Fritz Lang, speurder naar de macht van het filmbeeld :s FLMS Iffl „ALL THE PRESIDENT’S MEN” IS EEN UITSTEKENDE FILM GEWORDEN ■b ets s •4.; Onsterfelijk filmpionier weigerde Goebbels opdracht FILMS 15 AUGUSTUS 19 7 6 6 V R IJ D A G 1 «I B ring! ring! ijwie 1 Matinees Zwerversbestaan Met Fritz Lang die maandag avond jl. in zijn woning in Los Angeles op 86-jarige leeftijd is overleden, is een van die legen darische filmfiguren heengegaan die de vroegste jaren van de ci nematografie verbond met het heden. Zijn eerste film dateert uit 1919, zijn laatste uit 1960, maar hij bleef ook daarna actief in de wereld van het medium dat hij zijn hele leven met grote toe wijding en scherpzinnigheid heeft gediend. Hij speelde in ’63 mee in „Le Mépris” van Jean- Luc Godard, de rol van een oude wijze filmregisseur en stond open voor jongere collega’s en voor de vele journalisten die uit zijn mond nog eens de verhalen wil den optekenen die als legendes al onsterfelijk waren. Vooral ook de televisie is die laatste jaren actief geweest om stem en uiter lijk van de „grand old man” voor het nageslacht vast te leggen. Op zaterdagochtend 17 juni 1972 om 2.30 uur braken vijf mannen in bij het Democratische Nationale Comité dat zijn kantoren had in een modern flatcomplex in Washington, genaamd Watergate. Van dat ogenblik af zou die naam de aanduiding gaan worden van het grootste politieke schandaal dat de twee eeuwen oude U.S.A, ooit had moeten doorstaan. Macht voorstellingen N achtvoorstellingen J9 een The Marx Brothers in Cinema Quirinus Internationaal zelfs -II! zelfs n ,-ü! T3FT i lo s oeste slot, pc (moet etalen). son s? On treeKs i coopt l iet en* en spra an Na insott i arantie >ewice, dus 2 iet kfiet Simon van Collem interviewt Fritz Lang in diens woning in Beverly Hills in 1968. >r 150 els I Ever m. hi ■ek.) r Landt 'an Z bij VI -3124 is eno prijs ;h C weten, ètt i qeves iKsuebc leemsk lem. Dl saterda it jeop Ca steiku naat «leub •noro >n. 1 in wen 'alitei 2-z h ritte struct ran Ie kla i d Ree tl t irizale. Hot N Zo Oo dam- leope j. V« 5 Ge t.m. 2 s opi repai 8ro raat 2 l’lem. lORD ïwag sn 11 69 >p ga a (nie ig, Di Sank taar n tijdsei Sant geise tchine wase erke Zanti v% 3124 r tijdeli >r g >enbli ilenvi rsmei >0 vi eemp belbri skach lOUtVl met vi gf VI Nixon-affaire als politieke thriller Robert Redford en Dustin Hoffman als de journalisten Woodward en Bernstein in „AU the President’s Men”. Fritz Lang is dan al in dubbel opzicht gelieerd met Thea von Har- bou die, tót zijn vertrek uit Duits land, het materiaal voor zijn films zal leveren. Met haar typisch Duitse geest, bevolkt door Middeleeuwse le gendes en gebiologeerd door irratio- „Dik Trom weet Raad”, dagelijks in Studio en „Het beste uit Walt Disney’s Levensechte Avonturen”, eveneens dage lijks in Palace. of het ogenblik dat Woodward zich in eens realiseert dat zijn tegenstanders zich mogelijk niet zullen entzien geweld of nog ergere afschrikkingsmethodes te gebruiken. Maar verder is de film alleen maar een gerelativeerde hulde aan twee gewo ne reporters die om welke redenen ook zich hebben vastgebeten in een affaire, daarbij tegenstand uit praktisch alle la gen van de bevolking ondervindend, maar blijven vertrouwen op hun instinct dat de zaak „stinkt” en doorgaan met het legen van de beerput tot Nixon door de stank vrijwillig uit het Witte Huis moet vluchten. Fritz Lang wabij die gelegenheden meestal een bereidwillig en geduldig meewerkend slachtoffer. Zoals Simon van Collem in 1968 ondervond toen hij voor de VPRO naar Hollywood reisde om er een 40 minuten durend filmportret van de meester in zijn woning in Beverly Hills te maken. De film werd uiteraard op het t.v.- scherm vertoond en wel op 14 april 1969, waaraan een persvoorstelling in Fritz Lang werd op 5 december 1890 geboren in Wenen. Zijn vader, Anton Lang, was een bekend Weens architect die van alles heeft gepro beerd zijn zoon in dezelfde richting groot te brengen. Maar hoewel deze op de Technische Hogeschool zich ging specialiseren in de architectuur, realiseerde hij zich al gauw dat hij nooit zijn vader zou kunnen evena ren. Hij veranderde van richting, stond van 1908 tot 1910 ingeschreven als leerling van de Academie van Grafische Kunsten en volgde nog een schilderscursus in München. Maar dan heeft de 20-jarige Fritz genoeg van alle studies, hij breekt met zijp familie en begint een wereldreis die hem naar Noord-Afrika, het Midden oosten, het Zuidzeegebied, China, Ja pan en Indonesië (tot en met Bali) brengt. In 1911 is hij achtereenvol gens in Brussel, München en Am sterdam en na een verblijf in Italië vestigt hij zich in Parijs. Hij verdient er zijn brood met caricaturen te te kenen voor Duitse bladen en stadsge zichten te maken en die op straat te verkopen. De oorlog maakt aan dit zwerversbestaan een abrupt einde, hij wordt als ongewenste vreemdeling uit Frankrijk gewezen, keert terug naar Wenen en wordt daar gemobiliseerd Viermaal gewond, zevenmaal gedeco reerd brengt Lang de laatste oorlogs jaren grotendeels in ziekenhuizen door, waar hij zich gaat toeleggen op het schrijven van scenario’s. Dit in opdracht van de Duitse filmmaat schappij Decla. Ontevreden met de wijze waarop zijn scenario’s in film worden omgezet, wendt Fritz Lang zich omstreeks 1919 tot Erich Pom- mer, later de belangrijke producent van de Duitse film vóór Hitler toen al een invloedrijk man bij de Decla Bioscoop. Via Pommer krijgt Lang in 1919 zijn eerste regie. Het wordt het door hem geschreven „Halb Blut.” Cameraman is Carl Hoffman die vier jaar later bij het grote „Nibelungen”- epos ook achter de camera zal staan, evenals bij de eerste „Dr Mabuse”- film uit 1922. Harbou en met „Die 1000 Augen des Dr. Mabuse” probeert hij de Mabuse- legende in leven te houden. Het is een wat triest afscheid van het mé tier dat Lang bijna een halve eeuw op zijn vele mogelijkheden heeft on derzocht, een speurtocht naar de macht van het beeld wat bij hem dikwijls resulteerde in een beeld van de macht. Vooral de macht van de massa die door ziekelijke leiders tot hysterie zijn opgezweept, heeft hij met name in zijn Duitse periode in angstaanjagende beelden vastgelegd, daarmee de destructieve krachten van het Derde Rijk als het ware voorspellend. Maar ook uit een film als „Fury” met de langzaam opge zweepte lynchwoede en in „Hangmen also die” die de moord op Reichspro- tektor Reinhard Heydrich in Praag en de daarop volgende represailles tot onderwerp heeft, spreekt de angsl voor de duistere machten in de mens Een psychologisch thema dat hij in menselijke drama’s van kleiner for maat ais in „Human Desire” (naar Zola’s „La Béte humaine”) en in „The Woman in the Window” verder heeft uitgediept. Zodat er toch een constan te lijn te ontdekken valt in een levenswerk dat uiterlijk de grootst mogelijke verschillen vertoont en dat Fritz Lang gebracht heeft in de gele deren van de onsterfelijke filmpio- niers die het gezicht van het medium bepaald hebben. Cinema Quirinus Internationaal die de vorige week met succes zijn zondaga vond aan het betere filmwerk heeft uitgeleverd door het vertonen van „Blanche” herhaalt zondag a.s. het expe riment met „A Night in Casablanca”, waarin Groucho Marx als directeur van een hotel in Casablanca optreedt en de verwikkelingen met de andere Marx brothers beginnen als vermoed wordt dat het hotel een Nazi-schat bevat. De Hoewel er opnamen in Washington ge maakt zouden worden wérd de moderne Washington Post’s redactiekamer volle dig nagebouwd in de Hollywoodse Bur bank Studio’s, compleet met alle wand decoraties en bureau- en prullenmand rommel die in grote hoeveelheden naar Hollywood getransporteerd werden. De beide hoofdrolspelers hadden ter plaatse al het gedra'g van journalisten en de gang van zaken bij redactievergaderin gen bestudeerd, zodat niets aan het toe val was overgelaten. Aan de hele film kan men deze de tail-verzorging af zien. Interieur en wijze van spelen hebben het nieuwe verloren en de schijn van routine en alledagwerk aangenomen. In die stijl passen ook de andere acteurs, vooral Jason Robards als hoofdredacteur Benjamin Bradlee en Voor de regiestoel viel de keus op Alan J. Pakula, bekend door uitzonder lijke films uit diverse genres als „The sterile Cuckoo” met Liza Minnelli, „KIu- te” met Jane Fonda en „The Parallax View”. Met cameraman Gordon Willis die o.m. de beide „Godfathers” had opge- nomen, en „production designer” George Jenkins die al met Pakula bij een twee tal vorige films had samengewerkt, was de technische ploeg rond. Vooral de rol van Jenkins zou belangrijk worden. nele dreigingen en angsten dwingt zij haar man in de richting van veront rustende eigentijdse onderwerpen als de „Mabuse”-films, „Spione” (1927), „M” (,Die Mörder sind unter Uns”), onbehaaglijke toekomstdromen als „Metropolis” (1926 „Frau im Mond” en bovennatuurlijke of Middeleeuwse gruwelgeschiedenissen als „Der müde Tod” en „Siegfried” met het vervolg „Kriembilde’s Rache” (1923-1924). ’t Is de periode dat in de Duitse film het expressionisme hoogtij viert, het studio-decor een bijna beslissende functie in het geheel krijgt en veel werk van opnarrfe-tëchnieken ge maakt wordt, waarbij licht en scha duwwerking macabere sfeer moeten accentueren. Hoe volstrekt anders Fritz Lang onder veranderde omstan digheden wist te werken, bewijst zijn eerste Amerikaanse film „Fury” uit 1936 die een voorbeeld wordt van Amerikaans realisme en van objectie ve filmstijl. Het werk van Lang in Hollywood is voortdurend wisselend van onderwerp politiefilms, wes terns, melodrama’s en wisselend ook van stijl en kwaliteit. Met als hoogtepunten, na de voortreffelijke inzet van „Fury”, „Hangmen also die” (cameraman was de onlangs overle den James Wong Howe), „The Wo man in the Window” en „Scarlet Street”. Terug in Duitsland omstreeks 1957 grijpt Lang terug naar het ver leden. Hij maakt „Der Tiger von Eschnapur” en „Das Indische Grab- mal”, beide in ’21 al geregisseerd door Joe May op scenario’s van Thea von film was het lachsucces van 1947 en is dat tot nu toe gebleven. Palace komt met, „Jailhouse Rock” met Elvis Presley, Roxy brengt een Harold Lloyd-medley, Frans Hals met de sensatiefilm „The Devil’s Brigade”, Luxor laat griezelen met „Night of the living Dead” en Lido heeft nog T'roler sexklucht achter de hand. In het begin leek alles zo eenvoudig. Onder de inbrekers die de zaak knullig hadden aangepakt en dan ook prompt door de politie „en flagrant delit” be trapt werden, bevonden zich enkele Cu banen, wat het vermoeden wettigde dat hier sprake was van een Cubaanse sa menzwering om de kandidatuur van een democraat voor het presidentschap te dwarsbomen. De herinneringen aan Amerikaanse invasiepogingen van Cuba bij de Varkensbaai onder John F. Ken nedy zouden daarbij dan een rol hebben gespeeld. Maar een correspondent van de Washington Post, Bob Woodward, die meer uit routine dan uit de overtuiging achter een belangrijke zaak aan te zitten aanwezig was bij een eerste voorgeleide van de verdachten voor een rechter die moest uitmaken of tijdelijke vrijspraak „on baal” in aanmerking kwam, ontdekte in de rechtszaal enkele opvallende zaken die zijn nieuwsgierigheid prikkelden. Er zaten enkele belangrijke advocaten in de zaal die bij navraag ontkenden iets met maken te hebben en één van de voorge- maken te hebben en een van de voorge leide mannen, die James W. McCord Jr. bleek te heten, gaf als zijn beroep „vei ligheidsadviseur” op, daarna, toen hem gevraagd werd bij welke onderneming, fluisterend antwoordde, C.I.A., Wood ward begreep toen dat de onhandige inbraak in het Democratische partijge bouw geen op zichzelf staande gebeurte nis was, maar in een groter geheel thuishoorde. Hoe groot dat geheel was, daar had hij toen nog geen vermoeden van. Hij haastte zich terug naar het kantoor van de Washington Post, waar, aanvankelijk tot zijn ongenoegen, zijn meer ervaren collega Carl Bernstein ook al aan de inbraakaffaire Werkte. Na enig wederzijds wantrouwen ontstond toch een vruchtbare samenwerking waarbij Woodward vooral achter het nieuws aanging, telefonerend, mensen intervie wend, inlichtingen inwinnend, terwijl Bernstein die een beter journalistiek schrijver was, het binnenkomend nieuws tot boeiende leesstof verwerkte die ten slotte door de natie gevreten werd. 1972 was het verkiezingsjaar voor het presi dentschap. Nixon die al vier jaar Witte Huis achter de rug had, stond sterk in de strijd, vooral omdat de voornaamste democratische tegenkandidaat de intege re maar weinig sterke senator George McGovern was. Een herverkiezing van Nixon zat er overduidelijk bij voorbaat al in. In opiniepeilingen stond hij in juni ’72 een kleine 20 pet. voor op ieder der democratische kandidaten. Er was dus zo te zien geen enkele aanleiding de Republikeinse Partij ervan te verdenken achter de Watergate-inbraak te staan. Wat had ze te winnen bij het plaatsen van wat afluisiter-apparaten, of het foto graferen van democratische verkiezings- pamfletten, misschien van teksten van door McGovern nog te houden verkie- zingsspeeches. Het moet dan ook aan het doorzet tingsvermogen, de vasthoudendheid en de scherpzinnigheid van het duo Wood ward-Bernstein, maar vooral ook aan de domme reacties van de ondervraagde functionarissen geweten worden dat Wa tergate tenslotte de omvang van een nationale ramp heeft kunnen aannemen. De schuld of betrokkenheid van de on dervraagden bij het schandaal kon tel kens al vermoed worden uit hun ge spannen en nerveuze houding bij vrij onschuldige vragen. Het weigeren om te antwoorden, het abrupt afbreken van een telefoongesprek, het snel verliezen van geduld of het vervallen in woede- buien bij het ogenschijnlijk onschuldig inwinnen van informaties, het elkaar onderling tegenspreken of het duidelijke liegen, dat waren de summiere aanwij zingen voor Woodward en Bernstein om de betrokken ondervraagde op z’n minst suspect te vinden en om in die richting verder te werken. Een onopvallende ver spreking in een gesprek, de aarzeling bij het formuleren van een antwoord, het noemen van een naam waarnaar niet gevraagd was, de beide nieuwsjagers vingen die haast onhoorbare signalen van onzekerheid en schuldgevoel op, maakten aantekeningen en trachtten uit wat niet gezegd werd bepaalde conclu sies te trekken. Het werd een spel van oneindig geduld en van scherp toeluiste ren, want iedere zucht door de telefoon kon iets betekenen en iedere deur die voor je neus werd dichtgesmeten kon een bekentenis inhouden. Men kan dit alles nalezen in het boek dat Bernstein en Woodward na twee jaar zwoegen op Watergate samen schreven en dat in de Nederlandse vertaling de wat al te ge forceerd jolige titel „Alleman van Nixons staf” draagt. Men kan nu ook zien hoe zo’n verslaggeversonder- zoek in zijn werk gaat, want het succes volle boek van de beide journalisten (bijna 3 miljoen exemplaren verkocht tegen het einde van 1975, vertalingen in zes verschillende landen) is natuurlijk verfilmd. In feite heeft Robert Redford die Woodward in de film speelt, het boek gestimuleerd. Al in ’73 kwam hij op de redactie van de Washington Post om te praten over een verfilming van het onderzoek naar de schuldigen achter aanwezigheid van Lang in het Film museum voorafging dat tegelijk een „Hommage aan Fritz Lang” inzette met vertoningen van enige hoogte punten uit het Duitse, Franse en Amerikaanse werk van de filmer. Het voortreffelijke document dat Van Collem toen afleverde, zal nu van historische waarde blijken omdat het waarschijnlijk de laatste opnamen bevat van een toen nog levendige en spraakzame 78-jarige die zich bijv, nog in details de ontmoeting met Goebbels in 1933 herinnerde waarin deze hem een hoge post in het film bedrijf van het Derde Rijk aanbood. Kort daarvoor had dezelfde Goebbels, als minister van Kultur Lang’s „Das Testament von Dr. Mabuse” verbo den, waarschijnlijk omdat hem de waanzinnige Mabuse die vanuit zijn cel op mediamieke wijze invloed uit oefent op de politieke gang van za ken in zijn land, deed denken aan Hitler die in de gevangenis zijn „Mein Kampf”, had geschreven en dus ook vandaaruit een hypnotische macht op zijn volgelingen had weten uit te oefenen. Op Goebbels’ vererend voorstel ging Fritz Lang niet dadelijk in, hij vroeg bedenktijd en nam die zelfde avond de nachttrein naar Pa rijs, alles achterlatend in Berlijn tot en met zijn vrouw, Thea von Harbou toe. Het werd een volkomen breuk met zijn vroeger leven, wat ook in zijn werk duidelijk merkbaar werd. de schermen van Watergate dat Redford even spannend voorkwam als een poli- tie-onderzoek in een thriller. Alleen kwamen er nu geen revolvers of sten- guns aan te pas, maai’ werden de schur ken een voor een onschadelijk gemaakt met een ballpoint of het aanslaan van toetsen op een schrijfmachine. Maar voor de film die door Redfords eigen onderneming, „Wildwood Enterprise” ge maakt zou worden, was een stabiel uit gangspunt in de vorm van een afgerond boek nodig. Toen dat eenmaal klaar was en bovendien een onmiddellijk succes bleek, stond niets een verfilming in de weg. Niets, behalve een vakkundige ver werking van feiten en gebeurtenissen, die in feite niet bijzonder sensationeel waren. Redford deed een beroep op William Goldman met wie hij al had samengewerkt bij Butch Cassidy and the Sundance Kid”, waarvan het script in ’69 een Academy Award (Oscar) kreeg, en verder bij „The great Waldo Pepper” en „Hot Rock”. Als scenario schrijver had Goldman trouwens een opvallend debuut gemaakt met „Harper” waarin Paul Newman schitterde. Martin Balsam als chef-redacteur Ho ward Simons. Hun samenspel geeft een boeiend beeld van' het krantewerk zoals het hier op de toppen van de zenuwen in slopende bureau-uren, ontmoedigende conferenties en vruchteloze bezoeken aan mogelijke getuigen of anonieme tip gevers bedreven wordt. De spanning wordt niet door sensatio nele gebeurtenissen opgewekt maar door de mogelijkheid dat een bepaalde stra tegie zal mislukken of dat een sluitende hypothese niet door feiten gedekt kan worden en dus onbruikbaar voor krante- publikatie blijft. De momenten dat an dersoortige spanningen worden opgeroe pen zijn hoogstens de ontmoetingen van Woodward in een ondergrondse garage met zijn in het duister blijvende tipge ver die als „Deep Throat” bekend blijft Slechts twee premières deze week, een bescheiden klucht van Peter Yates die „Mother, Jugs and Speed” heet en in City I gaat er een groot formaat tijdsdo cument „Al the President’s Men”, het verslag van twee jaar Watergate-onder- zoek door de journalisten Woodward en Bernstein van de Washington Post, ge filmd door Alan J. Pakula, gespeeld door Robert Redford en Dustin Hoffman en nu te zien in Tuschinski. Meer over deze belangrijke film elders op deze pagina. Over de film van Peter Yates, die jaren geleden zo goed startte met „Bul litt’ kan ik kort zijn. De onvertaalbare titel kan verklaard worden uit het feit dat met Mother Bill Cosby bedoeld wordt die om zijn zorgzaam karakter Mother Tucker genoemd wordt, „Jugs” slaat op de geprononceerde boezem van Raquel Welch die Jennifer Jurgens sPeelt en ook wel met „Bumper” wordt aangesproken en „Speed” heeft te maken met de derde hoofdpersoon die als nieu we chauffeur van de ambulance-auto door zijn hard rijden Tony Speed heet en door Harry Keitel gespeeld wordt. Het drietal is in dienst van het door Harry Fishbine geleide ziekenvervoer- bedrïjf dat met weinig ambulances en te weinig personeel moet concurreren met de firma „Unity”. Het vervoersbe drijf waar het in de film om gaat en dat in Amerika dus een particuliere aange legenheid is, heeft originele kanten als filmonderwerp. Maar de grapjes die ge maakt worden op het elkaar afhandig maken van zieken en gewonden en op de snelheid waarmee om concurrentiere- denen gereden moet worden, zijn noch origineel, noch smakelijk, noeh grappig. Zodat de film ondanks behoorlijke spel- prestaiies ook van Allen Garfield als de eeuwig klagende en wanhopige Fishbine in flauwe grappigheid ten onder gaat. Dat regisseur Yates het na „Bullitt” niet meer zonder een autorace door de druk ke straten van een wereldstad kan doen, wordt ook nu weer gedemonstreerd, al redt deze korte sensatie de film niet. Het opmerkelijke aan het Amsterdamse bios- coopprogramma van deze week is ver der de terugkeer van enkele gerenom meerde films, de Beatles zijn terug met hun eerste film „Help” uit een ver achter ons liggende tijd toen Richard Lester nog dwaze films wist te maken; verder is „Carnal Knowledge” van Mike Nichols en met Jack Nicholson, Arthur Garfunkel, Candice Bergen en Ann- Margret terug in roulatie en w»l in het Leidseplein Theater dat „Legacy” over gedaan heeft aan Calypso Club, en ten slotte lanceert Du Midi opnieuw „The wild Bunch,” de bloedige western van Sam Peckinpah met William Holden, Ernest Borgnine en Robert Ryan. Alain Delon samen met Burt Lancas- ter kan men in twee uiteenlopende films I zien, in „The Leopard” van Visconti (Studio K) en in „Scorpio” dat Cinema International in de nachtelijke uren brengt. Nog meer Delon in Leidseplein Theater dat Jacques Deray’s „Crime Sto- ry” brengt met als Delon’s tegenspeler Jean-Louis Trintignant. „A Night at the Opera (Max Brothers) is met Tod Brow ning’s „The Freaks” in The Movies ge bleven, zoals Pasolini’s „Orestiade Afri cans” en Fassbinder’s „Fox genadeloze 1 Vrijheid” gebleven zijn in Cinetol. „Next 1 Stop tot Greenwich Village blijft voor de elfde week in City 4 en de bekende western „War Wagon” met John Wayne en Kirk Douglas is te vinden in Cineac Reg. Breestraat. Geen nieuwe verrassingen in de Haar lemse bioscopen, alleen een lange lijst prolongaties, afgewisseld met een enkele reprise. De James Bond-film „Diamonds are forever” blijft in Palace en hetzelfde gebeurt met „One flew over the Cuc koo’s Nest” (14de week) in Roxy, met de berenfilm „Grizzly” in Lido, met „The Genius” in Studio en met de Funès film „De Gendarme van Saint Tropez” in Luxor. Roxy zorgt voor de herhaling van „The Magnificent Seven”, de avon turen van zeven mannen zonder vrees, onder wie Steve McQueen, Charles Bronson, Yul Brynner en James Coburn. Regie van de western-specialist John Sturges.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 15