De
précieuses
en haar
invloed op
de cultuur
MADELEINE
DE SCUDERY
legde het leven in
Franse salons vast
een invalide lezer
De seizoenen van
I
«■■BB
B
n
Sr
IS
o
4' ;5
i
F
Bi
4* W
F'
W'
-O
KA
fe:
I
fe,
i
M
•J'S
tAi'
dS.>
r<i
Taalgebruik
I.
1
door dr. P. H. Schroder
De zaterdagen
Madeleine
I
De salons
1
Li
-
11
r
I
Li
George exit
Een tafereel uit „Les précieuses ridicules”,
de „belachelijke hoofse juffers” van Molière.
De foto rechts is ’n gravure van de Fransman
Horace Vernet. De foto links is een opname
van een scène, gespeeld door het Neder
landse gezelschap „Schouwtoneel” onder
regie van Jan Musch. Dat was in 1921.
F
-
S-:
U v
WWW
WO
■■■■HNaKiHBMaVMWHHHnHMmn
MWX
■V
§sa
:d
'X’S,
*5
■zW
V>v
!W
I
i
i
i
I
I
I
Het gezelschapsleven in aanzienlijke
kringen speelde zich in die tijd voorname
lijk af in wat men salons moent, vertrek-
Een der gasten van de markiezin de
Rambouillet was Madeleine de Scudéry,
een meisje dat vroeg haar moeder verloor,
door een oom met grote zorg werd opge
voed en onder zijn leiding Spaans en
Italiaans, tekenen, schilderen, dansen,
musiceren en borduren leerde. Maar oom
stierf (over papa lees ik nergens iets) en
Madeleine bleef arm achter. Zij ging naar
Parijs waar haar broer George woonde en
trok bij hem in. Hij was een vrolijke en
zeker niet onbegaafde kwant die een offi-
cierspostje bekleedde, slechte verzen en
middelmatige toneelstukken schreef, een
opschepper en ruziezoeker soms, maar
dan weer een ridderlijke beschermer en
toegewijde dienaar van adellijke dames,
kortom al in zijn eigen tijd een curiosum.
Zijn literaire werk beschouwde hij zelf
als pure liefhebberij. Ik heb meer veren op
mijn hoed gezet dan tot pennen versne
den, zei hij eens en meer zwavelstokken
gebruikt om een musket af te vuren dan
om een schrijftafelkaars aan te steken.
Maar toch, schijnt het George te zijn
geweest die Madeleine tot schrijven aan
zette. Hij was ongetrouwd en had Schul
den. Misschien kon uit samenwerking van
broer en zus iets voortkomen dat in klin
kende munt kon worden omgezet.
En merkwaardigerwijze slaagde dit
plan. De opzet van de romans die in de
volgende jaren verschenen was van Geor
ge die ook de veldslagen voor zijn reke
ning nam, de beschrijvingen en vooral de
gesprekken waren van Madeleine. Hij
zocht het in de pompeuze stijl en de sterk
gromantiseerde historie, vandaar dat bei
der eerste roman handelde over Cyrus de
Grote, de Perzische koning die omstreeks
550 jaar voor Christus regeerde. Het werd
een werk in tien delen en 15.000 bladzijden
en verscheen binnen het tijdsverloop van
vier jaren onder George’s naam.
Maar het is zeker dat Madeleine de
schrijfster was.
Als het werk niet snel genoeg opschoot
zag George er geen been in zijn zuster
gewoon op te sluiten tot zij haar taak had
volbracht. Het boek: Artamène au le
Het is niet helemaal zeker waarom
Madeleines werk aanvankelijk onder
George’s naam verscheen. Naar buiten
trad hij met grote zelfverzekerdheid als de
auteur op en toen een andere roman
schrijver hem eens in het bijzijn van zijn
zuster in zijn gezicht zeide dat hij in Geor
ge’s auteurschap niet geloofde, vloog deze
hem naar de keel als Madeleine zich niet
net als een harer eigen heldinnen tussen
hen had geworpen om hen te scheiden,
was er naar alle waarschijnlijkheid bloed
gevloeid.
Ook in de tweede romancyclus die
onder George’s naam het licht zag en die
de bescheiden omvang van vier delen,
altijd nog 8000 bladzijden had, is hier en
daar de mannenhand te herkennen. Het
boek heette Ibrahim ou l’illustre Bassa en
houdt, kort gezegd, de geschiedenis in van
Romeo en Julia, maar met een gelukkige
afloop. Het boek bracht veel geld op en
Toen Madeleine onder de druk van haar
broer uit was en met haar romans aardig
had verdiend, opende zij in Parijs een
salon die in allerlei opzichten van die van
Rambouillet afweek. Alle luxe ontbrak
aan de vertrekken waar zij haar gasten
ontving, maar haar huis had een mooie
grote tuin met zwaar geboomte waarin tal
van zangvogels huisden. Daar kregen de
zaterdagse samenkomsten dat typisch-
précieuse karakter dat dooi' Molière in
zijn Belachelijke Hoofse Juffers zo raak
en scherp is gehekeld. De onnatuur vierde
er hoogtij: zoete galanterie, poëtische lief
desverklaringen, treurdichten over onbe
antwoorde liefde, weeë klachten over
dood' en onsterfelijkheid, vleierijen over
uiterlijk schoon en innerlijke zuiverheid
gaven het thema op deze samedis aan.
Inmiddels begonnen de eerste delen te
verschijnen van Madeleines meest absur
de roman: Clélie die in Rome speelde in
de tijd van de laatste koning Tarquinius
Superbus. Zelfs tijdens het leven van de
bewonderde schrijfster kwam verzet
tegen de wijze waarop de Romeinen uit
George maakte mooie reizen, terwijl zijn
zuster aan haar tweede tiendelige werk
stuk bezig was. In Normandië maakte hij
kennis met een heel aantrekkelijke en
heel gefortuneerde jonge vrouw die, toen
ze hoorde dat hij de schrijver was van
haar lievelingsboeken, prompt op hem
verliefd werd. Het paar trouwde en Mada
me de Scudéry heeft nooit willen geloven
dat niet haar man maar zijn zuster de
beroemde auteur was.
Dit is de zogeheten Carte du Tendre. een
gefantaseerde situatie ten tijde van de Romei
nen. Madeleine de Scudéry en haar vriendinnen
ontwierpen deze „kaart der tederheid", waar
omheen een roman werd opgebouwd.
emotioneel eigenlijk van? Hij gaat op zoek naar antwoorden op die vragen en
verzamelt daardoor alsnog materiaal voor het ongeschreven boek. Hij reist daarvoor in
verschillende tijden, bezoekt diverse landen en leest dagboeken, brieven, autobiografi
eën en biografieën en is daarbij met name gefascineerd door de aftakeling, de
versukkeling. Hij ontmoet Omar Khayyam, de twaalfde eeuwse Perzische dichter,
Thomas Mann, Max Frisch, Malcolm Lowry, Van Vriesland en Theodor Storm en de
theorie die hij uit al deze verschimde levens samenstelt is ongeveer de volgende. Juist
de dood geeft zin aan het leven. De ervaringen die wij tijdens dat leven opdoen, in de
kinderjaren en in de jaren van seniele aftakeling, zijn onvervreemdbaar en onverbreke
lijk verbonden aan onszelf. Ervaringen die wij krijgen door het lezen van boeken zijn
niet minder belangrijk dan zogenaamde echte, want „De meeste mensen denken van
zich zelf dat ze „echt” zijn, realiteit, en beseffen niet dat een groot deel van hun brein
gevuld is met fantasieën, dagdromen, ficties, veronderstellingen. De grote man aan de
bar verbééldde zich dat hij fel leefde; ik weet zeker dat hij het niet deed. Ach, hij
verschimt, hij is heel wat minder realiteit dan Hamlet, Faust, Settembrini en Leopold
Bloom.” Een schrijver heeft beide soort ervaringen nodig. Hij kan ze opzoeken bij
anderen, maar hij moet ze ook zelf doorleefd hebben. Dan pas kan, volgens Kossmann.
het creatieve proces zijn gang gaan, eerst dan kan wellicht het „meesterwerk”
geschreven worden.
Kossmann beschrijft dit alles intelligent, vriendelijk, haast toevallig en terloops.
Abstract getheoretiseer zul je bij hem niet aantreffen. Soms zakt hij weg in zijn eigen
tijd: beelden uit zijn jeugd in Rotterdam, zijn oorlogsjaren in Duitsland komen dan
naar boven, ervaringen die er nu altijd zullen zijn omdat ze op papier zijn vastgelegd.
Kossmann is in tegenstelling tot sommige van zijn generatiegenoten (Hermans, Reve,
Mulisch) niet iemand die de publiciteit zoekt. Hét gevolg daarvan is dat hij over het
algemeen minder bekend is dan bovengenoemden. „De seizoenen van een invalide
lezer” bewijst echter voor mij dat hij het lezen meer dan waard is. Zeer de moeite
waard. wlM vuGEL
I
i
t
Ik
I
sta
ave
om
de]
MI
de
wa
aai
me
lin
vo<
hu
in
nie
de
1
he
sm
ke
wc
ja<
te
be
sti
en
ee
ca
bil
ge
de
lit
lei
de
i
t aL?
1
iA-
O
geg
taal
van
less
o nd
het
totc
van
telc
avo
vol;
Pas
beg
een
resi
ziel
gin
bra
me
en i
de
mis
(Ml
Da:
voc
alts
jaa
in
lijk
E
dec
des
geC
ver
gen
gez
get
sto
ave
VW
lin;
ren
stn
vol
afd
rie
SPc
vre
opl
cat
vo<
wk
ma
koi
na:
afg
dei
de;
Vo
MI
bes
me
me
en!
vol
te
no,
vel
Oi
Een der redenen waarom de précieuses
zo bespot zijn is haar taalgebruik geweest.
Tegenover grofheid en platvloerse uit
drukkingen werden hoofse termen en
galante beeldspraak gesteld. Sommige
daarvan zijn niet alleen in de Franse taal
maar ook in andere talen opgenomen. Het
bekende voorbeeld is dat men niet sprak
over ogen, maar over spiegels van de ziel.
Zo zei men niet: wangen, maar: zetels der
eerbaarheid. Het was grof om te zeggen:
Gaat u zitten; de juiste term was: Voldoe
aan het verlangen van deze zetel u te
omhelzen. Een dame die dorst had kon
onmogelijk om een glas water vragen;
men behoorde te zeggen: Ik heb behoefte
aan een inwendig bad. Men mocht een
dame niet zeggen dat ze mooie tanden
had, men vleide haar met het fraaie ameu
blement van haar mond. Dit is natuurlijk
allemaal dwaasheid die snel voorbij ging.
Een enkel citaat om te tonen hoe geestig
menig précieuse uit de hoek kon komen.
Tot een onwelkome gast: Markies, u hebt
zo’n voortreffelijke wijze van afwezig
zijn. Over een vriendin die een slechte
maaltijd had laten opdienen: Tussen haar
keukenmeid en een gifmengster is alleen
maar verschil in bedoeling.
Wie over de préciosité schrijft kan slechts
met moeite de neiging bedwingen dat op
een enigszins spottende toon te doen, de
précienses te ridiculiseren dus. Maar men
moet niet vergeten dat velen onder hen
vrouwen van geest waren, die door haar
fijngevoeligheid en goede smaak een gun
stige invloed hebben uitgeoefend op het
gezelschapsleven en daardoor op de cul
tuur van Frankrijk. Madeleine de Scu
déry was een van hen. Zij was zeker geen
genie, zelfs geen schrijfster van werkelij
ke betekenis. Maar doordat haar persona
ges zich zo voortdurend bezighielden met
wat in het menselijk hart omgaat, zijn
haar werken voorlopers van de psycholo
gische roman. En dat is belangrijk.
En dan is er nog iets. Wat in de Franse
salons werd behandeld in speelse en gees
tige conversatie, vervluchtigde natuurlijk
onmiddellijk zoals ieder gesprek.
Maar Madeleine heeft in Le Grand
Cyrus en vooral in Clélie nauwkeurig
vastgelegd wat in de salons werd bespro
ken. Hoe vreemd het ook klinkt: de sleu
tels tot de Franse salons der 17e eeuw
liggen in Perzië en in Rome.
Vriendschap, maar pas op voor het pad
waarlangs Humeurigheid, Onbescheiden
heid, Trots en Boosaardigheid de reiziger
ver van zijn doel voeren. Het is bekend dat
voor Madeleine en haar vriendinnen het
verzinnen van deze landkaart aanvanke
lijk een grap was, maar ze heeft dan toch
maar een plaats gekregen in een roman
over het oude Rome ten tijde van de
koningen.
Doordat George aan Clélie niet heeft
meegewerkt is het aantal veldslagen en
gevechten in deze roman kleiner, het aan
tal gesprekken groter. Daar lag Madelei
nes kracht en vooral voor lezeressen de
grote aantrekkingskracht harer boeken.
Na Clélie heeft de schrijfster zelfs een
nieuw boek samengesteld, een bloemle
zing als het ware van de conversaties die
in de drie romans worden gevoerd. Deze
Conversations waren jarenlang zeer in
trek omdat ze een soort 17e eeuwse Hoe
hoort het eigenlijk? in gesprekvorm
waren.
4
Vroeger noemde men een vrouw die
graag voor geleerd wilde doorgaan een
blauwkousEen vreemde naam die, zegt
men, uit Engeland stamt. Daar hebben zo
omstreeks 1750 drie dames onder leiding
van een zekere Elizabeth Montagu een
club gesticht waarvan de leden, mannen
zowel als vrouwen, zich niet bezighielden
met kaartspel en kletspraatjes maar lite
raire gesprekken voerden. Het verhaal is
nu dat een der leden van dit genootschap,
een zekere Bepjamin Stillinfleet, blauwe
wollen kousen placht te dragen in plaats
van de traditionele zwarte en naar hem
zou de club van mevrouw Montagu The
Grand Cyrus werd van het eerste deel af
een fabelachtig succes en wel om een heel
bijzondere reden: de mannen en vrouwen
die er in optreden dragen wel fraaie Perzi
sche, Assyrische en Griekse namen, maar
het zijn portretten van Franse dames en
heren uit de eigen tijd en de eigen omge
ving van de schrijfster. Haar helden en
heldinnen converseren zoals in de Franse
salons geconverseerd werd over liefde,
goede manieren, vriendschap en meer zul
ke onderwerpen; het verleden was slechts
een dekmantel voor het heden en iedereen
wist wie met wie bedoeld werd. Lezers en
lezeressen herkenden hun vrienden, hun
vijanden en zichzelf in de ten tonele
gevoerde personages; ze lazen over het
paleis van Cléomire en wisten dat het
Hotel de Rambouillet en de markiezin
waren bedoeld; de veldslagen waarin
Cyrus triomfeerde waren die waarin de
beroemde Franse veldheer Conde had
gezegevierd.
Het werd als een grote eer beschouwd
wanneer men in deze of gene rol in een der
delen optrad en dat zal wel een der oorza
ken zijn van de ongewone populariteit van
het boek: telkens als een deel verscheen,
kon men zich af vragen: kom ik er in voor?
Maar het werk van Madeleine de Scudéry
had ook andere kwaliteiten. Het werd
zegt men, maar waarschijnlijk wel met
wat overdrijving in alle Europese talen
en zelfs in het Arabisch vertaald en dat
buiten Frankrijk de belangstelling zo
groot was, moet andere oorzaken hebben
gehad dan die der herkenning.
En inderdaad gaven de romans van
Madeleine datgene waar veel lezers vroe
ger en nu op gesteld zijn: liefde in de
eerste plaats, scheiding der geliefden,
wanhopige speurtochten, schipbreuken,
achtervolgingen, gevangenissen, aansla
gen op de eer van het meisje, intrigues,
verraad, zelfopoffering en ga zo maar
door.
Geen wonder dus dat de drukken elkaar
snel opvolgden, dat de uitgever er een
fortuin aan verdiende en dat er voor broer
en zuster een aardig vermogen overbleef
dat beider leven veraangenaamde. Wan
neer iemand de euvele moed had een
schroomvallige aanmerking te maken
over de lengte van haar romans het is
werkelijk gebeurd was het antwoord:
Homerus met zijn 48 boeken en Vergilius
met 12 zijn óók lang. En niemand vond het
blijkbaar vreemd dat Le Grand Cyrus met
de Ilias of de Aneas werd vergeleken.
Bluestocking Society zijn genoemd. Erg
waarschijnlijk klinkt dit allemaal niet en
vooral niet als men bedenkt dat ineen
Nederlandse klucht van 1667, dus jaren
eerder, al een juffrouw Blauwkous
optreedt als iemand die alle praatjes uit
de buurt kent en oververtelt. Precies dus
wat de Engelse blauwkousen niet wilden.
Nu placht men Elizabeth Montagu ook
wel te noemen: de Madame du Deffand
van Londen. En Madame du Deffand was
een frangaise die in haar jonge jaren
galante avonturen beleefde maar op rijpe
re leeftijd kamers huurde in een nonnen
klooster. Als weduwe uit hoge kringen
kon men daar voor weinig geld aange
naam leven en vrienden uitnodigen. Ieder
een was er vrij in zijn doen en laten.
Madame du Deffand placht ,’s avonds om
zes uur op te staan en dan haar vrienden
en vriendinnen te ontvangen als ze uit de
schouwburg kwamen, want toen vonden
de voorstellingen gewoonlijk s middags
plaats. Haar salon werd niet alleen door
Parijzenaars bezocht, maar ook door
vreemdelingen. Een der trouwste gasten
was de zoon van de Engelse staatsman
Robert Walpole en het zou niet vreemd
zijn als hij Mrs. Montagu haar vleiende
bijnaam heeft gegeven.
Noemde men vrouwen die met haar
kennis, haar belezenheid, haar bescha
ving graag wat pronkten in Frankrijk wel
savantes: geleerde dames, een term die
vooral spottend bedoeld was, onder een
précieuse verstond men een vrouw van
verfijnde smaak, wat gemaakt en geaffec
teerd, die zich onderscheidde door een
uitgelezen taalgebruik en bijzonder
beschaafde wijze van optreden. Het is
heel moeilijk het begrip onder woorden te
brengen; gemakkelijker is het aan het
leven van een précieuse te doen zien wat
men er onder heeft te verstaan.
De preciviosi zoals de stroming wordt
genoemd, is een duidelijke reactie op de
tijd die voorafgegaan was: de tijd der
Franse godsdienstoorlogen die het land
jarenlang hadden geteisterd. Verruwing
van de zeden en ook van de taal was
daarvan een der gevolgen en dit bederf
was aan het Hof en in hoge kringen min
stens zo erg als bij de gewone man. Hen
drik IV, de koning die aan de godsdienst
oorlogen een einde maakte en aap wie
Frankrijk veel te danken heeft, was een
ruwe klant voor wie weinig vrouwen vei
lig waren en die tamelijk los in de mond
was. Daar tegen kwam nu een reactie
waartoe een aantal aanzienlijke Parijse
dames de stoot gaven. Tegenover de heer
sende grofheid en vulgariteit stelden zij
een verfijning van zeden en van taal, maar
zoals het zo'dikwijls gaat: het op zichzelf
loffelijke en prijzenswaardige streven
leidde op den duur tot overdrijving en
buitensporigheden die dan ook terecht
bespottelijk gemaakt en gehekeld werden.
Actie en reactie, zo gaat het telkens.
ken in hotels: herenhuizen waar men zijn
gasten ontving. Men had natuurlijk aller
lei soorten salons, maar in de literaire was
het eigenlijke doel: goed en vooral geestig
te spreken en over onderwerpen van
smaak, letterkundige gebeurtenissen,
wijsgerige vraagstukken op flitsende wij
ze te converseren. Dikwijls was wat men
zeide uiteindelijk minder belangrijk dan
de wijze waarop men zijn gedachten of
denkbeelden onder woorden bracht.
Woordspelingen waren zeer in trek, punt
dichten met een smaakse wending aan het
slot werden hogelijk bewonderd, hofma
kerijen werden graag toegestaan mits ze
op galante wijze en op hoffelijke toon
werden gevoerd. Uiteraard waren vele,
misschien wel de meeste van die gesprek
ken hoogst oppervlakkig, maar men pre
tendeerde ook niet wetenschappelijke
verhandelingen te houden. Een vernuftig
steekspel in welgekozen en verfijnde taal,
dat was waarop men prijs stelde.
Als voorbeeld geldt altijd het Hotel de
Rambouillet, een patriciërshuis in het
hart van Parijs op de plaats waar nu het
grote warenhuis het Louvre staat. Het was
door de gefortuneerde markiezin de Ram
bouillet ontworpen met het speciale doel
er gasten op eën ongedwongen en toch
gracieuze wijze te ontvangen, niet in een
grote zaal, maar in een reeks ineenlopen-
de vertrekken, waar men zich vrijelijk
kon bewegen. Zonder zwaarwichtigheid,
zonder vertoon van geleerdheid werd
daar gecauseerd, gelachen, soms gezon
gen en dikwijls gespot. Men behoefde niet
tot de hoge kringen te behoren om van de
markiezin een uitnodiging te ontvangen;
wanneer men een geestig en beschaafd
man was, werd men er graag welkom
geheten.
kt A
...v"
500 voor Christus in deze roman wer
den voorgesteld. Wat bij die verre Assy-
riërs en Perzen uit Le Grand Cyrus mis
schien nog net door de beugel kon, werd
hier rondweg bespottelijk. Zoveel wist
men wel van de Romeinen, hun eenvoud,
hun hardheid, vaderlandsliefde en nuch
terheid, dat het onmogelijk was Romeinen
te herkennen in de overbeschaafde, zoete
lijke en smetteloze personages die Clélie
bevolken.
Het toppunt was wel de Landkaart der
Tederheid door Madeleine en haar vrien
dinnen ontworpen. Men ziet er een door
rivieren doorsneden grondgebied op met
steden en dorpjes en verschillende wegen.
De ideale minnaar die zich op weg begaf
om de geliefde te bereiken, moest de weg
volgen die over de dorpjes Lieve Versjes,
Minnebrief, Edelmoedigheid, Eerbied en
Goedheid naar Tederheid leidde en
angstvallig de zijweg vermijden die hem
via de stad der Nalatigheid en de steden
Koelheid, Lichtzinnigheid en Vergeetach
tigheid onherroepelijk nahr het meer der
Onverschilligheid zou voeren.
En zo vertoont de Carte du Tendre tal
van wegen en dwaalwegen op het gebied
der Liefde. Er stromen drie rivieren door,
de Neiging, de Achting en de Dankbaar
heid. Aan de oever ligt het gehuchtje
Kleine Zorgen, even verder liggen Uver,
Grote Zorgen en Gevoeligheid. Vlak bij
het- einddoel Tederheid vindt men Trouwe
*7" KAit "I.
Ff"''Is
Op de omslag van Kossmanns jongste prozabundel „De seizoenen van een invalide
lezer” (uitgave van Querido) prijkt naast auteursnaam en titel een kruk versierd met
twaalf kleurige papieren bloemen. Duidelijker kan een symbool haast niet zijn. In 1972
overkwam Kossmann een ernstig verkeersongeluk. Zijn ervaringen met het balanceren
op de grens van leven en dood heeft hij verwerkt in de roman Laatst ging ik spelevaren
(1973). Minder mobiel geworden, reist hij nu veelal in zijn leunstoel door te lezen. De
auteurs en hun boeken zijn voor hem exotische bloemen, van papier weliswaar maar
daarom nog niet minder boeiend.
„De seizoenen van een invalide lezer” bevat vier hoofdstukken: zomer, voorjaar,
winter en najaar, we gaan dus duidelijk terug in de tijd. Kossmann gaat op reis en op
zoek naar overleden schrijvers die hem wellicht iets zinnigs kunnen vertellen over de
zaken die hem bezighouden: de ouderdom, de aftakeling, het verschimmen van mensen,
gebeurtenissen en van herinneringen. Op het eerste gezicht lijkt het boekje niet meer te
zijn dan een verzameling uitstekend geschreven notities over schrijvers en hun werk,
bij nader inzien komt het thema, als hierboven omschreven, onweerstaanbaar naar
boven.
In 1972, vlak voor het ongeluk, was Kossmann van plan naar Griekenland af te reizen
om daar een boek, een meesterwerk, te schrijven over het desintegreren van mensen
door ouderdom, door alcohol, door neurose, door aderverklaking. Dat meesterwerk is
nooit geschreven, maar de desintegratie die hij wilde beschrijven heeft hij aan den
lijve maandenlang op zijn ziekbed ervaren. Als een. seniele grijsaard beleefde hij de
werkelijkheid enkel in hallucinaties, zodat je zou kunnen zeggen dat hij als vijftigjari
ge reeds ervaringen heeft die anderen eerst veel later eigen worden, maar dan wel
minder bewust.
Over die ervaringen, liever gezegd, over het waarheidsgehalte van ervaringen in het
algemeen, gaat het boek ook. Hij heeft nu ruimschoots de tijd zich af te vragen of hij
wel in staat geweest zou zijn dat meesterwerk inhoudelijk te schrijven. Welke
ervaringen had hij immers met dat desintegreren, wat wist hij er persoonlijk en
A
IV
d
V.
'•'A?
-.
...x.K®' v V
I--"-
-b. X 1
.J:..' v. f J
■V „j-j»
■Ai
VAA<,
x s,