De précieuses en haar invloed op de cultuur MADELEINE DE SCUDERY legde het leven in Franse salons vast een invalide lezer De seizoenen van I «■■BB B n Sr IS o 4' ;5 i F Bi 4* W F' W' -O KA fe: I fe, i M •J'S tAi' dS.> r<i Taalgebruik I. 1 door dr. P. H. Schroder De zaterdagen Madeleine I De salons 1 Li - 11 r I Li George exit Een tafereel uit „Les précieuses ridicules”, de „belachelijke hoofse juffers” van Molière. De foto rechts is ’n gravure van de Fransman Horace Vernet. De foto links is een opname van een scène, gespeeld door het Neder landse gezelschap „Schouwtoneel” onder regie van Jan Musch. Dat was in 1921. F - S-: U v WWW WO ■■■■HNaKiHBMaVMWHHHnHMmn MWX ■V §sa :d 'X’S, *5 ■zW V>v !W I i i i I I I Het gezelschapsleven in aanzienlijke kringen speelde zich in die tijd voorname lijk af in wat men salons moent, vertrek- Een der gasten van de markiezin de Rambouillet was Madeleine de Scudéry, een meisje dat vroeg haar moeder verloor, door een oom met grote zorg werd opge voed en onder zijn leiding Spaans en Italiaans, tekenen, schilderen, dansen, musiceren en borduren leerde. Maar oom stierf (over papa lees ik nergens iets) en Madeleine bleef arm achter. Zij ging naar Parijs waar haar broer George woonde en trok bij hem in. Hij was een vrolijke en zeker niet onbegaafde kwant die een offi- cierspostje bekleedde, slechte verzen en middelmatige toneelstukken schreef, een opschepper en ruziezoeker soms, maar dan weer een ridderlijke beschermer en toegewijde dienaar van adellijke dames, kortom al in zijn eigen tijd een curiosum. Zijn literaire werk beschouwde hij zelf als pure liefhebberij. Ik heb meer veren op mijn hoed gezet dan tot pennen versne den, zei hij eens en meer zwavelstokken gebruikt om een musket af te vuren dan om een schrijftafelkaars aan te steken. Maar toch, schijnt het George te zijn geweest die Madeleine tot schrijven aan zette. Hij was ongetrouwd en had Schul den. Misschien kon uit samenwerking van broer en zus iets voortkomen dat in klin kende munt kon worden omgezet. En merkwaardigerwijze slaagde dit plan. De opzet van de romans die in de volgende jaren verschenen was van Geor ge die ook de veldslagen voor zijn reke ning nam, de beschrijvingen en vooral de gesprekken waren van Madeleine. Hij zocht het in de pompeuze stijl en de sterk gromantiseerde historie, vandaar dat bei der eerste roman handelde over Cyrus de Grote, de Perzische koning die omstreeks 550 jaar voor Christus regeerde. Het werd een werk in tien delen en 15.000 bladzijden en verscheen binnen het tijdsverloop van vier jaren onder George’s naam. Maar het is zeker dat Madeleine de schrijfster was. Als het werk niet snel genoeg opschoot zag George er geen been in zijn zuster gewoon op te sluiten tot zij haar taak had volbracht. Het boek: Artamène au le Het is niet helemaal zeker waarom Madeleines werk aanvankelijk onder George’s naam verscheen. Naar buiten trad hij met grote zelfverzekerdheid als de auteur op en toen een andere roman schrijver hem eens in het bijzijn van zijn zuster in zijn gezicht zeide dat hij in Geor ge’s auteurschap niet geloofde, vloog deze hem naar de keel als Madeleine zich niet net als een harer eigen heldinnen tussen hen had geworpen om hen te scheiden, was er naar alle waarschijnlijkheid bloed gevloeid. Ook in de tweede romancyclus die onder George’s naam het licht zag en die de bescheiden omvang van vier delen, altijd nog 8000 bladzijden had, is hier en daar de mannenhand te herkennen. Het boek heette Ibrahim ou l’illustre Bassa en houdt, kort gezegd, de geschiedenis in van Romeo en Julia, maar met een gelukkige afloop. Het boek bracht veel geld op en Toen Madeleine onder de druk van haar broer uit was en met haar romans aardig had verdiend, opende zij in Parijs een salon die in allerlei opzichten van die van Rambouillet afweek. Alle luxe ontbrak aan de vertrekken waar zij haar gasten ontving, maar haar huis had een mooie grote tuin met zwaar geboomte waarin tal van zangvogels huisden. Daar kregen de zaterdagse samenkomsten dat typisch- précieuse karakter dat dooi' Molière in zijn Belachelijke Hoofse Juffers zo raak en scherp is gehekeld. De onnatuur vierde er hoogtij: zoete galanterie, poëtische lief desverklaringen, treurdichten over onbe antwoorde liefde, weeë klachten over dood' en onsterfelijkheid, vleierijen over uiterlijk schoon en innerlijke zuiverheid gaven het thema op deze samedis aan. Inmiddels begonnen de eerste delen te verschijnen van Madeleines meest absur de roman: Clélie die in Rome speelde in de tijd van de laatste koning Tarquinius Superbus. Zelfs tijdens het leven van de bewonderde schrijfster kwam verzet tegen de wijze waarop de Romeinen uit George maakte mooie reizen, terwijl zijn zuster aan haar tweede tiendelige werk stuk bezig was. In Normandië maakte hij kennis met een heel aantrekkelijke en heel gefortuneerde jonge vrouw die, toen ze hoorde dat hij de schrijver was van haar lievelingsboeken, prompt op hem verliefd werd. Het paar trouwde en Mada me de Scudéry heeft nooit willen geloven dat niet haar man maar zijn zuster de beroemde auteur was. Dit is de zogeheten Carte du Tendre. een gefantaseerde situatie ten tijde van de Romei nen. Madeleine de Scudéry en haar vriendinnen ontwierpen deze „kaart der tederheid", waar omheen een roman werd opgebouwd. emotioneel eigenlijk van? Hij gaat op zoek naar antwoorden op die vragen en verzamelt daardoor alsnog materiaal voor het ongeschreven boek. Hij reist daarvoor in verschillende tijden, bezoekt diverse landen en leest dagboeken, brieven, autobiografi eën en biografieën en is daarbij met name gefascineerd door de aftakeling, de versukkeling. Hij ontmoet Omar Khayyam, de twaalfde eeuwse Perzische dichter, Thomas Mann, Max Frisch, Malcolm Lowry, Van Vriesland en Theodor Storm en de theorie die hij uit al deze verschimde levens samenstelt is ongeveer de volgende. Juist de dood geeft zin aan het leven. De ervaringen die wij tijdens dat leven opdoen, in de kinderjaren en in de jaren van seniele aftakeling, zijn onvervreemdbaar en onverbreke lijk verbonden aan onszelf. Ervaringen die wij krijgen door het lezen van boeken zijn niet minder belangrijk dan zogenaamde echte, want „De meeste mensen denken van zich zelf dat ze „echt” zijn, realiteit, en beseffen niet dat een groot deel van hun brein gevuld is met fantasieën, dagdromen, ficties, veronderstellingen. De grote man aan de bar verbééldde zich dat hij fel leefde; ik weet zeker dat hij het niet deed. Ach, hij verschimt, hij is heel wat minder realiteit dan Hamlet, Faust, Settembrini en Leopold Bloom.” Een schrijver heeft beide soort ervaringen nodig. Hij kan ze opzoeken bij anderen, maar hij moet ze ook zelf doorleefd hebben. Dan pas kan, volgens Kossmann. het creatieve proces zijn gang gaan, eerst dan kan wellicht het „meesterwerk” geschreven worden. Kossmann beschrijft dit alles intelligent, vriendelijk, haast toevallig en terloops. Abstract getheoretiseer zul je bij hem niet aantreffen. Soms zakt hij weg in zijn eigen tijd: beelden uit zijn jeugd in Rotterdam, zijn oorlogsjaren in Duitsland komen dan naar boven, ervaringen die er nu altijd zullen zijn omdat ze op papier zijn vastgelegd. Kossmann is in tegenstelling tot sommige van zijn generatiegenoten (Hermans, Reve, Mulisch) niet iemand die de publiciteit zoekt. Hét gevolg daarvan is dat hij over het algemeen minder bekend is dan bovengenoemden. „De seizoenen van een invalide lezer” bewijst echter voor mij dat hij het lezen meer dan waard is. Zeer de moeite waard. wlM vuGEL I i t Ik I sta ave om de] MI de wa aai me lin vo< hu in nie de 1 he sm ke wc ja< te be sti en ee ca bil ge de lit lei de i t aL? 1 iA- O geg taal van less o nd het totc van telc avo vol; Pas beg een resi ziel gin bra me en i de mis (Ml Da: voc alts jaa in lijk E dec des geC ver gen gez get sto ave VW lin; ren stn vol afd rie SPc vre opl cat vo< wk ma koi na: afg dei de; Vo MI bes me me en! vol te no, vel Oi Een der redenen waarom de précieuses zo bespot zijn is haar taalgebruik geweest. Tegenover grofheid en platvloerse uit drukkingen werden hoofse termen en galante beeldspraak gesteld. Sommige daarvan zijn niet alleen in de Franse taal maar ook in andere talen opgenomen. Het bekende voorbeeld is dat men niet sprak over ogen, maar over spiegels van de ziel. Zo zei men niet: wangen, maar: zetels der eerbaarheid. Het was grof om te zeggen: Gaat u zitten; de juiste term was: Voldoe aan het verlangen van deze zetel u te omhelzen. Een dame die dorst had kon onmogelijk om een glas water vragen; men behoorde te zeggen: Ik heb behoefte aan een inwendig bad. Men mocht een dame niet zeggen dat ze mooie tanden had, men vleide haar met het fraaie ameu blement van haar mond. Dit is natuurlijk allemaal dwaasheid die snel voorbij ging. Een enkel citaat om te tonen hoe geestig menig précieuse uit de hoek kon komen. Tot een onwelkome gast: Markies, u hebt zo’n voortreffelijke wijze van afwezig zijn. Over een vriendin die een slechte maaltijd had laten opdienen: Tussen haar keukenmeid en een gifmengster is alleen maar verschil in bedoeling. Wie over de préciosité schrijft kan slechts met moeite de neiging bedwingen dat op een enigszins spottende toon te doen, de précienses te ridiculiseren dus. Maar men moet niet vergeten dat velen onder hen vrouwen van geest waren, die door haar fijngevoeligheid en goede smaak een gun stige invloed hebben uitgeoefend op het gezelschapsleven en daardoor op de cul tuur van Frankrijk. Madeleine de Scu déry was een van hen. Zij was zeker geen genie, zelfs geen schrijfster van werkelij ke betekenis. Maar doordat haar persona ges zich zo voortdurend bezighielden met wat in het menselijk hart omgaat, zijn haar werken voorlopers van de psycholo gische roman. En dat is belangrijk. En dan is er nog iets. Wat in de Franse salons werd behandeld in speelse en gees tige conversatie, vervluchtigde natuurlijk onmiddellijk zoals ieder gesprek. Maar Madeleine heeft in Le Grand Cyrus en vooral in Clélie nauwkeurig vastgelegd wat in de salons werd bespro ken. Hoe vreemd het ook klinkt: de sleu tels tot de Franse salons der 17e eeuw liggen in Perzië en in Rome. Vriendschap, maar pas op voor het pad waarlangs Humeurigheid, Onbescheiden heid, Trots en Boosaardigheid de reiziger ver van zijn doel voeren. Het is bekend dat voor Madeleine en haar vriendinnen het verzinnen van deze landkaart aanvanke lijk een grap was, maar ze heeft dan toch maar een plaats gekregen in een roman over het oude Rome ten tijde van de koningen. Doordat George aan Clélie niet heeft meegewerkt is het aantal veldslagen en gevechten in deze roman kleiner, het aan tal gesprekken groter. Daar lag Madelei nes kracht en vooral voor lezeressen de grote aantrekkingskracht harer boeken. Na Clélie heeft de schrijfster zelfs een nieuw boek samengesteld, een bloemle zing als het ware van de conversaties die in de drie romans worden gevoerd. Deze Conversations waren jarenlang zeer in trek omdat ze een soort 17e eeuwse Hoe hoort het eigenlijk? in gesprekvorm waren. 4 Vroeger noemde men een vrouw die graag voor geleerd wilde doorgaan een blauwkousEen vreemde naam die, zegt men, uit Engeland stamt. Daar hebben zo omstreeks 1750 drie dames onder leiding van een zekere Elizabeth Montagu een club gesticht waarvan de leden, mannen zowel als vrouwen, zich niet bezighielden met kaartspel en kletspraatjes maar lite raire gesprekken voerden. Het verhaal is nu dat een der leden van dit genootschap, een zekere Bepjamin Stillinfleet, blauwe wollen kousen placht te dragen in plaats van de traditionele zwarte en naar hem zou de club van mevrouw Montagu The Grand Cyrus werd van het eerste deel af een fabelachtig succes en wel om een heel bijzondere reden: de mannen en vrouwen die er in optreden dragen wel fraaie Perzi sche, Assyrische en Griekse namen, maar het zijn portretten van Franse dames en heren uit de eigen tijd en de eigen omge ving van de schrijfster. Haar helden en heldinnen converseren zoals in de Franse salons geconverseerd werd over liefde, goede manieren, vriendschap en meer zul ke onderwerpen; het verleden was slechts een dekmantel voor het heden en iedereen wist wie met wie bedoeld werd. Lezers en lezeressen herkenden hun vrienden, hun vijanden en zichzelf in de ten tonele gevoerde personages; ze lazen over het paleis van Cléomire en wisten dat het Hotel de Rambouillet en de markiezin waren bedoeld; de veldslagen waarin Cyrus triomfeerde waren die waarin de beroemde Franse veldheer Conde had gezegevierd. Het werd als een grote eer beschouwd wanneer men in deze of gene rol in een der delen optrad en dat zal wel een der oorza ken zijn van de ongewone populariteit van het boek: telkens als een deel verscheen, kon men zich af vragen: kom ik er in voor? Maar het werk van Madeleine de Scudéry had ook andere kwaliteiten. Het werd zegt men, maar waarschijnlijk wel met wat overdrijving in alle Europese talen en zelfs in het Arabisch vertaald en dat buiten Frankrijk de belangstelling zo groot was, moet andere oorzaken hebben gehad dan die der herkenning. En inderdaad gaven de romans van Madeleine datgene waar veel lezers vroe ger en nu op gesteld zijn: liefde in de eerste plaats, scheiding der geliefden, wanhopige speurtochten, schipbreuken, achtervolgingen, gevangenissen, aansla gen op de eer van het meisje, intrigues, verraad, zelfopoffering en ga zo maar door. Geen wonder dus dat de drukken elkaar snel opvolgden, dat de uitgever er een fortuin aan verdiende en dat er voor broer en zuster een aardig vermogen overbleef dat beider leven veraangenaamde. Wan neer iemand de euvele moed had een schroomvallige aanmerking te maken over de lengte van haar romans het is werkelijk gebeurd was het antwoord: Homerus met zijn 48 boeken en Vergilius met 12 zijn óók lang. En niemand vond het blijkbaar vreemd dat Le Grand Cyrus met de Ilias of de Aneas werd vergeleken. Bluestocking Society zijn genoemd. Erg waarschijnlijk klinkt dit allemaal niet en vooral niet als men bedenkt dat ineen Nederlandse klucht van 1667, dus jaren eerder, al een juffrouw Blauwkous optreedt als iemand die alle praatjes uit de buurt kent en oververtelt. Precies dus wat de Engelse blauwkousen niet wilden. Nu placht men Elizabeth Montagu ook wel te noemen: de Madame du Deffand van Londen. En Madame du Deffand was een frangaise die in haar jonge jaren galante avonturen beleefde maar op rijpe re leeftijd kamers huurde in een nonnen klooster. Als weduwe uit hoge kringen kon men daar voor weinig geld aange naam leven en vrienden uitnodigen. Ieder een was er vrij in zijn doen en laten. Madame du Deffand placht ,’s avonds om zes uur op te staan en dan haar vrienden en vriendinnen te ontvangen als ze uit de schouwburg kwamen, want toen vonden de voorstellingen gewoonlijk s middags plaats. Haar salon werd niet alleen door Parijzenaars bezocht, maar ook door vreemdelingen. Een der trouwste gasten was de zoon van de Engelse staatsman Robert Walpole en het zou niet vreemd zijn als hij Mrs. Montagu haar vleiende bijnaam heeft gegeven. Noemde men vrouwen die met haar kennis, haar belezenheid, haar bescha ving graag wat pronkten in Frankrijk wel savantes: geleerde dames, een term die vooral spottend bedoeld was, onder een précieuse verstond men een vrouw van verfijnde smaak, wat gemaakt en geaffec teerd, die zich onderscheidde door een uitgelezen taalgebruik en bijzonder beschaafde wijze van optreden. Het is heel moeilijk het begrip onder woorden te brengen; gemakkelijker is het aan het leven van een précieuse te doen zien wat men er onder heeft te verstaan. De preciviosi zoals de stroming wordt genoemd, is een duidelijke reactie op de tijd die voorafgegaan was: de tijd der Franse godsdienstoorlogen die het land jarenlang hadden geteisterd. Verruwing van de zeden en ook van de taal was daarvan een der gevolgen en dit bederf was aan het Hof en in hoge kringen min stens zo erg als bij de gewone man. Hen drik IV, de koning die aan de godsdienst oorlogen een einde maakte en aap wie Frankrijk veel te danken heeft, was een ruwe klant voor wie weinig vrouwen vei lig waren en die tamelijk los in de mond was. Daar tegen kwam nu een reactie waartoe een aantal aanzienlijke Parijse dames de stoot gaven. Tegenover de heer sende grofheid en vulgariteit stelden zij een verfijning van zeden en van taal, maar zoals het zo'dikwijls gaat: het op zichzelf loffelijke en prijzenswaardige streven leidde op den duur tot overdrijving en buitensporigheden die dan ook terecht bespottelijk gemaakt en gehekeld werden. Actie en reactie, zo gaat het telkens. ken in hotels: herenhuizen waar men zijn gasten ontving. Men had natuurlijk aller lei soorten salons, maar in de literaire was het eigenlijke doel: goed en vooral geestig te spreken en over onderwerpen van smaak, letterkundige gebeurtenissen, wijsgerige vraagstukken op flitsende wij ze te converseren. Dikwijls was wat men zeide uiteindelijk minder belangrijk dan de wijze waarop men zijn gedachten of denkbeelden onder woorden bracht. Woordspelingen waren zeer in trek, punt dichten met een smaakse wending aan het slot werden hogelijk bewonderd, hofma kerijen werden graag toegestaan mits ze op galante wijze en op hoffelijke toon werden gevoerd. Uiteraard waren vele, misschien wel de meeste van die gesprek ken hoogst oppervlakkig, maar men pre tendeerde ook niet wetenschappelijke verhandelingen te houden. Een vernuftig steekspel in welgekozen en verfijnde taal, dat was waarop men prijs stelde. Als voorbeeld geldt altijd het Hotel de Rambouillet, een patriciërshuis in het hart van Parijs op de plaats waar nu het grote warenhuis het Louvre staat. Het was door de gefortuneerde markiezin de Ram bouillet ontworpen met het speciale doel er gasten op eën ongedwongen en toch gracieuze wijze te ontvangen, niet in een grote zaal, maar in een reeks ineenlopen- de vertrekken, waar men zich vrijelijk kon bewegen. Zonder zwaarwichtigheid, zonder vertoon van geleerdheid werd daar gecauseerd, gelachen, soms gezon gen en dikwijls gespot. Men behoefde niet tot de hoge kringen te behoren om van de markiezin een uitnodiging te ontvangen; wanneer men een geestig en beschaafd man was, werd men er graag welkom geheten. kt A ...v" 500 voor Christus in deze roman wer den voorgesteld. Wat bij die verre Assy- riërs en Perzen uit Le Grand Cyrus mis schien nog net door de beugel kon, werd hier rondweg bespottelijk. Zoveel wist men wel van de Romeinen, hun eenvoud, hun hardheid, vaderlandsliefde en nuch terheid, dat het onmogelijk was Romeinen te herkennen in de overbeschaafde, zoete lijke en smetteloze personages die Clélie bevolken. Het toppunt was wel de Landkaart der Tederheid door Madeleine en haar vrien dinnen ontworpen. Men ziet er een door rivieren doorsneden grondgebied op met steden en dorpjes en verschillende wegen. De ideale minnaar die zich op weg begaf om de geliefde te bereiken, moest de weg volgen die over de dorpjes Lieve Versjes, Minnebrief, Edelmoedigheid, Eerbied en Goedheid naar Tederheid leidde en angstvallig de zijweg vermijden die hem via de stad der Nalatigheid en de steden Koelheid, Lichtzinnigheid en Vergeetach tigheid onherroepelijk nahr het meer der Onverschilligheid zou voeren. En zo vertoont de Carte du Tendre tal van wegen en dwaalwegen op het gebied der Liefde. Er stromen drie rivieren door, de Neiging, de Achting en de Dankbaar heid. Aan de oever ligt het gehuchtje Kleine Zorgen, even verder liggen Uver, Grote Zorgen en Gevoeligheid. Vlak bij het- einddoel Tederheid vindt men Trouwe *7" KAit "I. Ff"''Is Op de omslag van Kossmanns jongste prozabundel „De seizoenen van een invalide lezer” (uitgave van Querido) prijkt naast auteursnaam en titel een kruk versierd met twaalf kleurige papieren bloemen. Duidelijker kan een symbool haast niet zijn. In 1972 overkwam Kossmann een ernstig verkeersongeluk. Zijn ervaringen met het balanceren op de grens van leven en dood heeft hij verwerkt in de roman Laatst ging ik spelevaren (1973). Minder mobiel geworden, reist hij nu veelal in zijn leunstoel door te lezen. De auteurs en hun boeken zijn voor hem exotische bloemen, van papier weliswaar maar daarom nog niet minder boeiend. „De seizoenen van een invalide lezer” bevat vier hoofdstukken: zomer, voorjaar, winter en najaar, we gaan dus duidelijk terug in de tijd. Kossmann gaat op reis en op zoek naar overleden schrijvers die hem wellicht iets zinnigs kunnen vertellen over de zaken die hem bezighouden: de ouderdom, de aftakeling, het verschimmen van mensen, gebeurtenissen en van herinneringen. Op het eerste gezicht lijkt het boekje niet meer te zijn dan een verzameling uitstekend geschreven notities over schrijvers en hun werk, bij nader inzien komt het thema, als hierboven omschreven, onweerstaanbaar naar boven. In 1972, vlak voor het ongeluk, was Kossmann van plan naar Griekenland af te reizen om daar een boek, een meesterwerk, te schrijven over het desintegreren van mensen door ouderdom, door alcohol, door neurose, door aderverklaking. Dat meesterwerk is nooit geschreven, maar de desintegratie die hij wilde beschrijven heeft hij aan den lijve maandenlang op zijn ziekbed ervaren. Als een. seniele grijsaard beleefde hij de werkelijkheid enkel in hallucinaties, zodat je zou kunnen zeggen dat hij als vijftigjari ge reeds ervaringen heeft die anderen eerst veel later eigen worden, maar dan wel minder bewust. Over die ervaringen, liever gezegd, over het waarheidsgehalte van ervaringen in het algemeen, gaat het boek ook. Hij heeft nu ruimschoots de tijd zich af te vragen of hij wel in staat geweest zou zijn dat meesterwerk inhoudelijk te schrijven. Welke ervaringen had hij immers met dat desintegreren, wat wist hij er persoonlijk en A IV d V. '•'A? -. ...x.K®' v V I--"- -b. X 1 .J:..' v. f J ■V „j-j» ■Ai VAA<, x s,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 16