en modale werknemer Economie LR I I K I F* J ter Prinsenhof geeft veelzijdig beeld van chinoiserie Culturele uitstraling werd vooral in Delft „vertaald” 4 te 14 Moeilijke materie duidelijk gebracht Ou 3 .'•3 r fel '1Èr 4 1 Nabloei Zee Jezuïeten Lakvoorwerpen Sierlijk 11 door Cees Straus ié h - I. U't 'V z - gHg te- te U. U e. r .te- te'$. ,¥U -u u u r W te' X' “te I j^z. De tentoonstelling loopt synchroon met de geschiedenis van de Verenigde Oost- Indische Compagnie omdat die er lange tijd voor verantwoordelijk is geweest om de Chinese kunst in ons land en daar buiten op grote schaal te introduceren. Zij beslaat dus een tijdvak dat vroeg in de 17e eeuw begint en dat eindigt met de komst van Napoleon in ons land en de opheffing van de VOC in 1798. In die twee eeuwen heeft de China-mode in Europa een gewel dige vlucht genomen. Vanaf de eerste contacten van de Portugezen in de 16e eeuw (bij Marco Polo en zijn tijdgenoten is geen interesse voor Chinese kunst terug te vinden, ze konden of wilden kennelijk niet) ontstaat er in Europa belangstelling voor alles wat er in China leeft. Zoals het steeds in vroegere eeuwen ging, trad de kerk in de voetsporen der ontdekkers. Wandtapijt met chinoiserieën in een land schep. Uitgevoerd in wol en zijde in het Franse Aubusson, in de tweede helft van de 18e eeuw. De China-mode laat niet alleen een belangstelling zien voor porselein. Er bestond ook een behoorlijke vraag naar lakvoorwerpen: kistjes, panelen, meube len en kamerschermen. Ook hier is de ontwikkeling gelijk aan die van het porse lein: men importeert aanvankelijk maar vindt dan later inspiratie om imitaties te maken. Die ontwikkeling doet zich vooral voor in de tweede helft van de 17e eeuw. Het Delftse aardewerk vindt tot ver in Uitstekend komt in het boek naar voren dat iedereen, de werkgever, de werknemer en de overheid, eigenlijk een beetje gelijk heeft. Iets wat een oplossing voor een eerlijker verdeling van al het geld dat wij samen verdie nen er natuurlijk niet eenvoudiger op maakt. Onthullend is wel hoe slecht de laagstbetaalden in onze huidige wel vaarsmaatschappij het nog altijd heb ben ten opzichte van een grote groep die, ondanks de enorme werkloosheid, wel aan de goede kant van de streep zit. Maar ook Nypels, Tamboer en Heertje bieden geen alternatief voor een eerlij ker verdeling van de welvaart. Ze pro beren dat wel maar bij iedere oplos sing worden ook de ontsnappingsmo gelijkheden van de groep die moet worden aangepakt vermeld. En die zijn legio. Het is een vicieuze cirkel die De dramatische dood van de Engelse wiel renner Tommy Simpson als vergelijkingsma teriaal gebruikt in een boek over economie rie ingezet. Aanvankelijk vindt de lichte en speelse toets buiten Frankrijk veel waardering, maar als na 1760 in Frankrijk zelf belangstelling begint te komen voor de Antieken is het binnen enkele tiental len jaren gedaan met de China-mode. ..Alle cultuur, literatuur en kunst ter wereld behoort tegenwoordig tot een bepaalde klasse en is aan een bepaalde politieke lijn gekoppeld. In feite bestaat er geen kunst omwille van de kunst, geen kunst die boven de klassen staat, geen kunst die losstaat en onafhankelijk is van de politiek De proletarische literatuur vormt een deel van de hele proletarische revolutionaire zaak: zoals Lenin gezegd heeft zijn ze tanden en wielen in het geheel van de revolutionaire machine aldus Mao Tse Tung in een van zijn citaten die zijn opgenomen in het Rode boekje China is. om een open deur in te trappen, weer in de mode Een in ons land niet onbekende Amerikaanse minister kent Peking waarschijnlijk beter dan menige miljoenenstad in zijn eigen land. Buitenlanders reizen af en aan naar China en proberen in de gunst te komen om het grote land open te breken voor hun handel Revolutionairen richten na Castro en Che hun koers op Mao en sportlieden stuiten op hevige tegenstand nu de Chinezen zich ook meer op sportief terrein met de buitenwereld gaan meten. Alleen op cultureel gebied is nog nauwelijks iets van een uitstraling vanuit het Oosten te merken. Dat het lange tijd anders is geweest en vooral verschillend van de huidige situatie die in het bovenstaande citaat wordt geschetst, bewijst een tentoonstelling in het stedelijk musuem Het Prinsenhof in Delft waar tot en met 15 augustus ..China-Delft-Europa, chinoiserie is te zien Ne pre Hij <et „Ik ik di< natui zo'n denkl en wi aan c mijn man. make altijd hij w hekje Gei rière „Ja, i naar Ik we hobb: het r kwan werk' van r bij de te we kome nodig eng, binne den z doorj nog s Veroi tje w gelijk was nieuv Vet de Zt gezell rot ti. voort donk, we v< in Hi mind, spror count stude zo’n was oudei die b. kwan toen, helen gezeg Joost begin heb gedri altijd ware dat j draai voorj geac< ven c briev de I omdi coun' uitzei een h ik al „H aal v cons< mens luisti bevit Peda ande coun famii kunn ande de pl Veel grarr kree| vroe; gewe gedr, .#.1 Chinezen voorkomen tijdens de valken jacht en de theeceremonie. Kleine ver haaltjes dus die in de roccoco-periode erg aansloegen, maar in feite een zeer verte kend beeld gaven van wat er in China omging. Met de intrede van de roccoco krijgt Delft stevige concurrentie uit Duitsland waar in Meissen een duurzamer soort porselein wordt gemaakt door toepassing van porselein-aarde dat leidt tot een regel matiger vorm en minder afbrokkeling omdat het glazuur verbonden wordt met de scherf. Naast China geeft ook Japan (Imari en Kakiemon) de toon aan. Toch is het in deze periode vooral Frankrijk dat Nederland verdrijft van zijn toonaangevende positie. Daarmee wordt tevens de neergang van de chinoise- Veel voorstellingen heten landschappen zien, gestoffeerd met mannen en vrouwen en spelende kinderen, vaak in sierlijke en aandoenlijke poses. De vormen spraken vooral de keramisten in Delft aan hetgeen tal van imitaties tot gevolg had, onder meer door de bekende J. W. Hoppesteyn van De Jonge Moriaenshooft. De nood zaak tot imitatie kwam ook voort uit het feit dat de Chinese keramiek naar verhou ding veel te duur was. Er werd namelijk een belasting geheven naar gewicht en niet naar kwaliteit. Daarom kwam het grove, zware porselein minder naar ons land dan het lichte en meer geraffineerde waarvoor tevens hogere prijzen konden worden gevraagd. Af gezien van de bestel lingen (het Chine de Commande) werd het meeste porselein geveild hetgeen er ook niet toeleidde dat de prijzen laag bleven. We kunnen uit de voorbeelden die Het Prinsenhof ons geeft een uitstekende indruk krijgen van de toen heersende Tijdens de 17e en de 18e eeuw heeft Europa grote invloed op kunstzinnig gebied van China ondergaan. Voor het overgrote gedeelte kwam die invloed of rechtstreeks vanuit het land zelf, of via Delft waar zoals bekend een belangrijk aardewerkcentrum was gevestigd. Omdat Delfts aardewerk een groot aandeel heeft gehad in het uiteindelijke beeld dat we krijgen van onze kunst in de Gouden Eeuw mag rustig worden gesteld dat Delft een bijzondere invloed heeft gehad op de chinoiserie. Het Prinsenhof heeft zijn eigen collectie Delfts aardewerk als basis gebruikt voor deze tentoonstelling die echter zoveel aspecten van de China- mode laat zien dat het in het geheel niet een expositie voor louter fijnproevers van Delfts Blauw is geworden. Daarvoor is de expositie te veelzijdig in haar visie op een cultuurontwikkeling die diepe sporen heeft nagelaten. In het Oosten waren het de Jezuïeten die de Chinese cultuur in kaart brachten. Tot hun oudste memoires behoren die van vader Mateo Ricci, later door vader Tri- gault in 1615 te Augsburg uitgegeven als De Christiane Expeditione de Societas Jesu. Een exemplaar van dit werk is in Delft aanwezig. Ricci, in 1552 geboren, was vijf jaar voor de publikatiedatum gestorven, maar zijn reisbeschrijvingen waren natuurlijk lange tijd van grote actuele waarde. Als dan ook Kirchner en de Nederlander Joan Nieuhof in de loop van de 17e eeuw over China schrijven (de eerste op basis van ooggetuigeverslagen, de laatste over zijn ervaringen, onder meer opgedaan aan het hof te Peking), kan voldaan worden aan een eerder gewekte interesse voor de Chinese kunst. Die belangstelling ging vooral uit naar het porselein dat voor de komst van de VOC hoofdzakelijk geïmporteerd werd door de Portugezen (waarvoor ’t scheeps- type van de kraak werd gebruikt, van daar het kraakporselein). Het blauw- en witporselein wordt, als de VOC eenmaal goed begint te draaien op een zeer verfijnde wijze gemaakt. De stijl is die van de overgangsperiode die een aanvang neemt na de dood van keizer Wan-Li en nog veel van zijn invloed laat zien, De waardering van Chinees keramiek moge blijken uit het feit dat het beroemde Hain- hofer Cabinet uit het Zweedse Upsala in 1632 als schenking in handen kwam van koning Gustaaf Adolf en dat Queen Mary, de vrouw van Willem III en koningin Sophie-Charlotte representatieve collec ties begonnen aan te leggen. v smaak. Het is bijvoorbeeld opvallend dat de in China geliefkoosde afbeeldingen met draken en andere monsterachtige wezens zo weinig in Europa voorkwamen. Het publiek had er een geringe voorkeur voor, bovendien werd de symboliek die voor de Chinezen een voorstelling veel belangrijker maakte, niet of nauwelijks begrepen. Dat het Chinese aardewerk en porselein ook bij kunstschilders aansloeg, bewijzen enkele stillevens waarop zeer interessante stukken keramiek zijn te zien. Zo is in Delft het pronkstilleven van Willem Claesz Heda te zien dat afkomstig is uit de collectie Becker en eerder op de Oude kunst- en Antiekbeurs is getoond. We zien op het doek onder meer een wijde kom met nu wel een zevenkoppig monster met de Latijnse spreuk sapienti nihil novum (voor wie weet is niets nieuw), een gezegde dat terug is te vinden op een eveneens op de tentoonstelling aanwezige Wan-Li-klapmuts uit het Arnhemse gemeentemuseum. Het stilleven is gesig neerd met HEDA 1638 dat er op wijst dat Wan-Li-porselein al voor dit jaartal in ons land bijzonder werd gewaardeerd. Een van de meest imposante voorwerpen op de tentoonstelling in Delft: een grote dekselvaas met Chinees geïnspireerde decoratie, gemerkt J. W Hoppesteyn Delfts polychroom aardewerk uit de twee de helft van de 17e eeuw. De ruim een meter hoge vaas is afkomstig uithef Muséa de la Chartreuse In Douai (Frankrijk). Europa aftrek en beïnvloedt zelfs Duitse en Franse keramiekstijlen. De opvattingen van de Nederlandse kunstenaars geven soms vreemde ver mengingen met totaal aan elkaar verschil lende stijlen. Zo toont Het Prinsenhof een tweetal lakkasten die aan het begin van de 18e eeuw in Holland moeten zijn vervaar digd. De twee buitendeuren vertonen op een ondergrond van zwarte lak een arca disch landschap, maar binnenin zijn op de 15 laadjes weer chinoiserie-voorstellingen te zien die zijn ontleend aan de ontwerpen van de Engelsen John Stalker en George Parker. Daarnaast komen Hollandse windmolens, vissers en boten voor en zijn de laden van een der kasten nog eens versierd met ornamenten in Bérain-stijl. Uit de voorkeur voor de illustraties van Stalker en Parker mogen we een smaak afleiden die uitging naar een naïef- aandoend en vooral anekdotisch China dat zo kan passen in het beeld van de vele sprookjes die uit dit land zijn gekomen. Iets dergelijks doet zich ook voor bij een serie etsjes van Pieter Schenk de Jonge. Het zijn elegante voorstellingen waarop Joan Nieuhof schreef over zijn ervaringen in China een uitgebreid verslag waarin schitterende, handgekleurde gravures zijn opgenomen. In Delft ligt het In 1655 bij Jacob van Meurs uitgegeven werk open geslagen bij een prent van Chinese bede laars. Nieuhof beschrijft hen als volgt: „Die hunne gezonde leeden hebben, stooten als uitzinnige menschen met hunne blote hoofden zo stijf op elkandre, dat de bekke nelen schijnen te scheuren, en aan stukken springen. Dit harden ze zoo lang uit, totdat men iets geeft, of weggeeft; naardien ze iets anders van dit bonzen en hardebollen niet zullen ophouden vaak in dorre cijfertjes en zijn derhal ve doorgaans voor een groot publiek uiterst oninteressant. Het grootste compliment dat dit drietal gemaakt moet worden is, dat dit deze keer niet het geval is. Aan de hand van alledaag se en begrijpelijke voorbeelden krijgt de lezer een uitstekend inzicht in het doorgronden van allerlei verwarrende economische problemen die dagelijks via radio, televisie en kranten op ons afstormen. Er is door de auteurs driftig gebruikt gemaakt van eerdere publika- ties in boeken en weekbladen. Vooral het Haagse Post-koningskoppel Nypels en Tamboer heeft de laatste jaren een zekere reputatie opgebouwd met een aantal zeer goede artikelen en inter views over nivellering, de zogeheten modale werknemer, prijsbeheersing. inflatie, Keerpunt 72 etcetera etcetera Het weekblad Haagse Post heeft iedere week een zeer aardig rubriekje met de „Boekentoptien”. Hierin wordt via informatie bij een aantal grote boekverkopers geprobeerd om een zo nauwgezet beeld te geven van de meest verkochte boeken in ons land. In die „Boekentoptien” heeft de „Verwor ding van de economie” wekenlang een merkwaardige plaats ingenomen. Het boek handhaafde zich na een aanvan kelijke daling hardnekkig en dat mag toch wel als een succesje worden beschouwd voor de Haagse Post- redacteuren Frans Nypels en Kees Tamboer, die in samenwerking met professor Arnold Heertje, hoogleraar in de economie aan de universiteit van Amsterdam, dit boek geschreven hebben. Boeken over economie verzanden De na bloei van de chinoiserie (1700- 1800) heeft in feite meer te maken met de Louis XVI-stijl dan met China. Duidelijk is dat te zien aan een serie behangselont- werpen die afkomstig zijn uit het West- fries Museum in Hoorn. De meeste verto nen de invloed van de Fransman Jean Pillement, schilder aan het hof van Marie- Antoinette en vermaard om zijn bizarre en grillige fantasieën waarin Chinese zot- jes een belangrijke rol schijnen te spelen. Eveneens onder invloed van Pillement kwam in het Franse Aubusson een wollen wandtapijt tot stand dat in Het Prinsen hof is te zien. Als onderwerp dient een fantasierijk landschap met grillige rot spartijen, vreemde vogels en een chinoiserie-achtig paviljoentje. Vooral het exotisch karakter valt op. Dergelijke voorstellingen zijn eigenlijk nooit verdwe nen, men kan ze nog regelmatig zien in de winkeltjes die zich gespecialiseerd heb ben in voorwerpen uit het Oosten. Het ligt voor de hand dat de voorkeur voor chinoiserie ook buiten de beeldende kunst zichtbaar werd. Het is de verdienste van de samenstellers dat zij ook naar aspecten van deze ontwikkeling hebben gezocht. Er zijn bijvoorbeeld afbeeldin gen te zien van huizen die in Chinese stijl werden opgetrokken, zoals het Huis Can ton dat in 1793 in Baarn werd opgetrok ken (en in 1939 onder de slopershamer kwam). Eigenaar en opdrachtgever was Reinhard Scherenberg die door handel- voeren veel geld had verdiend in Neder lands Oost-Indië. Ook de Chinese tent die in Velserbeek heeft gestaan is door mede werking van het Rijksarchief in Haarlem op de tentoonstelling vertegenwoordigd De chinoiserie is zoals Het Prinsenhof laat zien, ook van zij het geringe invloed geweest op de literatuur. Met name in Frankrijk waar Voltaire veel achting had voor de Chinese cultuur. Hij schreef L’orphelin de la Chine dat in 1755 voor het eerst te Parijs werd opgevoerd. In zijn tragedie verhaalt Voltaire over Peking dat zojuist is veroverd door de horden van Djenghis Khan en zijn Tarta ren en te lijden heeft onder de barbaarse gruwelen. De houding van de Chinezen kon naar Voltaires mening de ruwe krach ten van de Tartaren echter bedwingen. Als aan het einde van de 18e eeuw Huis ten Bosch nabij Den Haag een Chinese en Japanse stijlkamer krijgt, is het hier te lande praktisch gedaan met de chinoise rie. Handelsblokkades doen deze mode een stille dood sterven, China zelf gaat onder het Engelse juk een donkere tijd tegemoet. Er blijft in ons land wel belang stelling bestaan voor de Oost, maar het accent verschuift naar Nederlands Oost- Indië. Van een werkelijke cultuurbeïn- vloeding vanuit dit gedeelte van Azië zal nooit meer sprake zijn, schrijvers als Mul- tatuli, Couperus, de vaak onderschatte P. A. Daum en natuurlijk Slauerhoff bij wie een sterk heimwee naar het oude China leeft, ten spijt. China-mode had Europa twee eeuwen in haar ban nauwelijks te doorbreken valt. Bepaald hinderlijk zijn in het boek de zijsprongetjes naar de wielersport. Frans Nypels is een zeer deskundig wielerjournalist geweest en brengt bepaalde economische zaken in relatie met de geschiedenis rond Tommy Simpson, de coureur die onder de doping zat en tijdens de beklimming van de Mont Ventoux in de Tour de France in 1967 de dood vond Onthul lend feitenmateriaal volgens de uitge verij. Maar dat is flauwe kul. Zo zijn er nog wel een stuk of tien vergelijkingen te bedenken. De verwording van de economie. Uit geverij De Arbeiderspers. Prijs 18,50. M.S. X W? f s.'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 16