Verraad van
eigen
lotgenoten
i
Joodse zelfhaat Oostenrijkse bondskanselier
O
teft'. ft. I
ft
few
door Ton Kors
Joodse zelfhaat
Kiesrecht
Protesten
Fe1
Symbool
Liquidaties
Aspiraties
ft.
ft
ft
ft'
Toen in 1945 bevrijdingstroepen
Oostenrijk binnentrokken was er van
de eens zo bloeiende joodse gemeen
schap in dat land bijna geen spoor
meer te vinden. De Nazi’s hadden zes
tigduizend joden naar de gaskamers
van de concentratiekampen gesleept
en van de honderddertigduizend joden
die na de „Anschluss” in 1938 naar het
buitenland waren gevlucht was het lot
niet veel beter. Wenen, decennia lang
een van ’s werelds bloeiendste cultuur
steden, waar de componist Mahler en
de psycho-analyticus Siegmund Freud
eens hun onvervangbaar werk deden,
telde nog slechts een paar honderd
joodse inwoners die de meedogenloze
klopjacht hadden kunnen overleven.
Wat Oostenrijk wel na de oorlog had
was een ongelooflijk groot aantal
(toen) oud-leden van de NSDAP. Van
de ongeveer 6,5 miljoen inwoners die
het land na de oorlog registreerde
waren er op z’n voorzichtigst gesteld
567.000 lid van de partij geweest. Zes
tigduizend man had dienst verricht
voor de SA en op z’n minst twintigdui
zend hadden het gehate SS-uniform
gedragen.
In heel het vernietigingsplan dat het
Nazi-rijk van Hitler onder leiding van
Adolf Eichmann had uitgebroed om de
joden te verdelgen speelden de Oos
tenrijkers een dominerende rol. Trans
portchef van de „Zentralstelle für
jüdische Auswanderung” was de Oos
tenrijker Franz Novak, die 170.000
joden naar de vernietigingskampen
bracht.
ft
ft- ft‘> i
fa ft.
Van Amerongen zocht naar achtergrond
van Kreisky’s acties tegen Wiesenthal
ze
De lijst van Oostenrijkse oorlogsmisdadigers is
eindeloos veel langer. Ook Nederland heeft
genoeg Oostenrijkers gekend die tijdens de bezet
ting ons land terroriseerde. Namen als Seyss-
Inquart, Rajakowitsch, Rauter en Fischböck roe
pen nog steeds bij velen bittere herinneringen op.
De geschiedenis van de naoorlogse berechting
van de Oostenrijkse oorlogsmisdadigers is een
aaneenschakeling geweest van schandalen, ver
oorzaakt door een „lamlendig justitieel apparaat,
een slecht gezuiverd magistratenkorps en veelal
partijdige jury’s”. Dikwijls was het zo dat voor
malige leden van de SA in de jury’s zitting had
den. Advocaten die hun cliënten afschilderden als
slachtoffers van het „internationale jodendom”
kregen stormachtig applaus en joodse getuigen
werden maar al te vaak uitgelachen. Het was
Simon Wiesenthal die bij het Oostenrijkse Open
baar Ministerie bewijsmateriaal tegen de meeste
nazi-kopstukken deponeerde, hetgeen in veel
gevallen tot niets leidde. Vooral na 1970, toen de
socialistische partij van Bruno Kreisky met een
meerderheid van stemmen in het Oostenrijkse
parlement aan de macht kwam, leidde het vele
speurwerk van Wiesenthal tot praktisch geen
enkel resultaat, laat staan tot veroordelingen.
De SS-Unterscharführer Johann Vincenz Gogl,
die in Mauthausen gevangenen doodschoot, de
SS-Obersturmführer Walter Dejaco en de SS-
Untersturmführer Fritz Ertel, die gezamenlijk de
gaskamers van Auschwitz bouwden en later repa
reerden, werden vrijgesproken. Terecht sarcas
tisch vroeg het joodse tijdschrift „Der Ausweg” in
de tijd van die geruchtmakende processen zich af
„waar de schuldigen zijn gebleven en of de joden
wellicht zich zelf hebben vergast”.
Een partijbons stelde in die dagen: „Als de
vergaste joden nog zouden kunnen stemmen, ja,
dan was ik wel bereid om op verkiezingsdagen de
„Die man moet verdwijnen”, kreet Kreisky en
„Ik zeg nog één keer, de man is naar mijn mening
een agent, die maffia-methoden hanteert” Kreis
ky kondigde met veel tam-tam een groot proces
aan, waarvoor Peter een aanklacht tegen Wiesen
thal indiende. Die op zijn beurt diende een aan
klacht in tegen Kreisky, ondanks diens parlemen
taire onschendbaarheid. Kreisky verklaarde dat
hij voor dit proces daarvan afstand zou doen.
Daarmee wordt dan gelijk een antwoord gege
ven op de vraag waarom de Oostenrijkse socialis
tische partij het felle optreden van bondskanse
lier Kreisky tegen de joden, Israel en in het
bijzonder de nazi-speurder Simon Wiesenthal de
afgelopen jaren kritiekloos tolereerde. Het is een
van de vragen die de Vrij Nederland-journalist
Martin van Amerongen zich gesteld heeft in de
inleiding van zijn nieuwste boek „De samenzwe
ringen tegen Simon Wiesenthal”.
Hij heeft naar aanleiding van de laatste, zeer
heftige aanval van Kreisky, zelf een jood, op
Wiesenthal eind vorig jaar naar de achtergronden
en redenen van diens gedrag gezocht. Naast de
vraag waarom de SPÖ Kreisky steunde, staat in
dit boek dan ook het probleem centraal wat
Kreisky bewoog om „uigerekend” Wiesenthal tot
Oostenrijks volksvijand nummer één te bestem
pelen, en ook wat Wiesenthal bewoog om ondanks
„de bewijsbare voosheid van het tegen hem aan
gevoerde bewijsmateriaal toch het hoofd voor zijn
belager te buigen”.
Van Amerongen schetst in zijn boek Kreisky
aan het begin van zijn carrière als een romantisch
socialist die in 1936 in het Wiener Landesgericht
nog overtuigd kon zeggen: „Ik beschouw de klas
senstrijd als het enige middel om de werkende
massa te bevrijden”. De oorlogsjaren bracht hij in
Zweden door. Hij verloor eenentwintig familiele
den, die vielen onder het nazi-geweld. Pas in 1951,
nadat de Oostenrijkse socialistische partij jaren
te kennen had gegeven een terugkeer van joodse
vluchtelingen niet zo erg op prijs te stellen, kwam
hij naar Wenen terug.
In 1966 kwam zijn kans toen de destijdse SPÖ-
voorzitter Pittermann stemmen verloor en de con
currerende ÖVP aan de macht hielp door zich niet
nadrukkelijk te distantiëren van de communisten.
Dezen toen zij kansloos waren een zetel in het
Oostenrijkse parlement te veroveren riepen
hun achterban op socialistisch te stemmen. Alleen
die manoeuvre al bezorgde de Oostenrijkers kou
de rillingen ook toen speelde daar nog het
Koude Oorlog-syndroom waardoor de SPÖ de
verkiezingen verloor.
Kreisky nam de voorzittershamer van Pitter
mann over en verlegde onmiddellijk de koers. Hij
stelde dat de sociaal-democraten absoluut niets
met de communisten te maken wilden hebben.
„Hij begreep, in tegenstelling met Pittermann,
wat de doorslaggevende factoren zijn in de Oos
tenrijkse politiek: gematigde hervormingsdrang
Freud klaagde al in 1919 in een brief over
Wenen: „de ellendige situatie in deze stad, waar
het onmogelijk is om zich in leven te houden”. Van
Amerongen in 1976: „In het geestelijk verscheur
de Wenen van thans was Freud handen te kort
gekomen”.
de
olg
jor
tse
ran
Dit
ird
pe-
ug-
del
>is-
de
de
(de
aat
in
lop
eel
jen
jen
fik
•in.
dat
Ik
Jat
lijk
ver
op
or-
gs-
en-
op.
na
en
ent
an-
ijn
lis
sen
io-
jke
liet
:ht
ide
tad
'en
ele
op
er
fde
•ke
ge-
jor
tie-
lis-
ch-
toe
rdt
ire
eer
or-
rei-
ijd
op
telt
ge-
aal
rdt
te
pe-
die
ten
en,
ing
'an
srg
(en
en-
en-
len
de
ele
uit
tha
en.
1de
de
>en
len
>is-
vre
i in
len
eel
len
;en
en
de-
de
dn)
>is-
!OU
en,
an-
als
me
,Ze
iel,
ind
der
if”.
Maar een andere belangrijke rol op de achter
grond bij Kreisky speelde iets wat men pleegt te
noemen de „joodse zelfhaat”. In zijn boek komt
Van Amerongen niet helemaal uit de opgave een
duidelijke omschrijving van dit begrip te geven,
ondanks dat hij daarbij filosofen als Theodor
Lessing en Otto Weininger citeert. Wel Somt Van
Amerongen tal van Kreisky’ uitlatingen op, die de
joodse zelfhaat van de bondskanselier moeten
illustieren, uitspraken die vele keren leidden tot
kleine en grote incidenten.
niet door de jodendoor de Israeli’s in de
beklaagdenbank te laten zetten. Als de joden
een volk vormen, dan vormen zij een ellendig
volk.” De botsingen tussen hem en Israel waren
talrijk. In 1973 sloot hij het Oostenrijkse door
gangskamp voor Russische Joden in Schönau
onder druk van Arabische terroristen en hij ver
zuimde zijn Israëlische partijgenoten in 1973 te
waarschuwen dat hun land aan de rand van een
oorlog stond, ondanks dat hij dit de dag voor de
Jom-Kippoer oorlog persoonlijk had gehoord van
de Egyptische minister Fahmi.
De joodse zelfhaat van Kreisky leidde opnieuw
tot een dieptepunt toen Wiesenthal na de Oosten
rijkse verkiezingen eind 1975 een persconferentie
belegde waarop hij de nieuwe kandidaat van
Kreisky voor het vice-kanselierschap Friedrich
Peter beschuldige deel te hebben genomen aan
liquidaties van joden in Tjecho-Slowakije. Kreis
ky reageerde buitenzinnig van woede en ontzegde
Wiesenthal het recht zich met de Oostenrijkse
politiek te bemoeien, alleen al vanwege het feit dat
de joodse speurder zelf geen vlekkeloos verleden
zou hebben en in de oorlogvolgens zijn beschul
diging zich voor de Gestapo als agent verdien
stelijk had gemaakt.
De publicist kwam zelf met Kreisky in conflict
door een interview in 1970, gepubliceerd op 1 juli
in Vrij Nederland. Van Amerongen sprak met de
kanselier over de activiteiten van Simon Wiesen
thal, van wie Kreisky zei: „We maken geen jacht
op Wiesenthal. U bent in Nederland slecht mge-
licht over de activiteiten van ir. Wiesenthal. Er
wordt volop gediscussieerd over de wenselijkheid
van persoonlijke vrijheid voor de mens; hoe valt
daarmee te rijmen, dat een privé-organisatie de
mensen zou mogen beloeren? Dat kan men niet
toestaan. Wiesenthal is een joodse fascist. De
wijze waarop hij onze minister van binnenlandse
zaken Rösch, dertig jaar na dato zijn lidmaat
schap van de Hitler-Jugend heeft aangewre
ven Nee, ir. Wiesenthal is een zeer reactionaire
man, die dicht bij de ÖVP staat. Gelukkig is hij
een reactionaire man, gelukkig vindt men onder
ons joden ook reactionairen, net zoals men bij ons
joden dieven, moordenaars en prostituées vindt.
Zo hoort het ook. Maar al met al vind ik de hele ir.
Wiesenthal helemaal niet belangrijk”.
De controverse tussen Bruno Kreisky en Simon
Wiesenthal is al lang geleden ontstaan. Niet alleen
door de omwenteling van de SPÖ voor de
oorlog een partij met een „glorieus, anti
fascistisch verleden” gestuwd door een joodse
linkse, intellectuele vleugel, na de oorlog een
verzamelbak van rechtsen, die gemakkelijk de
verschrikkingen konden overleven, versterkt
door grote horden neo-nazi’s maar ook door de
persoon van Kreisky en zijn politieke opportunis
tische aspiraties.
De samenzwering tegen Simon Wiesenthal, door Martin van Ame
rongen. Uitgeverij De Arbeiderspers in Amsterdam. Prijs 17.50
De revenuen van dit boek komen ten goede aan het Simon
Weisenthal-fonds
Van Amerongen besluit zijn uitstekend gedocu
menteerd en verhelderend geschreven boek
(alleen daarom al is het te hopen dat „De samen
zweringen tegen Simon Wiesenthal” in het Oos
tenrijks en Duits wordt vertaald) met „De zaak
heeft Wiesenthal geen goed gedaan; iemands
levenswandel moge nog zo onbesproken zijn, het
moment dat men het doelwit wordt van het publi
citaire en politieke krijgsbedrijf is het onmogelijk
om met een onbevlekt blazoen het strijdperk te
verlaten. Ook Kreisky kan zich moeilijk de triom
fator noemen. Zijn reputatie is eveneens (en aan
merkelijk méér) aangetast, terwijl zijn traumati
sche uitbarstingen tegen de joden en de joodse
staat het einde hebben betekend van zijn illusie
ooit nog een bemiddelende rol in het Midden
oosten te kunnen spelen”.
Anton Brunner had de leiding bij de slachting
van de Oostenrijkse joodse gemeenschap. Zijn
broer Alois vernietigde de joden in Griekenland
en Slowakije. De Oostenrijkse advocaat
Sammern-Frankenegg heeft de zeshonderddui
zend dode joden van het Ghetto van Warschau op
zijn geweten.
Na de oorlog werd aan ongeveer 700.000 nazi's
het actief en passief kiesrecht ontnomen. Toen na
de verkiezingen in 1945 bleek dat de socialistische
SPÖ en de katholieke ÖVP elkaar aardig, wat
stemmenmateriaal betreft, in evenwicht hielden,
werd duidelijk dat „dit potentieel aan stemmen
mogelijk het verschil zou gaan betekenen tussen
de regeringsverantwoordelijkheid en de opposi
tie”. Vier jaar later mochten de nazi’s wederom
naar de Oostenrijkse stembus, hetgeen tot gevolg
had dat het neo-nazistische Verbond van Onaf-
hankelijken (lees „voormaligen”) met zestien neo
nazi’s in het Oostenrijkse parlement kwam,
ondanks lonken van de SPÖ. Dit verbond was
voor zowel socialisten als katholieken een concur
rerende partij en toen dat begrepen was, ont
brandde tussen de SPÖ en ÖVP een hevige strijd
om zoveel mogelijk „Alte Kameraden” voor zich
in te winnen. Vooraanstaande nazi’s kregen ver
kiesbare plaatsen op de lijsten om maar vooral
duidelijk te maken dat vanaf toen gold„Es muass
amal a Ruah sein”.
naai Israel zal brengen. In 1973 sloot Kreisky het door
gangskamp voor Russische joden in Schönau onder druk
van Arabische terroristen.
Het interview leidde tot een wereldwijd conflict.
Kreisky ontkende zijn uitlatingen, ondanks dat hij
de Duitse vertaling van het vraaggesprek geauto
riseerd had en geen enkele van zijn krasse uitla
tingen had geschrapt. Uit heel de wereld regende
het protesten. Kreisky diende aanklachten in.
Wiesenthal stelde zich achter Van Amerongen,
gaf de ene verklaring na de andere uit en werd
volop geïnterviewd. De zaak begon anders te
lopen toen Kreisky tegenover een verslaggever
van de Weense „Wochenpresse” verklaarde dat
hij de uitdrukking „joodse fascist" wel had
gebruikt. Na twee, drie maanden werden de aan
klachten ingetrokken. „Kreisky hervatte zijn
bestuurlijke arbeid en Wiesenthal boog zich weer
over zijn dossiers”
De incidenten bleven komen. Tegenover een
Israëlische journalist zei Kreisky: „Ik hoef mij
nazi-misdaden aan de orde te stellen, maar helaas
hebben we de stemmen nodig van diegenen die de
joden hebben vergast”. En dat is dan de reden
waarom beide partijen sterk geïnfiltreerd raakten
door neo-nazi’s, de socialistische partij het sterkst.
Blijft de vraag waarom Kreisky in toenemende
mate zijn joodse achtergrond begon te vergeten
en in het conflict met Wiesenthal deze een
„Gestapo-agent” noemde. Kreisky mankeerde het
niet aan politieke machtsaspiraties. In het begin
van de jaren zestig, toen hij nog het ambt van
minister van buitenlandse zaken bekleedde,
besefte hij dat vanwege zijn achtergronden twee
functies voor hem onbereikbaar waren, namelijk
dat van SPÖ-voorzitter en dat van bondskanse
lier. „Toen hij zijn partij- en landgenoten beter
leerde kennen begon hij te beseffen dat hij juist
dank zij zijn achtergronden de man voor deze
functies was.”
Wenen 1972: Een Russische jood met aochtertje op weg
naai de jumbo-jet die hen met nog bijna 350 lotgenoten
I
en geprofileerd anti-communisme, plus een
demonstratieve bereidheid om een streep te zetten
door het niet zelden twijfelachtige verleden van
het grote aantal zwevende kiezers. En juist de
jood Kreisky fungeerde beter dan wie ook als
symbool van verzoeningspolitiek”, constateert
Van Amerongen. „De nazi’s waren alleen al geluk
kig met Kreisky, omdat slechts hij hun weer
maatschappelijk aanzien kon verschaffen. Een
joodse bondskanselier betekende voor hen de
officiële slotakte van een verleden, waarvan zij
voor eens en voor altijd verlost wilden zijn.”
De verkiezing van Bruno Kreisky tot SPÖ-
voorzitter, respectievelijk Oostenrijks bondskan
selier is niet het gevolg geweest van een anti
fascistisch louteringsproces, zoals menigeen
hoopvol veronderstelt, aldus Van Amerongen.
„Het was veeleer het resultaat van een tactische
manoeuvre, een wissel op het manifeste nationale
schuldgevoel, vermengd met de agressieve hang
naar rehabilitatie, met een eigentijdse variant op
het anti-semitisme als uiteindelijk resultaat: „We
zouden echt niets tegen de joden hebben, als ze
allemaal zoals Kreisky waren”.
De wereld stond stomverbaasd van het „verle
den” van Wiesenthal en protesteerde. En hoewel
niemand buiten Oostenrijk de uitlatingen van
Kreisky serieus opvatte, bleef bij velen wel de idee
hangen dat er misschien toch wel wat met Wiesen
thal aan de hand moet zijn geweest De Oosten
rijkse socialistische partij stelde zich in ieder
geval achter Kreisky op, met uitzondering van een
enkeling die openlijk protesteerde. Maar uit de
golf van kritiek die uit tal van landen over Oosten
rijk spoelde, destilleerde Kreisky wel dat hij te ver
was gegaan, waarop hij begon te zeggen dat de
pers zijn uitlatingen vervalst had en uiteindelijk
de aanklacht tegen Wiesenthal ingetrökken werd.
Wiesenthal deed hetzelfde, al was het alleen maar
voor de gemoedsrust van zijn vrouw, maar ook
met het besef dat de jarenlange strijd die hij tegen
Oostenrijkse oorlogsmisdadigers had gevoerd op
niets was uitgelopen en ook in de toekomst tot
niets zou leiden. Begin 1976 legde hij een verkla
ring af zijn documentatiecentrum was inmid
dels onder bedreigingen al verhuisddat hij zijn
onderzoek tegen Oostenrijkse nazi's zou stopzet
ten en dat hij zich in de toekomst alleen nog maar
zou richten op oorlogsmisdadigers in de Verenig
de Staten en Duitsland.