Fritz Lang, speurder naar de
macht van
het filmbeeld
:s
FLMS
Iffl
„ALL THE PRESIDENT’S MEN” IS EEN UITSTEKENDE FILM GEWORDEN
■b
ets
s
•4.;
Onsterfelijk filmpionier weigerde Goebbels opdracht
FILMS
15
AUGUSTUS
19 7 6
6
V R IJ D A G
1
«I
B
ring!
ring!
ijwie
1
Matinees
Zwerversbestaan
Met Fritz Lang die maandag
avond jl. in zijn woning in Los
Angeles op 86-jarige leeftijd is
overleden, is een van die legen
darische filmfiguren heengegaan
die de vroegste jaren van de ci
nematografie verbond met het
heden. Zijn eerste film dateert
uit 1919, zijn laatste uit 1960,
maar hij bleef ook daarna actief
in de wereld van het medium dat
hij zijn hele leven met grote toe
wijding en scherpzinnigheid
heeft gediend. Hij speelde in ’63
mee in „Le Mépris” van Jean-
Luc Godard, de rol van een oude
wijze filmregisseur en stond open
voor jongere collega’s en voor de
vele journalisten die uit zijn
mond nog eens de verhalen wil
den optekenen die als legendes
al onsterfelijk waren. Vooral ook
de televisie is die laatste jaren
actief geweest om stem en uiter
lijk van de „grand old man” voor
het nageslacht vast te leggen.
Op zaterdagochtend 17 juni 1972 om 2.30 uur braken vijf mannen in
bij het Democratische Nationale Comité dat zijn kantoren had in een
modern flatcomplex in Washington, genaamd Watergate. Van dat ogenblik
af zou die naam de aanduiding gaan worden van het grootste politieke
schandaal dat de twee eeuwen oude U.S.A, ooit had moeten doorstaan.
Macht voorstellingen
N achtvoorstellingen
J9
een
The Marx Brothers in Cinema Quirinus Internationaal
zelfs
-II!
zelfs n
,-ü!
T3FT
i
lo
s oeste
slot, pc
(moet
etalen).
son
s? On
treeKs i
coopt l
iet en*
en spra
an Na
insott i
arantie
>ewice,
dus 2
iet kfiet
Simon van Collem interviewt Fritz
Lang in diens woning in Beverly Hills
in 1968.
>r
150
els
I Ever
m. hi
■ek.) r
Landt
'an Z
bij VI
-3124
is eno
prijs
;h C
weten,
ètt
i
qeves
iKsuebc
leemsk
lem. Dl
saterda
it jeop
Ca
steiku
naat
«leub
•noro
>n. 1
in
wen
'alitei
2-z
h ritte
struct
ran
Ie kla
i d
Ree
tl t
irizale.
Hot
N Zo
Oo
dam-
leope
j. V«
5 Ge
t.m. 2
s opi
repai
8ro
raat 2
l’lem.
lORD
ïwag
sn 11
69
>p ga
a (nie
ig, Di
Sank
taar n
tijdsei
Sant
geise
tchine
wase
erke
Zanti
v%
3124
r
tijdeli
>r g
>enbli
ilenvi
rsmei
>0 vi
eemp
belbri
skach
lOUtVl
met vi
gf
VI
Nixon-affaire als politieke thriller
Robert Redford en Dustin Hoffman als
de journalisten Woodward en Bernstein
in „AU the President’s Men”.
Fritz Lang is dan al in dubbel
opzicht gelieerd met Thea von Har-
bou die, tót zijn vertrek uit Duits
land, het materiaal voor zijn films
zal leveren. Met haar typisch Duitse
geest, bevolkt door Middeleeuwse le
gendes en gebiologeerd door irratio-
„Dik Trom weet Raad”, dagelijks in
Studio en „Het beste uit Walt Disney’s
Levensechte Avonturen”, eveneens dage
lijks in Palace.
of het ogenblik dat Woodward zich in
eens realiseert dat zijn tegenstanders
zich mogelijk niet zullen entzien geweld
of nog ergere afschrikkingsmethodes te
gebruiken.
Maar verder is de film alleen maar
een gerelativeerde hulde aan twee gewo
ne reporters die om welke redenen ook
zich hebben vastgebeten in een affaire,
daarbij tegenstand uit praktisch alle la
gen van de bevolking ondervindend,
maar blijven vertrouwen op hun instinct
dat de zaak „stinkt” en doorgaan met
het legen van de beerput tot Nixon door
de stank vrijwillig uit het Witte Huis
moet vluchten.
Fritz Lang wabij die gelegenheden
meestal een bereidwillig en geduldig
meewerkend slachtoffer. Zoals Simon
van Collem in 1968 ondervond toen
hij voor de VPRO naar Hollywood
reisde om er een 40 minuten durend
filmportret van de meester in zijn
woning in Beverly Hills te maken. De
film werd uiteraard op het t.v.-
scherm vertoond en wel op 14 april
1969, waaraan een persvoorstelling in
Fritz Lang werd op 5 december
1890 geboren in Wenen. Zijn vader,
Anton Lang, was een bekend Weens
architect die van alles heeft gepro
beerd zijn zoon in dezelfde richting
groot te brengen. Maar hoewel deze
op de Technische Hogeschool zich
ging specialiseren in de architectuur,
realiseerde hij zich al gauw dat hij
nooit zijn vader zou kunnen evena
ren. Hij veranderde van richting,
stond van 1908 tot 1910 ingeschreven
als leerling van de Academie van
Grafische Kunsten en volgde nog een
schilderscursus in München. Maar
dan heeft de 20-jarige Fritz genoeg
van alle studies, hij breekt met zijp
familie en begint een wereldreis die
hem naar Noord-Afrika, het Midden
oosten, het Zuidzeegebied, China, Ja
pan en Indonesië (tot en met Bali)
brengt. In 1911 is hij achtereenvol
gens in Brussel, München en Am
sterdam en na een verblijf in Italië
vestigt hij zich in Parijs. Hij verdient
er zijn brood met caricaturen te te
kenen voor Duitse bladen en stadsge
zichten te maken en die op straat te
verkopen. De oorlog maakt aan dit
zwerversbestaan een abrupt einde, hij
wordt als ongewenste vreemdeling uit
Frankrijk gewezen, keert terug naar
Wenen en wordt daar gemobiliseerd
Viermaal gewond, zevenmaal gedeco
reerd brengt Lang de laatste oorlogs
jaren grotendeels in ziekenhuizen
door, waar hij zich gaat toeleggen op
het schrijven van scenario’s. Dit in
opdracht van de Duitse filmmaat
schappij Decla. Ontevreden met de
wijze waarop zijn scenario’s in film
worden omgezet, wendt Fritz Lang
zich omstreeks 1919 tot Erich Pom-
mer, later de belangrijke producent
van de Duitse film vóór Hitler toen
al een invloedrijk man bij de Decla
Bioscoop. Via Pommer krijgt Lang in
1919 zijn eerste regie. Het wordt het
door hem geschreven „Halb Blut.”
Cameraman is Carl Hoffman die vier
jaar later bij het grote „Nibelungen”-
epos ook achter de camera zal staan,
evenals bij de eerste „Dr Mabuse”-
film uit 1922.
Harbou en met „Die 1000 Augen des
Dr. Mabuse” probeert hij de Mabuse-
legende in leven te houden. Het is
een wat triest afscheid van het mé
tier dat Lang bijna een halve eeuw
op zijn vele mogelijkheden heeft on
derzocht, een speurtocht naar de
macht van het beeld wat bij hem
dikwijls resulteerde in een beeld van
de macht. Vooral de macht van de
massa die door ziekelijke leiders tot
hysterie zijn opgezweept, heeft hij
met name in zijn Duitse periode in
angstaanjagende beelden vastgelegd,
daarmee de destructieve krachten
van het Derde Rijk als het ware
voorspellend. Maar ook uit een film
als „Fury” met de langzaam opge
zweepte lynchwoede en in „Hangmen
also die” die de moord op Reichspro-
tektor Reinhard Heydrich in Praag
en de daarop volgende represailles tot
onderwerp heeft, spreekt de angsl
voor de duistere machten in de mens
Een psychologisch thema dat hij in
menselijke drama’s van kleiner for
maat ais in „Human Desire” (naar
Zola’s „La Béte humaine”) en in „The
Woman in the Window” verder heeft
uitgediept. Zodat er toch een constan
te lijn te ontdekken valt in een
levenswerk dat uiterlijk de grootst
mogelijke verschillen vertoont en dat
Fritz Lang gebracht heeft in de gele
deren van de onsterfelijke filmpio-
niers die het gezicht van het medium
bepaald hebben.
Cinema Quirinus Internationaal die de
vorige week met succes zijn zondaga
vond aan het betere filmwerk heeft
uitgeleverd door het vertonen van
„Blanche” herhaalt zondag a.s. het expe
riment met „A Night in Casablanca”,
waarin Groucho Marx als directeur van
een hotel in Casablanca optreedt en de
verwikkelingen met de andere Marx
brothers beginnen als vermoed wordt
dat het hotel een Nazi-schat bevat. De
Hoewel er opnamen in Washington ge
maakt zouden worden wérd de moderne
Washington Post’s redactiekamer volle
dig nagebouwd in de Hollywoodse Bur
bank Studio’s, compleet met alle wand
decoraties en bureau- en prullenmand
rommel die in grote hoeveelheden naar
Hollywood getransporteerd werden. De
beide hoofdrolspelers hadden ter plaatse
al het gedra'g van journalisten en de
gang van zaken bij redactievergaderin
gen bestudeerd, zodat niets aan het toe
val was overgelaten.
Aan de hele film kan men deze de
tail-verzorging af zien. Interieur en wijze
van spelen hebben het nieuwe verloren
en de schijn van routine en alledagwerk
aangenomen. In die stijl passen ook de
andere acteurs, vooral Jason Robards als
hoofdredacteur Benjamin Bradlee en
Voor de regiestoel viel de keus op
Alan J. Pakula, bekend door uitzonder
lijke films uit diverse genres als „The
sterile Cuckoo” met Liza Minnelli, „KIu-
te” met Jane Fonda en „The Parallax
View”. Met cameraman Gordon Willis
die o.m. de beide „Godfathers” had opge-
nomen, en „production designer” George
Jenkins die al met Pakula bij een twee
tal vorige films had samengewerkt, was
de technische ploeg rond. Vooral de rol
van Jenkins zou belangrijk worden.
nele dreigingen en angsten dwingt zij
haar man in de richting van veront
rustende eigentijdse onderwerpen als
de „Mabuse”-films, „Spione” (1927),
„M” (,Die Mörder sind unter Uns”),
onbehaaglijke toekomstdromen als
„Metropolis” (1926 „Frau im Mond”
en bovennatuurlijke of Middeleeuwse
gruwelgeschiedenissen als „Der müde
Tod” en „Siegfried” met het vervolg
„Kriembilde’s Rache” (1923-1924).
’t Is de periode dat in de Duitse film
het expressionisme hoogtij viert, het
studio-decor een bijna beslissende
functie in het geheel krijgt en veel
werk van opnarrfe-tëchnieken ge
maakt wordt, waarbij licht en scha
duwwerking macabere sfeer moeten
accentueren. Hoe volstrekt anders
Fritz Lang onder veranderde omstan
digheden wist te werken, bewijst zijn
eerste Amerikaanse film „Fury” uit
1936 die een voorbeeld wordt van
Amerikaans realisme en van objectie
ve filmstijl. Het werk van Lang in
Hollywood is voortdurend wisselend
van onderwerp politiefilms, wes
terns, melodrama’s en wisselend
ook van stijl en kwaliteit. Met als
hoogtepunten, na de voortreffelijke
inzet van „Fury”, „Hangmen also die”
(cameraman was de onlangs overle
den James Wong Howe), „The Wo
man in the Window” en „Scarlet
Street”. Terug in Duitsland omstreeks
1957 grijpt Lang terug naar het ver
leden. Hij maakt „Der Tiger von
Eschnapur” en „Das Indische Grab-
mal”, beide in ’21 al geregisseerd door
Joe May op scenario’s van Thea von
film was het lachsucces van 1947 en is
dat tot nu toe gebleven.
Palace komt met, „Jailhouse Rock”
met Elvis Presley, Roxy brengt een
Harold Lloyd-medley, Frans Hals met
de sensatiefilm „The Devil’s Brigade”,
Luxor laat griezelen met „Night of the
living Dead” en Lido heeft nog
T'roler sexklucht achter de hand.
In het begin leek alles zo eenvoudig.
Onder de inbrekers die de zaak knullig
hadden aangepakt en dan ook prompt
door de politie „en flagrant delit” be
trapt werden, bevonden zich enkele Cu
banen, wat het vermoeden wettigde dat
hier sprake was van een Cubaanse sa
menzwering om de kandidatuur van een
democraat voor het presidentschap te
dwarsbomen. De herinneringen aan
Amerikaanse invasiepogingen van Cuba
bij de Varkensbaai onder John F. Ken
nedy zouden daarbij dan een rol hebben
gespeeld. Maar een correspondent van de
Washington Post, Bob Woodward, die
meer uit routine dan uit de overtuiging
achter een belangrijke zaak aan te zitten
aanwezig was bij een eerste voorgeleide
van de verdachten voor een rechter die
moest uitmaken of tijdelijke vrijspraak
„on baal” in aanmerking kwam, ontdekte
in de rechtszaal enkele opvallende zaken
die zijn nieuwsgierigheid prikkelden. Er
zaten enkele belangrijke advocaten in de
zaal die bij navraag ontkenden iets met
maken te hebben en één van de voorge-
maken te hebben en een van de voorge
leide mannen, die James W. McCord Jr.
bleek te heten, gaf als zijn beroep „vei
ligheidsadviseur” op, daarna, toen hem
gevraagd werd bij welke onderneming,
fluisterend antwoordde, C.I.A., Wood
ward begreep toen dat de onhandige
inbraak in het Democratische partijge
bouw geen op zichzelf staande gebeurte
nis was, maar in een groter geheel
thuishoorde. Hoe groot dat geheel was,
daar had hij toen nog geen vermoeden
van. Hij haastte zich terug naar het
kantoor van de Washington Post, waar,
aanvankelijk tot zijn ongenoegen, zijn
meer ervaren collega Carl Bernstein ook
al aan de inbraakaffaire Werkte. Na enig
wederzijds wantrouwen ontstond toch
een vruchtbare samenwerking waarbij
Woodward vooral achter het nieuws
aanging, telefonerend, mensen intervie
wend, inlichtingen inwinnend, terwijl
Bernstein die een beter journalistiek
schrijver was, het binnenkomend nieuws
tot boeiende leesstof verwerkte die ten
slotte door de natie gevreten werd. 1972
was het verkiezingsjaar voor het presi
dentschap. Nixon die al vier jaar Witte
Huis achter de rug had, stond sterk in
de strijd, vooral omdat de voornaamste
democratische tegenkandidaat de intege
re maar weinig sterke senator George
McGovern was. Een herverkiezing van
Nixon zat er overduidelijk bij voorbaat
al in. In opiniepeilingen stond hij in juni
’72 een kleine 20 pet. voor op ieder der
democratische kandidaten. Er was dus
zo te zien geen enkele aanleiding de
Republikeinse Partij ervan te verdenken
achter de Watergate-inbraak te staan.
Wat had ze te winnen bij het plaatsen
van wat afluisiter-apparaten, of het foto
graferen van democratische verkiezings-
pamfletten, misschien van teksten van
door McGovern nog te houden verkie-
zingsspeeches.
Het moet dan ook aan het doorzet
tingsvermogen, de vasthoudendheid en
de scherpzinnigheid van het duo Wood
ward-Bernstein, maar vooral ook aan de
domme reacties van de ondervraagde
functionarissen geweten worden dat Wa
tergate tenslotte de omvang van een
nationale ramp heeft kunnen aannemen.
De schuld of betrokkenheid van de on
dervraagden bij het schandaal kon tel
kens al vermoed worden uit hun ge
spannen en nerveuze houding bij vrij
onschuldige vragen. Het weigeren om te
antwoorden, het abrupt afbreken van
een telefoongesprek, het snel verliezen
van geduld of het vervallen in woede-
buien bij het ogenschijnlijk onschuldig
inwinnen van informaties, het elkaar
onderling tegenspreken of het duidelijke
liegen, dat waren de summiere aanwij
zingen voor Woodward en Bernstein om
de betrokken ondervraagde op z’n minst
suspect te vinden en om in die richting
verder te werken. Een onopvallende ver
spreking in een gesprek, de aarzeling bij
het formuleren van een antwoord, het
noemen van een naam waarnaar niet
gevraagd was, de beide nieuwsjagers
vingen die haast onhoorbare signalen
van onzekerheid en schuldgevoel op,
maakten aantekeningen en trachtten uit
wat niet gezegd werd bepaalde conclu
sies te trekken. Het werd een spel van
oneindig geduld en van scherp toeluiste
ren, want iedere zucht door de telefoon
kon iets betekenen en iedere deur die
voor je neus werd dichtgesmeten kon
een bekentenis inhouden. Men kan dit
alles nalezen in het boek dat Bernstein
en Woodward na twee jaar zwoegen op
Watergate samen schreven en dat in de
Nederlandse vertaling de wat al te ge
forceerd jolige titel „Alleman van
Nixons staf” draagt. Men kan nu
ook zien hoe zo’n verslaggeversonder-
zoek in zijn werk gaat, want het succes
volle boek van de beide journalisten
(bijna 3 miljoen exemplaren verkocht
tegen het einde van 1975, vertalingen in
zes verschillende landen) is natuurlijk
verfilmd. In feite heeft Robert Redford
die Woodward in de film speelt, het
boek gestimuleerd. Al in ’73 kwam hij
op de redactie van de Washington Post
om te praten over een verfilming van
het onderzoek naar de schuldigen achter
aanwezigheid van Lang in het Film
museum voorafging dat tegelijk een
„Hommage aan Fritz Lang” inzette
met vertoningen van enige hoogte
punten uit het Duitse, Franse en
Amerikaanse werk van de filmer. Het
voortreffelijke document dat Van
Collem toen afleverde, zal nu van
historische waarde blijken omdat het
waarschijnlijk de laatste opnamen
bevat van een toen nog levendige en
spraakzame 78-jarige die zich bijv,
nog in details de ontmoeting met
Goebbels in 1933 herinnerde waarin
deze hem een hoge post in het film
bedrijf van het Derde Rijk aanbood.
Kort daarvoor had dezelfde Goebbels,
als minister van Kultur Lang’s „Das
Testament von Dr. Mabuse” verbo
den, waarschijnlijk omdat hem de
waanzinnige Mabuse die vanuit zijn
cel op mediamieke wijze invloed uit
oefent op de politieke gang van za
ken in zijn land, deed denken aan
Hitler die in de gevangenis zijn
„Mein Kampf”, had geschreven en
dus ook vandaaruit een hypnotische
macht op zijn volgelingen had weten
uit te oefenen. Op Goebbels’ vererend
voorstel ging Fritz Lang niet dadelijk
in, hij vroeg bedenktijd en nam die
zelfde avond de nachttrein naar Pa
rijs, alles achterlatend in Berlijn tot
en met zijn vrouw, Thea von Harbou
toe. Het werd een volkomen breuk
met zijn vroeger leven, wat ook in
zijn werk duidelijk merkbaar werd.
de schermen van Watergate dat Redford
even spannend voorkwam als een poli-
tie-onderzoek in een thriller. Alleen
kwamen er nu geen revolvers of sten-
guns aan te pas, maai’ werden de schur
ken een voor een onschadelijk gemaakt
met een ballpoint of het aanslaan van
toetsen op een schrijfmachine. Maar
voor de film die door Redfords eigen
onderneming, „Wildwood Enterprise” ge
maakt zou worden, was een stabiel uit
gangspunt in de vorm van een afgerond
boek nodig. Toen dat eenmaal klaar was
en bovendien een onmiddellijk succes
bleek, stond niets een verfilming in de
weg. Niets, behalve een vakkundige ver
werking van feiten en gebeurtenissen,
die in feite niet bijzonder sensationeel
waren. Redford deed een beroep op
William Goldman met wie hij al had
samengewerkt bij Butch Cassidy and
the Sundance Kid”, waarvan het script
in ’69 een Academy Award (Oscar)
kreeg, en verder bij „The great Waldo
Pepper” en „Hot Rock”. Als scenario
schrijver had Goldman trouwens een
opvallend debuut gemaakt met „Harper”
waarin Paul Newman schitterde.
Martin Balsam als chef-redacteur Ho
ward Simons. Hun samenspel geeft een
boeiend beeld van' het krantewerk zoals
het hier op de toppen van de zenuwen
in slopende bureau-uren, ontmoedigende
conferenties en vruchteloze bezoeken
aan mogelijke getuigen of anonieme tip
gevers bedreven wordt.
De spanning wordt niet door sensatio
nele gebeurtenissen opgewekt maar door
de mogelijkheid dat een bepaalde stra
tegie zal mislukken of dat een sluitende
hypothese niet door feiten gedekt kan
worden en dus onbruikbaar voor krante-
publikatie blijft. De momenten dat an
dersoortige spanningen worden opgeroe
pen zijn hoogstens de ontmoetingen van
Woodward in een ondergrondse garage
met zijn in het duister blijvende tipge
ver die als „Deep Throat” bekend blijft
Slechts twee premières deze week,
een bescheiden klucht van Peter Yates
die „Mother, Jugs and Speed” heet en in
City I gaat er een groot formaat tijdsdo
cument „Al the President’s Men”, het
verslag van twee jaar Watergate-onder-
zoek door de journalisten Woodward en
Bernstein van de Washington Post, ge
filmd door Alan J. Pakula, gespeeld
door Robert Redford en Dustin Hoffman
en nu te zien in Tuschinski. Meer over
deze belangrijke film elders op deze
pagina.
Over de film van Peter Yates, die
jaren geleden zo goed startte met „Bul
litt’ kan ik kort zijn. De onvertaalbare
titel kan verklaard worden uit het feit
dat met Mother Bill Cosby bedoeld
wordt die om zijn zorgzaam karakter
Mother Tucker genoemd wordt, „Jugs”
slaat op de geprononceerde boezem van
Raquel Welch die Jennifer Jurgens
sPeelt en ook wel met „Bumper” wordt
aangesproken en „Speed” heeft te maken
met de derde hoofdpersoon die als nieu
we chauffeur van de ambulance-auto
door zijn hard rijden Tony Speed heet
en door Harry Keitel gespeeld wordt.
Het drietal is in dienst van het door
Harry Fishbine geleide ziekenvervoer-
bedrïjf dat met weinig ambulances en te
weinig personeel moet concurreren
met de firma „Unity”. Het vervoersbe
drijf waar het in de film om gaat en dat
in Amerika dus een particuliere aange
legenheid is, heeft originele kanten als
filmonderwerp. Maar de grapjes die ge
maakt worden op het elkaar afhandig
maken van zieken en gewonden en op
de snelheid waarmee om concurrentiere-
denen gereden moet worden, zijn noch
origineel, noch smakelijk, noeh grappig.
Zodat de film ondanks behoorlijke spel-
prestaiies ook van Allen Garfield als de
eeuwig klagende en wanhopige Fishbine
in flauwe grappigheid ten onder gaat.
Dat regisseur Yates het na „Bullitt” niet
meer zonder een autorace door de druk
ke straten van een wereldstad kan doen,
wordt ook nu weer gedemonstreerd, al
redt deze korte sensatie de film niet. Het
opmerkelijke aan het Amsterdamse bios-
coopprogramma van deze week is ver
der de terugkeer van enkele gerenom
meerde films, de Beatles zijn terug met
hun eerste film „Help” uit een ver
achter ons liggende tijd toen Richard
Lester nog dwaze films wist te maken;
verder is „Carnal Knowledge” van Mike
Nichols en met Jack Nicholson, Arthur
Garfunkel, Candice Bergen en Ann-
Margret terug in roulatie en w»l in het
Leidseplein Theater dat „Legacy” over
gedaan heeft aan Calypso Club, en ten
slotte lanceert Du Midi opnieuw „The
wild Bunch,” de bloedige western van
Sam Peckinpah met William Holden,
Ernest Borgnine en Robert Ryan.
Alain Delon samen met Burt Lancas-
ter kan men in twee uiteenlopende films
I zien, in „The Leopard” van Visconti
(Studio K) en in „Scorpio” dat Cinema
International in de nachtelijke uren
brengt. Nog meer Delon in Leidseplein
Theater dat Jacques Deray’s „Crime Sto-
ry” brengt met als Delon’s tegenspeler
Jean-Louis Trintignant. „A Night at the
Opera (Max Brothers) is met Tod Brow
ning’s „The Freaks” in The Movies ge
bleven, zoals Pasolini’s „Orestiade Afri
cans” en Fassbinder’s „Fox genadeloze
1 Vrijheid” gebleven zijn in Cinetol. „Next
1 Stop tot Greenwich Village blijft voor
de elfde week in City 4 en de bekende
western „War Wagon” met John Wayne
en Kirk Douglas is te vinden in Cineac
Reg. Breestraat.
Geen nieuwe verrassingen in de Haar
lemse bioscopen, alleen een lange lijst
prolongaties, afgewisseld met een enkele
reprise. De James Bond-film „Diamonds
are forever” blijft in Palace en hetzelfde
gebeurt met „One flew over the Cuc
koo’s Nest” (14de week) in Roxy, met de
berenfilm „Grizzly” in Lido, met „The
Genius” in Studio en met de Funès film
„De Gendarme van Saint Tropez” in
Luxor. Roxy zorgt voor de herhaling
van „The Magnificent Seven”, de avon
turen van zeven mannen zonder vrees,
onder wie Steve McQueen, Charles
Bronson, Yul Brynner en James Coburn.
Regie van de western-specialist John
Sturges.