wereldkampioen 1 Hennie Kuiper Titel is als een diploma O* 1 24 door Peter Heerkens Strijdlust Ik IRm? X A 1 Rendement van een trui Zijn succes dat hem optilde tot de Hennie Kuiper deemoedig: „Tja, dat weet ik. Het kan inderdaad een nadeel zijn dat ik nogal veel nadenk over andere zaken dan het wielren nen. Daarom gebeurt het wel eens dat ik een slag mis, want als er hard gewrongen en geduwd moet worden om erbij te zitten dan schrik ik al gauw terug met het idee van: mij niet gezien, ’t is te link. Ais amateur had ik er al moeite mee om goed in de waai er te rijden en dat probleem is geble ven. Alleen als ik me voor bepaalde wedstrijden helemaal inzet, wanneer ik daar naar toeleef met de instelling Een jaartje wereldkampioenschap beschouwend, stelt hij zelf terecht vast: „Ik geloof niet dat ik als wereldkampioen ben afgegaan”. Wat Hennie Kuiper in Ostuni ook moge presteren: hij gaat de wielergeschiedenis in als een waardig wereldkampioen van het seizoen ’75-'76 en of dat zou gebeuren, was indertijd de vraag. Hennie Kuiper had wat te bewijzen toen hij in Yvoir de regenboogtrui binnenhaalde. Hij slaagde. Zijn naam als knokker werd gevestigd, meer overigens dan als prijswinnaar want zo’n type is Kuiper (27 jaar) nu eenmaal niet. De wielersport snakt in deze tijd echter naar grote vechters en wat dat betreft ontplooide de gave van Kuiper zich royaal. In wielertechnisch opzicht beteken de dat een goede leerschool bij Peter Post („ongelooflijk 20 weinig als die jongen van taktiek wist, daar stond ik gewoon van te kijken”) onder wiens ploegleiderschap hij zich stevig ont wikkelde. Zelf zegt Kuiper van zijn seizoen in de regenboogtrui: „Vroe ger was ik een hard-fietser, nu ben ik coureur”. Met filosofische wijsheid ook, bena derde Hennie Kuiper zijn vorig jaar in Yvoir bereikte status als wereld kampioen („waar natuurlijk aardig wat geld aan vastzit, daar draai ik niet omheen”) waarvan hij nu zegt; „Ik heb die regenboogtrui altijd beschouwd als een stimulans, niet als een belasting. Er zijn er die denken en vinden dat zo’n titel op zichzelf stóat, maar daar ben ik het niet mee eens. Van zo’n wereldkampioenschap kun je niet zeggen dat het effect zich op één seizoen richt. Ik ga ervan uit dat het gewoon een onderdeel vormt van een lange tijd; niet dat het een momentopname is. „Mijn handicap”, weet hij, „is dat ik geen spurter ben. Ik moet zwaar solo kunnen rijden, dan ben ik op m’n best. Maar ja, ze laten je niet zo gauw gaan. Overigens zat het Hennie Kuiper dit jaar ook beslist niet mee. Hij werd grossier van teleurstellin gen in het grotere werk: tweede in de ronde van Andalusië, tweede in de Omloop van het Volk, op de laatste dag van Parijs-Nice onttroond als lei der, vier dagen nummer één in de ronde van Spanje en in de sk>t-etappe achteruit gezet en derde in het natio naal kampioenschap waar hij zich moest intomen vanwege het ploegen- belang dat zich op Jan Raas concen treerde. Missers die eerder op een onnozele wijze tot stand kwamen dan dat ze de kwaliteiten van Hennie Kui per in discussie brachten. Hij beves tigde zijn vorm overigens met een overwinning in de ronde van Zwitser land en een rit in de Tour de France, uit welke ronde hij door een valpartij verdween na drie keer de prijs gehad te hebben voor de strijdlustigste ren ner en een dag de trui als leider van het bergklassement. Nog één dag, en dan is Hennie Kuiper geen wereldkampioen wielrennen bij de profs meer. Tenminste: praktisch gesproken. In theorie houdt hij uiteraard zijn kansen wanneer morgen in het diep zuidelijk Italiaanse plaatsje Ostuni de beroepsrenners aanzetten voor de wereldtitel van 1976. „Maar”, overziet Hennie Kuiper de situatie, „ik mag er niet vanuit gaan dat ik wéér win. Uiteindelijk is die kans zó klein. Bovendien is mijn voorbereiding niet optimaal geweest door mijn val in de Tour de France wat me een behoorlijke tijd rust kostte. Daarom verwacht ik er deze keer niet zoveel van. Mijn favoriet is Freddy Maertens. Hij is de grote kanshebber. Zo hard als die jongen momenteel koerst is gewoon niet te geloven. D’r staat geen maat op. „Met zo’n wereldtitel moet je rustig verder werken zoals een jongen die een schooldiploma haalt. Die kan ook niet zeggen: zie-zo dat is binnen, we zien verder wel. Mét dat diploma zal hij moeten werken. Theorie in prak tijk brengen. Zo kijk ik ook tegen mijn wereldkampioenschap aan. Het is iets wat je op lange termijn moet beschouwen als je het over prestatie niveau hebt. En hetzelfde geldt voor de financiële kant. Natuurlijk krijg je als kampioen extra inkomsten, maar ik zie het meer zo dat ik via de gekre gen naamsbekendheid straks als ik uit dit vak stap en wat anders ga doen, makkelijker de deuren open krijg. Dat is ook een vorm van „ermee werken”. Dat is in mijn ogen het rendement van een wereldkampi oenschap. Niet het stellen van: dat heeft zus-en-zoveel opgeleverd Maar een feit is, dat ik van dit jaar wel wat wijzer ben geworden”. .sx Van wereldkampioenen wielrennen bij de beroepsren ners zegt men dat ze rijk worden van die titel. Harm Ottenbros. de zoveel besproken winnaar in 1969, haakte daar eens ooit aardig op In door op de gevel van zijn nieuwe riante woning in Ossendrecht het opschrift te spijkeren „Van Zolder”, waarmee op treffende wijze de vraag „waar doet-ie t van”, beantwoord was. Hennie kuiper glimlacht mild als het gaat over de verdiensten van een wereldkampioen, schudt het hoofd ten teken van enige misprijzing over die hardnekkig woekerende belangstelling voor sporters die een markt waarde hebben zoals hij, en zegt: „Je moet tevreden zijn. Dat is rijk zijn. En ik ben tevreden”. zijn voortdurende relativeringspro- ces, is het voorbeeld van veel oud- collega’s die maatschappelijk in de knel komen wanneer ze eenmaal met wielrennen zijn gestopt. Kuiper: „Dan stort hun wereldje zo hard in, dat ze dingen gaan doen die je nooit van ze verwacht had en waarmee ze in opspraak komen. Eenvoudig omdat ze met zichzelf geen raad weten. Ook daar wil ik voor waken. Ik bouw bewust aan een bestaan bui ten de wielersport, bijvoorbeeld via vrienden en kennissen. Ik wil goede contacten hebben met mensen die me niet kennen als wielervedette maar bij wie ik kan aankomen wanneer ik met persoonlijke problemen in de put zit. Voor mijn part weten ze niet eens dat een wiel rond is, als ik maar over m’n eigen zaakjes kan praten zonder dat daar een beïnvloeding bij is van mijn positie als bekend wielrenner. Dat vind ik belangrijk”. Hennie Kuiper aan het eind van dit voor hem bewogen wielerjaar. „Ik heb veel geleerd, de verplichtingen die je als wereldkampioen hebt gaf me veel drukte, ik heb erg genoten van de privileges die je als eigenaar van zo’n trui krijgt en ik voel me als wielrenner een stuk gegroeid. Ik heb dit jaar bereikt wat ik wilde bereiken van echt te moeten, dan kan ik die schrik voor valpartijen wel overwin nen en meegaan met een ontsnap ping. Maar anders geef ik het vrij gauw op. Er is nog wel meer in het leven dan fietsen, denk ik dan. In die prof ronde van Nederland vorige week, heb ik dat nog eens extra beseft toen Ron Nieuwenhuys, die cameraman van de NOS, zo’n ernstig ongeluk kreeg en toen ik een dag later een agent van de begeleidings- colonne gewond langs de weg zag liggen na een botsing. Dat zijn momenten waarop ik zeker weet dat beroepszaken erg betrekkelijk zijn, wat je ook doet. Steeds als ik ellende ontdek, ben ik blij en zielsgelukkig met wat ik in mijn privé-leven heb. Dat gevoel, dat noem ik rijk. Niet een bedrag van een ton op je spaarbank boekje. Er is momenteel zóveel geld in omloop: een tweede auto, een kleu rentelevisie, een verre reis, allemaal heel gewoon. Maar ik kan niet zeggen dat ik de mensen daardoor gelukki ger zie worden. De mensen kunnen niet meer tevreden zijn, vind ik”. Wat Hennie Kuiper voorts sterkt in Peter Post: „soms te rustig”. Die filosofische inslag kenmerkt Hennie Kuiper („ik stel het echt niet zo omdat ik nou toevallig toch al lekker verdiénd heb. Dat staat er helemaal buiten”) die er geen geheim van maakt dat hij het wielrennen maar een uiterst betrekkelijke zaak vindt. „Ik wil geen slaaf van m’n fiets zijn. Er zijn zoveel mooie dingen bui ten het fietsen”, houdt hij zich voor, „en die wil ik voor geen prijs missen. Het lijkt me verschrikkelijk om alleen met het wielrennen te moeten leven. Stel je voor dat je thuis aan tafel over niks anders kunt praten dan het koersen. Asjeblieft zeg. Ik mag er niet aan denken”. Eerlijk als Hennie Kuiper kan zijn, valt hij zon der omwegen zijn ploegleider Peter Post bij als die opmerkt dat Hennie Kuiper ten gevolge van zijn instelling nogal eens te rustig rijdt. Post: „Ik vind hem een geweldige coureur, een man met klasse want als je kunt wat Kuipertje dit seizoen deed, dan héb je klasse. Zonder meer. Maar soms. Soms.Soms denk ik: vlieg d’r ver domme toch eens hard in. Ga d’r eens tegenaan. Dat zijn van die momenten waarop hij voor zichzelf heeft vastge steld dat hij ontspannen wil rijden, maar dat kan in dit vak niet. Ik vind het flauwekul om te roepen: ik stem daar- en-daar m’n koers op af, of: ik wil nu relaxen om me voor te berei den op die-en-die wedstrijd. Het is nou eenmaal zo dat je moet pakken wat je pakken kunt. Als de kastelein van die zaak hier z’n hele zomersei zoen afstemt op twee of drie grote partijen en met een van die feestjes gaat het niet zoals ie wilde, dan loopt ie ook niet binnen. Dat bedoel ik maar”. - galerij der vedetten bevocht Hennie Kuiper met een enorme strijdlust, gewriemel van waaiers en demarrage» gefriemel van waaiers en demarrages te ontlopen. Hij presenteerde zich als een wereldkampioen die tintelde van ijver, daarmee stevig op de voor grond kwam („Ik wilde wat laten zien, want als wereldkampioen heb je je verplichtingen. Daar ben ik me erg van bewust geweest”) maar die gere kend naar de keiharde resultaten van eerste plaatsen niet erg ver kwam. Het is een gril in de prestatiecurve van Hennie Kuiper waar wel nooit verandering in zal komen. Zijn patent berust bij weinige maar wel spectaculaire overwinningen. g®

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1976 | | pagina 25