13 3 lilt
>1
als ’n suppoost,
want ik heb
geen cent
„Ik leef hier
fit
A
I
I
>t- n
W -
"ui
O» w
I
r
DINSDAG
AUGUSTUS
197 6
2 4
Toeristisoht
notities
door
Alfabetisch
pierewaaien in
eigen land
<f
Wo «I.
ft w- w®
-W
«O* wWlRWW its
y
u S
Sift
-
jg I
Sli» S
De Linge die zich wondermooi ook langs Heukelum slingert.
Een heer in Qeukelum
id
4k.31O.
maar
2h
er
)0
W
MM Zt? Swl
WHSUt F®
er zijn nog verrekte goeie. Geld is er
niet. Ze komen af op de beste stoeterij
van Nederland en vele landen”.
LEVEN OP het 120 hectare grote
landgoed betekent werken in het ritme
van de. baas. „Er moet hier niet ge
leefd, maar gewerkt worden”, zegt hij
gebiedend. „Het oog van de meester is
hier alles. Ik ben er ’s morgens om zes
uur. Ze zijn allemaal punctueel, ze zijn
gewassen. En ik moet ze niet zeggen
doe dit of doe dat- Die soepterrine
moet gepoetst worden, dat gebeurd.
Dat komt omdat ze allemaal van Heu
kelum houden en ik ben getrouwd met
Heukelum”.
NOG ONLANGS heeft hij iemand
het bos ingestuurd. „Het is hier jod zij
gedankt anders dan anders. Heukelum
is een commune, waar eerlijkheid be
staat en goed zijn voor elkaar, met
hardheid. Als u zegt dat is uit de tijd
dan is u ’n schooier. Ik heb laatst een
vent weggestuurd, die liep tot drie keer
■- - u-;-
Rudolph Alexander baron van Heeckeren van Brandsenburg op de vos Olina van zijn dochter Acquoy: een gehucht met een kerk met een scheve toren, waar dan
Alexandra voor zijn kasteel Heukelum. Dit is het mooiste paard van Nederland". toevallig ook nog een mevrouw Pisa onder begraven ligt
Het kasteel Heukelum gezien door het „visse-oog” van de fotograaf.
len. Het beste deel zit onder de grond”.
>,IK LEEF hier als een suppoost.
want ik heb geen cent. Ik moet me te
barste werken met m’n 200 koeien en
36 paarden. Die koeien geven 2000
liter melk per dag, daar moeten we
ALS JE ER OP AAN RIJDT, is het
duidelijk te zien, de toren van het
kerkje in Acquoy staat zo scheef als
het maar zijn kan- En of dat nog niet
genoeg is: eronder ligt ook nog eens ’n
mevrouw Pisa begraven. De Italianen
moesten eens weten. Maar in Acquoy,
klein gehucht aan de Linge, geen toe
risten met camera’s in de aanslag.
Enkel een door de natuur weldadig
uitgerust vrouwspersoon hangt, met
een vorsende blik naar de voortjagende
wolken, haai' maandagse was aan de
lijn. Fruitbomen langs de berm aan de
Lingedijk. Het café Lingezicht hoort
daar met de frisse groene luiken. Jam
mer alleen dat ze juist nu gesloten
zijn. Want wat is er heerlijker dan
mijmeren aan de Linge, aan dat be
koorlijke riviertje dat zich 108 kilome
ter lang door het Betuweland slingert,
een stroom om van te houden, zoals
het vrouwelijk grillig en eigenwijs
door boomgaarden slingert. Niet voor
niets sprak de Betuwse novellist Jacob
Cremer over m'n .kleine revierke”.
Koosnaampjes geef je je geliefde toch
ook.
van leven”- Ook de zes meisjes die in
het huis en op de stoeterij werken.
„Dat zijn goeie en als ik zeg goed is
dat uitstekend”, legt hij zijn spraakge
bruik uit. Van Heeckeren pleegt de
meisjes niet met zachte hand te bege
leiden. Bij mijn aankomst ben ik juist
getuige van een scheldkannonade die
als mitrailleurvuur op het arme kind
neerdavert. „Ja baron”, is het enige
wat ze daarna nog uitbrengt. „Dat is ’n
goeie”, zegt hij me als ze naar de
stallen wandelt.
„NA VERLOOP van korte tijd zeg ik
-.toekomstloos” of .,goed”. Als ze blij
ven zijn ze wereldkwaliteit. Ze moeten
ondanks hun jeugd tweede kunnen
zijn; dè paarden een en dat met grote
liefde. Als deze kinderen zacht aange
pakt worden, worden ze nooit groot.
Nou zeggen ze de ba-as is niet anders.
Na veertien dagen weet ik het of ze
goeie zijn. Je hebt er een hoop die zijn
of te stom of hebben lang haar. Maar
eindeloze verhalen, je hebt een band
en die krijg je niet door aap wat heb
je mooie jongen, maar door bloed,
zweet en tranen”.
„IK HEB GEDIEND bij de cavalerie.
Ook m’n voorvaderen. We zijn overal
geweest, bij Waterloo. We zijn gepa
renteerd aan Willem van Oranje. We
hebben het bloed, niet van de stafoffi
cieren, daar moet je intelligenter voor
zijn, maar van de troepofficier”.
,,DAAR HEB IK OOK m’n liefde
voor het paard gekregen. Mensen heb
ben er wel de pest aan, maar de liefde
voor het dier is unlimited- Dit is geen
manege daardoor kan ik m’n paarden
zo mooi houden. Tien zijn er van
mezelf- de anderen zijn pensionpaar-
den. Olina, de vos van m’n dochter is
het mooiste paard van Nederland. Daar
is al ’ns ’n ton voor geboden. Er zijn
maar weinig mensen die echt iets van
paarden afweten. Voor 99 percent is
dat afschuwelijk, geen kenners”.
„WERKEN HIER is het mooiste wat
er is. Ik heb geen tijd voor society,
geen seconde. Dan komen de kinderen
tekort en aan hen is de toekomst. Kijk
haar eens, kijk d’r lendenen veren,
kijk dat paard lopen, dat kan toch niet
mooier, dat is ’n geschenk uit de he
mel. Dat meisje streeft naar perfectie.
Je moet ze ongelofelijk belonen als ze
het goed doen en ongelofelijk uitschel
den als ze het slecht doen”.
„M’n FAMILIEPORTRETTEN leven
voor me. Ik hoop dat m’n schoonzoon
het huis zal willen houden. Heukelum
kan niet bewoond worden zonder die
portretten. Z olang de zwaan op de
gracht zit zal het kasteel alleen in
vererving over^aan, heet het. Maar
sinds enkele weken zit hij in de sloot
hierachter.
De baron met Olina: „Paardekenners in Nederland? Voor 99 percent is dat af
schuwelijk”. Op de achtergrond zijn pupil Liseon.
toe aan de rechterkant van ’n meisje.
Verschrikkelijk, dat je de waardes
van het leven maar in de prullemand
gooit. Rechts lopen naast ’n meisje
mag zegt m’n moeder, zei hij me. Ik
wil hem hier nooit meer zien”. Het
dorp Heukelum betrekt hij niet in zijn
communegedachten. „Lijfeigenen zijn
het”, zegt hij met verachting.
VAN HEECKEREN heeft uit zijn
(gescheiden) huwelijk een dochter:
Alexandra. -,Ik mis haar onvoorstel
baar”, zegt hij ineens voor zich uit. In
zijn ooghoek welt een traan op. „Ze is
het enige wat ik heb. Ik ben aan
flarden en m’n poot is er afgehaald. Ik
draai d’r elke dag”. Haar man, een De
Vos van Steenwijk, is amb-assadesecre-
taris in Zuiid-Afrika in Pretoria. ,-Ze
heeft veel gereisd en vindt het het
plezierigste land dat ze kent. Er zijn
heel weinig wetten, maar de wetten
die er zijn zijn van ijzer. Het Neder
landse volk is geïndoctrineerd dat er
rassendiscriminatie is- Ik werd er geïn
terviewd voor de Wereldomroep en zei
toen dat mijn schoonzoon de slechtste
regering die Nederland ooit gehad
heeft representeert. Daarmee heb ik
hem wel een beetje in moeilijkheden
gebracht”.
-.WE DEGENEREREN per minuut.
Hier gaat ook alles kapot. Er wordt
niet meer gewerkt, dat is niet te ont
kennen. Dit zet zich door. Het kan niet
terug. Kijk maar in de geschiedenis,
naar de ondergang van alle rijken. Dat
ging pijlsnel”.
EEN PAAR BARSE aanwijzingen
schallen door het huis. Met ’n grijns:
„Ze leren wel met me omgaan- als ze
niét te scheiterig rijn. Ze komen altijd
terug. Ze zijn gehecht aan Heukelum.
Dus ze komen ook naar mij want ik
ben een stukje Heukelum. Het zijn
a-4-U z.
WAT VERDEROP SLAAPT Heuke
lum. Langs het water concentreert zich
bescheiden wat watersport. Hier ook
staat het kasteel Heukelum- eeuwen
tenug door graaf Van Arkel aan het
rivierke neergezet. Het oorspronkelijke
kasteel werd in 1672 door de Fransen
verwoest en alleen een verdedigingsto
ren bleef overeind. Latere bouwmees
ters gaven die toren weer armen. Ru
dolph Alexander baron van Heeckeren
van Brandsenburg, de bewoner van
.vandaag, is niet erg te spreken over die
architectonische bokkesprongen. „Het is
onvoorstelbaar, een toren uit 1100 en
daar is dan later smakeloos een huis
omgebouwd”, waardeert hij grimmig.
HET HUIS IS omgracht, waterlelies
rusten in de zon. Vanaf de toren
waaien de kleuren van de familie: een
rood kruis op een geel veld, ’n Voorva
der was kruisridder, vandaar. Die
voorvader is in die hoedanigheid ook
nog te bewonderen; in de kathedraal
in Gent op een drieluik van Van Eijck-
In zijn studeerkamer heeft de baron
een afbeelding.
HEUKELUM: een huis vol herinne
ringen. Een rijk gedekte tafel, waar
Napoleon in 1804 aan zat. In een
belendend vertrek ook de nog immer
gedekte ontbijttafel van de kleine ge
neraal. De baron pleegt aan diezelfde
tafel zijn ochtendthee te drinken, aan
de andere kant. In de hal een scheeps-
bel en een geldkist. Van MïChiel de
Ruyter, net zoals de mortieren aan het
begin van de ophaalbrug. ,-Miijn moe
der is een Boetzelaer, de oudste
Utrechtse familie, daar was De Ruyter
aan geparenteerd”, bast Van Heecke
ren. Schilderijen ook, prachtige kop
pen. Aan een ervan 'n herinnering aan
Hitlers verzamelwoede. „Op bevel van
der Führer als kunstwerk in bescher
ming genomen”, vermeldt een plak
kertje. Toen die „bescherming” in ’45
werd beëindigd vond Van Heeckeren
het terug in Rotterdam.
DUITSERS ZIJN nog steeds niet z’n
grote liefde. Het verhaal gaat dat hij
ze niet duldt op z’n land. En toen er
eens een dacht op Heukelum te recreë
ren, haalde de boze baron fluks het
sleuteltje uit het contact en nam dat
mee. Het kostte de bezoeker wel een
paar uur om hem weer te vinden. Het
interieur biedt genietend kijkwerk.
„Niets is gekocht, alles ingébracht”,
gebaart hij en zegt somber als hij naar
de portrettengalerij van voorvaderen
kijkt: „Het is net als met de aardappc-
as
'r
O;-®
s
ra*
’’I