Commissie van Drie acht lezing van volstrekt ongeloofwaardig Bernhard 4 Nog geen opheldering over 25.000 voor KLM-topman bewijzen Innen van miljoen dollar door prins niet te G 99 99 *4® lp*' Waar komen die Pantchoulidzev was huisvriend prinses Armgard 2 ton vandaan? inderdaad prima stofzuigers f F 7 ft x 7 l - na w - n k Bk I 4 EN BUITENLAND AUGUSTUS 19 7 6 2 7 VRIJDAG V maakt. Een samenvatting van de derde affaire vindt u op pagina vijf. I i (Van onze correspondent) Andere voorstelling d L n b d o V Vriend „Volstrekt ongeloofwaardig” Slecht geheugen Pantchoulidzev De conclusie: „Op grond van het voorafgaande kan de door Z.K.H. uitgesproken overtuiging, dat de aan de heer Weisbrod over gemaakte gelden niet bestemd zouden zijn geweest voor hem, doch door Lockheed zouden zijn toegedacht aan de heer Meuser, ter genoegdoening van diens grie ven, door de commissie niet als in overeenstemming met de feiten worden beschouwd. Integendeel staat voor haar vast dat, wat Lockheed betreft, Z.K.H. de bestemde van het miljoen was, dat alleen om zijnentwille beschikbaar werd gesteld. Doch dit sluit niet uit dat Z.K.H. te goeder trouw anders gemeend kan hebben”. Ui Meuser heeft de commissie- Donner verteld, dat het geld op zijn suggestie via kolonel Pant choulidzev aan hem is uitbetaald. Volgens hem heeft de prins nooit enige zeggenschap gehad over de betrokken fondsen. Eind 1960 zou de prins (volgens zijn eigen ver klaring) Meuser hebben gevraagd van zijn „meevaller” een aantal minder bedeelde gemeenschap pelijke vrienden te laten meepro fiteren. Deze anonieme schenkingen zouden in totaal ongeveer 100.000 dollar hebben belopen. (Van onze Haagse redactie) DEN HAAG. - De commissie- Donner heeft twee accountants van de Algemene Rekenkamer een onderzoek laten instellen in de privé-boekhouding en administratie van prins Bern hard. Uit dat onderzoek is een bedrag van 62.000 dollar naar voren gekomen waarvoor geen aanvaardbare verklaring is gevonden. Dit bedrag ruim 200.000 gulden werd blijkens het onderzoek in 1965 ten behoeve vèm de prins aange wend. (Van onze Haagse redactie) DEN HAAG. De Commissie van Drie is bij haar onderzoek gestuit op drie gelegenheden, waarbij prins Bernhard laakbare finan ciële relaties had met Lockheed Aircraft Corporation. De affaires vonden plaats in 1960, 1968, en, vrij recent, in 1974. Alleen in de eerste twee gevallen is Lockheed daadwerkelijk tot betaling van gelden overgegaan, respectievelijk 1 miljoen en 100.000 dollar. De prins ontkent echter ooit over deze gelden beschikt te hébben, of nog te kunnen beschikken. Met uitzondering van 100.000 dollar: die deel uitmaakten van de miljoen dollar, die volgens de prins aan zijn vriend Fred Meuser zijn overgemaakt: daarvan schrijft hij aan de Commis sie: „dat over dat gedeelte door een aan mij bekende persoon (Fred Meuser, red.) in overleg met mij beschikt is, en wel ten gunste van enige gemeenschappelijke bekenden van wie aan te nemen viel, dat zij uit sociale overwegingen financiële steun nodig hadden”. Hieronder volgt een uitvoerige samenvatting van deze eerste twee affaires, waarin aangetoond is, dat Lockheed daadwerkelijk geld heeft overge- (Van onze Haagse redactie) Kolonel Alexei Pantchoulid zev, de man die in het rapport- Donner wordt genoemd als degene die vermoedelijk namens Bernhard voor de ont vangst van Lockheed-gelden zou hebben zorggedragen, is jarenlang een intieme huis vriend geweest van prinses Armgard, de moeder van Bernhard. Pantchoulidzev kwam na de Eerste Wereldoor log als stalmeester bij de fami lie Von Lippe-Biesterfeld op Reckenwalde aan de Duits- Poolse grens in dienst. Hij leerde er de gezinsleden de fij ne kneepjes van de ruiter- kunst. DEN HAAG. Lockheed- functionaris Robert Mitchell heeft in 1969 een bedrag van 25.000 dollar „toegankelijk gemaakt” voor een hoge KLM- functionaris. Mitchell had die functionaris eerder in het Hilton hotel in Amsterdam ontmoet, aldus het rapport van de Com missie van Drie. Mitchell heeft tegenover de Commissie ver klaard, dat het hem onwaar schijnlijk leek, dat iemand anders dan die KLM- functionaris dat geld tot zich zou hebben genomen. Over de identi teit vain de functionaris wilde Mitchell zich niet uitlaten, aldus het rapport. De affaire-1968 Andermaal Onaannemelijk teste 'te IW ”4 IHHh F - 1 F (ADVERTENTIE) 't PESCHAR HOLTROP DONNER ft (ADVERTENTIE) BESANCON Midden 1960 berekende de Lockheed- directie hoeveel commissie men verschul digd zou zijn geweest als de levering van de Lockheed F-104G Starfighters een commerciële transactie zou zijn geweest. Deze verkoop is geregeld op regeringsni veau, zodat geen „normale” commissie hoefde te worden betaald. Men kwam tot een bedrag van 1 miljoen dollar. Besloten werd, op advies van de heer Meuser, dit bedrag over te maken aan de Zwitserse advocaat dr. Hubert Weisbrod. Voor de vorm werd met Weisbrod een zogenoemd „consultants-contract” gesloten, zodat het bedrag kon worden geboekt als vooruitbe taalde commissies. De commissie-Donner weet niet in hoe verre er tussen de prins en de intussen overleden heer Gross contact is geweest over de schenking van 1 miljoen dollar. „Vast staat slechts dat beiden elkaar op 2 september 1960 in Rome hebben ont moet”. In 1944 werd de oud-kolonel van de Russische garde door de Gestapo weg gehaald van Reckenwalde en tewerk gesteld op een spoorwegstation. Sinds 1951 woonde Pantchoulidzev samen met prinses Armgard op het kasteeltje Warmelo in de gemeente Diepenheim. In 1974, drie jaar na de dood van zijn moeder, verkocht Bernhard dit kas teel. Kolonel Pantchoulidzev, die vijf jaar jonger was dan prinses Armgard, overleed in 1968. Meuser heeft verder verklaard, dat hij kolonel Pantchoulidzev bij de transactie had ingeschakeld, omdat Gross nog een tussenpersoon wenste: hij wilde de schen king (aan wie dan ook, want Meuser zegt dat de gelden uiteindelijk terechtgekomen zijn op verschillende rekeningen) voor andere Lockheed-functionarissen geheim houden. De inschakeling van kolonel Pantchoulidzev ging volgens Meuser als volgt: Meuser zou de prins, in een gesloten envelop, een briefje hebben gegeven voor Lockheed-advocaat Smith, met het ver- Tegenover de commissie-Donner toon de de prins zich verrast, toen hem werd verteld dat kolonel Pantchoulidzev dege ne was naar wie het bedrag uiteindelijk was gegaan. zoek dit briefje op 30 september aan Smith te geven. De prins zou niet geweten hebben wat er op het briefje stond, maar volgens Meuser behelsde het de aankondi ging dat Pantchoulidzev zich op 3 oktober bij Smith zou melden. en UTA, de KSSU. Besancon heeft schrif telijk tegenover de commissie verklaard het geld nooit te hebben ontvangen. Uit de notulen van de raad van commis sarissen van de KLM blijkt dat deze raad nooit werkelijke invloed heeft uitgeoe fend op het aanschaffingsbeleid. Volstaan werd met goedkeuring van de directie voorstellen op dit punt. digde een briefje met zijn naam en het nummer van een bankrekening”. Daarop werd door Smith het contract met Weis brod afgesloten, waarna het bedrag in vier delen op de rekening van Weisbrod werd gestort: 300.000 dollar in oktober 1960, 300.000 dollar in februari 1961, 200.000 dollar in maart 1962,115.000 dollar in juli 1962, 85.000 dollar in oktober 1962. De bedragen werden, aldus de commissie, door Weisbrod overgemaakt op de reke ning van kolonel Pantchoulidzev. Weis brod ging daartoe, begeleid door een ver tegenwoordiger van Lockheed, naar het kantoor van de genoemde bank. Daar werd het bedrag van de Lockheed-cheque dan telkens overgemaakt op de rekening ten name van kolonel Pantchoulidzev. Tot zover de gang van zaken, zoals die f i s i t< e v n F s r I h v n V i< Het idee was, dat de prins op deze wijze een soort levende reclame zou vormen voor Lockheed. Tenslotte verwierp de Lockheed-directie het idee het bleek juridisch te lastig te zijn de prins een vliegtuig gratis te geven. Bovendien, zo blijkt uit de verklaringen van prins Bern- hard, zou de prins zelf intussen het idee hebben verworpen, omdat hij het beter vond een Nederlands vliegtuig, de Fokker F-27 Friendship, te gebruiken. Vooralsnog onthoudt ir. Besancon zich ook van commentaar; gedekt als hij zich voorlopig weet door de huidige KLM- directie (ook president Orlandini is door de Commissie gehoord), zal hij weinig behoefte hebben aan uitspraken die de sluier zullen afwerpen waarvan de com missie een tip reeds een flink eind heeft opgelicht. 1 volgens de commissie-Donner moet zijn geweest. Prins Bemhard geeft een heel andere voorstelling van zaken, groten deels bevestigd door Meuser. Volgens de prins heeft hij, nadat hij had geweigerd een JetStar te ontvangen, omdat hem een F-27 in het vooruitzicht was gesteld, de heer Gross gesuggereerd iets te doen voor zijn vriend Meuser. Deze had zich beklaagd over terugzetting in functie en financiële beloning door Lockheed, voor welke maatschappij hij agent was. Vol gens de prins zou dat het gesprek zijn geweest dat op 2 september 1960 in Rome plaatsvond. Gross zou „bedenkelijk” heb ben gekeken, maar hij zou hebben beloofd zijn best te doen. Later zou, volgens de verklaring van prins Bernhard, Meuser hem hebben verteld dat hij van Lockheed genoegdoening had gekregen. Pas in 1976 zou de prins hebben vernomen dat het ging om een bedrag van 1 miljoen dollar. De toenmalige „chairman of the board” van Lockheed, de president-direrfeur Robert E. Gross, was een goede vriend van de prins. Volgens getuigenissen van toenmalige Lockheed-functionarissen is het idee van de schenking aan de prins „in verband gebracht met de vele persoonlij ke en charitatieve verplichtingen welke op de prins zouden rusten”. De commissie-Donner acht het verder „volstrekt ongeloofwaardig” dat Lock heed 1 miljoen dollar zou hebben gegeven aan Meuser. Het geld dat Meuser minder had ontvangen, als gevolg van de door hem bestreden terugzetting in functie, beliep slechts een fractie van de 1 miljoen dollar waar het hier om gaat. De commis sie kan, zo stelt zij in haar rapport, de suggestie dat Lockheed Meuser een mil joen dollar wilde betalen, en dat alle geheimzinnigheid slechts ten doel had scheve ogen binnen de Lockheed- organisatie te vermijden „moeilijk ernstig nemen”. Ex-Lockheed-president Kotchian ver klaarde in zijn getuigenissen, dat het geld op zijn initiatief aan KLM-directeur Besancon zou zijn toegespeeld. Volgens Kotchian zou het geld gezien moeten wor den als vergoeding voor het verkrijgen van betrouwbare informatie over de standpunten binnen het samenwerkings verband van KLM, Sabena, Swissair, SAS De Commissie van Drie besteedt in haar rapport de meeste aandacht aan de gebeurtenissen rond 1960, toen Lockheed ten behoeve van prins Bernhard een mil joen dollar zou hebben betaald. Volgens een verklaring tegenover de commissie, gedaan door de heer Meuser (de commis sie klaagt overigens over diens „geringe medewerking en niet steeds geloofwaardi ge uitspraken”) zou de gedachte dat Lock heed prins Bernhard een vliegtuig zou kunnen geven, een JetStar, voor het eerst geopperd zijn in de zomer van 1959. De koninklijke familie verbleef toen in het Italiaanse Ravello met vakantie, Meuser was te gast. Later zou Meuser het idee aan de Lockheed-directie hebben overge bracht, een versie die door de verklarin gen van de Lockheed-directeur Kotchian en Haughton wordt bevestigd. Ervan uitgaande dat inderdaad 100.000 dollar is gegaan naar behoeftige vrienden van de prins en Meuser, blijft onduidelijk waar de resterende 900.000 dollar zijn gebleven. Ook de commissie-Donner is daar niet achter gekomen. De oplossing moet volgens de commissie worden gezocht in de relatie tussen de prins en Meuser. Daarbij rijst echter het probleem dat Meuser, volgens de commissie, weinig medewerking heeft verleend en niet steeds geloofwaardig was. „Anderzijds vormde menigmaal het slechte geheugen van Z.K.H., waarover deze zelf zich beklaagde, een belemmering voor het onderzoek. Dat de juistheid en volledig heid van diens uitspraken in het vooraf gaande wel eens moesten worden betwij feld, moet mede in het licht hiervan wor den verklaard”. Na terugkomst op het Lockheed- hoofdkwartier in Burbank, Californië, op 21 september, waarin hij hem vroeg in de week van 26 september de juridisch raadsman van Lockheed, de heer R. B. Smith, te ontmoeten. Ook op 21 september stuurde Gross dr. Weisbrod een brief, waarin hij een bezoek van Smith aankon- digde, met het doel het eerder besproken contract af te ronden. De commissie-Donner schrijft vervol gens: „Volgens een verslag, enkele dagen later door de heer Smith aan de heer Gross toegezonden, is hem bij het gesprek te Soestdijk, dat op 30 september plaats vond, door Z.K.H. gezegd dat de gelden via Weisbrod dienden te worden uitbe taald. Tevens zou hij daar hebben verno men, dat op 3 oktober in Hotel Dolder te Zürich de heer Pantchoulidzev zich bij hem zou vervoegen om aanwijzingen te geven op welke bankrekening (nr. 62628 bij de Schweizerische Bankverein) de via de heer Weisbrod te betalen bedragen moesten worden gestort”. De heer Pant choulidzev inmiddels overleden was de huisgenoot van de moeder van prins Bernhard, de in april 1971 overleden prin ses Armgard. Het rapport gaat verder: „Op de afge sproken tijd en plaats heeft kolonel Pant choulidzev zich gemeld. .Hij overhan- Prins Bernhard zelf heeft de commissie echter verklaard dat hij zich het bedrag niet herinnert, het in elk geval niet heeft aangenomen en er ook niet over beschikt. De commissie stelt, geen bewijzen van het tegendeel te hebben „Hij (de prins) meen de nimmer contacten met Lockheed te hebben gehad over de aankoop van de Orion, noch over de L 1011 (Tristar)”. Wel heeft de prins gezegd destijds contact te hebben gehad met de toenmalige defen sieminister De Jong, die hij het Lockheed- toestel had aanbevolen op militair- technische gronden. De commissie „staat voor een raadsel” wat betreft dé ontkenning van de prins, dat hij nooit heeft geweten dat kolonel Pantchoulidzev in de hele zaak een rol heeft gespeeld. In elk geval noemt de commissie de verklaring van Meuser, over de gesloten envelop voor Pantchoulidzev, die hij aan de prins zou hebben gegeven, „te gekunsteld om geloofwaardig te zijn”. In elk geval acht de commissie het niet aannemelijk dat Pantchoulidzev bereid zou zijn geweest op te treden als tussen persoon, als hij niet had gedacht daarmee „het belang van Z.K.H. te dienen of over eenkomstig de bedoelingen van Z.K.H. te handelen”, aldus de commissie. De commissie-Donner laat tenslotte nog een kleine mogelijkheid open dat Meuser inderdaad de 1 miljoen dollar heeft ont vangen, zij het op voorspraak van de prins. „Het is dan plausibel, dat Z.K.H. zijn vriendendienst aan de heer Meuser voldoende gehonoreerd achtte door diens bereidheid enige gemeenschappelijke vrienden, die in moeilijke omstandighe den verkeerden, met ruime „kerstge schenken” te bedenken”. In zijn conclusies stelt de commissie- Donner vast, dat de lezing van de prins (dat de 1 miljoen dollar voor Meuser bestemd zouden zijn geweest) „niet te rij men is met vaststaande feiten”. „Zelfs al zou Z.K.H. niet aanstonds hebben beseft dat het om een zo groot bedrag ging, dan moet hem, bij het overleg dat de heer Gross en diens „personal representative”, de heer Smith, in de loop van september 1960 met hem pleegden, toch twee dingen zijn opgevallen. In de eerste plaats dat hèt gebaar van Lockheed met het oog op hemzelf en stellig niet ten behoeve van de heer Meuser werd gemaakt. In de tweede plaats dat, om welke redenen dan ook, de overmaking van het geld op een wel zeer ongebruikelijke en opvallend heimelijke wijze moest plaatsvinden. Door zich deze dubbelzinnigheden te laten aanleunen, heeft de prins er zelf toe bijgedragen bij de Lockheed-organisatie de indruk te bevestigen dat hij de bestemmeling was van het geheime geschenk. Dat die indruk zeer werd versterkt door de inschakeling van de heer Pantchoulidzev als tussenper soon behoeft geen betoog. Dat de prins daarvan niets zou hebben geweten, is niet wel denkbaar”. De commissie-Donner twijfelt er niet aan, dat de Lockheed-directie heeft over wogen de prins een JetStar aan te bieden en uiteindelijk heeft besloten in plaats daarvan hem een bedrag van 1 miljoen dollar te schenken. De commissie gaat ervan uit dat de Lockheed-directeuren Kotchian en Haughton te goeder trouw tegenover de commissie-Church konden verklaren dat naar hun beste weten dit bedrag inderdaad bij de prins was terechtgekomen. Volgens de commissie-Donner is toen het idee opgekomen weer afkomstig van de heer Meuser, om in plaats van het vliegtuig de prins een som geld te geven. Evenmin als het oorspronkelijke aanbod, het vliegtuig, was het aanbod van 1 mil joen dollar direct bedoeld om de prins om te kopen of hem anderszins ertoe te bren gen directe invloed aan te wenden ten gunste van Lockheed. Het ging er uitslui tend om „het klimaat voor de verkoop van Lockheed-produkten in Nederland te begunstigen”. Er Ook al ontkent ir. Frits Besancon de 25.000 dollar van Lockheed te hebben ontvangen, de Commissie van Drie vindt dat de feiten „onmiskenbaar in de rich ting van de heer Besancon wijzen” en voegt daar veelbetekenend aan toe: „Zij meent zich van verder commentaar te kunnen onthouden.” Volgens Lockheed was het geld voor Besancon in een la in Hilton-Amsterdam voor het grijpen gelegd. De commissie stelt dat de door de prins verstrekte nadere inlichtingen de conclusies uit het accountantsrapport niet geheel onverlet laten. Weliswaar blijkt uit de administratie van de prins niet dat hij gelden van Lockheed heeft ontvangen en heeft hij dat zelf ook verklaard, „maar het feit dat de prins de herkomst van de 62.000 dollar niet heeft kunnen ophelderen, tast, zolang die opheldering niet is gegeven, de gel digheid van die verklaring aan”, zo staat onomwonden in het rapport te lezen. te* te. De tweede betaling van gelden aan het adres van prins Bernhard dateert uit 1968. In de hoorzittingen voor de Amerikaanse senaatscommissie-Church verklaarde Lockheed-directeur Kotchian dat in 1968 ten behoeve van de prins een bedrag van 100.000 dollar (360.000 gulden) is overge maakt. Dit geld werd betaald op naam van een tussenpersoon die luisterde naar de naam Victor Baarn. Volgens de commissie is dit een fictieve naam, maar zij heeft niet ontdekt wie er achter steekt. Het geld werd de prins aangeboden als dank voor zijn pogingen om de Nederlandse marine de Lockheed P-3 Orion, een marinepa- trouillevliegtuig, te laten aanschaffen. In december 1967 vond volgens verkla ringen van Lockheed-zijde in Parijs een ontmoeting plaats tussen de prins en enkele Lockheed-functionarissen, waarin Bernhard werd gevraagd zijn invloed in Den Haag aan te wenden. Bij Lockheed wist men niet beter dan dat de beslissing over de aanschaf van een marinevliegtuig (de keus was tussen de Orion en de Bré- guet Atlantique) op 22 december zou val len. De ptins deelde de Lockheed- vertegenwoordigers mee, dat de beslis sing was uitgesteld. De Amerikanen dach ten dat dit door de inspanningen van de prins kwam. In het voorjaar van 1968 schreef de prins, dat de kansen voor de Orion goed lagen, wat niet bezijden de waarheid was. Op 5 juli 1968 nam de regering echter de beslissing om toch het Franse vliegtuig te kopen. De Fransen boden betere compen- satieorders, terwijl ook Europese politie ke verhoudingen een rol speelden. Bernhard schreef andermaal een brief aan Lockheed, waarin hij zei de beslissing te betreuren en beloofde met zijn vriend en Lockheed-agent Hans Teengs Gerrit sen „te zullen trachten leden van het Nederlandse parlement waar de beslis sing nog bevestigd moest worden op de onjuistheid van het genomen besluit te wijzen”, zo staat in het rapport te lezen. Bernhard was op technische gronden voorstander van de aanschaf van de Orion als onderzeebootbestrijdings- vliegtuig. Nog diezelfde maand gingen de Lockheed-vertegenwoordigers Roger Smith, een adviseur, en Edwinston Rob bins, een Europees verkoopdirecteur, naar de prins, die toen in het Franse Annecy was. Zij boden hem een half mil joen dollar (1,8 miljoen gulden) als hij de beslissing van de Nederlandse regering ongedaan kon maken. De prins wees het aanbod af, omdat er toch niets meer aan te doen was. Uit erkentelijkheid voor de eerlijkheid van de prins zou Lockheed-directeur Kotchian toen Bernhard alsnog 100.000 dollar heb ben aangeboden. Daartoe hadden dezelf de Smith en Robbins de prins opgezocht op de golflinks van De Pan in Utrecht. Ze overhandigden hem een brief met Kot- chians dankwoorden en deden hem het aanbod. De commissie schrijft dat de prins daar „niet duidelijk” op reageerde, niet wetend of hij het al dan niet kon accepteren. In oktober 1968 is echter in Burbank, Californië, het Lockheed-hoofdkwartier, een machtiging voor een cheque afgege ven op naam van ene Victor Baarn. Op grond van die machtiging werd een Zwit serse bank opdracht gegeven een dergelij ke cheque uit te schrijven en die op een kantoor in Zwitserland te deponeren. De begunstigde kon de cheque komen innen door het noemen van de naam Victor Baarn. Lockheed-functionaris John Martin verklaarde tegenover de commissie het onaannemelijk te vinden dat de 100.000 dollar niet bij de prins terecht zijn geko men, maar door een of andere Lockheed- man zouden zijn onderschept. De Lockheed-directeuren Kotchian en Haughton verklaarden in besloten com missievergaderingen dat de 100.000 dollar van een „zwartgeldrekening” is overge maakt. Zij sloten niet uit dat het initiatief van de prins is uitgegaan. I;';

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 4