nog altijd het gebruik de
koffie hier te voorzien van wat
whiskey, want uit dank Voor de
hulp schonk de monnik zijn rijk
dom uit onder de weinige bewohers
van dit gebied.
Reizen per koets
het kan in Groningen
van
zijn
stang waarmee voor de komst van
de grafsteen m de kerkhofbodem
werd geprikt om nog een vrij
plaatsje te vinden.
Staande op het graf van de Wiers
ma's luidt Mekke van Dijk de klok,
en voelt zich verbonden met het
Hoge Op verzoek wil hij je ook best
voordoen hoe het klonk als de klok
kenluider vroeger een stevige bor
rel op had: de klok maakt dan een
overslag „Ik heb wel”, vertelt Mek
ke, „mensen begraven die ik zoveel
jaar later ook weer heb opgegraven
En je vindt niks. Enkel wat bot. en
de hengsels van de kist Die blijven
ook lang goed”. „Ik was eens een
graf aan het graven en toen kwa
men er vijf schedels boven. Die duw
ik dan weer een voet dieper”.
We laten Mekke op zijn terp ach
ter en reizen af, richting Garnwerd.
Terwijl Gea en Jolly ons dapper
voorttrekken, lezen we in een pam
flet dat dit dorp ook alweer heel wat
achter de rug heeft: er is ooit eens
een Ierse monnik aangespoeld De
tekst „Zijn kleren waren geheel
verscheurd, als rafels lagen zij om
zijn door regen en wind geteisterde
lijf. Een fles whisky was het enige
dat de man had kunnen redden
Enkele ogenschijnlijk schuchtere
vrouwen kwamen aangehold met
naald en garen Maar zijn lompen
bekijken sprak hij in zijn Cork
dialict de historisch geworden
Wie nu vrijdag tussen acht en tien
in cafe Hammingh zijn Garnwerdpr
koffie drinkt, hoort op de bovenzaal
het muziekgezelschap De Een
dracht oefenen. Vraag aan de waar
din: „Zijn ze al begonnen?”
Mevrouw Hammingh: „Nee, hoor je
dan al wat?” Even later klinkt een
rustig trompetgeschal naar bene
den: De Eendracht is los. Na afloop
van de repetitie komen de muzikan
ten naar de gelagkamer, waar ze
altijd aan de ovale tafel in de hoek
zitten. Eten toeristen daar toevallig
een uitsmijter, dan kruipen ze er zo
dicht mogelijk bovenop. Aan die
tafel zitten ze namelijk aldjd: het
muziekgezelschap De Eendracht
bestaat 160 jaar.
We eten voortreffelijk. Een onzer
tafelgenoten vertelt een spannend
verhaal, zo echt van het platteland:
vroeger hingen slagers hier de kop
van een geslacht varken aan de
deurknop. Cafébaas Hammingh er
meteen overheen: „Hier hing de sla
ger een halve zwienekop buiten, de
volgende dag hing er een hele”.
Dan valt de nacht over Garnwerd.
De rokers onder de passagiers moe
ten al hun gerei (vuur, sigaretten)
inleveren bij mevrouw Hammingh,
daarna mogen we in het stro in een
schuur naast het cafe. De cafébaas
en zijn vrouw zoeken hun echte bed
op: ik zou het erg aardig van hen
vinden als ze zich voor het inslapen
even rot hebben gelachen.
In de folder was het niet met
zoveel woorden beloofd, maar de
volgende morgen worden we
gewekt doordat Hammingh met
zijn emmers klettert. Hij is aan het
schonen. Naast de schuur ligt zijn
moestuin er fraai bij. „Misschien
zijn de aardappels wat aan de geile
kant. Het is mooi, zo n tuin, maar
het is een pens vol werk.
Mevrouw Hammingh: „Heren,
wilt u zich wel even op de ruimte
afkloppen” We blijken inderdaad
nog onder het stro te zitten.
t
Hoe leuk is zoiets? Eerlijk gezegd
stond ik er vooraf nogal huiverig
tegenover, vooral ook door enige
nostalgische zinnen in het program
ma: „08.00 uur: ontbijt, nadat u zich
buiten bij de kraan op ouderwetse
wijze hebt geschoren en gewassen”
Of: „De overnachting zal hier
plaatsvinden vlak bij de paarden, in
het stro, zonder individuele plaat
sen of vertrekken”. Dat belooft
weer een forse bijdrage aan groot
moeders tijd te worden, maar na
een paar uur koetsrijden ben je dit
al helemaal vergeten. En als ik niet
was meegegaan, had ik in ieder
geval de volgende dialoog gemist
tussen de vriendelijke, maar uiterst
nuchtere cafébaas van het dorpje
Garnwerd, Hammingh, en een
koetsreiziger. De reiziger staat bij
de schuur, waarin het beloofde stro
ligt: „Meneer Hammingh. ik heb
een koffer bij me”
De heer Hammingh „Nou, wat
sol dat?”
Zitten in een koets. Aan weerszij
den een bank We zijn nog maar
nauwelijks op pad of de begeleiden
de koetskenner, zeg maar gerust
koetsengek, Jaap Stienstra (school
tandarts) vertelt dat dit hetzelfde
model is als waarmee m 1907 de
complete familie Van Panhuys het
Hoendiep inreed en verdronk Maar
we houden moed
Achter de twee raampjes voorin
(te openen met een leren riem) zit
ten de twee koetsiers. Ze zijn voort
durend met hun paarden bezig, zeg
gen vooral op drukke trajecten
allerlei dingen tegen hen Stalhou
der Jan Kuipers „Je moet ze een
5