id
Geen heil in een
strengere controle
op Koningshuis
Wl
f -
O!
jjfe
Professor Prakke over de ministeriële verantwoordelijkheid
«fel
■1 I
J 5
5 5
door Rob Bartlema
Handzame oplossing
Irene
V
I
Vrijheid
Rede koningin
(f
Geen moord en brand
IX.
Hg
i
s
OW
5
JK
lost weinig op
Professor L. Prakke
leden
Ministers van Staat Oud en Drees
De voorstelling van prins Caret Hugo aan het Nederlandse volk door prinses Irene.
moeten vallen. Waarna de Kamer gerustge
steld huiswaarts reisde en de televisiekijker
evenzeer gerustgesteld de knop omdraaide.
De ochtendbladen van de volgende dag meld
den alle de Wet op het Koningshuis als dé
grote uitkomst van het debat. De vraag moet
echter gesteld, of een dergelijke wettelijke
regeling iets bijdraagt aan een oplossing van
de problemen rond de ministeriële verant
woordelijkheid.
iun zin
en bier-
steeds
mgeren
gevoel
iet door
n, maar
Voetbal,
midde-
>n. Er is
xindus-
levens-
fte van
kten en
de: de
«vinkels
rlening,
oe.
eidsbe-
loral in
i. Maar
■s in het
deiding
Als het
'nemen
lisbrui-
dat je
jer dan
arasite-
en per
n zinnig
nenviel
egroep
nensen
r laten
ukken,
je ver-
eincon-
akkers,
juist de
lichten
ou het
issende
midde
(citatie
mature
•e voor
kgever
aan die
zouden
serieus
id” de
cunnen
>ot deel
3m het
'erschil
steuro-
oassen-
steeds
imarkt.
»n. Het
cht op
meer,
1 in een
St!
Het kabinet had zijn zaakjes tijdens het
Lockheed-Kamerdebat van afgelopen maan
dag behoorlijk voor elkaar. De belangrijkste
partijen hadden zich tijdens het weekeinde al
achter het beleid van de regering geschaard
en in het debat zouden, zo wist Den Uyl,
alleen nog wat juridische spitsvondigheden
over en weer geslingerd worden betreffende
enkele door het rapport Donner opgeworpen
vragen, die zijdelings met het onderzoek van
de commissie van Drie te maken hadden.
Daarop was het verdedigende drietal, premier
Den Uyl, minister van Justitie Van Agt en
minister van Binnenlandse Zaken De Gaay
Fortman goed voorbereid. Toen het aankoop
beleid van het ministerie van Defensie werd
aangeroerd, liet Den Uyl doorschemeren dat
hij wel wat voelde voor het door de PPR
opnieuw ter tafel gebrachte idee van een
parlementaire enquête. Toen de PSP het niet
strafrechtelijk vervolgen van de prins aan de
orde stelde, liet hij justitieminister Van Agt
opdraven met een juridisch betoog, dat op dat
moment door misschien vier of vijf strafrecht-
De Kamer achtte toen een studie
naar die verantwoordelijkheid zin
nig, en de.toenmalige ministers van
staat Drees en Oud kregen de
opdracht advies aan de regering uit
te brengen.
prins over een recent statiebezoek
aan de Bondsrepubliek informeer
de de journalist langs zijn neus weg
„of de prins geïnteresseerd was in
de Nederlandse binnenlandse poli
tiek”. Deze was dat toen duidelijk
nog niet. Hij antwoordde althans:
„Nee, goddank niet. Al die 33 jaar
dat ik nu in Nederland ben heb ik
gezegd: „ik bemoei me er niet mee”.
Alleen heb ik een keer uit mede
lijden met alle regeringen, die het
moeilijk hebben met hun parlemen
ten tegen een minister-president
gezegd: „waarom maken jullie niet
een nieuw democratisch stelsel?”.
„Daarin zou de regering voor een of
twee jaar plein pouvoir van de
Kamer moeten vragen voor alles,
behalve misschien een buitenlands
verdrag, dat geratificeerd moet
worden. Na twee jaar komt dan de
regering in de Kamer en zegt: „dat
en dat hebben we gedaan en dat
niet”. Willen jullie dat we aanblij
ven of niet? In zo’n systeem kan de
regering echt werken en hoeft zij
niet de helft van haar tijd te beste
den aan het antwoorden op vragen
van Kamerleden. Dat is mijn enige
commentaar op de binnenlandse
politiek. Ik geloof trouwens, dat
praktisch hetzelfde geldt voor elke
regering in Frankrijk, in Duitsland
enz. Mijn idee zou het democratisch
stelsel kunnen verbeteren, al is het
een beetje idealistisch en te naïef
uitgedacht. Dit laatste heb ik ten
minste destijds als antwoord gekre
gen”, aldus de prins gemaal in zijn
commentaar.
eigeren
rliticus,
de Rijn
jf komt
serbaar
onver
lijk een
liet the-
valt wel
enmaal
n hebt,
yonaise
chappij
sn som-
er van
1 (goed)
et klein
kritisch
ie grote
3 dat de
iet aan-
itsuiker
>m dat
>n wor-
lezelfde
tschap-
seft. De
ojecten
■d wor-
zenpro-
ing op
akenen.
nschap,
act ren-
erhoud
In dat jaar namelijk maakte prin
ses Irene het voornemen bekend in
het huwelijk te treden met Hugo de
Bourbon Parma, een telg uit de toen
in internationale politieke kring
bepaald niet gewaardeerde Carlis-
tenfamilie. De prinses reisde regel
matig op en neer tussen Soestdijk.
Parijs en Madrid, en deze situatie
leidde tot een brief van het kabinet
aan de Kamer, waarin werd mede
gedeeld, dat het de ministers onmo
gelijk was een deugdelijk inzicht te
huwen
P „pas
die ik
gezien,
rdig de
s maat-
loegen-
hoolde
sen die
eraakt.
eden te
moeten
n. Kor-
n werk
ing. Of
1H
Nieuwe wet
verkrijgen in het doen en laten van
de verliefde prinses, en dat de
ministeriële verantwoordelijkheid
voor haar gedragingen niet langer
kon worden gedragen.
Er zijn ook stemmen opgegaan,
die stringentere controle eisten op
de gedragingen van leden van het
Koninklijk Huis. Ook daar is het
kabinet niet op ingegaan. Gezien de
adviezen van Drees en Oud en
gezien het feit, dat het toch wel heel
lastig is een flinke groep mensen in
de 20-ste eeuw een aantal elemen
taire, in het verdrag van Rome
expliciet genoemde grondrechten te
ontzeggen, ook een alleszins rede
lijk besluit. Wat het kabinet nagela
ten heeft is het aandragen van een
oplossing voor de vraag, hoe dit
soort diep ingrijpende ontsporin
gen voorkomen kunnen worden.
Het kabinet heeft in deze verschei
dene mogelijkheden overwogen, en
vervolgens bewust verworpen. En
kwam tenslotte met die toch al
geplande Wet op het Koningshuis,
als zou dat helpen de gerezen pro
blemen te voorkomen.
Het vermoeden rijst dan ook, dat
de wet door Den Uyl als een hand
zame oplossing voor de huidige pro
blemen aan de Kamer is uitgereikt,
vooral om stemmen, die tendeerden
in de richting van een strengere
controle op de gedragingen van de
leden van het Koninklijk Huis te
doen verstommen. Het verdient
ongetwijfeld instemming, dat de
regering zich niet tot strenge con
trolemaatregelen heeft laten verlei
den na de ontdekking, dat de prins
zich de laatste jaren wel wat al te
losjes door het internationale leven
bewoog. De Kamer vroeg daar wel
om, maar premier Den Uyl refe
reerde in zijn beantwoording aan
de adviezen van de heren Drees en
Oud, die in 1964 op verzoek van het
toenmalige kabinet Marijnen de
ministeriële verantwoordelijkheid
eens onder de loep namen.
en via
6, Den
Joenit
;p heeft
imeente
om ook
t en het
Op basis van dat advies ver
scheen datzelfde jaar nog de nota
Marijnen. De nota stelt, dat het niet
juist zou zijn de ministeriële verant
woordelijkheid voor het doen en
laten van leden van het Koninklijk
Huis spoedig aanwezig te achten,
vooral niet voorzover deze in de rij
van troonopvolging ver verwijderd
staan van de troon en misschien
zelfs in het buitenland wonen. Prin
ses Christina kan dus met de nota in
New York meer doen dan prinses
Margriet in de achtertuin van paleis
Het Loo.
Prakke tenslotte: „Zoals gezegd,
ik zie niet in, dat die wet in belang
rijke mate zal bijdragen aan de zo
door regering en Kamer gewenste
duidelijkheid over de vraag, wie er
nu onder de ministeriële verant
woordelijkheid valt en wie niet.
Ook in een strengere controle op de
gedragingen van de leden van het
Koninklijk Huis zie ik geen heil. Wel
zou ik er een voorstander van zijn
over te gaan tot een herwaardering
van het soort functies, dat door
leden van het Koninklijk Huis
wordt bekleed. Niet dat ik ze zou
willen veroordelen tot levenslang
linten doorknippen als dat zou
moeten, dan zou ik republikein wor
den maar me dunkt dat de prins
in zijn functie als inspecteur-
generaal van de Krijgsmacht aan
nogal wat verleidingen heeft bloot
gestaan. Enige voorzichtigheid na
de opgedane ervaringen lijkt me
toch wel geboden”.
De adviseurs spraken zich tevens
uit tegen het insnoeren van het
recht op vrije meningsuiting en de
vrijheid deel te nemen aan het
maatschappelijk verkeer. Drees en
Oud namen het standpunt in, dat
het te ver zou gaan indien men
verlangde dat ministers steeds tevo
ren kennis zouden nemen van uitla
tingen, door de overige leden van
het Koninklijk Huis gedaan. Een in
het jaar na de nota Marijnen uitge
vaardigd Koninklijk Besluit, inhou
dende, dat alle berichtgeving
betreffende het Koninklijk Huis
met voorafgaande toestemming en
onder verantwoordelijkheid van de
Rijksvoorlichtingsdienst moest
worden openbaar gemaakt, was
dan ook zeker niet conform het
advies van Drees en Oud.
Frankrijk ons in herinnering heeft
gebracht. Ik zeg herinnering, want
de waarheden gelden immers vanaf
het begin van de wereld, maar wer
den al te vaak vergeten. Zij gelden
zowel voor ieder afzonderlijk, als
voor alle volkeren. Ik bedoel de
door u geproclameerde beginselen
van Vrijheid, Gelijkheid en Broe
derschap”.
De rede vond een zeer gunstig
onthaal in een hoofdartikel van het
ook toen al vooruitstrevende week
blad Vrij Nederland, dat gewaagde
van een „historische redevoering”
Hetwelk ernstig in twijfel getrok
ken werd door het Anti-
Revolutionaire volksdeel, dat de
koninklijke verheffing van de
beginselen van de Franse Revolutie
maar matig appreciëren kon. De
Anti-Revolutionaire vertegenwoor
digers in de Eerste en Tweede
Kamer konden dan ook niet nalaten
tegen de gewraakte passage te pro
testeren, en de CHU-senator
dichter-politicus Gerretson ver
klaarde dat „de rede niet slechts de
indruk wekte van partijkiezen in
politieke tegenstellingen, maar ook
nog het veel teerder religieuze volk-
bewustzijn raakte”. Ook persoon
lijk had hij zich gewond gevoeld.
Een „vooraanstaand, maar weinig
politiek man” had hem naar aanlei
ding van de rede zelfs toever
trouwt: „onder ons gezegd, ik hui
ver soms. als ik de koninging hoor
spreken”.
Het parlement had het recht de
regering voor deze redevoering ter
verantwoording te roepen. Immers,
de ministers zijn voor de gedragin
gen van het staatshoofd, met wie zij
samen de regering vormen, direct
verantwoordelijk. De vraag is ech
ter, of diezelfde verantwoordelijk
heid geldt voor andere leden van
het Koninklijk Huis.
Prakke beantwoordt die vraag
Premier Den Uyl herinnerde in
het Kamerdebat dan ook aan de
door hen bepleite vrijheid van han
delen. Overigens stelde diezelfde
Den Uyl in 1970 samen met de frac
tieleiders van nog een andere oppo
sitiepartij, en de vijf toenmalige
regeringspartijen, de toenmalige
regering Biesheuvel pittige vragen
over even pittige uitspraken van
prins Bernhard in NRC-
Handelsblad. Aan het slot van een
niet via de kanalen van de Rijks
voorlichtingsdienst aangevraagd en
gepubliceerd interview met de
De aangekondigde Wet op het
Koningshuis is bepaald geen reactie
te noemen op de moeilijkheden, die
het kabinet Den Uyl heeft onder
vonden bij het aanvaarden van de
verantwoordelijkheid voor de
gedragingen van prins Bernhard, al
doen het moment van aankondi
ging, en de sfeer waarin dat
geschiedde anders vermoeden. Met
de gedeeltelijke grondwetswijzi
ging van 1972 namelijk is er een
artikel in de constitutie opgenomen,
dat een Wet op het Koningshuis,
inhoudende een definiëring van de
leden van dat Koninklijk Huis, ver-
ontkennend. Die overige
maken geen deel uit van de Kroon,
zij zijn niet onschendbaar en met
hen hebben de ministers niets meer
of minder te maken, dan dat zij
familie van het staatshoofd zijn, en
dus de gedragingen van dat staats
hoofd kunnen beïnvloeden. Prakke
spreekt voor de verantwoordelijk
heid, die bewindslieden ten aanzien
van deze leden van het Koninklijk
Huis dragen van een „afgeleide ver
antwoordelijkheid". „Iedere minis
ter is verantwoordelijk voor het
goed functioneren van de staat.
Wanneer iemand die staat schade
berokkent, dan dient een minister
in te grijpen. Dat geldt in het recen
te geval Bernhard, maar dat geldt
ook wanneer Greet Hofmans de
koningin op een bepaalde manier
beïnvloedt, of wanneer een trein
wordt gekaapt, of wanneer er een
energiecrisis uitbreekt. Al die situ
aties kun je een minister natuur
lijk niet persoonlijk aanrekenen,
maar hij kan wel op het matje
geroepen worden. En uit de wille
keurigheid van mijn lijstje kun je
zien, dat het niets uitmaakt, of
iemand op een gegeven moment lid
is van het Koninklijk Huis, of niet.
En dus lost een dergelijke wet niet
veel op, aldus de hoogleraar.
De dag na publicatie van het
interview, viel de hele binnenlandse
politiek over de prins heen. „De
essentie van de democratie was in
gevaar gebracht”, vond PvdA-
fractieleider Den Uyl, en in een
eensgezindheid, die doet denken
aan die van de vorige week stelden
regeringspartijen en oppositiepar
tijen een drietal vragen aan de toen
malige minister-president Biesheu
vel, die onmiddelijk koers zette
naar paleis Soestdijk en de prins
zijn uitlatingen geducht onder de
neus wreef. Biesheuvel, zo ant
woordde deze aan een van tevre
denheid snorrende Kamer, had de
prins nogmaals gewezen op de
noodzaak van het nakomen van de
uit 1965 daterende regeling van de
berichtgeving betreffende het
Koninklijk Huis, op grond waarvan
die berichtgeving door de Rijks
voorlichtingsdienst moet 'worden
voorbereid en uitgevoerd. PvdA-
fractieleider Den Uyl achtte de
terechtwijzing door premier Bies
heuvel „volkomen correct”, en
meende, dat Biesheuvel begrepen
had, dat in dit geval de essentie van
de democratie in het geding was.
Statiefoto tijdens het officiële
bezoek van de president van de
Franse Republiek, René Coty met
zijn vrouw aan ons land. Bij die
gelegenheid hield H.M. de Konin
gin een toespraak dieniet door elke
minister op prijs werd gesteld.
plicht stelde. Op zo’n 10 plaatsen in
onze wetboeken wordt verwezen
naar de leden van het Koninklijk
Huis, onder meer in verband met
hun betaling. Waar de koninklijke
familie enige jaren geleden nog wel
te overzien was, wordt het gelet op
de voortvarendheid waarmee de
Oranjes zich momenteel voortplan
ten zo langzaamaan tijd te gaan
bepalen wie zich t.z.t. als lid van de
koninklijke familie mag beschou
wen en wie niet, met alle respectie
velijke voor- en nadelen van dien.
Zitten er dus wel degelijk prakti
sche voordelen aan een dergelijke
wet, voor wat betreft de problemen
rond de ministeriële verantwoorde
lijkheid lijkt de aangekondigde
regeling voorlopig niet al te veel aan
een oplossing bij te dragen. De
Amsterdamse hoogleraar in het
Nederlands en Vergelijkend staats
recht prof. L. Prakke (38 jaar) stelt
in een commentaar op de Kamerde
batten van maandag dan ook: „De
nu voorgenomen wetgeving moest
er komen, maar de problemen rond
de ministeriële verantwoordelijk
heid voor gedragingen van leden
van het Koninklijk Huis zijn met
zo’n wet bepaald niet uit de wereld.
„Voor een juist begrip van deze
stelling is enig graven in het staats
recht onvermijdelijk.
Volgens de grondwet is de rege
ring opgedragen aan de Kroon. Van
die Kroon maken deel uit de minis
ters én de koningin. Zij tekenen
samen de wetsontwerpen, de konin
klijke besluiten etc., een situatie die
voortvloeit uit de oude situatie,
waarin de koning met behulp van
zijn ministers regeerde. Toen in de
loop van de 19e eeuw die koning
allengs werd ontdaan van zijn
bevoegdheden, en de ministers
uiteindelijk de verantwoordelijk
heid voor het gevoerde beleid tegen
over de volksvertegenwoordiging
moesten dragen, betekende dat ook,
dat zij verantwoordelijk gesteld
konden worden voor de gedragin
gen van die koning, met wie zij
weliswaar de regering uitmaakten,
maar die zelf geen enkele macht
meer bezat. „De koning is
onschendbaar, de ministers zijn
verantwoordelijk”, zo bepaalt dan
ook de grondwet. Die onschend
baarheid onttrekt onze koningin
dan ook aan elke staatkundige kri
tiek, óók voorzover die betrekking
heeft op haar persoonlijk optreden
in functie. Logisch dus, dat bijna
iedere handeling van de koningin
als staatshoofd naar de opvattingen
van de verantwoordelijke bewinds
lieden dient te verlopen. De
bewindslieden kunnen in ieder
geval altijd door de volksvertegen
woordiging op het matje worden
geroepen.
Terugkijkend op de manier,
waarop het kabinet Den Uyl de
Lockheedkwestie behandeld heeft
kan gesteld worden, dat die terug
houdendheid betracht is. In velerlei
zin. Er zijn stemmen opgegaan, die
een strafrechtelijke vervolging van
de prins eisten, maar de regering
heeft die mogelijkheid afgewezen.
Daarbij is totnogtoe niet vermeld,
dat de prins in wezen al een aantal
fikse, ook in het wetboek van straf
recht voorkomende sancties te pak
ken heeft gehad. Zowel de „openba
re boetedoening” als de „publicatie
van het vonnis”, alsmede het
„Berufsverbot” kunnen door een
rechter worden opgelegd.
juristen in Nederland te controleren was, en
waarvan er, zo bleek al snel, niet één in de
Kamer zitting had. En toen het punt van de
ministeriële verantwoordelijkheid voor gedra
gingen van leden van het Koninklijk Huis aan
de orde kwam, toverde premier Den Uyl
soepeltjes een „Wet op het Koningshuis” uit
zijn zwarte mouw, waarbij bepaald zou wor
den, welke leden van de Koninklijke Familie
als lid van het Koninklijk Huis moeten worden
beschouwd, en vooral wie van hen onder de
ministreriële verantwoordelijkheid zouden
Dit is dan ook wel gebeurd. Het
bekendste voorbeeld is natuurlijk
de Greet Hofmans-affaire, maar
een wat minder bekend, doch ver
makelijker voorbeeld is de tafelre
de van de koningin in 1954 bij het
staatsbezoek van de toenmalige
Franse president Coty. De koningin
toverde toen na een ongetwijfeld
tongstrelend gerecht een het Franse
gehoor strelende rede op tafel,
waarin de volgende passage voor
kwam: „Van alle mooie en goede
dingen, waartoe Frankrijk ons
heeft geïnspireerd, zou ik graag de
nadruk willen leggen op enkele
fundamentele waarheden. die
Prakke wijdde aan dit incident een
uitvoerig artikel in het Belgische
tijdschrift voor Bestuursweten
schappen en Publiek Recht, waarin
hij zijn afkeuring uitsprak over,
wat hij noemde, de „overreactie van
premier Biesheuvel”. Hij achtte een
ruime mate van persoonlijke vrij
heid van deleden van het Konink
lijk Huis (met uitzondering van de
koningin) zeer wel verenigbaar met
een onbelemmerd bestuur van het
land, vooropgesteld dat men niet
dadelijk moord en brand
schreeuwt, als een lid van het
Koninklijk Huis op wat minder
gelukkige wijze van die vrijheid
gebruik maakt. „Zou dat geschie
den, dan zou dat’,, volgens Prakke,
„niet primair tot een afstraffing
moeten leiden, maar veeleer tot
zelfbeheersing van het publiek,
daarin voorgegaan door het
kabinet”.
V’
f
te-
te- ||HI|
te